1990 – Vrijdag 26 oktober : Officiële opening Taverne “Den Rooselaer”. “Noël Jeurissen heeft de eer U uit te nodigen op de officiële opening van TAVERNE “DEN ROOSELAER” op vrijdag 26 oktober 1990 vanaf 20.00 uur. (gratis drinks tussen 20.00 en 22.00 uur) Alle dagen open vanaf 11.00 uur. Taverne “Den Rooselaer”, Dorpsplein 24 2811 Leest-Mechelen.”
“Den ROOSELAER”
“Augustus 1980 op de Dorpsplaats. Geklop en gehamer doen de voorbijgangers opkijken naar de bedrijvigheid op het dak van de hoekhuis-schrijnwerkerij Teughels. De gevel van het huis wordt opgetrokken en het dak vernieuwd. De ramen zonder vensters staren als oogkasten zonder ogen naar de rust van de dorpsplaats-in-vakantie. In dit huis, eertijds de herberg ‘den Rooselaer’ speelde zich vroeger een deel af van het Leestse volksleven : er werd gewerkt (want het was ook boerderij), er werd gefeest en gedanst (want er was een danszaal aan), er werd toneel gespeeld, er werden pinten getapt… De oudste eigenaar van deze herberg die we terugvonden aan de hand van de kerkrekeningen was Lysken Inghels. Dat was voor 1617. Want er stond een cynsplicht op dat huis. Elk jaar moest de eigenaar voor dat huis aan de kerk 6 stuivers neertellen.
In 1617 gaat de eigendom over op Bartolomeus Goessens. Dat duurt tot 1629. Vanaf dat jaar tot rond 1647 wordt de jaarlijkse cijns betaald door Jan Vermijlen ‘voor syn huys en hoff tot Leest aende kerckenmuer’. Deze Jan Vermijlen was getrouwd met Pieternelle Verschueren en had zes kinderen : Pieter, Louis, Magdalena, Jan, Marie en Anneke.
In 1647 werd de cijns op het huis betaald door een zekere Jan Quackels en van 1650 tot 1673 behoorde het goed aan Lauwereys Van Coetsem. Deze Lauwereys Van Coetsem (Van Goeghem, Van Coetsens), gehuwd op 17 februari 1632 met Katrien De Bollo (de Belley), had een ganse nest kinderen, verscheidene onder hen overleden echter tamelijk jong : Anna, Jeanne, Amand, Hieronymus, Pieter, Jan, Corneel, Maria, Kobe, Elizabet en Geert. De jongste twee kinderen stierven korte tijd na hun geboorte.
In 1673 werd de ‘Rooselaer’ verkocht aan Andries Van Merchtem en waarschijnlijk afgebroken of verbouwd. Want dit jaar betaalt deze nieuwe eigenaar ‘by coope’, zegt de kerkrekening, de voorgeschreven cijns voor ‘de hofstede daer een huys placht op te staen tot Leest aen de Kerckemuer’… Deze Andries Van Merchtem (Vermerchtem) was gehuwd met de vroedvrouw Katrien Krieckx. Ze hadden verschillende kinderen : Jacoba, Alexander, Pieter, Andries, Katrien, tweeling Maria en Magdalena en Nikolaus. Deze laatste drie stierven enkele dagen na hun geboorte. Bij Dries Van Merchtem in de Rooselaer was het dat de pastoor bij gelegenheid zijn mensen een pint betaalde, zo lezen wij in de kerkrekeningen van 1683 : ‘gegeven aen Andries Van Merchtem over een recreatie van sekere jongkmans die met hunne peerden hebben gereden om enighe prijsen, en daer over hebben gewonnen eenige silveren peerden, en de selve geschoncken in onse kercke ter eere van onze Lieve Vrouw, so heeft de pastoor ende kerckmeester de voorseide jongkmans vereert ende voor hun gelach betaelt 25 gulden 14 stuivers…’ Andries Vermerchtem sterft op 9 maart 1695 en de herberg wordt verkocht, ditmaal aan Guilliam Vermijlen. Hij was gehuwd met Elizabet Verbeeck. Drie van hun zes kinderen stierven bij de geboorte. Hun overlevende nazaten waren : Jan, Jacobus en Guilliam. Ook hier vinden wij rekeningen terug van traktement vanwege de pastoor : ‘gegeven voor een recreatie ten huyze van Guilliam Vermijlen voor de jonckheyt die eenen silveren ball in onze kercke geoffert hebben : 3 gulden’. (1699). Het gezin Guilliam Vermijlen – Verbeeck kon echter van deze eigendom niet lang genieten : Elizabet Verbeeck overleed op 19 maart 1705. Het jaar daarop kwam de herberg ‘bij coope’ aan Adam Putters (‘Putters sive Puttemans’ vermelden de parochieregisters 1710).
Adam Putters was getrouwd met Anna Van Winghe (Van Win) uit Battel. Ze hadden vier zonen en één dochter : Nikolaas, Jan, Corneel, Guilliam en Jeanne. Deze laatste, Jeanne (°1792 – +4 februari 1776) , trouwde met Peeter Smets en die zou na de dood van zijn schoonvader Adam Putters (21 januari 1715) en van zijn schoonmoeder Anna Van Winghe (20 juni 1732) ‘den Rooselaer’ overnemen. De figuratieve kaart van Leest getekend door landmeter Jan Van Acoleyn dateert uit deze tijd (1723) : het huis op de dorpsplaats aan de kerkmuur staat er op naam van de ‘kinderen van Adam Puttemans’ en tenvolle uitgetekend.
Peeter Smets en Joanna Putters hadden vier kinderen : Jan, Joanna Maria, Barbara Livina en Anna, geboren op 19 juli 1735. Het jaar daarop kwam er ongewild nog een kindje bij : op 17 december 1736 wordt in de stal van Peeter Smets een vondelingske gevonden. Het wordt ‘Jeanneke’ gedoopt : ‘Joanna filia exposita eodem die in stabulo Petri Smets’, zegt de doopakte. Jan Van den Heuvel ontfermt er zich over als peter en Jeanne Putters wordt meter. Het meisje zou echter niet lang leven want het overleed op 13 februari 1739.
Anna Smet, jongste dochter van Peeter en van Jeanne Putters, trad in het huwelijk met Mattheus Van Asch. Na de dood van haar vader (4 april 1756) zou Mattheus voortaan in de cijnsregisters van de pastoor voorkomen, daar was toen een speciale dispensatie voor vereist. Op de kop negen maanden later hield men het eerste dochtertje boven de doopvont : Joanna, geboren op 15 december 1757. Twee broers en zes zusters zouden nog volgen : Joanna Maria (°20/1/1762), Jan Frans (°22/9/1764), Anna Caterina (°24/8/1769), Marianne (°6/4/1772), Peeter (°17/9/1776) en Elizabet (°7/7/1779).
Tot 1828 zou de ‘Rooselaer’ eigendom blijven van de kinderen Van Asch. Vanaf dat jaar namelijk wordt het cijnsgeld betaald door een zekere ‘Mijnheer Scheppers’ (kanunnik te Mechelen, vernemen we achteraf uit een notarisakte). Nog slechts enkele jaren echter, want na 1834 verdwijnt deze belasting ‘over de Hofstede den rooselaer’ voorgoed uit de Kerkrekeningen.
Wanneer dertig jaar later de hele doening voor de zoveelste maal verkocht wordt, vinden wij ‘den Rooselaer’ bewoond en in handen van het echtpaar landbouwers-herbergiers Guilliam Nees – Joanna Justine De Laet. Deze laatste had als enig kind de herberg geërfd van haar ouders. Ze verkopen dus alles en gaan naar Mechelen wonen. Op 3 mei van het jaar 1886, om vijf uur in de namiddag, gaat de openbare verkoop door, langs notaris Peeters uit Willebroek. In de verkoopakte vinden we de volgende beschrijving : …‘eene schoone afspanning, genoemd den Rooselaer, bevattende schoone herbergplaats, zeer grote danszaal, verscheide beneden en bovenkamers, twee grote kelders, keuken met pomp, stallingen, remisie, schuur met voorplein en groote bascour, te samen groot van grond tien aren negen centiaren allervoordeeligst gestaen en gelegen te Leest in het dorp, neven de kerk.’ Slechts op dit moment wordt de ganse Rooselaer verdeeld in twee : de eerste hoop (5 a, 82 ca) bevat de herberg en de danszaal (de latere schrijnwerkerij van Teughels) en wordt gekocht door Emmanuel Passenbrouder – Palmyre Van Trier, dokter in Borgerhout. De kadasterkaart ‘Popp’ uit die tijd, vermeldt de Rozelaer dan ook op zijn naam.
Het tweede gedeelte (het latere Raffeisenkasgebouw) bevattende 4 a en 72 ca, ‘zeer geschikt om in een schone woning verkeerd te worden, is samengesteld uit : remise, schuur, stallingen, verkenskoten, beerput, voorerf en bascour’. Dit gedeelte wordt voor 1120 fr gekocht door Jan Baptist Teughels – Monica Van Hoof. Bakker Egidius Quintidi en veldwachter Adriaen De Wit zijn getuige bij deze verkoop. Als speciale voorwaarde wordt gesteld dat de kopers deze beide oorsspronkelijk samenhorende gedeelten van de Rooselaer zullen moeten scheiden ‘met een gemene muur te bouwen onder en boven de grooten balk in de stal liggende en achter op de bascour met eenen muur ter hoogte van drie meters, tot op de zwarte streep gemaakt op de kerkmuur…’
Jan Baptist Teughels (‘faber lignarius et tabernarius’ : schrijnwerker en cafébaas), die deze tweede koop had gekocht, woonde voordien met zijn gezin in de Molenstraat (zie aantekening bij de geboorte van zijn dochter, doopakte van 24/2/1861). Hij was te Hombeek geboren op 14 september 1820 als zoon van Jozef Teughels (+Hombeek 10/8/1829) en van Anna Catharina Verspreet cafébazin, geboren te Londerzeel ( 4/2/?). Jan Baptist Teughels kwam naar Leest op 17 november 1846, bij zijn huwelijk met Monica Van Hoof. Zij was van Leest, dochter van Jan Baptist Van Hoof en Marie Anne Van den Heuvel en geboren op 19 januari 1824. Op het ogenblik waarop het gezin Jan Baptist Teughels-Van Hoof naar de Dorpsplaats verhuisde (in het gedeelte Raffeisenkas) was het reeds gezegend met dertien kinderen : -Pieter Jozef, geboren op 2 maart 1847, overleed te Leest op 13 december 1876. -Catarina Constantia, geboren op 22 juli 1838, overleed op 30 augustus 1857. -Maria Elizabet Louise, geboren 26 september 1851, overleed als kind op 25 september 1857. -Arnoldus Leopoldus (‘Noldus’), geboren op 7 februari 1853, erfde zijn naam van zijn peter Arnoldus Leopoldus Teughels die op dat ogenblik onderluitenant was te Luik. Deze zoon Noldus zou later het andere gedeelte, de oorspronkelijke herberg ‘den Rooselaer’ opkopen en het omvormen tot schrijnwerkerij. -Serafiene, geboren op 12 oktober 1856, trouwde later met meubelmaker Gustaaf De Vos en ging naar Zemst wonen, vanwaar hij afkomstig was. -Joanna Maria Clothilde, geboren op 10 januari 1858, trouwde met landbouwer Desiderius De Wit uit Heffen, waar zij zich ook ging vestigen. -Adrianus Theodorus, geboren op 9 oktober 1854, werd schrijnwerker en herbergier te Hombeek. -Joanna Catarina, geboren op 5 december 1858, werd dienstmeid te Mechelen en bleef ongehuwd. -Marie Louise, tweelingszuster van Joanna Catarina, trouwde in 1887 met Jan Baptist ’t Sjoens uit Wannegem-Lede. Beiden gingen naar Hombeek wonen. -Joanna Catarina Victoria, geboren op 24 februari 1861, huwde met koster Louis Hellemans. Ze zouden later de ouderlijke woning blijven betrekken en ze kopen. Victoria Teughels overleed op 17 februari 1919. -Cornelius Ludovicaus, geboren op 1 oktober 1863, stierf tamelijk vlug te Leest, op 28 juli 1897. Hij liet een weduwe achter Catarina Hendrika Van Asch, herbergierster te Mechelen, en een weeskind Louise Maria Teughels, geboren op 23 september 1897, na haar vaders’dood. -Petrus Franciscus, geboren op 4 oktober 1865, werd schrijnwerker te Mechelen op de Auwegemsteenweg. -Maria Isabella Leontina, geboren op 11 april 1868, overleed een dik jaar nadien, op 12 oktober 1869. -Joannes Constant, tenslotte, tweelingbroer van Maria Isabella Leontina, werd onderwijzer te Ramsdonck.
Jan Baptist Teughels omvormde de oude stallingen van ‘den Rooselaer’ tot een mooi woonhuis met een ‘voorplaats die diende als herberg (met name : Estaminet), twee kamers, een keuken, een dorschvloer, een werkhuis (Jan Baptist was schrijnwerker), een kelder, twee mansardes en een zolder, een voorhofje, een stal, een hangaar, een bakoven en een verkenskot..’ (beschrijving uit de verkoopakte).
Na de dood van Monica Van Hoof (ze stierf te Leest op 26 mei 1898), werd dit deel van de Roselaer opnieuw te koop gesteld, langs notaris Van Bellinghen uit Mechelen. Het werd gekocht voor 4.500 fr door Victoria Teughels, dochter van Jan Baptist. Ze was inmiddels gehuwd met koster Louis Hellemans en had het goed al in gebruik. Dit kostersgezin had drie kinderen : -Stefanie, die kloosterzuster werd te Gent. -Alfons, gehuwd met Alida Scheers, later o.a. ‘Meester Hellemans’ genoemd. -Constant : deze jongste zoon verongelukte toen hij 15 was en op de laatste oorlogsdag 1918 van de hooizolder viel.
Vervolgt…
Foto’s : -De uitnodiging, voor- en achterzijde. -Een deel van het 3de ‘Caertbladt’ uit het ‘Caertboeck’ van Jan Van Acoleyn uit 1723. De twee gebouwen van ‘den Rooselaer’, rechts van de kerk, behoorden toen aan de Kinderen Puttemans. -De Rooselaer rond 1895.
|