Foto : De 16-jarige Victor Van Hoof kijkt toe hoe zijn vriend Jan Baetens raak schiet. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De
oorlogsbelevenissen van Veldwachter Victor Van Hoof:
De Eerste Dagen
10 mei 1940. Ik was haast veertien en een half jaar
oud en werkte enkele weken bij De Baere, op de Leuvensesteenweg te Mechelen,
de garage die later door de familie Zwaan werd overgenomen en omgevormd tot de
Hanswijk Renault garage.
Naar goede gewoonte zou ik om 8 uur beginnen.
De dag voordien had mijn moeder me gevraagd om de
ijzeren poort, naast ons huis in de Blaasveldstraat, te schilderen. Ik stond
omstreeks 05u30 op met de intentie dit te doen en vatte de schilderwerken aan.
Terwijl ik hier mee bezig was hoorde ik in de verte
doffe knallen, herhaalde malen, tamelijk zwaar zoals kanongebulder.
Wat later zag ik een groot, mij totaal vreemd vliegtuig,
laagvliegend uit de richting Tisselt, voorbij de woning Diddens, richting
Mechelen vliegen.
Op de staart bemerkte ik duidelijk een groot
hakenkruis.
Ik snelde ons huis binnen, zette de radio aan en toen
vernamen we dat de Duitsers ons land waren binnengevallen en tijdens de vroege
morgen vele steden hadden gebombardeerd.
Ik heb mijn poortje verder afgeschilderd en ben op
mijn gewoon uur naar Mechelen gefietst.
Onderweg stonden de mensen in groepjes bijeen,
militaire voertuigen reden af en aan.
Op de Leuvensesteenweg was het een nog nooit geziene
drukte, nerveuze militairen, sommigen
verplaatsten zich in de richting
Leuven, burgers troepten samen..
Van werken in de garage kwam niet veel in huis, wel
werd er opvallend veel benzine verkocht.
Van een groentenhandelaar vanuit de streek van Diest,
vernam ik dat in de vroege morgen het vliegplein van Schaffen fel was gebombardeerd en dat er
vele doden waren gevallen.
De meest alarmerende en onzinnige geruchten deden de
ronde, parachutisten waren overal opgemerkt. De Duitsers waren doorgebroken,
dan waren ze weer teruggeslagen, overal waren reeds spionnen opgepakt.
De eerste vluchtelingen, afkomstig uit de grensstreek
en de streek rond het Albertkanaal,
kwamen in de namiddag reeds per auto aangereden en smeekten om benzine
die er bijna niet meer was. Ze hadden verschrikkelijke verhalen bij, over
hevige beschietingen en gevechten, bombardementen, spionnen en parachutisten.
De paniekstemming onder de bevolking ging crescendo.
In de fabrieken Rateau, even voorbij de garage was een
noodhospitaal opgericht.
Tijdens mijn middagpauze ben ik tot daar gegaan en zag
er een rodekruistrein toekomen.
Vele gekwetste
soldaten, sommigen hevig bloedend, werden op draagberries bij Rateau
binnengedragen.
Gans de dag had ik mijn handen vol met benzine tanken,
voornamelijk aan militairen en vluchtelingen. s Avonds was de put leeg.
Toen ik om vijf uur huiswaarts keerde, kwam er vanuit
Battel, aan het kruispunt met de Koningin Astridlaan een gans regiment Franse
soldaten Mechelen binnengewandeld.
De Fransen werden door de bevolking op luid gejuich
onthaald, mensen liepen er naartoe met flessen en glazen bier, ze werden
omhelsd. Hartverwarmende taferelen speelden zich af. Vol bewondering onthaalden
we deze prachtig uitgeruste en fier stappende helpers van ons vaderland : zij
zouden met de Duitsers wel korte metten maken, de moed zat er weer in.
Thuis gekomen
werd er over niets anders gesproken dan over bombardementen, spionnen,
parachutisten... Elke vreemdeling was een
potentiële spion.
s Avonds rond 7 uur
zagen we vanuit de Blaasveldstraat een groep Duitse vliegtuigen boven
Kapelle o/d Bos hangen. We hoorden afweergeschut en zagen een Duits toestel
naar beneden storten. De piloot zagen we aan zijn parachute hangen en traag naar
beneden komen. Het afweergeschut was afkomstig van een Engelse boot die in het
sas lag. We hoorden dat de brug gebombardeerd was. Hierbij werden verschillende
burgers, die naar gewoonte een praatje maakten aan de brug, gedood
(Nvdr : achttien
mensen kwamen daarbij om.)
Er was ook veel schade aan woningen. Bommen waren
gevallen tot in de Kapellebaan te Leest, hierbij werd het huis van Jan Van Riet
erg beschadigd.
Die eerste avond van de Duitse inval waren we van de
radio niet weg te slaan.
Soldaten werden opgeroepen en namen met een bang hart
afscheid van hun familie.
De volgende dag reed ik gewoon naar mijn werk.
Tijdens de nacht waren er brandbommen afgeworpen op
Mechelen.
In de O.L. Vrouwstraat waren een paar huizen
uitgebrand.
Ik zag de eerste Mechelaars van de Leuvensesteenweg op
de vlucht vertrekken.
Mijn baas, mijnheer De Baere, diende twee vrachtwagens
in te leveren voor het leger en raakte twee van zijn gasten kwijt omdat ze
werden opgeroepen.
Ik ben nog enkele dagen gaan werken. Dat werk bestond
voornamelijk uit het wegbergen van olie en het leeghalen van het magazijn. De
olie werd verborgen onder de grond
en de stukken van het magazijn werden in de smeerput
gestopt. Deze werd met balken en ijzeren platen afgedekt en daarop werd een
laag beton gegoten. Hard en sterk, dat zou ik later ondervinden toen ik het
moest openkappen. Niettegenstaande er in de garage vele vluchtelingen, soldaten
en later ook Duitsers hadden verbleven, was er niets verdwenen.
Na dit alles vertrok mijn baas Mijnheer De Baere,
samen met zijn vrouw en schoonmoeder, met hun auto, op de vlucht, naar
Frankrijk.
Bij ons thuis waren vluchtelingen uit Mechelen
gekomen, inwoners van de Battelsesteenweg en ook verschillende familieleden woonachtig in de buurt van de
brug van Heffen, die terecht vreesden voor bombardementen.
Ook zij vertelden op hun beurt de meest paniekerige
verhalen zodat mijn ouders besloten om ook te vluchten. Waarheen dat zouden we
wel zien, als we de oprukkende Duitsers maar konden ontlopen.
|