Op 12 april 1983 publiceerde Gazet
van Mechelen :xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Frans Lauwers : Het kon allemaal nog slechter.
Zonder ooit politieke kleur te hebben bekend
bestuurde Frans Lauwers 12 dynamische jaren ononderbroken als
Fanfareburgemeester het landelijke Leest.
De burgemeesterssjerp erfde hij van zijn oom en de
aanhang van de lokale Sint-Cecilia was er al die tijd voldoende sterk om CVP en
SP samen in de oppositie te dringen.
Dat een gemeente als Leest besturen ook zonder politiek
kan, bewees de nu 62-jarige Fans Lauwers door tijdens zijn ambtsperiode alle
openbare wegenis, riolering en openbare verlichting grondig te vernieuwen.
-Wij hadden daartoe de nodige financiële middelen
zonder dat al te forse belastingen dienden te worden geheven, zegt onze
Leestse gastheer, terugdenkend aan die tijd.
Menselijkerwijze waren ook wij alles behalve tuk op
het prijsgeven van onze autonomiteit. Wie was dat wel ?
-Aanvankelijk geloofden we nog dat ons voorstel tot
een samengaan met Leest, Hombeek en Heffen, met Hombeek als pilootgemeente, een
kans op slagen had. De verrassing met de creatie van een grote entiteit met
Mechelen was dus ook compleet.
De verklaring voor die operatie dient volgens Frans
Lauwers niet ver gezocht.
Het was één doorgestoken kaart van de grote partijen
en de Leestse Cecilianen waren op slag elke bestaansreden kwijt.
Uiteindelijk had Frans Lauwers het allemaal nog veel
slechter verwacht.
Vandaag blijft hij vooral waarderen dat de plaatselijke
gemeentehuizen zijn open gebleven zodat in zijn geval te Leest de Leestenaren
met hun problemen bij dezelfde mensen als vroeger terecht kunnen.
Positief vindt hij ook de regelmatige zitdagen van de
Mechelse schepenen omdat het precies bij die gelegenheid is dat de échte noden
ter sprake komen.
Investeringen
-Leest heeft in een nog niet zo ver verleden enorme
investeringen gedaan en aan de overname heeft Mechelen bijgevolg een goede zaak
gedaan. Niettemin is sinds de fusie de belastingsdruk verhoogd, maar daar doe
je nu niets meer aan.
Minder gelukkig is Frans Lauwers bij de vaststelling
dat te Leest sinds de fusie geen enkele sociale woning meer werd opgetrokken.
Er is nochtans een wachtlijst kandidaten.
De gronden bestemd voor sociale woningbouw zijn reeds
voor de fusie aangekocht en blijven beschikbaar.
Een andere teleurstelling is de langverwachte en de reeds sinds jaren
administratief voorbereide verbindingsweg met Heffen.
Nochtans gaat dit werk slechts over enkele miljoenen,
een bedrag dat voor de stad Mechelen geen probleem kan zijn. Over dergelijke
dingen praatten we te Leest nooit zo lang.
Tijdens de laatste gemeenteraadszitting voor de fusie
werd het plan voor de bouw van een nieuw sportcentrum te Leest in al zijn
facetten besproken.
Dat centrum zou er komen tussen de Winkelstraat en de
Kouter maar over het gevolg dat het stadsbestuur aan die bedoelingen zal geven
tast men in het duister.
Nochtans, meent Frans Lauwers, als men ons plan uit
de diepvries opdiept zijn alle problemen voor VV Leest van de baan.
Alle kans op sukses is niet helemaal verkeken want de
Leestse vertegenwoordiging in het stadsbestuur is van dat alles op de hoogte.
Wachten dus maar tot die de Leestse koe bij de Mechelse horens grijpt.
Veldwachter Victor
Van Hoof (foto) vertelde in 1987 n.a.v. zijn oppensioenstelling :
Als veldwachter heb ik met drie burgemeesters in de
beste verstandhouding samengewerkt. Eerst Pieter De Prins, dan Emiel
Verschueren en als laatste August Lauwers. Zonder aan de twee anderen iets te
kort te doen, heb ik aan August Lauwers de beste herinneringen. Die viel niet
alleen op door zijn werkkracht maar ook door zijn totale inzet, in dienst van
de ganse Leestse bevolking ongeacht politieke kleur. Blek of Sus, iedereen was
welkom bij hem.
Hij had de moed en de ambitie om van Leest een mooie
gemeente te maken.
Met een minimum aan mogelijkheden heeft hij er het
maximum uitgehaald.
Freddy Walschaers
(foto) in Toeters en Trompetten, de periodiek van de K.Fanfare St.-Cecilia ,
december 1990 :
...Gust werd lid van onze vereniging in 1946.
Hij huwde te Leest in 1948 met Jeanne Geerts
(+3/4/1981).
In 1950 werd hij bestuurslid van de fanfare. Van begin
1951 tot 15/2/1965 nam hij de functie van secretaris waar.
In 1971 werd hij ondervoorzitter, tevens was hij
feestleider vanaf 1972.
Op het laatst stond hij in voor de public-relations.
Buiten de fanfare was hij burgemeester, later ere-burgemeester van onze
gemeente. Hij was lid van het Boerenfront, van K.V.G. Zennevallei en van de
Oudstrijders.
(...)
...in mijn groei naar volwassenheid heb ik met Gust
verschillende veldslagen uitgevochten. Met den Burger in die tijd in de
clinch gaan, betekende discussiëren tot je erbij neerviel. Wilde je je doel
bereiken, moest je met gene zever afkomen, maar wel met doorslaande
argumenten. In die tijd repeteerden we nog in de garage van den Do. Ik moet
zo ongeveer een 18 jaar geweest zijn. Toen hebben we eens tegen elkaar
gediscussieerd van 22 tot 2 uur s morgens. Op het einde stonden we beiden zo
te haaszakken dat we maar gestopt zijn. We hebben nog eens gedronken en zijn
als vrienden naar huis gegaan.
Tegen den Burger discussiëren, dat was wat. Hij was
zoveel ouder en wijzer dan ik.
Eens hij van wal gestoken was, volgde de
spreekwoordelijke spraakwaterval. Je moest je werkelijk reppen om er iets
tussen te krijgen. Hij wist zoveel en had het allemaal al meegemaakt. Hij kwam
nooit met één argument op de proppen, maar met een ganse waslijst.
Als ervaren rat en als politieker verstond hij als
geen ander de kunst om iemand schaakmat te zetten. Het schijnt dat hij als
politieker ook nen harde was.
Veel later, na verschillende veldslagen, had ik
eindelijk het truukje gevonden om bij hem gehoor te vinden en mijn argumenten
naar voor te kunnen brengen. Eens het probleem gesteld, ging Gust gewoonlijk
als een spurter van start. Dan bleef ik passief, en kwam niet tussen. Ik liet
hem zijn betoog vieren tot hij stopte. Toen vroeg ik : Burger heb je gedaan ?
Dan begon hij opnieuw, zo ne keer of drie, vier. Toen vroeg ik terug : Burger
heb je nu gedaan ? Dan was het moment gekomen om mijn argumenten naar voren te
brengen en dan luisterde hij ook.
Dat ondervond je later als je merkte dat je
voorstellen in praktijk omgezet werden.
Met hem discussiëren en proberen stokken in de wielen
te steken, was onbegonnen werk.
Het gevolg was, dat wij dikwijls de indruk gaven ruzie
te maken. Niks was minder waar. Reeds vroeg had ik gesnapt dat Gust zijn ganse
wezen in dienst stelde van de fanfare.
Hij beoordeelde elke situatie : is dit goed of slecht
voor de fanfare ?
Was het goed, O.K., maar o wee als het slecht zou
kunnen zijn.
Als hij bv. aanvoelde dat een dirigent het doel van de
fanfare niet meer diende, maakte hij er korte metten mee. Bij de aanwerving van
een vervanger zocht hij steeds naar de man die op dat ogenblik de meest
geschikte was voor de fanfare.
Steeds was hij bereid zijn eigen vel te riskeren. Als
er ergens een opstandje broedde in de rangen, zocht hij eerst de reden en de
kern op. Eens hij die gevonden had, waren de zaken meestal snel rechtgetrokken.
Alhoewel Gust eigenlijk geen goed muzikant was, werd
hij toch op zijn manier een muziekdeskundige. In de wereld van de
koperblaasmuziek kende men hem van in Engeland tot in Duitsland, van in
Nederland tot in Frankrijk, ja zelfs van in Noorwegen en Zwitserland tot in
Amerika en Canada.
Hij was zo een beetje Guy Thijs : die kan ook niet
voetballen, maar hij weet er enorm veel van af. Zo had Gust zijn eigen systeem
opebouwd om korpsen te beoordelen op wedstrijden en concerten. Dit systeem was
natuurlijk gebaseerd op de ervaring van het beluisteren van honderden
uitvoeringen.
Ik heb ettelijke malen meegemaakt dat hij een
pronostiek gaf na een wedstrijd en hij was er dikwijls vlak op. En alhoewel hij
de muziek niet daadwerkelijk beoefende, droeg hij het respect weg van vele
componisten, beroepsmuzikanten en juryleden.
Ik heb de Gust mijn ganse leven gekend. Toen ik
geboren werd, toen was hij er al. De Gust was voor mij altijd de kapitein van
het schip. Hij had geen schrik om zijn werkkracht in zijn volle gewicht in de
weegschaal te gooien om zijn vooropgestelde doelen te bereiken. Dat zijn
strategie en inzet de juiste waren, bewijst het palmares van onze vereniging,
zowel op muzikaal vlak, als op het vlak van inrichtingen.
Welke fanfare kan zon rijkgevulde geschiedenis en
zulk een palmares voorleggen.
Toen de Gust al wat ouder geworden was en we van
elkaar wisten dat we uiteindelijk hetzelfde doel nastreefden, nam hij me
dikwijls in vertrouwen. Dan voelde ik aan dat hij steun en begrip zocht voor
zijn standpunten. Na de repititie kwam hij dan met kleine, gezwinde pasjes in
de zaal gevlogen. Hij dreef je dan voor zich uit tot hij je alleen had, aan de
zijkant waar hij je onder vier ogen kon spreken. Dan vroeg hij : Fred, wat
denk je van dit of van dat ? Misschien heb ik hem soms kunnen helpen, maar hoe
dikwijls stond hij met zijn problemen niet alleen.
Vroeger, toen hij nog feestleider was, draaide alles
op de Ceciliafeesten rond hem.
Iedereen kwam alles tegen hem zeggen.
Als er dan iemand vroeg : Waar is dat, waar zit die, hoe doen we dat ? Hij
wist het allemaal en coördineerde alles met de hand van de meester.
En na de feesten, s maandags om 9 uur s morgens,
stonden de Gust en de Fred als eersten in de tent om de stoelen en de tafels
buiten te dragen. Tijdens dat gezweet werden de voorbije feesten een eerste
maal doorgelicht. Toen viel mij al op wat een klare kijk hij op dingen had.
(...)
Bij Koninklijk
Besluit van 14/12/1981 werd Gust Lauwers gemachtigd de titel van
ereburgemeester te
voeren. (Belgisch Staatsblad van 30/1/82)
Fotos :
-Vic Van Hoof hield aan burgemeester Lauwers de beste
herinneringen over.
-Freddy Walschaerts.
|