Thans wat den kunstavond aanbelangt.
Door de orkest-vereeniging „Vlisslngen", onder directie van mevr. Brand—Bekker werden een viertal nummers op zeer verdienstelijke wijze ten gehoore gebracht. Met entrain en rhythmisch gestreng werd de marsch uit Wagner's Tannhäuser gespeeld, de trombonist blies hierin uitstekend zijn partij. Het “Ballet Egyptien” van Luigini bracht fraaie gedeelten voor de houtblazers, mooie klankeffecten werden hierin bereikt en er werd met vreugde en animo gespeeld. Kleine feilen zijn bij dilettanten natuurlijk onvermijdelijk, doch bij zooveel goeds zien we die gaarne over het hoofd; de melodievoering van de eerste violen mag echter niet overschaduwd worden door de begeleiding. Liszt's tweede Rhapsodie Hongroise genoot ook nu weer een goede vertolking, er was een treffende contrastwerking tusschen de langzame en vluggere gedeelten, het passagespel was te loven en Gretha Wijthoff speelde de cadenza met veel muzikaliteit. Hali's wals “The Wedding of the Winds werd best vertolkt, prettig van voordracht en met smaakvolle fraseering. De solo-fluitist Joh. Versloot uit Rotterdam bezit prachtkwaliteiten van voordracht en loonvorming. De fantasie elegante ”Der Freischütz” van Weber wekte terecht bewondering; de volmaaktheid, waarmede hij zijn instrument beheerscht, bleek vooral in de variaties en cadenzen. Met mevr. R. Brand—Bekker, die fijnzinnig begeleidde, en de voor en tusschenspelen vol zeggingskracht vertolkte, werd deze heerlijke compositie een hoogtepunt. Als toegift vergastte het tweetal op “Le Rossignol” van W. Pop, waarin de arabesken elkaar fijn omranken en bewezen werd, wat innige samenwerking vermag. Het programma was wel zeer gevarieerd. Mevrouw Henriëtte Sala, sopraan uit Den Haag, zong een viertal liederen van Grieg met groote muzikaliteit en warme doorvoelde voordracht. Hoe zong zij zich bijv. uit In “Mit einer Primula Veris” ! En wat kwamen haar vocale en muzikale gaven tot uiting in “Frühlingsstimmen” van Joh. Strauss. Welk een perfecte dictie en welk een volkomen gave coloratuur ! Ook hier waren de begeleidingen van mevr. Brand—Bekker uitnemend. Last but not least komen we tot den declamator, den heer Adolf Bouwmeester uit Amsterdam, die een ernstige en een humoristische declamatie ten beste gaf. Remarque's boek “Van het Westelijk front geen nieuws” heeft een geweldigen opgang gemaakt en zal zijn uitwerking op de menschheid, naar wij hopen, wel niet missen. De groote eenvoud en soberheid, waarmede het geschreven is, is zijn grootste verdienste ten opzichte van andere oorlogswerken, waarin de schrijvers hun fantasie te sterk hebben laten spreken. Doch wat worden de nuchtere feiten van een felle tragiek doordrenkt, hoe onheilspellend en adembeklemmend wordt de gesteldheid, hoe in-vreeselyk, onmenschelijk en menschonwaardig worden de gebeurtenissen, wanneer zij ons worden gesuggereerd en voorgedragen door een begaafd kunstenaar als Bouwmeester is. Hij koos een sterk sprekend fragment uit hoofdstuk IX, de patrouille en het samentreffen in den trechter, daarna de moord. Afschuwelijk, om te gruwen, ontzettend, en welke andere kwalificaties men er aan geven moge, vindt men dit gebeuren. Doch dit is niet voldoende. Met den schrijver moeten we plechtig beloven en deze belofte gestand doen : “Ik beloof het je, kameraad. Zoo iets mag nooit meer gebeuren". Hieraan te werken, dat is onze taak! Ook in het vroolijke genre hebben we den declamator hoogelijkst gewaardeerd. Schitterend heeft hij ons verplaatst naar de Rembrandt-zaal en aldaar doen aanschouwen ,,De Nachtwacht" van den grooten meester en doen beleven de situaties geschapen door het bezoek van een jong artist, een Engelschman met vrouw en dochter, twee Frauleins, twee aangeschoten jongelui en Isaac met zijn drie kinderen. Kostelijk heeft hu al deze figuren geïmiteerd en door zijn stembuiging en mimiek voor ons doen leven. De twee jongelui in Bacchus-stemmlng waren al heel „prachtig"! Met onverdeelde aandacht hebben de genoodigden zich te goed gedaan aan het werkelijk uitstekend verzorgde programma, wat geenszins mager genoemd kon worden. De artisten en het orkest zijn onophoudelijk met bijvalsbetuigingen overladen, zoodat we mogen constateeren dat “Goed Wonen” op waardige wijze haar tweede lustrum heeft gevierd. O.
Vlissingse Courant 01-04-1930
|