Vervolg Delphine “Fien” Selleslagh-De Wit : een mensenleven in beeld.
Fien hield niet van show en glitter, om die reden was ze niet te vinden voor een folkloristische stoet ter ere van haar eeuwfeest, nochtans geschiedenis interesseerde haar wel. Zo herinnerde zij zich nog feilloos wat haar vader haar vertelde over zijn jeugd. Dochter Raf noteerde dit voor het nageslacht :
“In 1890 werden we geplaagd door een strenge winter die 19 weken duurde. Door de strenge vrieskou werd er toen enorm veel armoe en kou geleden. Geen voedsel voor de mensen. De rapen voor de dieren bevroren in de stoepen. Het afdekmateriaal diende aan de dieren gevoederd te worden om ze levend te laten doorwinteren. De kleding van onze voorouders bestond uit een blauwe lijnwaden kiel, rode zakdoek, fluwelen klak of zwarte pet. Op zondag werden witte hemdsboorden gedragen, het cachet van de gegoede burgerij. Er was een overvloedige groei van palmstruiken. Op Palmzondag gingen de mensen voorzien van palmtakken naar de kerk om ze te laten wijden. Op elke akker werd een takje ingeplant en elk kruisbeeld en elke kamer werd voorzien van een palmtak om de zegen van ons Heer af te smeken. Tijdens hevig onweer werd met een palmtakje en wijwater het huis gezegend, nadien werd het palmtakje terug bij het kruis gevoegd of verbrand…”
Fien maakte twee oorlogen mee. Tijdens de eerste wereldoorlog werd ze heel erg ziek en men vreesde het ergste. Dokter Van Tricht werd er bijgeroepen en zou voor zijn consultatie nooit vergoed worden omdat iedereen beschutting zocht tegen de Duitsers. Zoals zovelen nam ook de familie De Wit de vlucht voor het oorlogsgeweld. Ze strandden in Opwijk. Toen ze terug in Tisselt kwamen waren de ruiten van hun woning stuk en was er in de handelszaken heel wat gestolen en overhoop gehaald.
Op 1 september 1925 huwde Fien haar schoolmeester. Zij was 31, hij bijna 30. Het huwelijk werd ingezegend door pastoor Cyriel Selleslagh, een broer van de bruidegom. Voor de familie De Wit was het een dubbel huwelijk, zus Jeanne trouwde immers tegelijkertijd. Hier was de gelukkige bruidegom Mon Cortebeeck, een Tisseltenaar. Voor dit dubbel huwelijk diende nog een speciale aanvraag ingediend. Vier koetsen, getrokken door paarden, waren nodig om de bruidsstoet naar de St. Jan kerk, te brengen. Achteraf hadden ze spijt dat ze het niet met een koets minder gedaan hadden en een auto in de plaats, dit om de 60 genodigden sneller aan tafel te brengen. Receptie en feestmaal gingen door in ‘De Vuurmolen’, de receptie in het café op het gelijkvloers, het feest in de bovenzaal. Fien en Jeanne waren identiek gekleed : een zwart kleed en een ‘veloeren’ hoed met gouden pen. Kostprijs 65 frank. Bruidegom Victor was gekleed in pitteleer en zijn schoonbroer Mon Cortebeeck in zwarte redingote. Zussen Maria en Valentina volgden in de bruidsstoet in een lichtbruin veloeren kleed en een zwarte toppé hoed met een brede zwarte strik. Kostprijs 110 frank. De ‘Dischkaart’ vermeldde : ‘Voorgerecht, Koninginnesoep, Huwelijksbootjes, Ossentong-Caperssaus, Ossenspier in groentenkrans, Vleeschpastei met kampernoeliën, Hesp – salaad, Brusselse kiekens – fruitmoes, Huwelijksgebak, Ooft – nagerecht.’
Enkele noemenswaardige citaten uit de heilwensen en de toespraken :
“Weldra zien we in dit huis pastoors en paters. En meesters, nonnen, dochters met de macht. De roem en steun de glorie van hun vaders, de vreugd der moeders dag en nacht. Zoo, vader, brengt uw kloeke stam schoon vruchten Voor huisgezin en kerk en maatschappij. En moeder ziet, uit d’hemel vol genuchten, haar nageslacht gelukkig, vroom als zij…”
“In naam van onzen Toneelkring ‘Rust Roest’ is het ons een waar genoegen U op deze plechtigen dag onze innige, hartelijkste gelukwenschen toe te sturen. … Ja, waarde bruidegom, van af het ontstaan van onze Toneelkring zijt gij reeds ervan de spil geweest. Door uw voorbeeld wist gij uwe medeleden te stichten, door uwe fijne keuze van woorden, door uwe duidelijke uitspraak in uw onverdroten iever hebt gij wel het meeste bijgedragen tot den groei en den bloei onze maatschappij, tot veredeling onzer taal in de verheffing van ons Vlaamsche volk…”
“Volgaarne neem ik het voorzitterschap waar, wanneer ik, in naam onzer fanfaren, onze vurigste wenschen mag toesturen aan een lid dat altijd geieverd heeft tot opbeuring onze Maatschappij. Ja, geacht Medelid, de iever en zelfopoffering die u jegens de maatschappij toondet, was groots, daar u zelden een wekelijksche repetitie liet voorbijgaan, ondanks alle moeilijkheden (u soms beletten). Ook uw aan de Maatschappij bewezen diensten zijn talrijk, want deze opsommen ware mij gansch onmogelijk. Ik wil mij enkel beperken uw bereidwilligheid te noemen tegenover onze medeleden, en uw wijze raadgevingen die we ontvingen, wanneer we in moeilijke omstandigheden onbeslissend bleven. Hoe menig keer ook hebt u, met uw trillende stem, hulde of vaarwel gebracht aan dezen die ons reeds zijn voorgegaan. Met één woord, uw dienstvaardigheid voor de Maatschappij kent geen palen. Daarom, geacht Medelid, zeggen we u duizendmaal dank. Dank voor den moed en zelfopoffering die u ons hebt getoond… Lang leve Victor en Josephine !!! De Fanfarenmaatschappij ‘Arbeid Adelt’.”
“Geachte vriend en medelid, wij hebben veel genoegen te mogen denken u aangenaam te zijn. Aanstaande zondag 6 september dezer rond 5 uur namiddag aan uwe woonplaats u met een serenade te mogen vereren. Namens de fanfare Ons Genoegen van Battel, de Voorzitter Charles Walschaerts.”
Een heilwens van pastoor Cyriel, broer van de bruidegom : “Lang heeft de schouw gerookt, eindelijk is ze aan ’t vlammen gegaan !!”
Fien vertelde later aan haar dochter dat diezelfde schoonbroer echt bekommerd was om haar. Zijn bezorgdheid ging uit naar de nieuwe levenswijze die haar na haar huwelijk in Leest te wachten stond : “Vanaf mijn veertiende tot mijn eenendertigste steeds ten dienste gestaan. De handelszaak onder mijn leiding, de sociale beleving, de omgang met het cliënteel, de trafiek die de vaart met zich meebracht. Het waren stuk voor stuk drukdoende bezigheden die schril afstaken tegen wat Leest me te bieden had. Doch verveling zou geen hoogtij vieren, vader zorgde spoedig voor de gepaste bezigheid. Een kippenkwekerij zou jaren een welgekomen bijverdienste en tijdverdrijf zijn. Doch ook aan gezinsuitbreiding diende gewerkt, want de tijd was beperkt. Gods gebod werd gehuldigd, ga en vermenigvuldigt, en in minder dan tien jaar was de grote bestelling klaar.”
De avond van het bruiloftsfeest werd er een serenade gegeven door de Sussen van Leest (fanfare Arbeid Adelt). In zijn dankwoord tot de fanfare zei Victor onder meer : ‘Wat mij betreft, ik sta liever aan deze kant van de deurdrempel, want jullie spelen buiten en ik speel binnen…’
Langs de openstaande ramen genoten de buren mee van de uitbundige sfeer binnen. Na het feest werden Fien en Victor met de bus van Adolf Masure naar Leest gevoerd. Dolf Masure uit de Statiestraat in Tisselt baatte de eerste lijnbus in de regio uit : ‘Aannemer van Speel- en nachtreizen aan voordeelige prijzen’ stond op zijn annoncekaartje. Het bruidspaar werd afgezet in de gloednieuwe woning in de Dorpstraat. Leest was nog niet aangesloten op het elektriciteitsnet en het koppel diende zich te behelpen met kaarslicht maar dat zal zeker geen domper gezet hebben op de romantiek… Deze woning was pas klaar. Voor ‘ne frank en een chic’ had Victor zijn leerlingen aangesproken om aan de Zenne de bouwstenen te helpen lossen die per schip toekwamen.
Vervolgt…
Foto’s : -Pastoor Cyriel Selleslagh, broer van bruidegom Victor. -De bus van Dolf Masure. -De woning in de Dorpstraat die Victor had laten bouwen. -Victor en Delphine lieten geen huwelijksfoto’s na.
|