Wijzigingen – Aanvullingen – Kronieken van Leest.
Vervolg 1940 – Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog
JULES BOONEN (deel 2)
’t Voor in Nieuwenrode
Toen ik nog maar goed thuis was, vroeg onze va : "Jules, wat gade gij doen, terugkeren of blijven ?" Ik antwoordde : "ik zou gaarne blijven". Er was trouwens al van geklapt tegen mijn nonkel, de broer van mijn moeder, Jules Siebens, die in ’t Voor in Nieuwenrode woonde. De volgende zondag kwamen nonkel Jules en tante Germaine. ‘Kom bij ons’, zei nonkel Jules, ‘ge zult er goed zijn’. En zo ben ik dan ondergedoken.
’t Voor was een speciale streek, bijna in elk huis zat er een ondergedokene. En omdat zij zo afgelegen was, kon men er ook buitenkomen. Ik heb er veel op ’t land gewerkt, tegen het bos aan en ver van de weg. Zo was ik eens met de paarden aan het ploegen. Er stopte in de verte een Duitse auto op de steenweg, Duitsers stapten er uit en met een verrekijker keken ze naar mij. Dan heb ik een stommiteit gedaan : ik heb de paarden laten staan en ik ben gaan lopen. Een andere boer had het gezien en is naar de paarden gegaan en heeft verder geploegd alsof er niets gebeurd was. De Duitsers zijn dan verder gereden. De sjampetter –de veldwachter- was ook ne goeie : hij heeft ons dikwijls verwittigd wanneer er controle in het dorp was. Dan gingen wij ons wegsteken in het bos of in huis. Op de slaapkamer was er een val, die moest ge wegtrekken en daardoor kon je vluchten langs de hooizolder. Zelfs konden wij naar ’t café gaan, bij de ouders van Boogmans. Soms kwamen daar wel meer dan 10 verstekelingen samen. Dan stonden er wel 4 – 5 boeren buiten op de wacht. Af en toe dierf ik ook naar huis gaan. Meestal ’s morgens vroeg om 4 uur, met de velo, langs het sas van Kapelle, over Oxdonk, onder de brug van Steinenmolen en zo langs binnen. Ik was zo eens bij mijn toekomstige schoonouders, die toen woonden in de boerderij onder aan de wijk, waar nu Mertens woont (Noot : Hof ten Broecke). Ik ging de paarden voederen en ik liep met een emmer haver in de hand en een bussel hooi onder de arm rond de stalling. Op enkele tientallen meters stond daar een Duitse soldaat voor mij. Ik spring terug, loop binnen, ze steken mij in de kelderkamer, schuiven het bed opzij, doen een val open en steken mij in een donker kot : en zo kwam ik terecht in de smokkelkelder van mijn schoonouders : dat lag daar vol met eten en graan. Die Duitse soldaat is gewoon verder gewandeld, het was er een van het afweergeschut in Hombeek. De zuster van mijn lief is ook in die periode getrouwd en ik ben op de trouwfeest geweest. De nacht ervoor zat ik ondergedoken in Blaasveld en daar hebben ze mijn feestklederen gebracht. De nacht van het feest zelf ben ik bij Jefke Verbruggen in de Scheerstraat gaan slapen, ik weet het nog goed, ik heb de pijpen van de broek van mijn schoon kostuum opgerold om zo door het lang nat gras en over de velden te kunnen lopen.
Grote schrik heb ik gehad toen ze Frans van den Ossenboer opgepakt hebben, dan was ik ook toevallig thuis. Wij hoorden ze schieten, ik ben dan gaan lopen tot achter het kasteel aan de grot.
Acht maanden ben ik ondergedoken. Acht maanden gene moment gerust, opgejaagd als honden. Altijd die spanning. En dan is de bevrijding gekomen. Ik was thuis en onze va zei : ‘jongen, ga niet terug, ’t is te gevaarlijk, de Engelsen zijn op komst en de Duitsers trekken af.’ Mijn vader had de oorlog van 14-18 meegemaakt. Die mannen hebben zo een gevoel. En een beetje nadien kwam Mijnheer De Meester voorbij, en die zei dat ze al in Mechelen waren. En zo kwam het einde van dat ondergedoken zitten. Mijn jeugd was voorbij. Ik had mijn ouderdom om te gaan trouwen…en wij hebben nog wat moeten wachten hé Melanie, tot in 1946…” (Gepubliceerd in “De Band” van december 1986)
Vervolgt met Frans De Bruyn, weggevoerde en werkweigeraar.
Foto’s :
-Jules was aanwezig op het huwelijk van Mariette Beullens, de zus van zijn lief, met Louis De Bondt in april 1944.
-Jules en Nieke Boonen-Beullens tijdens hun huwelijksdag.
|