Nederlandse barometers 1690-1850
J. L. H. J. M. VAN DER VEN 1978
Inleiding
Een onderzoek naar de antieke Nederlandse barometers en hun makers is tot nu toe niet verricht.
De ontwikkeling van een simpele houten achterwand met een kwikbuis eind zeventiende eeuw, tot pronk en meubelstuk begin 19de eeuw, is tot op heden niet op schrift gesteld evenmin als een opgave is gedaan van alle in Nederland gewerkt hebbende barometermakers met biografische gegevens en afbeeldingen van hun werk. Ik wil trachten in deze leemte te voorzien. Dit artikel beoogt een aanzet te zijn tot een volledige uitgave in boekvorm.
Een tweeledig doel staat mij hierbij voor ogen: enerzijds een proberen of de gekozen vorm de juiste is, anderzijds hoop ik met deze publicatie op nog voor mij onbekende namen van makers geattendeerd te worden. Voor deze verhandeling wordt een bekende maker uit het totaal gelicht, wat een goed beeld geeft hoe, voor zover bekend, de andere makers beschreven zullen worden.
Kritiek op deze vormkeuze of anderszins is uiteraard welkom.
Het idee van publicatie van dit artikel en de vorm waarin het gegoten zou moeten worden is afkomstig van de heer Drs. A. J. F. Gogelein, directeur van het Museum Boerhaave, Rijksmuseum voor Geschiedenis van de Natuurwetenschappen en van de Geneeskunde te Leiden. Zeer veel opbouwende kritiek heb ik mogen ontvangen van de heer Drs. P. van der Star, Conservator van voormeld museum. Tot slot is de heer H. Muller oud medewerker van dit museum mij ook zeer ter wille geweest. Ik ben hen veel dank verschuldigd.
ONTSTAAN EN ONTWIKKELING VAN DE BAROMETER
Het laatste, waar de geleerden die zich in de eerste helft van de zestiende eeuw bezig hielden met onderzoekingen naar het vacuüm, het gewicht en de druk, die lucht uitoefent, aan gedacht hebben was, dat het resultaat van hun onderzoekingen een halve eeuw later zou leiden tot het ontstaan van een instrument waar weerkundige voorspellingen mee gedaan zouden worden. 'L'Histoire se répète': hoeveel uitvindingen ten behoeve van de ruimtevaart, worden nu niet voor heel andere doeleinden in het dagelijks leven gebruikt. De grootste en veelzijdigste geleerde uit het begin der zeventiende eeuw was wel de Italiaan Galileo Galilei (1564-1642),
een natuurfilosoof, die het brede terrein van wiskunde, natuurkunde en astronomie niet alleen beheerste, maar bovendien door zijn proefnemingen en denkbeelden de beoefening der natuurkunde in nieuwe banen leidde.
Reeds in 1602 deed hij proefnemingen met lucht en erkende hij het bestaan van een vacuüm, maar in 1615 stelde hij wederom een onbegrijpelijke missing link in het denken van zo'n grote geest dat lucht geen druk uitoefent en geen gewicht heeft.
Isaac Beekman (1588-1637) een medicus en natuurfilosoof uit Middelburg en Giovanni Batista (1582-1666) hebben de veronderstelling geuit dat lucht gewicht zou hebben en druk zou uitoefenen. Torricelli heeft deze stellingen met zijn proef bewezen.
Evangelista Torricelli (1608-1647) werd in 1641 assistent van Galilei, die hij erg bewonderde. Helaas heeft de samenwerking maar kort geduurd. In 1644 vond het beroemde experiment plaats waarmee Torricelli voor het eerst bewees dat lucht druk uitoefent en waarmee het verschijnsel, dat kwik in een luchtledige buis kan stijgen en dalen, verklaard kan worden. Viviani (1622-1703) door Galilei op het spoor gezet om kwik te gebruiken, heeft het experimentele werk gedaan en Torricelli's aandeel was te veronderstellen dat een instrument kon worden bedacht, dat het veranderen van de luchtdruk zou aantonen. Dit instrument zou de barometer worden.
De naam barometer is voor het eerst gebruikt door Robert Boyle in 1665. De naam is afgeleid van het Griekse baros = zwaarte en metron = maat, dus zwaartemeter. In een brief van 11 juni 1644 aan zijn vriend Michel Angelo Ricci in Rome heeft Torricelli het experiment zeer duidelijk beschreven. We mogen dus 1644 als het jaar van de uitvinding aanhouden.
|