Foto : links Vic in
1943. Om toen te kunnen fietsen moest je creatief zijn. Rchts zijn
onafscheidelijke vriend Jan Baetens van de Juniorslaan.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Het Hongerjaar 1941
Het jaar 1940 liep min of meer normaal ten einde, maar
1941 zou een nog nooit meegemaakt hongerjaar worden.
De Blaasveldstraat zag zwart van het volk. Mensen van
Blaasveld en Willebroek liepen huis in en huis uit, bedelend om voedsel.
De boeren verkochten enkel aan degenen die konden
betalen en dan meestal s nachts want de buren mochten dit niet zien.
De smokkelaars deden gouden zaken : 40 fr voor een
kilo tarwe, 35 fr voor een slecht roggebrood. Het rantsoenbrood zelf was ook
zeer slecht, de deeg plakte aan het broodmes en het rantsoen bedroeg 225 gram.
Ook vlees, vetten, suiker en bijna alles was
gerantsoeneerd. Vele stadsmensen stierven letterlijk van honger, terwijl de
meeste boeren en smokkelaars zich verrijkten. Ook degenen die de kant van de
Duitsers hadden gekozen kregen dubbel rantsoen en hadden niets te kort.
Ik verplaatste me nog dagelijks per fiets naar de
Leuvensesteenweg maar dat werd steeds problematischer omdat ook fietsbanden op
rantsoen waren, evenals schoeisel.
Om aan een fietsband te geraken moest je een bewijs
hebben dat je minstens 5 km van je werk woonde, anders kreeg je geen bon.
Als je er al een bezat, had je veel geluk nodig om er
twee keer mee naar Mechelen te kunnen rijden want die erzatsrubber barste en
sprong in stukken.
Bijna dagelijks moest ik aan mijn banden werken. Soms
reed ik met twee buitenbanden over elkaar. Mijn meest efficiënt experiment :
van de binnenband van een auto een fiets buitenband fabriceren. Dat resulteerde in enkele maanden probleemloos
rijden, maar door de toenemende schaarste kwam ook daar een einde aan en einde
1942 nam ik de trein voor mijn verplaatsingen.
Wij zelf konden bij onze buren, boeren, niets kopen,
omdat ze de hoogste prijs niet durfden vragen, ze verkochten veel liever aan de
smokkelaars. Die kwamen hun waar tijdens de nacht ophalen.
Ik ben vele malen na mijn werk per fiets naar
Londerzeel gereden om een slecht roggebrood van 35 fr dat ik daar bij een
smokkelbakker kon kopen.
Onderweg moest men op zijn hoede zijn voor controle
van Belgische gendarmen en kontroleurs van de ravitaillering, want meermaals is
het gebeurd dat dit werd afgepakt.
Ook ben ik ooit eens met mijn vader naar
Stekene-Koewacht, ook per fiets, gereden.
Naar we hadden vernomen was de tarwe en het koren daar
goedkoop omwille van de smokkel met Holland. We kochten daar 20 kg tarwe. Elk
10 kg op onze fiets, ook sacharine hadden we daar gekocht, en hiermee naar
huis. Overal op onze hoede voor kontrole maar we zijn er toch heelhuids mee
thuis geraakt.
Zo gingen de dagen voorbij vol kopzorgen over eten en
hoe er aangeraakt.
De Schele Duitser
In juni 1943 werd er in de Tiendeschuurstraat aan de
hoeve Scheers, een Engelse Halifax-bommenwerper neergeschoten.
Al de inzittenden werden hierbij gedood.
Het vliegtuig, een viermotor, lag in stukken
uiteengespat. De stuurkabine lag tussen de hoeve Scheers en de woning van Em.
Geets, een eind in het veld.
Zoals zovele souvenirjagers ging ook ik om wat vijsjes en onderdelen. Terwijl ik
op handen en voeten in die kabine bezig was wat los te prutsen werd ik
toegebruld in het Duits. Ik moest de kabine verlaten met mijn handen boven het
hoofd en mij als laatste man in de rij zetten bij andere souvenirzoekers.
Die Duitser,ik zal zijn kop nooit vergeten, hij zag
opvallend scheel, begon iedereen af te
tasten en bij elk voorwerp dat hij uit de mensen hun zakken haalde, kregen die
een ferme stamp of slag in hun gezicht. Ik dacht al aan mijn volle zakken en
hoeveel slaag ik wel zou krijgen, doch terwijl hij bezig was slaagde ik erin om
de meeste voorwerpen ongezien uit mijn zakken te halen en op de grond te laten
vallen.
Toen het mijn beurt was had ik nog slechts enkele
kleine stukjes in mijn zakken en ik kwam er vanaf met een slag in mijn gezicht.
Doch toen ik wegging werd ik als laatste brutaal teruggeroepen en moest al de
voorwerpen die hij uit de zakken gehaald had oprapen en terug in het vliegtuig
gooien. Nadat dit gedaan was kreeg ik zon
slag in mijn rug van de kolf van zijn geweer dat ik minutenlang zonder
adem zat.
Ik heb die schele eens goed bekeken en zijn gezicht in
mijn geheugen geprent maar ik heb hem later noch in Duitsland, noch in enig
krijgsgevangenkamp aangetroffen.
Ontspanning
Vermaak bestond in hoofdzaak op zondag naar de cinema,
soms tweemaal, van 5 tot 8 naar de ene en van 8 tot 10u30 naar een andere en
altijd te Willebroek.
Wat later kwamen dan de bals op en mocht er terug bal
gegeven worden.
Bier was nog slechter dan het huidige tafelbier,
gekleurd water, doch in de meeste cafés
konden de klanten bier krijgen van onder den toog...
Dat was iets beter, was zogezegd smokkelbier, doch
zijn geld niet waard.
De bals floreerden, alle zondagen volle bak.
Wij gingen te voet naar Leest (dorp), Blaasveld, meestal
in groep en wegens de totale verduistering was dit zeer plezant.
Op de bals werd er soms ook controle gedaan door de Gestapo, alle uitgangen
werden afgezet en één voor één naar buiten. Identiteitscontrole.
Degene die niet in regel was, of die op hun lijsten
voorkwam, werd apart gezet, streng bewaakt en meegenomen.
Het Arsenaal gebombardeerd
Vele malen was het ook alarm op de Leuvensesteenweg
dit tot vreugde van de mannen van het Arsenaal, die liepen dan weg van hun werk
tot op de vaart en dienden een tijd niet te werken.
Wij bleven op ons werk.
In het Arsenaal stond Duits afweergeschut en telkens er vliegtuigen overkwamen
werd er vandaar op geschoten.
Tot bij een bombardement het afweergeschut met toren
en al naar beneden donderde.
De Leuvensesteenweg werd zwaar geteisterd, vele doden
en haast alle huizen getroffen.
De Wapenfabrieken van Herstal
In 1944, ik was pas enkele weken 18 geworden, kreeg ik
van de Werbestelle de oproep om mij s woensdags te Mechelen in de
Leopoldstraat aan te bieden.Ik werd er door een Duitse dokter gekeurd en de
vrijdag daarop reeds diende ik mij aan te bieden in de FN fabrieken van Herstal
bij Luik in die tijd Deutse Waffen und Munitionsfabriken genoemd.
Inderhaast een valies gekocht, het was een rieten dat
herinner ik mij nog, en die vrijdag vanuit station Mechelen afreis richting
Luik.
Een speciale trein met werkvolk, mannen en vrouwen,
die in Duitsland tewerkgesteld waren. De trein stopte enkel te Leuven en dan te Luik, Guillemin statie.
Met nog een zestal personen stapte ik uit en we werden
al dadelijk gecontroleerd door Feldgendarmen.
Nazicht papieren, bestemming Waffenfabriken ? Geen
probleem, we mochten door.
Dan met de tram naar Herstal en ons aanmelden in de
fabriek.
We werden onthaald door iemand die goed Nederlands
sprak.
Eten konden we in de fabriek, logies was er in een
leegstaande school op een tiental minuten gaans, maar uit zijn verdere uitleg
konden we opmaken dat we eerder in een gevangenis dan in een fabriek
terechtgekomen waren.
En of dit waar was. Controles overal en op alle
momenten van de dag, meestal op de onverwachtste, schutsels tussen de
werkbanken.
In de fabriek fabriceerde men wapens en munitie en dat
was te merken.
Bij het verlaten van de gebouwen werd men van boven
tot onder afgetast en dienden we speciale apparatuur te passeren die ontworpen
was om zelfs het allerkleinste vijsje te detecteren.
Ik werd in een ploeg ingedeeld, kreeg een werkbank en
een plan van een door mij te maken stuk, doch ik had geen vakschool gelopen en
kon geen plan lezen.
Mijn identiteitskaart gaf als beroep mecanieker aan en
dat verwarden ze met paswerker.
De eerste dag diende ik ook in het magazijn mijn
persoonlijk gereedschap af te halen, een stel vijlen, een hamer en allerlei
fijn meetgereedschap.
Hier had ik al een eerste nare ervaring.
Nietsvermoedend stapte ik de openstaande deur van het
magazijn binnen, flater !
Ik had mij moeten wenden tot de balie ernaast. De
Duitse magazijnier kwam brullend op me af en gaf me zon doodsschop dat ik
metersver door de lucht gekatapulteerd werd.
Gelukkig kreeg ik voor dat plan hulp van een Limburgse
collega en zo kon ik mij wat bezig houden, maar mijn rendabiliteit lag de
gehele periode die ik daar verbleef spectaculair laag.
De dagen duurden daar oneindig lang en vaak trachtte ik
naar het luchtalarm.
Wanneer dit afging liet men vallen wat viel en
vluchtte iedereen naar de schuilkelders tot einde alarm. Soms vijf zesmaal per
dag. Daar werden wij met Duitse discipline ingedreven, opeengepakt als
haringen, maar ik was wat blij enkele minuten van mijn plan weg te zijn.
Bommen heb ik er nooit weten vallen.
Het eten was op zijn Duits,s middags soep met worst
en soms al wat groenten in en meestal een beetje aardappelen met choucroute of
ook zure witte koolsoep en zwart brood, maar steeds veel te weinig.
Gelukkig had ik van thuis wat mee om aan te vullen,
anders was het honger lijden.
Na de werkuren waren we vrij en dan wandelden we wat
door Herstal en omgeving of we namen de tram naar Luik.
Na daar een tiental dagen te hebben gewerkt kreeg ik
er genoeg van.
In mijn logement prepareerde ik een speciale sigaret :
een weinig tabak en veel zout.
Toen ik die de volgende morgen opstak en een paar maal
inhaleerde, werd ik draaierig en viel flauw. Men bracht mij naar de infirmerie
en daar schreef de Duitse arts me acht dagen rust voor.
Ik was in de hoogste hemel, vlug naar het logement,
alles inpakken en wegwezen met de vaste overtuiging nooit meer terug te komen.
Tegen niemand iets gezegd van mijn voornemen, want wie
kon je vertrouwen ?
Met de tram naar het station, de onvermijdelijke
controle, alles uitladen voor de feldgendarmerie, grondige fouillering en de
trein op naar Brussel.
Op die trein idem dito,reiskoffier uitladen,
aftasten...
Toen de trein Leuven naderde werd de stad geteisterd
door een hevig bombardement.
Ik ben het station uitgevlucht en heb de tram genomen
over Brussel, richting Mechelen.
Tussen Leuven en Brussel, in volle veld, werd de tram
tot staan gebracht door Gestapo en Feldgendarmen voor een nieuwe controle.
Zelfde stramien : afgetast worden en valies uitladen. Enkele passagiers werden
apart genomen en moesten onder strenge bewaking achterblijven.
Vanuit Brussel per trein tot voorbij het station van
Vilvoorde, dat ook gebombardeerd was, trein op naar Mechelen en van daar te voet
naar Leest.
Niet slecht voor een zieke.
Thuis gekomen heb ik intens genoten van mijn acht
dagen en toen die om waren kreeg ik een dreigbrief van Luik dat ik terug moest
komen werken.
Eeen inschikkelijke Duitse dokter in de Stassartstraat
te Mechelen gaf me nog acht dagen bij, toen ik klaagde over steeds terugkerende
draaienissen, maar geen haar op mijn hoofd had ook maar enige intentie om terug
te keren.
|