Wijzigingen-Aanvullingen.
Vervolg 1957 – Augustus : Het Vijftigste nummer van “De Band”.
Reacties van lezers : Dominikaan Kamiel EMMEREGS :
“Dat Leest een eigen maandblad bezit, wist ik wel, maar dat het reeds in ’t goud zit, dat had ik nooit vermoed ! Tussen haakjes : DE BAND mag er zijn ! IN ZIJN GENRE IS HET IETS VAN ’T BESTE DAT IK KEN. De redactie kent haar stiel en de technische verzorging is van de bovenste plank. Een pluimpje daarom voor de stille noeste werkers ! En nu komt eigenlijk de kat op de koord. Want, wat zou DE BAND van ’n oud-Leestenaar, reeds 32 jaar weg, wel willen vernemen in dit krabbeltje ? Ik heb mijn artikel maar ‘Leestse sigaren’ gedoopt, wat U vermoedelijk wel zal doen denken aan de ‘VLIEGENDE SIGAREN’ van het parochieblad, waarin ondergetekende reeds 12 jaar week na week tracht…geen blad voor de mond te houden. Ik weet niet of gij die rubriek regelmatig leest ; in ieder geval weet ge nu dat ge er af en toe uw zaligheid krijgt vanwege ’n oud-dorpsgenoot, die zijn herkomst camoufleert achter de naam ‘Sinjoorke’, en die, op één jaar na, sedert 1942 te Antwerpen woont. Een dag die ik nooit zal vergeten is 20 augustus 1939 : dag van mijn eremis. Zo geestdriftig en spontaan heeft heel onze gemeente toen meegevierd, meege…zweet (’t was die dag danig heet) en meege…dronken… ! Ik hoor de kanonskens nog bulderen, ik hoor de muzikanten nog blazen hun schoonste stapmarsjen !... Acht dagen daarop was ’t mobilisatie. Toen begon een andere kermis ! Mijn werk (hoofdzakelijk redactie en propaganda van ’t parochieblad) brengt mee, dat ik vrij veel op de baan ben. Naar schatting heb ik tot nog toe zowat 250.000 km afgeketst op Vlaanderen’s goede en…slechte wegen. Zo is het te begrijpen dat ik nog al eens naar Leest overwaai, meestal dan voor een soort blitzbezoek in de Tiendeschuurstraat. Mijn indruk is dan altijd : ten slotte is Leest tussen dit en 30 jaar niet heel veel veranderd. De mensen zijn er nog altijd even werkzaam als godsdienstig, twee kolossale eigenschappen waar Leest fier mag op gaan ! En waaraan ieder Leestenaar moet blijven houden. Verder hoor ik zeggen dat het meer zou moeten regenen voor de boeren, dat de patatten veel te goedkoop zijn, dat het parochiehuis goed floreert en de cafés niet minder en…dat er met de kiezing soms aardig wat haarkepluk wordt gedaan, maar dat zulks dan toch weer rap vergeten is. Waar IEDER Leestenaar in elk geval moet helpen voor zorgen is dat onze gemeente een door-christelijke parochie blijve ! Welja, ik kom graag naar Leest maar…die ellendige wegen er naartoe ! Ik bedoel vooral de weg via Hombeek (Hombeekse stwg) en…de wijdvermaarde autostrade Battel-Leest !...Geloof me, zo iets komt ge in heel West-Europa niet meer tegen ! En dan die sierlijke bocht, juist voor de Zennebrug ! Enkele confraters die Leest bezochten, onthouden er drie dingen van : ’n sympathiek dorp, zeggen ze, maar…die kwaaie weg vanuit Battel en die geurige Zenne, de machtige prachtige vloed, die ons dorp van Mechelen scheidt…Totdat ik zeg, dat de Zenne bevaarbaar is voor schepen van kleine tonnemaat en dat dit schilderachtig, dartel rivierke bovendien een blijvende rijkdom betekent voor de hooischuren van heel ’t gewest. Is’t waar of niet ?
Uit mijn schooljaren te Leest herinner ik mij nog goed de drie onderwijzers, nu zowat de patriarchen van de jongensschool geworden : meester De Leers, de ‘bovenmeester’, die ons de eerste notities van tuinbouw en Frans heeft ingepompt ; meester Selleslagh, de ster van ’t hoogzaal van wie ik nog eens veel stokslagen heb gekregen ; en meester Meyers, bij wie ik niet meer in de klas heb gezeten, maar die ik heb weten starten als versgebakken onderwijzer. Toen ik 12 jaar was, had ik heel de universitaire cyclus der Leestse jongensschool doorlopen. Toen kwam E.H. Frans De Hondt, op dat moment professor aan ’t Klein Seminarie te Hoogstraten, zekere dag bij ons thuis binnen vallen om vader en moeder ervan te overtuigen dat ik misschien wel pastoor kon worden. In september 1925 trok ik dan, gelaarsd en gespoord, en bovendien geladen met 2 grote valiezen, naar Hoogstraten. Charelke Lamberts en Felix Van der Hasselt waren de twee andere slachtoffers. We reisden af als twee dikke boerkens onder ene paraplu… K. Emmeregs o.p.”
Kamiel Emmeregs was de Leest geboren op 14 april 1913 als oudste uit een landbouwersgezin van zeven kinderen. Na humaniorastudies als intern te Hoogstraten trad hij in bij de dominicanen te Gent (1932). Hij werd er geprofest als pater Koenraad (24/9/1933) en legde zijn plechtige geloften af in het Leuvens klooster (1937). Op 6 augustus 1939 werd hij te Leuven tot priester gewijd. Zijn eremis vond plaats op 20 augustus datzelfde jaar. De dag nadien moest hij onder de wapens. Hij werkte korte tijd te Genk en te Gent, langer op Antwerpen-Linkeroever (1947) en vooral te Tienen (sinds 1957) waar hij overste was (1959-1965) en van 1959 tot aan zijn dood woonde. ‘Midden in de oorlog’, zo schreef zijn confrater R. Van Wassenhove, ‘werd hij aangezocht om mee te werken aan het parochieblad en het ermee verbonden studiecentrum…’ Zo werd hij kerkelijk journalist. En inderdaad, meer dan 30 jaar, week na week vanaf 9 juni 1946, schreef hij bijdragen in het parochieblad ‘Kerk en Leven’ onder de schuilnaam Sinjoorke. Het werden er meer dan 1800 ! Eerst heetten ze ‘Vliegende Sigaren’, dan ‘Spijkertjes’ en tenslotte ‘Vrij Commentaar’.
In een van die stukjes schreef hij : ‘Onder meer in ‘Vrij Commentaar’ heeft het parochieblad eerlijk gepoogd een kritisch klankbord te zijn van alles wat er in ’s Heren Kerk reilt en zeilt…en dat is meer dan een beetje !’ En elders ‘(…) waar we wel allemaal zouden moeten van wakker liggen, is de vraag : hoe slaagt het christendom erin, onze razendsnelle tijd te volgen, om hem vandaag en vooral morgen met succes de evangelieboodschap te brengen.’
In zijn Tiense periode was hij ook nog de moderator van het centrum voor Godsdienstige Bezinning te Tienen waar hij jaarlijks een tiental conferenties organiseerde. Als vierenzestigjarige overleed hij in de Heilig-Hartkliniek te Tienen op 6 november 1977 : ‘mijn boekhouding is afgesloten, ik ben klaar. Ik ben een gelukkige dominikaan geweest,’ waren zijn afscheidswoorden. Zijn uitvaart gebeurde in de Dominicaanse Sint-Germanuskerk te Tienen op 10 november. Hij werd in de buurt begraven op het kerkhof van Bost. Op 14 november vond nog een pl. Eucharistieviering plaats in de St.-Niklaaskerk te Leest. Meer over Kamiel Emmeregs in deze Kronieken : 6 augustus 1939.
Foto’s :
-Pater Emmeregs na zijn eremis. (Foto : LG, blz 320)
-Herinnering aan zijn priesterwijding en eremis.
-De Pater zoals de meeste mensen hem gekend hebben.
-De meesters Meyers, De Leers en Selleslagh.
-Felix Van der Hasselt liep samen met Kamiel en Charelke Lamberts school in het Klein Seminarie van Hoogstraten, in het ‘pastoorsfabriekske’ noemde hij dat later.
|