1985
26 september GvM.: Op stap met
Archeologische Vereniging Oud-Mechelen
Opgravingen naar Romeinse
villa weldra succesvol afgerond.
De landelijke bewoning in de
Romeinse tijd werd gekenmerkt door de bouw van villas, grote hereboerderijen. Pas
sinds enkele jaren, door intens speur- en opgravingswerk, is men er zich ook
ten volle van bewust geworden hoe dicht onze streken in de Romeinse tijd
bewoond waren. In het zuiden van ons land vond men vele sporen van villas in
typische steenbouwarchitectuur. In het noorden van ons land vond men maar hier
en daar sporen van boerderijen, meestal in houtbouw. Dit laatste maakt dat de
vondst in Leest, een Romeinse villa in steenbouw, ineens zoveel belangrijker
wordt.
De archeologische campagne in Leest loopt stilaan naar het einde.
Daarom gingen wij praten met Stephan De Cock van de Archeologische Vereniging
Oud-Mechelen.
November 1939
In Mechelse Bijdragen het
tijdschrift van de Kring voor Oudheidkunde, geschiedenis en folklore van
Mechelen, verscheen in november 1939 een artikel van de hand van Jef
Uytterhoeven. De auteur beschrijft in zijn bijdrage de proefopgravingen die hij
verrichtte in Leest : Nabij de schilderachtige Steinenmolendreef, op het
tarweveld van L. Ceuppens, op een zestigtal centimeters diepte stootte ik op
een vloer van een onmiskenbaar Belgo-Romeinse woning. Peilingen in de omgeving
der muurresten gedaan, brachten danig verhakkelde stukken van Romeinse pannen
aan het daglicht.
Tot daar Jef Uytterhoeven, die
in het artikel verder ingaat op de mogelijke aanwezigheid van een Romeinse
villa. Maar verder dan enkele peilingen kwam het niet, want de Tweede
Wereldoorlog stond voor de deur en van verder onderzoek was er geen sprake
meer.
Na de oorlog was er blijkbaar
geen intresse meer. Pas jaren later werd het artikel van J. Uytterhoeven
toevallig gelezen door leden van de Archeologische Vereniging Oud-Mechelen.
Stephan De Cock : Onze
vereniging had toen een tikkeltje geluk. Voorzitter Jean Willems ging ter
plaatse een kijkje nemen en kwam daar toevallig in contact met iemand die
destijds aanwezig was tijdens de peilingen die werden uitgevoerd door J.
Uytterhoeven. De man herinnerde zich nog precies de plaats waar gegraven was.
Voor onze vereniging lag de
beslissing dan ook voor de hand om het werk van J. Uytterhoeven verder te
zetten.
Het was toen 1983. Op vrij
korte tijd werden funderingen en vloer van een badhuis blootgelegd. Men trof er
een hypocaustum en praefurnium aan. Beiden vormen zij één geheel, een voor die
tijd ingenieus verwarmingssyteem.
In het praefurnium
(stookplaats) werd vuur gemaakt met hout en stro om de lucht te verwarmen die
via de stookgang in het hypocaustum (kelderverdieping van een badgebouw of een
verwarmde kamer) terechtkwam.
Via tubuli (trekbuizen) werd de
warmte in de muren afgezet.
Stephan De Cock : Het
badgebouw dat wij in Leest vonden is in twee verdeeld. Een koud- en
warmwaterbad. De vloer bestond uit ruwe Romeinse beton met daarop pijlertegels
met daarbovenop de vloer uitgevoerd in suspensurategels.
Ondermeer door de aanwezigheid
van dit privé-badgebouw, maar ook door het vinden van andere belangwekkende
stukken (gebruiksvoorwerpen en mooie muurschilderingen) kunnen we met zekerheid
stellen dat deze Romeinse villa destijds werd bewoond door een belangrijke
familie.
De opgravingen hebben tevens
uitgewezen dat er ooit een felle brand op de hoeve plaatshad. De villa werd
bewoond tijdens de 2de-3de eeuw en verdween naar alle
waarschijnlijkheid tijdens de Middeleeuwen.
Tijdens de opgravingswerken
hebben wij eveneens de resten teruggevonden van een houtbouw daterend uit de 1ste
eeuw.
Het belangrijkste was hierbij
de vondst van een zeer goed bewaard gebleven waterput.
Ook wat betreft het aantal
gebruiksvoorwerpen mag de Vereniging niet klagen : La Tène aardewerk, groen
vensterglas, een kommetje in terra sigillata (luxe aardewerk) uit Oost-Gallië
en het belangrijkste stuk door de zeldzaamheid was een deel (beenstuk) van een
Romeinse sandaal. Dit stuk werd inmiddels overgemaakt aan het Instituut voor
het Kunstpatrimonium te Brussel, dat de nodige bewerkingen tot conservatie
uitvoerde.
Heelwat dozen vol scherven
werden overgebracht naar het lokaal van de Archeologische Vereniging. Daar zal
men de komende wintermaanden nog veel puzzel- en plakplezier beleven.
De wintermaanden zullen ook
goed zijn om de talrijke fotos, plannen en tekeningen te ordenen.
Er zal ook een tentoonstelling
worden georganiseerd waaraan de plaatselijke culturele vereniging Voetspoor
haar medewerking zal verlenen.
De gevonden voorwerpen en dossiers zullen dan ook toevertrouwd worden aan
Voetspoor zodat alles wat in Leest werd gevonden ook in Leest zal blijven.
T.J.
1985
Vrijdag 27 september :
Start 2de
Super Kaarttornooi van Supportersclub SK
Leest
Eerste
van vijf kaartavonden om de Ford Fiesta Junior en een Rustiek Stijl Salon
ter waarde van 120.000 frank.
Verder
waren er per afzonderlijke kaartavond voor 30.000 fr aan prijzen voorzien.
Het
inschrijvingsgeld bleef zoals vorig jaar ongewijzigd : 1.000 frank voor het ganse
tornooi (5 avonden) of 300 frank per avond.
Locatie
was zoals bij de eerste editie het Alpenhof te Heffen.
Het
team van Ludo Verschuren stak maanden voorbereiding in deze organisatie.
Er
werden kosten noch moeite gespaard om zoveel mogelijk publiciteit te voeren, en
dit in zon straal van ca. 40 km. Niet minder dan 300 affiches werden
verspreid.
Op
deze eerste kaartavond waren niet minder dan 103 tafels bezet (40 meer dan het
jaar voordien).
Winnares
van deze eerste etappe werd Lea Buelens met 160 punten. Zij kon met een nieuwe
grootmoedersfiets huiswaarts keren.
Op
4 oktober werd De Saedelare uit Zele winnaar van de 2de kaartavond
met 175 punten.
De
tussenstand werd niet vrijgegeven teneinde omkoperij de kop in te drukken.
Fotos :
-Opgravingen te Leest.
-Het bestuur van de
supportersclub van S.K. Leest leidde alles in goede banen.
Van l. naar rechts : André Van
den Heuvel, Willy Verschuren, Ludo Tourné,
Herman Verhoeven, Francis Van Hecke, Ludo Verschueren en Jef Van der
Elst.
|