1983 4 maart : Gazet van Mechelen : Moeilijk
(foto onderaan)xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Onze
fotograaf was van dit verschijnsel zo geschrokken dat hij er een kiekje van
maakte. Een nieuw soort sportwagen met een extra brede achterband, kwestie van
de bochten te houden is het niet. Voor de formule I dus totaal ongeschikt.
We
dachten zelfs dat U met zon wagentje in het dagelijks verkeer wel heel veel
lawaai en ophef zou maken, maar tegelijkertijd ook heel veel geldboetes zou
inzamelen.
Toch
is het allemaal niet zo slecht gevonden, zodra u maar weet waartoe het
eigenlijk wel kan dienen. Het ding staat tegenover het voetbalveld van Leest
geparkeerd en blijkbaar doet het dus dienst om het terrein van de ploeg glad
te strijken.
Gemakkelijker
in elk geval dan zon wals te duwen. Hoe het karretje ooit door de technische
controle moet geraken is een ander paar mouwen. Dat wordt, om ht zachtjes uit
te drukken, heel moeilijk.
1983 5 maart : S.K.Ladies wonnen met 4-0 van Beerzel. (foto)
Als voorbereiding op de grote stap die men bij Leest wou zetten
ivm het
uitkomen in de provinciale
voetbalcompetitie, organiseerde S.K. een
vriendschappelijke wedstrijd tegen
de dames van Beerzel.
De S.K. Ladies schenen er
klaar voor.
Reeds in de 10de minuut
bracht Diana Van Beerzel de thuisploeg op voorsprong.
In de tweede helft stopte doelvrouw
Hilda Van Dam (de dochter van de
voorzitter) een strafschop en dikten
Ilse Pepermans en Sabine De Blezer (2x) de
voorsprong nog aan.
1983 6 maart : Op bezoek bij Stanne, onze honderdentwee jarige
(Ik publiceerde dit intervieuw in De
Mechelse Week van 17 maart 1983 en in De Band)
Het
is meer dan twee jaar geleden dat ik Stanne voor het laatst heb gezien.
Ik
vind hem gezellig achterover leunend in zijn armstoel bij de kolenkachel, in
gezelschap van Joeri, zijn trouw waakhondje, genoemd naar Gagarin, de eerste
mens in de ruimte.
Weer
word ik getroffen door zijn buitengewone vitaliteit, zijn meer dan gezonde
sense of humour en zijn bewonderenswaardige levenslust.
Deze krasse eeuweling met het voorkomen van een goeie zeventiger wordt in
september e.k. 103.
Alleen
de ongeneeslijke wonde beneden zijn onderlip, altijd zichtbaar op de vele
fotos van zijn eeuwfeest, is vergroot. Deze wonde zou zijn oorsprong gevonden
hebben in het vele pijproken. Op mijn vragende blik geeft Stanne te kennen dat
hij vroeger een verstokt roker is geweest. Geen sigaretten weliswaar, maar een
sporadisch sigaartje en bijna altijd de pijp. Zo intens dat zijn pijp zelfs
tijdens de dagelijkse scheerbeurt zijn mond niet verliet.
Scheerde
hij zich links, zijn pijp hing langs rechts, scheerde hij zich rechts, zijn
pijp verhuisde naar de andere kant van zijn gelaat.
Ook
bier heeft hij in twee jaar niet meer gedronken. Zijn huisdokter oordeelde dat
het voor hem beter was ook dit te laten.
Veel
spijt schijnt Stanne daar niet van te hebben : Vroeger bestond bier uit hop en
gerst, monkelt hij, nu is het bazaar, dat kan je geen bier meer noemen.
Op
mijn vraag hoe hij zoal de dag doorkomt weet hij te vertellen dat hij vandaag
nog tien keer de tuin heeft doorgewandeld. Verder leest hij nog elke dag de
krant en elke maand het plaatselijk Milac-blad De Band.
Kleindochter
Monique die met een drankje binnenkomt, voegt er aan toe dat Peter nog alle
dagen bakken kapot kapt, met een hamer van 5 kilogram, tot brandhout.
Van
al zijn herinneringen staan die uit de eerste wereldoorlog het diepst in zijn
geheugen gegrifd.
Ik
ben er in geloot, vertelt Stanne, en heb 28 maand dienst gedaan. Later kwamen
daar nog twee kampen bij. Eén van 40 dagen en het tweede van 28 dagen.
Toen
de oorlog begon had ik nooit gedacht dat ik vier jaar en een half van huis zou
zijn.
Toen wij in Antwerpen waren vluchtten wij te voet naar Frankrijk en daar
aangekomen werden wij verplicht onze klederen en geweren af te geven, dit om de
jonge mannen te kleden die onmiddellijk naar het front trokken.
Ik
was van de klas van 1900 en van de jongere klassen maakten ze compagniën om
tracees te graven enzo.
De
5de september 1914 ben ik dan aan t front gekomen. Daar heb ik
afgezien, vooral in t begin. Weet ge dat ik zes maand op blokken heb gelopen
en zonder kapootjas ?
En
wij waren ook soldaat. Kou geleden jong, kou geleden.
Jaak
De Croes, een andere Leestenaar die ik toevallig aan het front ontmoette, heeft
mij toen tenslotte een carabiniersvest bezorgd, alhoewel ik nochtans piot was.
Aan
t front heb ik veel meegemaakt, veel leed gezien.
Zelf
heb ik echter nooit geschoten. Wij werden dikwijls ingezet op strategische en
dus gevaarlijke punten. Zo heb ik eens twee kamions lijken moeten helpen
lossen, waarin per kamion toch zon 30 lijken, sommigen daarvan met gaten in
van een vuist groot, anderen totaal onherkenbaar.
Alle
dagen zagen wij lijken, gruwelijk !
Op
zekere dag, de Duitsers hadden de gehele dag geschoten, kregen wij opdracht de
gaten van bominslagen te dichten. Wij op weg van Veurne naar Nieuwpoort. Net
toen wij 1 put hadden gevuld kwamen er twee Duitse vliegers boven onze hoofden
cirkelen en begonnen ons te bestoken met hun mitrailleurs, ik denk dat het te
Wulpen was, in elk geval hebben wij ons kunnen redden door onder een brug te
kruipen.
Een
andere dag hadden wij in Veurne wacht aan een Frans schip. Plots zagen we aan
de hemel een bestuurbare ballon van de vijand opduiken maar we mochten er niet
naar schieten van onze superieuren. Ineens dropte de ballon bommen naar beneden
en één der bommen viel op een huis waar een vrouw werd onthoofd. Daar was ik
getuige van . Wreed !
Of
hij veel schrik had geleden ?
Schrik
? Daar waren er bij met meer schrik, antwoordt hij dromerig.
Natuurlijk
hadden wij momenten met water in ons ogen, vooral als wij aan thuis dachten,
maar wij waren wilde mensen... Bijvoorbeeld als wij s nachts gingen melk
halen...iedereen die ons dat zou belet hebben was eraan geweest, ook onze
officieren. Wij waren wilde mensen hé...
Wij
hadden ook geen medicijnen. Als je ziek werd of gekwetst aan het front was dat
dodelijk. Er waren totaal geen medicijnen. Eén keer ben ik licht gekwetst
geweest.
In
een bepaald dorp moesten wij een baan door het land trekken en ineens werden
wij beschoten. Wij vluchtten weg en ik liep op zon 300 meter van een inslag en
een stuk ijzer van een bom boorde zich in mijn bovenarm. Het was echter een
lichte kwetsuur.
Ik
stond veel liever op 10 meter van zon inslag. Immers die ontploffing vormt een
boekee en als je er kort genoeg bij stond had je alleen de beschermende
losgerukte aarde.
Het ijzer spatte verderweg uit mekaar.
Toen
den Duits terugtrok werden wij, de mannen van de Staat, naar Adinkerke
gestuurd.
Ik herinner me nog goed dat daar een plakkaat aan de muur hing. Op dat plakkaat
stonden de bevrijde gebieden aangeduid. De mensen uit die gebieden mochten dan
naar huis. Behalve wij van de spoorweg. Ik heb daar nog maanden moeten werken,
ook nog na de wapenstilstand. Immers, Duitsland was gestraft en moest locomotieven
naar Adinkerke overbrengen. Daar ik schilder van beroep was op t Arsenaal te
Mechelen, werd ik daar weerhouden om mijn werk daar verder te zetten tot
februari t jaar nadien.
Twee
dagen minder dan vier jaar en half ben ik van huis weggeweest.
En
hoe was het met de taal gesteld Stanne, alles in t Frans ?
Natuurlijk,
cinquante mille centquarentehuit, k was kweet nie hoe lang soldaat voordat ik
mijn nummer in t Frans kende, maar we lagen daar met Fransen, Walen en
Vlamingen op één kamer en ge komt daar op den duur in hé.
Eten, drank, de weg vragen, slapen vragen in t Frans dat ging, maar een
gesprek voeren dat was wat anders.
Wat
ik wel beestig vond, dat was enkele jaren geleden in Brussel. Ik vroeg er de
weg in t Vlaams aan een voorbijganger. Comprend pas, zei de man. Ik vroeg het
dan maar in t Frans en de man antwoordde me in t Vlaams. Beestig !
Vorige
zomer ben ik nog eens naar den IJzer wezen kijken, naar het graf van den Huys
op het militair kerkhof.
Ja,
ja, ik heb veel meegemaakt in mijn leven, zo heb ik in Leest vier gardes
gekend.
Den
eerste was de Vloa van Lier, later Isidoor Van Hoof, dan den Huybrechts en nu
Vic Van Hoof.
Mijn
laatste vraag betreft de dood.
Of
ik schrik heb om te sterven ?
Zeker
niet, ik weet dat ik over de helft ben, antwoordt hij met glinsterende oogjes,
en alle dagen zijn goed. Ik heb alleen schrik dat ik moet vragen om te
sterven, door veel af te zien. Neen, alle dagen zijn goed. Nu denk ik al aan de
zee, t is nog niet zeker dat ik daar nog geraak maar als alles goed gaat zit
ik de maanden juli en augustus in Westende. En dat brengt klandizie mee hé, aan
de zee. Die viering daar was een evenement.
Op
de comping (noot : Camping Westende,
100 m van Zon en Zee) kennen ze me
allemaal, ik mag gaan waar ik wil.
Vorig jaar met mijn verjaardag heb ik van een Hollander nog een kaart
toegekregen.
Maar
één ding jong. Ik zou meer van mijn pensioen moeten genieten, hé.
Op
mijn verwonderde blik antwoordt hij vlak : Ha ja hé, ik ben nog maar 45 jaar op pensioen...
M.E.Van Hoof
-De
fotograaf van GvM botste op dit vehikel tegenover het voetbalterrein van V.V.
Leest
-Het
elftal van de SK Ladies uit Leest. (Foto : DMW)
-Stanne
Van den Broeck.
|