1983 Vrijdag 11 februari : Carnaval in de Stedelijke Lagere Schoolxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De leerlingen van de vijfde klas van de
Stedelijke Lagere School noteerden hun belevenissen in hun
waarnemingsschriftje :
Steven Bernaerts : Op elf
februari vierden we carnaval in onze school. We maakten zelf een masker. We
mochten ons ook verkleden in kleren die we zelf meebrachten. Dan mochten we
dansen en keken naar tekenfilms. We kregen ook nog appelsap.
Raymond De Winne : We hebben
carnaval gevierd. Velen konden we niet herkennen. De juffrouw was verkleed als
Arabische. Ik had judokleren aan. En Geert was een vrouw. We hebben ons goed
geamuseerd.
Guy De Wit : Op 11
februari is het in de school carnaval geweest. Er was veel te doen. Ik was
verkleed in robot. Er was ook film en we hebben mogen dansen. We kregen ook nog
drinken. Dan zagen we films van bij ons thuis, zoals Baby vlucht.
Stefan De Wit : Het is
carnaval geweest. Toen hebben we in de klas een masker gemaakt. Ook hebben we in
de namiddag twee tekenfilms gezien. En daarna was het tijd om naar huis te
gaan.
Ben Haemhouts : We vierden
carnaval in onze school. We mochten zelf een masker maken. Maar ik had er thuis
al een gemaakt van een lege waspoederton. De juf was ook verkleed. We zagen
films en dronken appelsap.
Hans Simons : Op elf
februari was het carnaval. We kregen één uur les en daarna mochten we ons
verkleden in de kleren die we zelf meebrachten. Dan gingen we dansen en dan
drinken. Tot slot zagen we nog enkele tekenfilms.
Noël Teughels : Op elf
februari was het carnaval. Iedereen was verkleed, zelfs de juffrouw was
verkleed. In het begin dansten we wat. Daarna gingen we naar enkele filmpjes
kijken. Eén ervan was Baby vlucht, erg grappig was dat ! Daarna mochten we drinken
en het prettige feest was voorbij.
Ivan Van Damme : Op vrijdag
elf februari vierden wij carnaval. Wij hebben zelf een masker gemaakt. We zijn
begonnen met een G.B.-zak om te draaien, dan de ogen uitknippen en dan kwam het
schilderwerk. In de namiddag was het veel prettiger !
Dominiek Van Laenen : Vrijdag elf
februari was het carnaval in onze school. Wij hadden ons masker zelf gemaakt.
De andere klassen niet. Ik was verkleed in een cowboy. We hebben ook filmpjes
gezien; onder andere De schone en de vagebond.
Daniëla Verheyden : Op elf
februari gingen we in de school carnaval vieren. We moesten ons verkleden en
een masker opzetten. We hadden ook een zelfgemaakt masker. Dat hadden we in de
voormiddag gemaakt. In de turnzaal mochten we ook dansen. We konden drinken
krijgen. We keken ook naar films. Spijtig konden we niet gaan zwemmen.
Gery Verschaeren en Geert Verschueren
: Als
het carnaval was op school, was ik verkleed als detective en Geert als vrouw.
Ik had een assistent, Steven. Want die was agent. Vele jongens waren goed
verkleed, zoals Ben : die had een schild bij en een helm op. Die dacht zeker
dat ik op zijn hoofd zou timmeren. Stefan was een oud vrouwtje. Die had net een
casette-recorder in zijn buik, die alsmaar zei : De jeugd van tegenwoordig!
Dan dronken we ook appelsap. Het was een fijne dag !
(Schoolkrant nr.2, jaargang 3)
1983 13 februari : Pensenkermis Chiro en Volksdans door
Aspis in Parochiezaal.
1983 16 februari Gazet van Mechelen
: Mechelse scholen en hun problemen-
Van het Huis van Prant tot het
Huis van Pitzemburg
I. Grote hof, te weinig
kinderen.
Met
welke zorgen van elke dag krijgen schoolhoofden, leerkrachten en
verantwoordelijken van de Mechelse onderwijsinstellingen te maken ? Welke
problemen bezorgen hen soms al eens slapeloze nachten ? Waarmee zitten ze in
hun maag ?
Met
deze en andere vragen trokken wij naar enkele scholen in de onderwijsstad
Mechelen, in een poging een algemeen beeld op te hangen van de scholen en hun
bekommernissen van elke dag en van elk schooljaar.
(...)
Wij
beginnen onze rondvraag aan de rand van Groot-Mechelen, in het landelijke
LEEST.
Bij
ons hebben de kinderen haast nooit aanpassingsmoeilijkheden. De vriendjes van
de straat zijn immers de vriendjes van de school. Iedereen kent iedereen. En
dat maakt het hier aangenaam, ook om les te geven. En wij hebben bovendien een
grote hof, maar misschien wel te weinig leerlingen.
Zo
formuleert Paula Bradt, schoolhoofd te Leest, de voordelen van een kleine
school in de dorpsgemeenschap. De fusie van Leest met Mechelen heeft aan die
voordelen en aan de situatie in haar geheel nagenoeg niets veranderd. Het enige
verschil met vroeger is dat de school nu gemengd is, net als de naburige
gemeenteschool.
Vroeger zaten in de vrije school enkel meisjes en in de gemeenteschool de
jongens, wat overigens in vele dorpen nog het geval is.
Een
jaar of vier geleden is dat in Leest veranderd.
Nu zijn der dus twee gemengde scholen. Voor zover wij dat kunnen beoordelen
heeft dat niet geleid tot een concurrentieslag.
De uitdrukking gezonde naijver is misschien beter van toepassing.
Een
kleine dorpsschool dus, met 83 kleuters en 72 kinderen in het lager onderwijs,
samen genoeg voor drie kleuterklassen en vier in de lagere school.
Bij uitzonderingsmaatregel van het ministerie kreeg de school een stagiair
toegewezen.
In
totaal zijn er dus acht leerkrachten die alle bijkomende taken en klusjes onder
mekaar moeten opknappen.
Daar zit al een eerste probleem. Een probleem waarmee alle kleine scholen
hebben af te rekenen en eigenlijk alle lagere scholen omdat er geen
hulppersoneel is voorzien.
Tweede
zorg van de leerkrachten is het leerlingenaantal dat nogal eens benauwend dicht
de minimumnorm voor een bepaald aantal klassen benadert.
Een
paar kinderen minder op 1 oktober kan fataal zijn voor een betrekking.
Vandaar
ook dat Paula Bradt het had over die grote hof en te weinig kinderen.
Ter
illustratie kunnen wij onderstrepen dat vorig jaar in Leest 18 kinderen op de
wereld werden gezet. Die moeten dus over een jaar of drie verdeeld worden
tussen de twee scholen. Een weelde is dat alvast niet. Komt daar nog bij dat in
de wijk De Kouter de kinderen de lagere school bijna zijn ontgroeid. Er rijst
nu wel een nieuwe wijk uit de grond in de Vinkstraat en er zouden ergens
plannen in de schuif liggen voor nog een woonwijk in Leest.
De
grote bekommernis van de schoolgemeenschap draait echter rond de centen.
En
dan vooral rond de verwarmingskosten en het leerlingenvervoer.
Van
de jaarlijkse rijkstoelage van rond de 550.000 frank gaat bijna 200.000 frank
door de schouw. De lokalen zijn immers zeer ruim, met veel vensters en
buitenmuren.
Prettig in de zomer, dat wel. Maar het kost stukken van mensen om ze s winters
warm te stoken.
En
dan is er het leerlingenvervoer, dat vorig jaar 230.000 frank opslorpte.
Gelukkig
is er nog een overeenkomst met de stad dat ieder de helft betaalt.
Dat contract dateert nog van voor de fusie. Maar eigenlijk zou de vrije school
nog meer
moeten
betalen omdat zij meer kinderen op de bus heeft.
Paula Bradt zegt dat het plafond echter is bereikt.
Het
oudercomité moet nu al scharrelen op bals, schoolfeesten en andere
manifestaties om het vervoer te kunnen betalen.
Ik
vind het vooral erg, zo rondt zij dit aspect af, dat er zoveel energie moet
gestoken worden in het verdienen van dat geld. Wij zouden die tijd maar wat
graag aan andere acties besteden.
Gelukkig
Ondanks
al die beslommeringen prijst Paula Bradt zich toch gelukkig dat ze in zon
dorpsschool kan werken.
Een beetje bevreesd dat haar woorden al te negatief en te beklagenswaardig
zouden overkomen, doet zij beroep op haar overtuigingskracht om de voordelen
van zon school aan te prijzen. Zie hiervoor de aanhef van dit stuk.
Zon
schooltjes in de wijk en in het dorp moeten er blijven, zegt zij, zowel voor
de kinderen als voor de leerkrachten.
|