Kunsthandel Sala.
Leon Senf.
Men schrijft ons uit Leiden:
Bewonderenswaardig is de geestkracht, waarmee niet meer jeugdige Leon Senf zijn idealen in de Schilderkunst voortzet; zoodanig voortzet, dat onder zijn koppigen wil hij ons dwingt met hem mee te voelen, waar wij voorheen onze bezwaren stelden.
Senf, in zijn landhuis te Noordwijk, midden in het akkerveld achter de duinen, ziet de boerenarbeiders bij 't naar huis keeren altijd hoog tegen de lucht. Een weg in de nabijheid van zijn huis voert over een hoogte, een dijk. Tegen den fellen zonnebrand der ondergaande zon in zee ziet hij hen in het rosse licht.
Het effect zet de schilder ons voor in zijn werken en onwillekeurig bevreemdt dit aanvankelijk: die mannen tegen het rood-gouden licht gesteld. Van sterke kleureffecten tegen elkaar aan is de schilder nimmer afkeerig; in zijn waterverf en krijtteekeningen is hij de soberheid zelf, van kleur zoowel als van lijn, maar de olieverf drijft hem tot een waren kleurenbrand.
In den kunsthandel Sala is werk uit verschillende levensperioden. Men ziet er een van Senfs allerbeste werken terug: den schapenscheerder, teekening met kleur, die weinig schilders hem in deze kracht van uitdrukking zullen nadoen. Ze vormt ook op deze tentoonstelling een der hoogtepunten uit 's schilders gezamenlijk werk.
De harde landwerkers zijn aan Leon Senf lief. Hij beoogt nimmer, het meelijwekkende te geven, doch het toegewijde, het eerlijke in deze levens van stagen arbeid, waarvan het eigen lichaam als inzet gold. Krom en vergroeid zijn de oudjes, is ook het vrouwtje in haar deur. Schoon ziet haar de schilder in den avond van haar leven, in den gloed van de neergezonken zon.
In Sala's tentoonstellingsvertrek was er bij de bedekte lucht niet al te veel licht. Hoe warm en broeiend werden de kleurige schilderijen; we hebben ze nog nooit; zóó goed gezien en begrepen een keer te meer, hoe een schilderij met inzicht en erkenning van zijn aard dient gehangen te worden.
We wijzen nog op een paar, door zwaar geboomte overhuifde dagloonershuisjes en op een der laatst geschilderde werken, dat niet méér voorstelt dan een kleine wildernis buiten: wilden heestergroei tegen een ouden muur. Op den voorgrond zien we een primitief plantenkasje. De ruiten flikkeren in het licht; ze vormen een plek licht-blauw, dat het heele geval kracht en glans bijzet. Het is een prachtige brok kleur, dit gansche schilderij, en alsmede een getuigenis niet alleen van des schilders onverzwakt talent, doch zelfs van groei.
Om een volkomen indruk van dezen stillen werker te krijgen, is het noodig, den teekeningenschat door te zien, waarin Senf soms met het minste het meeste bereikt. Een echt, artiest openbaart zich erin.
de NRC 16-06-1924
|