Toon Kelder
In het Haagse Gemeentemuseum aan de Stadhouderslaan ziet men een zaal gewijd aan de evolutie, die, de van origine Rotterdammer (hij werd aldaar in 1894 geboren), Toon Kelder heeft doorgemaakt. Kelder was in de jaren-dertig niet minder dan een "instituut" voor Den Haag. Heel vaak zag men zijn prachtige verdroomde portretten uitgestald in de toenmalige Kunsthandel Sala aan het Noordeinde.
Het was in een tijd, dat de kunstenaar met veel meer eerbied dan thans, behandeld en "bekeken" werd. Ofschoon Kelder nooit aan de weg heeft getimmerd en er ook nu nog wars van is, begreep de kunsthandel geducht zijn eigen belangen en pousseerde Kelders werk met een aandoenlijke trouw.
Onze persoonlijke herinneringen gaan terug naar de zaterdagmiddagen dat men vaak voor Sala's uitstalkast een troepje discussiërende belangstellenden bijeen kon zien, dat vóór en tegen van het werk behandelde.
Niettemin slaat Kelder zelf zijn vroegere, zo gezochte werk niet hoog aan, sterker nog, hij noemt het "zelfs tijd-verknoeien-geweest!'": Het was hem te luxueus, te romantisch en wat niet al! Sindsdien is hij het - als zovelen - gaan zoeken in de versobering van de abstractie, waar hij inderdaad behartigenswaardige dingen in weet te zeggen.
Hij gaat aanvankelijk tekenen, geïnspireerd door de grote Japanse prentkunst, zijn thema's tot het vlak herleidend. Men ziet uit deze periode, weloverwogen curven en arabesken, waarbij het motief tot een sierlijk, soms ietwat ironisch "teken" wordt gereduceerd.
Maar dra acht hij het penseel te zacht en voelt de behoefte aan straffere weerstanden en neemt dan zijn toevlucht tot het aanwenden van ijzerdraad en beoogt op deze wijze zijn tekeningen a.h.w. in de ruimte te projecteren. Aanvankelijk stelt hij zich tevreden 2 dimensies te geven, maar al spoedig vermeerdert hij dit tot 3-dimensionale uitingen: Hij gaat dan de draden tot draadvlakken aaneen solderen. Zo komt hij dan rond 1949 tot plastiek in de eigenlijke betekenis waaruit weer een behoefte groeit naar het volledige volume, de hechte plastische vorm.
Hoewel Kelder zijn bewondering voor Gonzalez en Brancusi niet onder stoelen of banken stak, heeft hij toch van meet af aan, zijn eigen weg gezocht en - gelukkig - ook gevonden. Ontdaan van overbodige franje en pathetische verdoezeling, blijkt er dan een zeer bewust, maar vooral zeer zuiver vormbesef over, waar nochtans de communicatie met de zichtbaar waarneembare wereld nooit geheel wordt losgelaten of verwaarloosd. Kelder die zelf zegt, eigenlijk niet (meer) van de kleur te houden, toont zich niettemin (juist in zijn zwart-wit kunst, want ook daar valt, "kleur" uit af te lezen!) een gevoelig kolorist, wiens pregnante lijnvoering zowel in de tekeningen als in de plastieken volledig tot gelding komt.
Het loont de moeite het werk van deze kunstenaar, toegerust met een uitermate "lenige" geest, die de moed had met het verleden volstrekt te breken, op zich in te laten werken en vooral attentie te besteden aan de verrukkelijke reeks caricaturen (van recente datum) die trefzeker de conterfeitsels van prominente landgenoten. als Sandbergh, Pière Dubois, Jos de Gruyter en een enkele buitenlander als Jean Cassou vertonen. Tot en met 20 oktober bestaat daartoe de gelegenheid.
GIJS KORDING
Nieuwe Leidsche courant 12-10-1963
Afbeelding Buste 1962, koper op hout met voetstuk van labradorsteen (Toon Kelder).
http://nl.wikipedia.org/wiki/Toon_Kelder http://www.johnfverhoef.nl/Toon%20Kelder%20werk%201.htm
|