Wijzigingen – Aanvullingen
1961 – 14 september : Overlijden van Johanna DIDDENS begijntje uit Leest
Johanna Diddens was te Leest geboren op 8 oktober 1872 als dochter van Joannes Franciscus (°1825, +1906) en van Joanna Catharina De Maeyer (°1942 +1916) uit de Kleine Heide. Ze had een zus, Melanie Diddens (°Leest 21/8/1868, +Leest 21/10/1907) die gehuwd was met Charel Van Praet (eerste echtgenote). Ze trad in ’t Convent St.-Sophia op 29 mei 1919, werd gekleed op 7 juni 1920 en gesteed op 16 januari 1921 in het Groot Begijnhof van Sint-Amandsberg. “Ik heb U gezocht, o Heer, en ik ontmoete U in alles wat U me schonk : Het leven, mijn roeping, uw genade en uw liefde en uw verblijf in mijn ziel vooral door de H. Communie. Ik verlang het besef en behoud van dit alles, tot Gij me roepen zult”. Dit was de bede van onze duurbare Zuster-Begijntje Diedens. Dit was de uitdrukking van haar stemming tegenover haar Jezus. Ook Onze Lieve Vrouwke was haar bestendige bron van hulp en troost. Ze was in de loop van haar gezond leven steeds blijmoedig, eenvoudig, wel geaard en was aldus een goede zuster midden haar medezusters. Ze leefde oprecht voor God en het welzijn van velen. Indien de ziekte der laatste tijden haar niet altijd toeliet juist te oordelen over ’t vergankelijke van dit tijdelijk leven, bleef ze toch immer ten volle aan haar God, aan wie ze alles had geofferd. Met het overlijden van deze duurbare Zuster verliezen we weer een goed begijntje dat ons evenwel niet verlaat, vermits ze voortdurend bij God voor ons zal bidden uit dankbaarheid voor alles wat we voor haar hebben gedaan.Vergeten we haar ook niet in onze gebeden. H. Hart van Jezus en van Maria schenk haar de Eeuwige Vrede der kinderen Gods. (Uit haar gedachtenisprentje)
Het Groot Begijnhof van Sint-Amandsberg Het Groot Begijnhof van Sint-Amandsberg is een begijnhof in de gelijknamige gemeente nabij de stad Gent. Het begijnhof werd net buiten het centrum opgetrokken in 1873-74 toen het Oud Groot Begijnhof Sint-Elisabeth in het centrum van Gent werd verlaten. Moeilijkheden met de stedelijke overheid lagen aan de basis. Hertog Engelbert August van Arenberg kocht een terrein op de Sint-Baafskouter waar men in 1873 begon met de bouw van een volledig nieuw begijnhof. Het werd volledig planmatig aangelegd, ontworpen door architect Arthur Verhaegen en baron Jean-Baptiste de Bethune ontwierp de begijnhofkerk. In een tijdspanne van twee jaar werd het begijnhof opgetrokken. Het is het enige neogotische begijnhof in Vlaanderen. Het totaalbeeld doet denken aan een middeleeuws stadje. Achttien ondernemers en 600 arbeiders werkten er gelijktijdig aan. Op 29 september 1874 werd het begijnhof met een groots feest in gebruik genomen. De kerk was klaar op 28 september 1875 en werd de volgende jaren verder ingericht. Ongeveer 600 begijnen en een honderdtal dames namen er hun intrek. Het begijnhof werd aangelegd op een terrein van acht hectare. Het telde drie pleinen met er rond acht straten waarlangs tachtig huizen en veertien conventen werden gebouwd. Daarnaast bezat het begijnhof nog een groothuis, een infirmerie, een kapel gewijd aan Sint-Antonius van Padua en centraal een grote neogotische driebeukige kerk, gewijd aan de Heilige Elisabeth, Heilige Michael en de Heilige Engelen. Het begijnhof was ommuurd en had twee toegangspoorten. Alle huizen en conventen, met uitzondering van het groothuis, beschikten over een voortuin en waren omsloten door een muur. In nissen boven of naast de poortjes in deze tuinmuren stonden heiligenbeelden. Vanaf de oprichting in 1234 in Gent tot in 1796 was de begijnengemeenschap eigenares van het Hof. Daarna kwam het in handen van de commissie van Burgerlijke Godshuizen. Na de verhuizing naar Sint-Amandsberg in 1874 werden de hertogen van Arenberg, als belangrijkste geldschieters, de nieuwe eigenaars tot na de eerste wereldoorlog, toen de staat al hun Belgische goederen in beslag nam. Op 15 januari 1924 werd de vzw Begijnhof Sinte-Elisabeth opgericht voor Charles Van Goethem, notaris te Sint-Amandsberg. De oprichters waren de pater Désiré-Joseph Boen, dominicaan en directeur van het Groot Begijnhof en samen met hem achttien begijnen waaronder Juffrouw Constancia-Philomena Raes, de toenmalige Grootjuffer van het Begijnhof. De negentien stichtende leden formuleerden het doel van de vereniging als volgt: -het betrachten en beoefenen der christelijke volmaaktheid door het gemeenschappelijk of afzonderlijk leven volgens de statuten en gebruiken van het Groot Begijnhof; -het uitoefenen van alle werken van barmhartigheid binnen of buiten het Begijnhof; -binnen en volgens de gewoonten van het Begijnhof goedkope woning of inwoning bezorgen aan christelijke vrouwspersonen. De vzw werd in 1925, een jaar na de oprichting, eigenares van het Groot Begijnhof. Dat is ze tot vandaag gebleven ook al zijn er geen begijnen meer die in de raad van bestuur zetelen of lid zijn van de algemene vergadering. Vanaf de jaren 1930 begon het aantal begijnen sterk terug te lopen. In 1950 trad Margriet Schaeck in, ze zal de laatste zijn. In 1965 waren er nog 75 begijnen, in 1972 waren ze met 45 en in 1987 restten er nog 10. De laatste Grootjuffrouw trok zich op 1 november 2002, na 40 jaar aan de leiding, terug in een home, ze stierf op 20 januari 2003. De allerlaatste begijn van het Hof, Alice Maenhout, verbleef al geruime tijd in een rusthuis en stierf er op 25 augustus 2003. In 1994 werd het begijnhof als monument en als stadsgezicht beschermd en in 1998 werd het een van de begijnhoven van Vlaanderen op de werelderfgoedlijst van Unesco. Nadat de laatste begijnen gestorven waren kregen de gebouwen geleidelijk aan andere functies bij particulieren. Zo vinden er thans ook diverse verenigingen en instellingen, vooral uit de maatschappelijke sector, een onderkomen.
Iets over Begijnen
De novice begon haar opleiding met de opname in een convent; de minimumleeftijd was 16 jaar. Ze droeg een novicekleed (in ‘tswaerte). De novicemeesteres zorgde samen met de conventoverste voor het aanleren van de Regel van de Begijnen: een geest van gebed en naastenliefde, nederigheid, versterving en werkzaamheid. Na minstens één jaar kon de novice toestemming vragen tot het “Kleedsel”. Tijdens een plechtigheid in haar convent ontving ze het begijnenkleed. Zes maand later kon ze tot het “Steedsel” aanvaard worden. De Grootjuffrouw had hierin altijd de beslissende stem. Bij het Steedsel, te vergelijken met de ‘professie’ van een religieuze, beloofde zij de Regel en de Gebruiken van het Hof te onderhouden. Het Steedsel gaf haar het recht om te wonen in het Hof (haar ‘stad’). Nu was ze pas volledig begijn. Bij deze plechtige viering, eerst in de kapittelzaal van het Groothuis, gevolgd door een dienst in de kerk, droeg de begijn een steedselkroon. Een begijn legde een gelofte van gehoorzaamheid aan de Regel en Gebruiken van het Hof af, tegenover de Grootjuffer. De bevraging van de kandidaat begijn luidde als volgt : Grootjuffer: “ gij verzoekt dus de gunst in dit Hof als begijn te leven. Weet dus dochter dat wij u aanvaarden tot de steding in dit Hof, mits de volgende voorwaarden : wees stipt gehoorzaam, leeft in maagdelijke zuiverheid; blijf getrouw aan Regel en gebruiken van ons Begijnhof. Dochter zeg mij of gij voornemens zijt zoolang gij van de steding in dit Hof geniet, dit alles getrouw te onderhouden Antwoord: “ Ja Grootjuffer met Gods genade “. In tegenstelling tot kloosterlingen legden ze geen eeuwige gelofte af, enkel de gelofte van gehoorzaamheid en zuiverheid, niet van armoede want het leven van een begijn was “kerken en werken”. Mits toestemming van de Grootjuffer kon iedere begijn na minstens zes jaar in een convent gewoond te hebben een huis huren of kopen en vaak bracht ze daar haar hele leven door. Toen er nog uitsluitend begijnen en vrome dames het Hof bewoonden, was er reeds een beperkte Hofgids in omloop deels getypt, deels handgeschreven. Elk huis had twee tot vier bewoonsters met welomschreven taken voor het onderhoud. Het algemeen reglement was erg streng wat het uitzicht van de woningen betrof, stipuleerde dat elkeen in huis bleef na 21 uur en waarschuwde de wereldlijke bewoonsters tegen het gevaar van manspersonen. Na 21 uur werden de Begijnhofpoorten op nachtslot gedaan. Na dit uur ging niemand meer buiten noch binnen. Hoe de Leestse Johanna Diddens daar is terechtgekomen blijft voorlopig een raadsel. Nog meer raadsels rijzen er op na het lezen van haar gedachtenisprentje. (Bronnen : de officiële site van het Grootbegijnhof Sint Amandsberg, Wikipedia en Lieve Huysmans.)
Bijgevoegd : -Het gedachtenisprentje van de Leestse begijn Johanna Diedens. -Het groot Begijnhof van Sint-Amandsberg op een oude postkaart. -Recenter beeld van het Begijnhof van Sint-Amandsberg. -Een Begijnhofreglement.



|