Door het Museum werden tentoonstellingen georganiseerd van schilderijen van prof. J. H. Jurres, 5 Januari, van G. H. Breitner, 7 Maart, van den Amerikaanschen schilder W. H. Singer Jr., 9 Mei en van Jan Toorop, 17 November. In December volgde een tentoonstelling van kantwerk uit een bekende particuliere verzameling en van slotenmakerswerk uit die van dr. Molhuysen, te 'sGravenhage.
Bij de tentoonstelling van Breitner werd de welwillende medewerking ondervonden van den heer J. Siedenburg (firma Buffa), te Amsterdam, en den heer S. J. Sala, te 's Gravenhage.
De tentoonstelling werd in tegenwoordigheid van den meester door den voorzitter geopend. Droevig stemt de gedachte, dat dit de laatste maal was, dat den meester in het openbaar eene hulde kon gebracht worden voor zijn werk. De werken van Singer werden door den heer J. Siedenburg ter tentoonstelling afgestaan.
Het glanspunt vormde de schitterende verzameling van werken van J. Toorop, die gedurende eenige weken hier gastvrijheid genoot.
Ook aan te Leiden gevestigde kunstvereenigingen werd de gelegenheid gegeven om in het Museum tentoonstellingen en lezingen te houden.
De Leidsche kunstkring opende den 12den Februari een tentoonstelling van schilderijen van Piet van Wijngaardt, gevolgd door een van batikwerk van Ragnhild d'Ailly in September en in aansluiting daarmede van werken uit den kunsthandel van den heer Du Bois, te Haarlem. "De Sphinx" opende het seizoen met een tentoonstelling van graphische kunsten prof. dr. A. W. Nieuwenhuis verbond aan zijn academische voordracht op 23 April een tentoonstelling van Sumatraansche kunst.
Op uitnoodiging van den Leidschen kunstkring, „De Sphinx" en de vereeniging "Kunst voor de Kunst" hield dr. H. P. Berlage hier 1 November een lezing met lichtbeelden over de crisis in de Bouwkunst. Gaarne verleende de Commissie ook haar medewerking, waar die yoor liefdadig doel werd gevraagd.
Op verzoek van de Kunstgroep Bilthoven werd in Jan. en Febr. de gelegenheid gegeven om vrijwillig een hooger entrée-geld te betalen ten bate van de steunbehoevende kunstenaars, waardoor een bate van f 107.04, na aftrek der kosten, aan het comité kon toegezonden worden.
Aan de op uitnoodiging hiervan alhier gevormde commissie werd de tentoonstellingszaal beschikbaar gesteld voor een tentoonstelling van kunstwerken, met hieraan verbonden verloting en een lezing door den heer W. A. van Konijnenburg. Als resultaat hiervan kon de plaatselijke commissie een voordeelig saldo boeken van ruim 2300 gulden, hetwelk door haar werd aangewend voor aankoop van werken van kunstenaars uit Leiden en omgeving, welke daarna ter beschikking werden gesteld van de groep Bilthoven.
Aan tentoonstellingen buiten Leiden werd deelgenomen door tijdelijk het bekende gezicht op Leiden door J. van Goyen (Catal). Schilderijen No. 73), dat in 1903 werd aangekocht met steun van de Vereeniging "Rembrandt", af te staan voor de tentoonstelling te Amsterdam, gehouden bij het 40-jarig bestaan dier zoo verdienstelijke vereeniging.
De belangrijkste aanwinst vormde het uit het legaat van mevr. Du Rieu-Sautijn Kluit aangekochte schitterende stuk van den Leidschen meester W. van de Velde, den oude, een penteekening-schilderij op paneel, voorstellende het uitzeilen van de vloot uit een der Hollandsche zeegaten.
Het stuk is van een zeer fijne en levendige teekening. Onder de geschenken valt in de eerste plaats te noemen een buste in gips van Rembrandt, vervaardigd door Toon Dupuis en door den meester aan het museum geschonken. Het is een vrije navolging van de in 1906 alhier onthulde, door T. Dupuis vervaardigde buste. Deze was oorspronkelijk toegezegd bij de opening van het museum en is als zoodanig reeds vermeld. De buste is door den heer A, Coert kunstmatig gebronst en is daarna als een hulde aan Leiden's grooten zoon opgesteld op het punt, waar de drie kunstzalen samenkomen.
Een zeer belangrijk aanbod werd gedaan door prof. mr. W. van der Vlugt, die de fraaie kamerbetimmering in de achterzaal van het vroeger door hem bewoonde huis aan de Hooigracht ter beschikking van de Commissie stelde, op voorwaarde, dat het uitbreken, het overbrengen en weder geheel inrichten van de kamer aan de Hooigracht op kosten van het museum zoude geschieden.
Aangezien ook aan het opstellen en pasklaar maken van de betimmering voor het museum groote onkosten verbonden zijn meende de Commissie, onder groote erkentelijkheid voor het welwillend aanbod, dit niet te mogen aanvaarden, zoolang er geen zekerheid bestond dat de betimmering ook in het museum plaatsing kon vinden.
De onderhandelingen hierover leidden tot een andere toezegging, waardoor de kans bestaat, dat onder bepaalde omstandigheden alsnog van het aanbod kan worden gebruik gemaakt.
In bruikleen werd o.a. ontvangen: Van Z.Exc. den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, door bemiddeling van prof. dr. W. Martin: een schilderij van A. H. Bakker Korff, "La Fille du héros", op doek. Dit schilderij is afkomstig uit het legaat mevr. Rose-Molewater.
Leidsch Dagblad 17-06-1924
|