P. J. C. GABRIEL
Kunsthandel Sala
Paul Jozeph Constantin Gabriël is een te goede bekende, dan dat men deze tentoonstelling op het Noordeinde 96 verrassend zou kunnen noemen; met dat al blijkt zij zeker de moeite van het zien, waard en vooral interessant door de aanwezigheid van 'n aantal vroege stukken. In 't meerendeel dier vroege uitingen herkent men zonder veel moeite het handschrift, zoo niet de visie, van den lateren Gabriël, speciaal in het nauwkeurige, gewogene, volledige der opvatting en in de puntig of sierlijk teekenende wijze waarop onderdeelen zijn vastgelegd.
Kenmerkend voor Gabriêls schrift is bijv. de fijn lyrische studie van boomen, nr. 20, en kenmerkend voor zijn zuiverheid en compleetheid het groote Boschlandschap, dat men vroeger al eens in deze vertrekken heeft kunnen bewonderen.
Maar ik zou, als ik 't niet wist, stellig het jeugdigste werk op de tentoonstelling niet toeschrijven aan dezen meester der Haagsche School, die, terloops opgemerkt, een aparte plaats heeft in het impressionistische kader van zijn tijd en nauwelijks tot de impressionisten valt te rekenen.
Een ongedateerd wintergezicht op circa twintigjarigen leeftijd geschilderd onder kennelijken invloed van Schelfhout. Knap is het zeker, vooral in de weergave van de lucht, maar in zijn romantische zakelijkheid toch tevens conventioneel en met ‘n bijsmaakje van het twijfelachtige der kleur eener oleographie. Juist dat laatste is verdwenen uit het boven gereleveerd Boschlandschap, dat meer sober en tegelijk rijker en zuiverder is van coloriet en dat heel ferm en gevoelig werd voorgedragen, bij alle uitvoerigheid ook ruim en statig werd gehouden. De tegenwoordige "nieuwzakelijken" zouden van dit doek een en ander kunnen leeren.
Weer later van dagteekening zal het Landschap met plas aan den wand hiertegenover zijn (nr. 4), waaruit de toenemende neiging tot een samenvattende, groengrijzige toonkleur spreekt. Het aantrekkelijke korenveldje ernaast wijkt nogal af van Gabriëls gewone doen, maar de meeste werken toonen een geleidelijke en duidelijke, logische ontwikkeling, die gaat van het uitvoerig gladde, illustratieve of panorama-achtige Wintergezicht tot aan een subtiel, tegelijk strak en vloeiend geschilderd en tonalistisch fraai gebonden stemmingsbeeld als nr.41. Zomermorgen in de achterzaal.
In zijn lateren tijd is Gabriël bovenal schilder van de eenvoudigste gegevens en van de open ruimten en wijkende verten, schilder van de polders en de groote plassen, voor wien de recht overeind staande molen of palingfuik, het opschietende riet of 'n visschend figuurtje in een boot een middel beteekende, om de horizontale uitgestrektheid en onbepaaldheid van het landschap door het kantig bepaalde, vertikale accent een grootere suggestie te verleenen.
Impressionist is hij slechts voor zoover dit begrip vereenigbaar is met de zeer kalme stemming, de nauwlettende aandacht, de min of meer beschouwelijke gesteldheid van zijn werk. De schok van het moment, de gloed of bezetenheid der kleur en het verlekkerd zijn op de smeuïge verf wordt bij hem niet gevonden. Schilderde hij soms in een vrij zware pâte of een donker gamma (zie het prachtig klein paneeltje van violen), vaker werkte hij in lichte grijzen en in een dun aangebracht, welhaast onstoffelijke materie.
Het komt mij dan ook voor, dat Gabriël het meest bewondering vraagt in zijn aquarellen, waarvan een uitstekend specimen in Pulchri te genieten viel en waarvan ook deze tentoonstelling mooie voorbeelden toont, men lette in 't bijzonder op nr. 8. met de ophaalbrug. Een reeks van werken in zwart en wit doet tevens beseffen, hoe vaardig en gemakkelijk hij het krijt hanteerde.
Jos. de Gruyter.
het Vaderland 18-09-1938
|