Vervolg
George HERREGODS - Deel 7.
In het ‘Gesprek van de week’, Kerk en Leven nr.5 van 31 januari 1991 verscheen een gesprek met Georges Herregods onder de titel :
De aalmoezenier is een vuilnisbak.
Straks gaat Georges Herregods met pensioen. Althans als hoofdaalmoezenier van de BSD (Belgische Strijdkrachten in Duitsland). Als priester blijft hij actief. Hij wordt pastoor in Elst in de buurt van Oudenaarde, zijn geboortestreek. Ook als kunstschilder legt hij de handen niet in de schoot. De ezel en het canvas, de schetsboeken en mappen met tekenpapier zullen het eerst uit de verhuiswagen worden geladen. Zoals je ‘priester voor eeuwig’ bent (sacerdos in aeternum), blijf je ook kunstenaar tot je laatste snik. Georges Herregods behoort tot de generatie priesters uit ‘de grote jaren’. Uit zijn wijdingsjaar 1950, kwamen 59 priesters voor het bisdom Gent. Een deel van hen had een jaar verloren tijdens de oorlog doordat ze door de bezetter na hun humaniora opgeëist waren voor de arbeidsdienst. Georges Herregods had zich hieraan kunnen onttrekken door als arbeider te gaan werken in een weverij. ‘Dat jaar tussen het werkvolk gaf ons een andere mentaliteit,’ zegt hij. ‘Ik behoor tot de generatie van ontluikende priesters die reeds in de jaren vijftig met een been in de conciliaire vernieuwing stonden, nog voor Vaticanum II. Vanuit onze ervaring keken wij anders op de identiteit van de priester dan de traditionele kijk van een sacrale kaste.’
Na zijn wijding in 1950 werd hij leraar aan de Hogere Landbouwschool van Oudenaarde, daarna gaf hij vier jaar les in het college van dezelfde Oostvlaamse stad. In 1957 begon zijn loopbaan als legeraalmoezenier. Meteen Duitsland, meer bepaald Siegen. ‘Je had voor vele weken de jongens. Ze waren in die tijd echt aan hun lot overgelaten. Als aalmoezenier kon je fantastisch werk doen. Je ging overal mee, op maneuver, op kamp. Ik heb veel aan Milac-werk in de kazerne kunnen doen. Ik had ook een goed zangkoor. Op Goede Vrijdag organiseerden wij een grote kruisweg door het kwartier. Klokslag 15 uur weerklonken negen kanonschoten over de stad.’
In 1960 is Georges Herregods voor drie maanden als aalmoezenier meegegaan naar Katanga. Hij heeft twee doden bij de onlusten meegemaakt. Een van hen was van Elst, waar Herregods straks pastoor wordt. In 1970 werd hij aalmoezenier in Mechelen. In 1973 moest hij terug naar Siegen, omdat hij de zaak daar goed kende en er een grote wisseling van eenheden plaatsgreep. In 1974 werd het Peutie waar hij aalmoezenier werd van het opleidingscentrum en de wapenschool. Hij had gedacht dat hij daar zijn carrière zou kunnen beëindigen. Hij was er in het weekend ook al ingeschakeld in het plaatselijk parochiewerk, vooral bij de jongeren. De opperaalmoezenier meende in 1983 echter dat hij de geschikte persoon was om het hoofd-aalmoezenierschap in Duitsland op zich te nemen. Dat loopt nu ten einde. Dat valt toevallig samen met de eerste fase in de terugtrekking van het Belgisch leger uit Duitsland.
-Speelt een aalmoezenier een rol in het begeleiden van de menselijke problemen van zo’n reorganisatie ?
-Ik denk het wel. De aalmoezenier is altijd een klankbord geweest waarop de mensen hun problemen en hun frustraties konden kwijt geraken. Hij is de vuilnisbak. Wat ze aan hun chefs niet kunnen zeggen, kunnen ze de aalmoezenier vertellen. Het is goed dat dit kan. De aalmoezenier kan veel relativeren. Dat is een van zijn grote taken, vind ik : de mensen op hun gemak stellen, door ze de kans te geven stoom af te blazen. Weet je, door met mensen te praten kun je toch zoveel zaken goed maken die anders heel slecht zouden aflopen. Ik heb ondervonden dat een goed gesprek ook in wanhopige gevallen redding kan brengen. De mensen zijn vaak heviger in hun eerste reactie. Een gesprek kan hen bedaren.
-Aalmoezenier zijn is dat iets anders dan pastoor zijn ?
-Het pastorale werk van aalmoezenier is meer de directe aanpak, de pastoraal van het contact. Op een parochie kan dat minder, vooral in de stad. Daar heeft de pastoor vooral of uitsluitend contact met de kerkelijken. Hij kan zomaar niet in een fabriek binnengaan om met de mensen te gaan praten. Dat is hier wel het geval. Het grote voordeel van het priesterwerk in het leger is dat je contact hebt met de families via de man die je in de kazerne elke dag ontmoet, met wie je een pint drinkt, met wie je op oefening meegaat, enz. Het feit dat je een uniform draagt net als zij, ben je een van de hunne. In het begin dat je toekomt, benaderen ze je wel wantrouwig : ze willen weten wie je bent. Na enkele maanden voel je of je aanvaard bent. De militairen komen makkelijker naar de aalmoezenier dan de parochianen naar hun pastoor, omdat je meer spontane contactmogelijkheden hebt. Mijn werk van de laatste jaren, als hoofdaalmoezenier, ligt echter op een wat ander vlak. Minder rechtstreeks met de manschappen, maar meer de organisatie. Ik zou het als volgt omschrijven : ik hou mij bezig met de mensen die zich met de mensen bezighouden.
-Men zegt dat het leger een unieke kans is voor de Kerk om jongeren te ontmoeten in een leeftijd waar ze anders daarvoor zo moeilijk te bereiken zijn ?
-Dat is klaar. Jonge mensen van twintig lopen zomaar niet naar de kerk of achter een pastoor. In het leger is dat veel spontaner. De eerste dagen van hun legerdienst lopen ze er heel verloren bij. Als je ze dan aanspreekt, zijn ze zeer toegankelijk. Veel miliciens hebben sinds hun vormsel geen pastoor meer gezien.
-U bent ook kunstschilder.
-Als kleine snotneus zat ik al te tekenen in het café van mijn grootmoeder. Ik heb geaarzeld of ik St.-Lucas zou volgen of me zou aanmelden voor de militaire school of naar het seminarie zou gaan. Ik heb het derde gekozen. Ik had het geluk dat ik van die twee andere ook iets kon doen. Ik heb mijn jeugd gekend in de tijd van het expressionisme. Ik heb altijd, zonder het goed te weten, voor die stroming een voorliefde gehad, omdat die in zekere zin spiritueel is maar ook zeer menselijk. In al mijn schilderijen komen mensen voor. Ik hecht veel belang aan de ogen, omdat deze de expressie van de afgebeelde figuur zijn. Ik ben niet voor landschappen en stillevens. Vermits ik ook religieus ben, zit dat er ook in. Misschien is mijn kunst typisch Vlaams. Wat mij daarin beweegt, weet ik niet. Het komt vanzelf. Dikwijls zit er een humoristische blik op de wereld in, maar ook een aandacht voor de miseries van het leven, dat niet alleen seks en plezier maken is. Tegelijk wil ik alles relativeren. De mensen op mijn schilderijen zijn ook nooit echt gelukkig of plezierig, zeggen ze. Er hangt altijd wat weemoed over. De weemoed van : het is maar een klein leven dat we leiden, een klein geluk dat we dragen, een klein liefde waartoe we in staat zijn, nooit dat echte, grote volmaakte. Zo heb ik een koppeltje geschilderd. Ze staan wel heel dicht bij elkaar, maar toch kunnen ze als het ware niet echt bij elkaar komen. Het is ook wel best dat we nooit de andere kunnen worden, maar onszelf moeten blijven. Ik schilder het verdriet van de wereld ook : een oude tante in een rusthuis die zit te wachten tot er bezoek komt. Er staat een papegaai bij : in afwachting praat ze tegen zichzelf. En dan mijn ‘Ween over uzelf en uw kinderen’ : een Christus voorgeleid door een soldaat zoals we op de televisie zien, omringd door vrouwen die wenen. Mensen bepalen hun eigen lot. Ween dus over uzelf, zegt Christus. Kijk naar de Golf : iedereen is tegen de oorlog, maar we zijn er regelrecht naartoe gegaan. (M.V.d.V.)
Vervolgt.
Foto’s :
-Aalmoezenier Herregods.
-De kunstenaar aan het werk.
-‘Den aalmoezenier’ zoals hij in Leest gekend was op een tentoonstelling van “Posse Leest”.
|