Vervolg “Hendrik Diddens overleden”.
Enkele maanden na zijn dood verscheen Hendrik ‘s “Woordenboek van het Mechels dialect”. Bij de presentatie ervan in december was het voltallige Mechelse schepencollege aanwezig. (Zie 6 december 1986 in deze Kronieken)
In 1974 was Hendrik Diddens door het Leestse gemeentebestuur gehuldigd en tot ereburger van Leest gebombardeerd voor zijn werk en opzoekingen naar de geschiedenis van deze gemeente.
In ’85 publiceerde Hendrik Diddens een studie over “de oude Diddens-stam te Leest”.
Een jaar na zijn overlijden (7 augustus 1987) verscheen volgend artikel in Gazet van Mechelen :
Een jaar geleden overleed Hendrik Diddens
“Vandaag, vrijdag 7 augustus, is het precies één jaar geleden dat Hendrik Diddens overleed. De auteur van o.a. het Woordenboek van het Mechels dialect, stond toen in de belangstelling ook omdat hij tijdens de 11 juli-viering zo boeiend had verteld over zijn Mechels dialect.
Niet alleen om zijn Woordenboek, maar ook voor de talrijke en boeiende bijdragen die Hendrik Diddens in de afgelopen jaren leverde, blijft hij Mechelen ontroeren.
Eén van hen, Herman Schaltin, bovendien ook een gebuur aan de Landbouwstraat, klom enkele maanden na het overlijden van Hendrik Diddens in de pen. Als herinnering aan al het mooie dat Hendrik ons naliet, publiceren we hierbij een gedeelte van de bijdrage die Herman Schaltin ons leverde. (FT)
Natuurlijk klinkt het gek dat men zijn overbuurman eerst na 30 jaar leert kennen, en nog wel op 2000 km van hier in Benidorm, waar de Vlamingen nog talrijker komen overwinteren dan de duizenden zwaluwen die dat ook voordoen in de spelonken van de Siera Helada.
Nu mag ik wel zeggen dat wij ‘mijnheer Diddens van hierover’ al veel jaren kenden als lector in onze kapel van Sint-Jakob, als jeugdschrijver en auteur van een plezant boekje over de Hanswijkenhoek. Eerst toen wij beiden ingelijfd waren bij de jeugdafdeling van de ‘derde leeftijd’ –sectie hartinfarcten- ging ik langsom meer ontdekken uit welk edel hout hij gesneden was. In alles streefde hij naar de perfectie.
Toch heeft zijn literaire vlam later bij mij enige vonkjes aangeblazen maar naast zijn hoogvliegers kwam ik nooit verder dan een ‘spielerei’ met kolderrijmpjes.
Enige keren heb ik hem toch goeddunkend weten glunderen met mijn brouwsels. Hij verklaarde zelfs formeel dat mijn limericks, die ik voor een prijskamp van ‘De Gazet’ had ingezonden, beter waren van metriek, klankkleur en pointe dan die van de zes laureaten voor mij. Rond die tijd besliste Rik een Mechels dialectwoordenboek te laten groeien uit de nota’s die hij sinds vijftig jaar verzamelde. Op een volle straatbreedte en twee gevels na heb ik hem ongeveer kunnen volgen en gezien hoe hij, dag en nacht, aan dat massale werk bezig was. Met magere middelen, maar met veel kunst- en vliegwerk, tot en met het fonetisch schrift.
Eind juni van vorig jaar was ik ook klaar met een ludiek gedichtje dat voor hem bestemd was.
Het was mijn bedoeling het als grap en anoniem te laten inlassen in zijn eerste present-exemplaar. Op de valreep heb ik nog kunnen beletten dat mijn speelse rijmelarij als een wrange dissonant ging klinken in moment van diep menselijk leed, want zo stond het er:
‘Als een boegbeeld der beschaving, bij de groten in de gunst, steeds was Mechelen brood en laving voor de scheppers van de kunst.
Muzen houden soms van streken om een waaier van talent in één enkel mens te steken, zodat iedereen hem kent.
In de literaire middens van ons Vlaamse vaderland staat de naam van Hendrik DIDDENS daarom met een bies omrand.
Schrijven kan hij lijk de beste. Door zijn speelsheid van de Fé en zijn humor van de Neste valt zijn oeuvre danig mee.
Hij schrijft ook in vreemde talen, maakt sonnetten in het Spaans, schrijft gedichtjes voor de Walen en zelfs…in het Gregoriaans !
Lijk de bijbelse parabels, Zo met wijsheid ook doorspekt zijn z’n ‘La Fontaine’-fabels, maar in ’t Mechels dialect.
Maar zijn faam gaat nog meer rijzen door zijn Mechels Woordenboek dat men overal hoort prijzen, zelfs tot in Klein-Achterbroek.
Tot ver buiten Mech’lens muren oogst hij lof en veel beziens, prijkt dit boek nu naast Verschueren bij ‘Van Dale en Winkler Prins’.
Die versjes bleven doodgeboren tot Nettie, de echtgenote van Rik, er onlangs weet van kreeg en mij aanzette om ze uit de vergeethoek te halen. Ze promoveren nu tot een postuum ‘in memoriam’.
‘Vriend Rik,
Het spijt mij erg dat ik u zo laat heb ontdekt. Uw vriend Ernest Claes was zelfs vijftig jaar sneller dan ik. Maar onze kennismaking zullen we later wel voortzetten. Wie weet zijt ge daartegen al niet klaar met een taalkundige studie van de hemeldialecten…’”
Vervolgt…
|