Wijzigingen - Aanvullingen
1917 – 4 januari : Dertien Leestenaars weggevoerd naar Duitsland
“Op 4 januari 1917, was Mechelen wederom getuige van het droeve en weerzinwekkende schouwspel der wegvoering van krachtvolle jongelingen, en diep teneergedrukte mannen en vaders. Thans waren het de aangewezenen uit de naburige gemeenten Leest, Hombeek, Tisselt en Heffen, die den lijdensweg naar Duitschland op moesten als slaven gedreven.” (‘Uit vroeger jaren’,GvM van 4/1/1933)
Uit Leest zouden dertien personen werden weggevoerd naar Duitsland. Het grootste deel zou echter reeds in februari worden weergezonden.In het gemeentearchief vonden we de volgende namenlijst en toelichting :
1. Spruyt August, arsenaalwerkman, Tisseltbaan.
2. Van der Taelen Piet Frans, arsenaalwerkman, Dorp.
3. Rottiers Joseph, arsenaalwerkman, Tiendeschuurstraat.
4. Leemans Willem Lodewijk, staatswerkman, Tiendeschuurstraat.
5. Fierens Emiel, arsenaalwerkman, Tiendeschuurstraat.
6. Lauwens Antoon Jozef, landbouwer Kapellebaan.
7. Van Muylder Victor, staatswerkman, Kapellebaan.
8. Geerts Alfons Juliaan, landbouwer, Blaasveldstraat.
9. Geerts Corneel Frans, dagloner te Leest, alsmede landbouwer te Tisselt, Moer.
10. Alewaters Karel Lodewijk, landbouwer Tisseltbaan.
11. Teughels Jaak, werkman, Dorp.
12. Geerts Antoon, arsenaalwerkman, Molenstraat.
13. Potoms Lodewijk, verhuisde naar Blaasveld.
“Nummer 3 op bovenstaande lijst Joseph Rottiers, was te Opdorp geboren op 16 mei 1887. Hij was spoorbaanwerker bij de staatsspoorwegen en werd door de Duitse bezetter weggevoerd naar het kamp van Soltan, alwaar hij drie maanden verbleef zonder te willen werken. Daarna werd hij overgevoerd naar Elsederutten alwaar hij onder bedreiging van slagen en verhongering gedwongen werd te werken in de steengroeven en ijzerertsmijnen tot 8 juli 1917, dit zonder loon. Joseph Rottiers werd weggevoerd omdat hij weigerde voor de Duitsers aan de spoorbaan te werken. Te uitgeput om nog te kunnen werken, werd hij teruggestuurd naar België.” (GA-13/2/1923)
Jozef Rottiers was gehuwd met Louisa Van den Branden en overleed te Leest op 8 december 1963.
“Willem Lodewijk Leemans, nr. 4 op de lijst, werd geboren te Leest op 26/10/1890 als zoon van Antoon en van Maria Clotildis Van den Branden. Hij zou weerkomen op 8 juli 1917.” (GA-13/12/1922)
Julien Geerts, nummer 8 op de lijst, vertelde daarover : “Ik vertrok op 4 januari 1917 vanop Nekkerspoel en kwam als laatste van allen terug op 15 juli 1917, na 6 maanden en 11 dagen. Wie zes maanden Duitsland had gedaan, kreeg na de oorlog een decoratie, ik was er nog juist bij. We verbleven in het kamp te Solto. Daar waren de Leestenaars samen, maar om te werken moesten wij uit elkaar. Eerst werd ik tewerkgesteld in een steengroeve bij Melsdorf boven Kiel. We moesten er kiezel uithalen. Nadien heb ik in een melkerij gewerkt te Mecklenburg en op het laatste zat ik in een houtfabriek te Lüneburg, waar ze triplex maakten. Het eten dat we kregen was niet fameus : van die ‘groene kraag’ beten gelijk we zeggen, gemengd met mosselen of vis ; daar is geen enkele koe, die dat zou gewild hebben. Ze gaven ons ook ‘Choucroute’ : witte kolen uit vaten. We kregen ook pap van zogezegde ‘gebarsten tarwe’, geen enkele maag wou dat verteren : dat kwam er uit gelijk het er in ging !” (‘LG, blz. 264)
Juliaan Geerts “Zjeine van de Sjeit” was te Leest geboren op 29 augustus 1898 en hij overleed te Mechelen op 31 mei 1991. Hij was gehuwd met Alida Jacobs (°Leest 23/7/1897, +St.Niklaas 8/12/1963) en schoonvader van fanfaresecretaris en de latere burgemeester August Lauwers. Juliaan Geerts was uitbater van café ‘Stadion’ aan de Kleine Heide. Eveneens was hij handelaar in steenkool, plantaardappelen en meststoffen. Tot zolang zijn lichamelijke conditie het maar enigszins toeliet ging hij met de fanfare mee naar alle concertuitvoeringen. Sterker nog : hij kwam zelfs wekelijks naar de repetitie en ging dan samen met Louis De Croes, Emerance Van den Heuvel en Louis Verschuren in de repetitiezaal luisteren. Hij bleef de hele repetitie lang gezellig zitten en dronk af en toe een pintje bier. Hij was onafscheidelijk verbonden met zijn pijp. Zijn café was destijds het lokaal van de duivenmaatschappij en ook hij was een fervent duivenliefhebber. Zijn café was ook ooit de stamplaats van de vermaarde voetbalploeg FC Leest, die vooral actief was omstreeks 1940. Juliaan Geerts was een bijzonder graag geziene figuur in de fanfare en ook daarbuiten. Wie als jongeling in zijn café één of andere boodschap kwam overbrengen, kreeg gegarandeerd een stuk chocolade. Hij bekeek het leven op een Bourgondische manier en genoot er met volle teugen van. Hij begreep maar niet dat zijn leeftijdgenoten en al wie jonger was dan hijzelf zo vroeg overleden ondanks hun gezegende leeftijd. Hij zei dan : ‘Hoe is het mogelijk dat het nu al met hem is afgelopen…!’ (‘Leest in Feest’, Stan Gobien)
“Va, gij stelde geen hoge betrachtingen in het leven. Tevreden met het lief en leed dat u was beschreven. Steeds eenvoudig maar met een klaar verstand hield ge ons allen samen in familieverband. Uw werklust, uw vriendschap en uw zachtmoedigheid, die zullen u vergezellen naar de eeuwigheid. Verenigingen allerhande die trokken u aan, ’t was een brokje leven naast ’t dagelijks bestaan. De zin van ’t muzikale leven, het maakte u zo blij bij elk optreden van Sint-Cecilia uw maatschappij. Soms spannend, dan weer vredig, zo was ’t hier in Leest, maar het was uw wereld in ’t hart en in de geest. Ook als duivenliefhebber waart gij steeds paraat, ’t bracht mensen weer samen, ’t bracht leven in ’t straat. In uw handel en wandel waart ge zo spontaan, gij en uw echtgenote 36 jaar achter de tapkast gestaan. Ge hield van dit leven, de mens, de natuur, soms stil zitten mijmeren samen met een gebuur. Zo gingen de uren, de dagen voorbij, maar toen kwam een dag, ’t was de laatste van mei. Beste familie, dank voor de goede zorgen en genegenheid die ik van u mocht ontvangen. Beste Lydia, dank zij u heb ik mijn laatste levensjaren gelukkig in mijn vertrouwde huis kunnen sluiten. Vaarwel, eens zien we elkaar weer, allen verenigd bij de Heer.” (Uit zijn gedachtenisprentje)
Voor het nummer 12 op de lijst, Antoon Geerts, verzocht burgemeester Bernaerts om zijn terugzending in een brief van 6 maart 1917 naar ‘den heer Voorzitter van het Meldeamt te Mechelen’ : “Bij deze neem ik de vrijheid aanvraag te doen tot terugzending naar de gemeente Leest, van mijnen ingezetene Geerts M. Antoon, werkman van beroep, geboren te Leest den 3 april 1879, en alhier woonst hebbende Molenstraat nr. 8. Dezen man is op 4 januari 1917 overgevoerd geworden naar het Kamp van Soltan (Duitschland). Hij is gehuwd met Van Kerckhoven Joanna Octavia, oud 36 jaar, en was, bij zijne wegvoering, vader van 4 kinderen, die geboren zijn in 1905, 1907, 1912 en 1913. Zijne vrouw is op 5 maart 1917 bevallen van één vijfde kind, hetwelk den last van dit gezin nog vergroot, en de hulp des vaders in dezen ogenblik vraagt. Den weggevoerde is altijd van goed gedrag geweest, goed huisvader, spaar- en zeer werkzaam, en zijne terugzending wordt door zijn gezin en familieleden zeer betracht. Hierbij verklaring van een werkgever. Van eene landbouwersfamilie voortspruitende, heeft hij altijd zijne bezigheid in de landbouwerij gevonden sedert den duur van den oorlog. In de hoop, Mijnheer, dat deze vraag gunstig onthaal verwerve, bied ik u mijne groeten aan. De Burgemeester van Leest.”
Een veertiende weggevoerde Jan August Maes, tijdens de oorlog in Hombeek wonend, was te Heffen geboren op 18 april 1885. Later kwam hij naar Leest wonen in de Tiendeschuurstraat. Hij was gehuwd met Maria Jozefina Leemans. Omdat hij rijwielmaker was, een beroep dat toen onmogelijk uit te voeren was, en bijgevolg werkloos, werd hij op 4 januari naar Soltan gevoerd. Na drie maanden verplaatste men hem naar Elsederutten tot 26 juli 1917, de dag zijner terugzending naar zijn vaderland. (GA-6/2/1923)
Foto : -Twee keer Juliaan Geerts met zijn onafscheidelijke pijp.
|