DE LEIDSCHE STADHUISBOUW
Het is te betreuren dat de critiek tegen het stadhuisplan Dudok nog betrekkelijk gering is. ‘t is echter voor de ongetwijfeld zeer talrijke tegenstanders niet zoo gemakkelijk daaraan uiting te geven, want van Uwe zoo gewaardeerde gastvrijheid kan toch geen misbruik worden gemaakt. Te verwonderen is het echter m.i. ook deels niet, wanneer men de plannen in de Lakenhal ophangt. Het heette die daar aan de critiek blootstellen, maar lijkt het niet meer op critiek smoren, logisch gevolg van den aanleg van B. en W.? Want hoevelen maken zich op tot een bezichtiging in die statige omgeving, nog wel tusschen 10 uur v.m. en 4 uur, n.m.?
Waarom niet afdrukken op verschillende plaatsen gehangen, b.v. aan het gebouw van Uw Blad, in den Kunsthandel Sala? Onder de Korenbeurs was niet eens zoo gek geweest, want dan had ieder in zijn eigen tijd zich gemakkelijker een juister beeld van de dreigende mismaking van ons stadsbeeld ter plaatse kunnen vormen. Van waardeering van het plan Dudok heb ik nog niets kunnen beluisteren, afgezien van een paar artikelen in de groote dagbladen (met uitzondering van de H.P.) Die beschouwingen waren echter wel wat eenzijdig en onvolledig.
Of trouwens collega's van den heer Dudok diens plan met voldoende objectiviteit beoordeelen en met volle openhartigheid critiseeren zouden, staat nog lang niet als een paal boven water. Trouwens de eigenaars van het Dagblad "De Telegraaf" hebben zich wel terdege gehoed een nieuw hoofdgebouw neer te laten zetten dat het stadsgedeelte, ter plaatse bederft. Het doet ontegenzeggelijk modern aan, is volgens mijn bescheiden meening grootsch van lijn en harmonieert met dat stuk van Amsterdam, waarvoor het een groote aanwinst beteekent.
In een afdeelingsvergadering van het Ingenieursinstituut te Amsterdam, onlangs gehouden, heeft de ontwerper ervan, Ir.G.J. Langenhout over dat bouwwerk gesproken en in aansluiting daaraan maakte Ir.J.F. Staal die het in aesthetisch opzicht had mee-ontworpen hoogst beachtens-waardige opmerkingen over stads-architectuur in verband met het toepassen van nieuwe bouwstijlen in oude stadsgedeelten, het verkeersvraagstuk, enz.
De heer Staal, die ook lid is van de Amsterdamsche Schoonheidscommissie zeide o.m. als antwoord op de door hem zelf gestelde vraag: moet men bij het maken van bouwwerken in oude waardevolle stadsdeelen, die bouwwerken harmonisch in het stadsbeeld invoegen? Voor den heer Langenhout en mij is het verlangen geweest: het gebouw onder te schikken aan de karakteristiek van het stadsbeeld, voorzooverre dit niet in strijd is met de gebruikseischen van het gebouw.
Jammer genoeg zou die volledige weergave van die veelzijdige beschouwingen nog meer ruimte vorderen. Hoe dan ook, waardeering van het plan van Architect Dudok zou echter alleen op zijn plaats zijn, indien die Dudokgevel in een nieuw tuinstadachtig stadsgedeelte kwam te staan zoo als diens nieuw stadhuis te Hilversum. In onze stad neergezet, vloekt die ten eenenmale met de omgeving, spot met overlevering en geschiedenis.
Aan zulk een gebouw met den ouden gevel aan den voorkant. Korenbeurs. Waag, Burcht en Hoogl. Kerk in de onmiddellijke nabijheid zouden wij kunnen wennen? Die omgeving zou zich moeten aanpassen, dus zoo langzamerhand moeten die kostbare bouwwerken door gevels in Dudokstijl worden geflankeerd? Die gevel komt mij te midden daarvan voor als die van een warenhuis, overheerscht door een schacht. Om nog even het torenvraagstuk aan te roeren, wijs ik op die zestig meter hooge schacht, die het silhouet onzer stad, van welke plek uit ook bewonderd, grovelijkst zal ontsieren. Wie kan zich dat niet indenken?
Over het verkeersvraagstuk rep ik maar niet, deskundigen hebben dat in Uw Blad reeds grondig belicht. Alleen twijfel ik er aan of daarin ook maar eenigerlei initiatief van de betrokken gem. autoriteiten is uitgegaan. Ik beken dus, en zelfs met nadruk, dat ik als leek spreek, maar wat is daartegen. In ons stadsbestuur zit geen enkele deskundige, wellicht met uitzondering van één raadslid. Of staat er van den Wethouderaannemer ook maar een bescheiden huisje, dat in dit verband de aandacht verdient?
Hoe staat het met den aanleg van B. en W. ? Richten we b.v. onzen blik naar Enschede. Die stad (zonder monumentale oude gebouwen), alhoewel die op nieuwe eigen architectuur kan bogen, die terecht waardeering, ook van buitenlandsche zijde, vond, ging den eenig juisten en eerlijken weg op, die de geringste kans op onherstelbaar misgrijpen biedt: meervoudige opdracht. De meest krasse tegenstelling zien we in den Haag, zetel van Vorstenhuis en Regeering, waar het stadsbestuur (dat aan gehalte toch niet voor het onze onderdoet) in ridderlijke erkenning harer ondeskundigheid terzake een commissie van weloverwogen samenstelling uit hoogstaande deskundigen benoemde, op wier advies niet minder dan vijf bouwmeesters zijn uitgenoodigd.
Leidsch Dagblad 29-10-1930
|