Geschiedenis Goeree Overflakkee
Goeree-Overflakkee heeft een rijke geschiedenis. Dat geldt ook voor de verschillende plaatsen op het eiland. Ieder dorp heeft een eigen verhaal, maar wel met de nodige onderlinge overeenkomsten.
Middelharnis
In 1355 gaven de heer en vrouwe van Putten 60 gemeten land in de Middelhernesse uit ter moerdijking. In 1379 en in de daarop volgende jaren werd melding gemaakt van gorzen, die werden uitgegeven voor wei- en bouwland. In 1409 werden vissers bedacht met de uitgifte van botgrond van Middelharnis.
De Middelhernesse werd inmiddels rijp om bedijkt te worden. Echter de overstroming van 1421 had grote armoede veroorzaakt en de bedijking werd een aantal jaren uitgesteld.
Op 14 december 1468 gaf Karel de Stoute het nieuwe land definitief in erfleen aan de bedijkers, waardoor deze verschillende voorrechten verwierven, zoals het heffen van tienden, het in bezit krijgen van vroonlanden, het vis-, jacht-, veer- en molenrecht. In de akte van de bedijkers was ook vastgelegd dat in het nieuwe land het dorp St. Michiel in Putten moest worden gesticht. De naam van St. Michiel in Putten is echter nooit ingeburgerd en de naam werd Middelharnis.
Het gemeentehuis dateert uit 1639 en is ontworpen door Arent van ’s-Gravenzande. De bouw kostte ruim negen duizend gulden. De grootste schat die de gemeente ooit bezat was het wereldberoemde Laantje van Middelharnis, dat in 1689 is geschilderd is door Meindert Hobbema (1638-1709). In 1822 werd Het Laantje geruild tegen twee andere schilderijen van Adrianus van der Koogh. het Laantje is terechtgekomen in de National Gallery in Londen, waar het nu nog hangt.
In 1813, na de bevrijding van Lodewijk Napoleon, veranderde het bestaande havenbeeld langzamerhand. Van de gaffelschuiten, max. 12 meter, ging men over op de sloepen, die zo’n 20 meter waren. Rond 1915 liep de visserij terug. Het moderniseren van de inmiddels verouderde vloot werd te kostbaar en de vooruitzichten waren niet best, en daarom besloot men tot verkoop van de sloepen. De visserij, eerst de meest bloeiende tak van bestaan, was verdwenen. Nu werd de landbouw de belangrijkste bron van bestaan.
Op 30 april 1909 opende de R.T.M. haar tramweg op Goeree-Overflakkee. Ook werd er een tramhaven gegraven en er kwam een veerdienst van Middelharnis naar Hellevoetsluis. Hierdoor werd Middelharnis het centrum van Goeree-Overflakkee en deed de middenstand goede zaken. Het aantal reizigers met de R.T.M.-boot was in 1931 143.000.
Ook werd Middelharnis het centrum voor het voortgezet onderwijs. Er werden vele nieuwe woningen gebouwd en Middelharnis leek weer een bloeiende tijd tegemoet te gaan. Totdat mei 1940 de Duitsers ons land binnenvielen. In de nacht van 1 op 2 juli 1940 ontplofte een bom op de Westdijk/Nieuwstraat. In februari 1944 werden de polders op Goeree-Overflakkee onder water gezet, zodat de geallieerden niet konden landen. Na de bevrijding lagen er veel herstelwerkzaamheden te wachten, en vroegen inzet van allen.
In 1948 was er voor, de derde keer, brand in de kerk en ondanks pogingen van de gehele Flakkeese brandweer, brandde de kerk helemaal uit.
Toen Middelharnis van de schrik van de oorlog was bekomen, braken in de nacht van 31 januari 1953 de dijken door, de watersnoodramp. De schade en verslagenheid was groot, 17 mensen verloren het leven. Na de ramp kwam het Deltaplan tot stand. Dit hield in dat de zeearmen zouden worden afgesloten om te voorkomen dat er weer een overstroming zou plaatsvinden. In 1964 werd de Haringvlietbrug voor het verkeer opgesteld. In juni 1965 werd het 500-jarig bestaan gevierd. Op 1 januari 1966 werden de gemeente Middelharnis, Sommelsdijk, Stad aan ’t Haringvliet en Nieuwe-Tonge samengevoegd onder één gemeentebestuur. In december 1986 werd een nieuw gemeentehuis aan de Koningin Julianaweg in gebruik genomen.
Nieuwe-Tonge
De benaming Nieuwe-Tonge doet denken aan een latere stichting dan Oude-Tonge. De naam Nieuwerkerk, welke ook wel werd gebruikt, doet dit vermoeden versterken. De juiste reden van de benaming Nieuwe-Tonge is onbekend. Over de stichting van Nieuwe-Tonge is weinig bekend. Stichting heeft plaatsgevonden na het jaar 1438. Sommigen zijn van mening dat de polder Battenoord in het jaar 1454 is bedijkt. Toen is ook Nieuwe-Tonge alhier ontstaan. De gemeente Nieuwe-Tonge bestond uit een aantal polders welke de volgende namen droegen: Battenoord, Duivenwaard, Wellestrijpe en Noordland. Het dorp Nieuwe-Tonge was gelegen in de polder Noordland.
De voornaamste bron van bestaan was de landbouw. ’s Winters voorzagen sommigen in hun onderhoud door het rapen van oesters op de Grijsoordse oesterbanken ten zuiden van Nieuwe-Tonge.
Het dorp Nieuwe-Tonge was kleiner dan het in de buurt gelegen Oude-Tonge. Het dorp werd onder andere opgesierd door een fraaie kerk en een raadhuis. Het door van de kerk werd gebruikt als school. In 1833 werd aan de kerk een grote regenbak gebouwd. Vooral in droge zomers was deze regenbak van grote waarde voor de gemeenschap. Het buitenverblijf van de heer mr. Anemaet was een sieraad voor het dorp. Met vergunning van de eigenaar mocht men wandelingen maken op het buitenverblijf.
Ook de gemeente Nieuwe-Tonge raakte in 1966 haar zelfstandigheid kwijt en werd ingedeeld bij de gemeente Middelharnis.
Sommelsdijk
In het jaar 1417 deed vrouw Jacoba van Beieren aan haar moeder, vrouw Margaretha van Bourgondië, uitgifte van een uitgors, genaamd Sommelsdijk. Het was de bedoeling dat deze uitgors bedijkt zou worden. In het jaar 1430 werd de uitgors verkocht aan ene Floris van Borselen. Vrouwe Jacoba van Beieren verleende aan de inwoners van de uitgors een privilege, dat inhield dat de bewoners werden vrijgesteld van het betalen van de in die tijd geheven tolgelden. Hierdoor is de uitgors reeds bewoond geweest voordat deze was ingepolderd.
De bedijking van deze uitgors, het Oudeland genaamd, vond plaats in het jaar 1464. De naam Sommelsdijk werd reeds vele jaren voor de bedijking gedragen door de gorzen en slikken. Ook kwam in die tijd de naam Zomersdijk wel voor. De naam kwam voort uit het feit dat voor de bedijking om de betreffende gors een zomerdijk heeft gelegen. Sommelsdijk behoorde tot de Zeeuwse bodem. Vrouwe Jacoba van Beieren, toen Gravin van Zeeland, had het land verpacht op voorwaarde dat het land eigendom zou blijven van de nakomelingen. Dit recht is menigmaal door de Staten van Holland betwist. Na veel overleg tussen de Staten van Zeeland werd bij akte van juli 1578 besloten dat Sommelsdijk onder het bewind van de Staten van Zeeland zou blijven. Echter in het jaar 1805 werd Sommelsdijk bij de provincie Zuid-Holland gevoegd, Het toezicht op het reilen en zeilen in Sommelsdijk werd uitgeoefend door de Staten van Zeeland. Hiervoor hield een aantal wijze mannen zitting in Zierikzee. Deze mannen hadden het recht om een stadhouder te Sommelsdijk aan te stellen. De inwoners van Sommelsdijk stonden onder de rechten en keuren van Zeeland.
De polderzaken werden bestuurd door een dijkgraaf en vijf gezworenen. Het dorp Sommelsdijk stond bekend als één der schoonste en meeste welvarende dorpen van Zeeland.
In Sommelsdijk vond men o.a. een bierbrouwerij, een kwekerij van vruchtbomen, etc. Sommigen vonden hun bestaan in de vangst van zalm of in het vervoer van vis naar o.a. Brabant, Vlaanderen en zelfs naar Engeland. Deze vis werd gekocht van de vissers van Middelharnis. De gaffelschepen, welke voor het vervoer van de vis werden gebruikt, werden gebouwd op de in Sommelsdijk aanwezige scheepswerf. Ook werden de opbrengsten vanuit de landbouw vervoerd per schip, o.a. naar Dordrecht en Rotterdam. De haven van Sommelsdijk liep in het begin tot aan het hoofd van Dirksland, doch in 1808 werd deze verbinding gedeeltelijk gedempt en in bouwland herschapen.
De haven kreeg toen een verbinding, door middel van een sluis, met de haven van Middelharnis. Later kwamen de inkomsten van ingezetenen vooral voort uit de landbouw en de graanhandel. In 1464 werd de kerk van Sommelsdijk gebouwd. In het jaar 1624 brandde de kerk af. De toren werd later herbouwd aan de westgevel van de kerk.
In 1807 was de herbouw van de kerk, die in 1799 door brand werd verwoest, voltooid. De kerk kon worden herbouwd door diverse inzamelingen. De toren was in 1817 gereed, mogelijk gemaakt door o.a. een gift van koning Lodewijk van twee duizend gulden.
In 1966 werd Sommelsdijk ingedeeld bij de gemeente Middelharnis.
Stad aan ’t Haringvliet
Om de oorsprong van de naam Stad aan ’t Haringvliet te vinden moet men terug naar de jaren 1359 en 1410. Toen werd gesproken van die Stad. In 1481 werd het gors van de Stadt genoemd. Later werd gesproken van de Stad, weer later van Stad aan ’t Haringvliet.
In 1359 werd een uitgors verkocht aan de Jac. van Heenvliet, geheten die Stat. Deze gors werd door Van Heenvliet geschonken aan het klooster te Rugge, bij Den Briel. Met vergunning van keizer Maximiliaan werd het gors in het jaar 1527 bedijkt door Andries van Bronckhorst, welke deze gors gekocht had van het klooster van Rugge.
Stad aan ’t Haringvliet bestond uit de polders de Oude en de Nieuwe Stad. De gronden rondom Stad zijn vruchtbaar. Bronnen van inkomsten kreeg men voornamelijk vanuit de landbouw. De landbouw voorzag uitsluitend in de behoeften der inwoners.
Het bestuur van Stad aan ’t Haringvliet bestond uit een schout, zeven schepen en een secretaris. Het polderbestuur bestond uit een dijkgraaf en twee gezworenen.
Het dorp Stad aan t Haringvliet was gelegen aan de toenmalige rivier Het Haringvliet. Men vond hier een haven met twee kaden welke in vroeger dagen werd bezocht door schepen geladen met wijn en kastanjes.
Het toenmalige Regthuis werd tevens gebruikt als school. Ook in Stad staat een kerkgebouw. Aan de kade kan men een redoute vinden, deze diende als een soort vesting waarin vele schietgaten zaten voor kleine geweren. In oorlogstijd werd de redoute gebruikt als wachthuis en werd door de burgers bewaakt. In het onderste gedeelte was de gevangenis. Voor het gemak van de inwoners voer elke zondag een beurtschip naar Rotterdam.
Ook de voormalige gemeente Stad aan ’t Haringvliet werd in 1966 ingedeeld bij de gemeente Middelharnis.
|