1634 Pest te Mechelen en eldersxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Mechelen kende, zoals
trouwens gans Europa, in het verre verleden eveneens regelmatig
weerkerende pestepidemieën. Vooral
bekend is de epidemie van 1634 gebleven waarbij niet minder dan 2600 mensen het
leven verloren, een reusachtig getal, als men weet dat de toenmalige bevolking
van Mechelen op slechts 20.900 zielen geraamd wordt !
De pest, trouwe
volgelinge van oorlogen en ontberingen, was er nadien nog in 1665, in 1666 en in 1669,
schrikwekkender dan ooit.
Uit de befaamde
pestordonnantie van 1556, nog van kracht tot 1669, volgen hier enkele
bepalingen : zodra een huis wordt erkend als besmet, moet het worden gesloten
en mogen nog enkel de vensters boven de eerste verdieping worden geopend. Er
dienen witte latten geslagen dwars op de deuren, ten teken dat het huis besmet
is.
Personen die met een
zieke in aanraking komen mogen niet buitenshuis verschijnen dan met een witte
stok in de hand ; ze mogen geen voet zetten in lokalen waar eetwaren verkocht
worden, noch in kerken of kloosters (tenzij om er de sakramenten te ontvangen).
Wensen ze toch iets te
kopen, dan worden de waren hun door middel van een lange stok door het venster
van de winkel toegestoken en dienen de kopers hun geld in een emmer water voor
de winkeldeur te werpen.
Na het overlijden van
de zieke moet al het beddengoed en de klederen s nachts gewassen worden. De
kamer van de overledene dient vijf à zes weken verlucht te worden, geschuurd en
verwarmd.
Met het schuren van
besmette huizen worden de Zwartzusters belast.
Paal en perk wordt
gesteld aan het vrij langs de straten lopen van varkens. Samenscholingen van
buren die kletspraten voor hun deur, worden verboden evenals vergaderingen of danspartijen.
Vrouwen mogen niet
meer met hun rok over het hoofd geslagen rondlopen, tenzij bij regenachtig
weder...
Reeds in de 15e
eeuw bestonden er pesthuizen in Mechelen. De oudste zouden deel uitgemaakt
hebben van het klooster der Zwartzusters aan de gelijknamige vest.
Later werden bij
epidemieën, buiten de stadswallen gelegenheidspesthuizen ingericht.
Zo weten we, dat bij
de epidemie van 1518 -1519 het Mechelse stadsbestuur extra pesthuizen liet
inrichten op de gehuchten Nekkerspoel, Auwegem en Battel...
(Gazet van Antwerpen
-21/12/1985)
1638 Op de plaats
waar later het Leestse gemeentehuis met aangebouwd schoolhuis
zou komen werd in 1638 aangevangen
met de bouw van het kostershuis.
Het behoorde voor de helft aan de
kerk en de andere helft aan de H. Geesttafel.
Meer info onder 1829 bouw van de
jongensschool in de Scheerstraat.
(DB, November 1985)
1638 4 maart :
Vrouwe Elisabeth de Clermes, weduwe van wijlen Guilliam Dierickx,
in zijn leven capitain ten dienst van syne
con.maj. geeft aan Geeraert
Couckelbergh en Jan Bulens,
H.Geestmeesters te Leest, ten voordeel van de H.-
Geesttafel een dachwant land
gelegen op de couter te Heffen bij de meulen.
(Schepenakte van Mechelen
Parochie-Archief Leest)
1639 24 januari : Gillis Bessems sone Anthonis, daer moeder
aff was Cathelijne
Peeters, verkoopt aan Franchois Van
Orssele, bakker, een erfelijke rente van 12
gulden 10 stuiver jaarlijks op land
en huis van 2 bunderen gelegen te Leest in de
Biest. (Schepenakte van Mechelen, Parochie-Archief
Leest)
1644 In 1644 werd
Gregorius Caelendries pastoor te Leest en dit tot 1648.
Onder zijn pastoorschap werd in
1647 het timmerwerk van de toren vernieuwd en
sterker gemaakt teneinde zwaardere
klokken te kunnen dragen.
1644 12 mei : Jan
Nagels, pachter te Leest geeft aan Juffr. Willemijns Vanden Venne
wijlen Adolphs dochter, daer moeder
aff was Jouffr. Marie Van Leyen, de 6
carolus gulden en 5 stuiver erfel.
rente op een huis en hof en gronden te Leest aen
de Heyde. (Schepenakte van
Mechelen, Parochie-Archief Leest)
1645 ...stuck lants
geheeten Domdach onder Leest omtrent het Scheurcappruyn.
Uit akten van de 14e
eeuw blijkt dat de familie Doemsdach er vele goederen
had. (AM)
1646 Na de rustige
periode van Albrecht en Isabella laait de oorlog tussen Spanje en
Holland weer op. Ook de kerk van
Leest krijgt daar zoals steeds de weerslag van :
verscheidene keren worden de
kostbaarste kerckendingen in den noot van
soldaten in allerijl naar Mechelen gebracht als men
gonck vluchten (1646 en
1705).
En in 1677 wordt een sauvegarde
aangesteld tot bewachnisse om onze kercke
te bevrijden door ordre van
mijnheer pastoir Van Espen.
Peeter Van Buxom moet de muur aan
de kerkdeur behoorlijk repareren die de
soldaten moet geweld gebroken
hadden. Het hout van de afgebroken deur
wordt
naar Mechelen gevoerd voor verkoop.
(WLS,blz.16)
1647 Ordonnantie
vander gulde vanden Handboghe Schutters binnen den dorpe van
Leest ...opden Sinte Sebastiaen inden Jaer
1647 den 20 january.
Om goede ende broederlycke liefde
te stellen over de gulde van den Handboghe
binnen den dorpe van Leest ende
boghen gesellen ende guldebroeders van deser
soo syn byden Heere hooftman onderhooftman
gesworen dekens andermans
vandegroote gulde van den edelen
handboghe binnen Mechelen naer oude
costumen gestatuert de poincten
ende artikelen hier naer volgende om die inder
serlver gulden ende by alle die ghene inden
Eedt van dyer syn elck in syn regard
als voordaen achter volgt ende
onderhouden te worden tot dat by den voorscreven
heere hooftman anders hier inne sal
geordonneert wesen reserverende den selven
hooftman syn hondert ende macht om
dese selve poincten ende artikelen te mogen
interpreteren minderen meerderen
ende veranderen altyt als het hen goetduncken
sal amuserende ende doende te niet
alle voorgaende ordonnantien ende statuyten
eertyts der selver gulde verleent
ende uytgegeven...
Den Eedt
Onder dit mennelyck geselschap
eendrachtig begere ick vreetsamentlyck te
verheeren de catholycke kercke
warachtich belove ick trouwe, oock de eere weert
alder eeren der stadt mechelen sal
ick vermeeren, geoorsaem onsen coninck heere
hooftman joeckens mede, Schot ende
loten sal ick genen sonder verseeren gelyck
myne medebroeders naer ander seden
discort sal ick verjaghen ende houden
vreede den edelen handboghe in syn
staende pese sal ick eenen in dorpen en
steden op dat ick niet en verwowe
goedts toren zoo helpe my sinte sebastiaen
syn vriendt vercoren...
Ondertekend door J. Bouvekercke Hooftman van de gulde
(Rijksarchief Antwerpen)
De Gilde van Sint Sebastiaan
Deze gilde van Sint Sebastiaan
schijnt de oudste vereniging van Leest geweest te
zijn want deze rol verwees naar een
nog ouder reglement : ze deed teniet
alle
voorgaande ordonnantien ende
statuyten eertyts der server gulde verleent ende
uytgegeven.
In 1650 bestond het bestuur uit
hoofdman Jonkeer Jan Jeronimo De Clercq,
heere
van Bouvekerke, coninck Gillis
Moldermans en dekens van de gilde
Nicolaus
Coeckelbercks en Niclaes Loocx.
Hun lokaal lag tegens het
kerckhoff en werd bewoond door Jan Verlinden.
(Gijs-Thys,reg. Nr.72 f°13)
Als aansluitingsgeld betaalde men
15 stuiver en bij die gelegenheid legde men
ook den Eedt af. Wilde iemand de gilde vaarwel zeggen, dan
kostte hem dat
6 gulden (art.18).
De schuttersgilde was trouwens
enkel voor welstellenden, want wie van den
arme genoot, werd niet aanvaard
(art.32). Dit artikel werd echter later uit de
statuten geschrapt.
Eenmaal per jaar was het
Koningsschieting, dan hing de hoofdman naer oude
costuymen de breucke om de hals
van de koning. Deze breucke ging elk jaar
naar een ander. Ze werd door de
koning gedragen bij alle officiele evenementen
zoals het teerfeest, processies,
enz.
Op de dag van de koningsschieting
betaalde elke gildebroeder zes stuiver, of hij
schoot of niet, tot profijte
vanden coninck die alsdan den papegaey afgeschoten
sal hebben, waer voren den coninck
gehouden zal wesen te geven een tonne
goet bier. (art.20)
De gildeleden stapten op in de
processie van Sinte-Nicolaes op de ommegangsdag
met gespannen boech ende pijl.
(art.11)
Ze gingen ook mee, op straffe van
12 stuiver boete, in de processies van Hombeek
en Heffen (art.10).
Was er een schutter gestorven dan
waren het de zes dichtstbijwonende
gildebroeders die hun makker naar
de kerk en naar het graf droegen. Daarvoor
kregen ze achteraf een pot goet
bier. (art.30)
De feestdag van Sint-Sebastiaan, 20
januari, was hun jaarlijkse Teerdag.
Men begon met eerst eerelycke ter
kercke te gane ende de misse te hooren ende
te
offeren de silveren penninck(art.12).
Na de mis werd eens goed gegeten,
gedronken en gedanst.
Oudere dorpsbewoners weten nog te
vertellen hoe die dag ook de vrouwen van de
partij waren : zij schoten op de hoge
wip die voor de gelegenheid midden in het
dorp was geplaatst. Wie koningin
schoot moest de koffie betalen.
Daarna volgde de koningsschieting
van de mannen, dit alles werd opgeluisterd
door een harmoniemuzikant en
trommelaars.
De laatste staande wip stond op de
Tisseltbaan, achter het Wiphuis.
Daar werd nog geregeld geschoten
tot aan de Eerste Wereldoorlog. Nadien werd
de schuttersgilde opgedoekt.
De breucke(of breuk was een
soort met goud en zilver belegde hermelijnen
kledingsstuk) werd verkocht aan een antiquair uit Brussel.
Pogingen om die terug
te bekomen liepen op een sisser
uit.
In 1928 vond mevrouw Voet op haar zolder een
bestofte perkamenten rol : het
was het reglement uit 1735,
bestaande uit 37 artikelen van de gulde vanden
Handbogheschutters binnen den dorpe
van Leest. Deze rol wordt thans bewaard
op de pastorij.
Het onderschrift van deze uit 37
artikelen bestaande rolle luidde :
Dese voorschreven Rolle ende
Ordonnantie is bij mij onderges. als Hooftman
van de Gulde van den Eedelen
hantboghe binnen der stadt van Mechelen naer
alle oude Costuijmen ende Usantiën
alsoo vernieuwt ende aen die van Leest
verleent, op heden den 21 Mey 1735.
P t P Roose, Baron van
Leeuw.
Albert Huysmans publiceerde in De
Band van juli 1979 een lijst met
locaties en
jaartallen alwaar de schutters zich konden uitleven:
vaste staande wip : 1785
Tisseltbaan, liggende wip : 1889 Sint Sebastiaen, 1919
In den Boerenhandel, 1930 Belle Vue.
Op doelen : 1839 Het Knippershol, 1845
Winkelstraat, 1850 Zennebrug en
1854 Huis ten Halven.
Sint Sebastiaen bezat ook nog een
bollebaan onder een rieten afdak, met in de
lemen vloer aan beide uiteinden een
pollepel holte, waarin een halve bol met een
cirkel van 15 cm pastte. Twee groepen trachtten met
een rollende of schuivende
buiging het grootst aantal halve
bollen bij de tegenstrevers te scoren.
Na W.O.I werd te Leest enkel nog
geschoten op de liggende wip en op doelen.
Schuttersverenigingen waren nog :
Ons Vermaak, met lokaal bij Huybrechts in
de Dorpsstraat (zaal Sint-Cecilia)
en De Vrijschutters, in de zaal Boerenhandel
bij Petrus (Pirreke) Van den Eede. Beide
verenigingen overleefden de tweede
wereldoorlog niet.
...Leest had eens een wip ! Op sommige zondagnamiddagen was het daar
een
vrolijke wemeling. Dan kwamen behalve onze eigen mannen, de
scherpschutters
af van de omliggende dorpen : Londerzeel, Breendonk, enz..
Geen bleke slungels maar stoere joviale kerels...
De schutters spanden de pezen op hun boog. In trui of hemdsmouwen met
leren
armbekleedsel, schaarden ze zich in
gelid onder de wip.
Zie nu even naar die schutters, bekijk er zo eentje terwijl hij mikt :
de lippen zijn
dun en toegenaaid van wilskracht. Zijn open oog is als een patrijspoort
gebrakeerd op de gaai.Zijn flamingohals rekt
zich, mede de kin agressief scherp
de hoogte in spiesend, energie voor drie, en zo vol inwendig vuur dat
het is of zijn
wezen zelf vonken schiet. Er spannen zich levende, trillende draden van
hem naar
de hoogvogel... De pijlen snorren door het gekruif en gestreuvel van de
vederweelde daarboven, stevig vastgespitst op het takkenrif van wat we
(in de vlastijd zaliger) de strijp noemden. Daar prijkte, schitterend
plechtig,
soeverein, de koningsvogel, de heerlijke reuzengaai, links en rechts
onderaan
geflankeerd door fiere vleugeladjudanten : de zijvogels, en dezen zelf
door twee
kadetten : de wuivende kallen ; en deze laatste dan geëscorteerd door
heel het
kakelbont gehummel van de kleine vogeltjes.
Pijlrapers zwermden lustig toe op het lokaas van een cent of een
solleken, de
behendigsten vingen zelfs de pijlen rechtstreeks op in hun vlucht :
heerlijk !
Gekneusde koppen en neuzen belandden bij ons. Moeder gaf hun elk een
warm
badje, en plakte er een pleistertje op en...klaar was kees voor nieuwe
dekoraties...
O ! Daar gaat plots een juichkreet op. Iemand heeft, in een supreem
koningsschot,
de gaai afgeschoten ! Een kostelijk topmoment ! Eerst nadat de
geestdrift wat
geluwd is, gaat het spel voort naar de andere spijlen, tot zijvogels,
kallen, klein
grut, tot alles kaal en eraf is.
En dan worden de helden van de dag gevierd. De koning wordt in de hoogte
gestoken en onder zoveel triomf en tralala rondgedragen, dat zelfs een
boogscheut verder, de kikvorsen op het vijversvlak komen aandansen, hun
wijde
bruine kaken opensperren en kwakwakend mee kermissen op hun manier, want
nu
wordt het een gonzend gezellige verbroederingsavond, waarop de wip, en
de
blauw-stralende hemel erboven, blij neerblikken...
Zuster Melanie (Christine De Laet) in De Band december 1957)
|