SALA familie Sala - Visino - Pognana - Tavernerio - Roveredo - Pusiano
30-06-2011
30-03-1926 Kunsthandel Sala Expositie Valkema Blouw
Expositie bij Sala.
Van 20 Maart tot 24 April heeft J.P. Valkema Blouw met zijn werken een gastvrij onderkomen gevonden bij den kunsthandel D. Sala en Zonen.
Al aanstonds moeten we bekennen, dat we van ons bezoek geen spijt hebben gehad. Het werk van dezen schilder bezit een voornaamheid van lijn en kleur welke rustig aandoet. De serene rust, die we in zijn werk vinden, is zoo geheel in tegenstelling met het onrustige en koortsige, dat in vele moderne kunstenaars brandt en in hun werken tot uiting komt. Valkema Blouw is geen fel en uitbundig schilder.
Hem kwellen klaarblijkelijk de vele problemen van dezen zoekenden en bewogen tijd niet. Van uit zijn matige zelfzekerheid schildert hij met gespannen aandacht de dingen zooals ze zijn. Met zorg kiest hij zijn onderwerpen (meestal stillevens) en brengt ze bedachtzaam op het doek.
Het is daarom een genot weer eens het werk van een schilder te zien, in wien de onrust van dezen tijd geen innerlijke verdeeldheid heeft gebracht. Een bezoek aan deze tentoonstelling verdient dan ook zeer zeker aanbeveling. Mogen velen van de geboden gelegenheid profiteeren om nader kennis te maken met het werk van dezen kunstenaar.
23-12-1922 Tentoonstelling reproducties J. Toorop in kunsthandel Sala
Kunstclub "De Sphinx". Tot en met 28 December. Van 10 tot 4 uur. 's Zondags van halféén tot 4 uur. Pieterskerkgracht 9: Tentoonstelling Leidsche kunstclub "De Sphinx"", van schilderijen, etsen, enz. door C. A. Feldmann, gedurende December. Van 10 tot l en van 2 tot 5 uur. 's Zondags van 2 tot 4 uur. Den Haag, Noordeinde 27: Tentoonstelling van reproducties van J. Toorop kunsthandel Sala. Gedurende December. Den Haag, "Scala": Kerstprogramma. 8 uur. Maandag te Leiden geen openbare voorstellingen.
10-04-1922 Kunsthandel Sala portret bestuur van Leiden
KUNSTHANDEL D. SALA & ZONEN BREESTRAAT 114b.
Voor belangstellenden te bezichtigen in de kunstzaal, een schilderij, voorstellende een zitting van het Dagelijksch Bestuur te Leiden, onder Voorzitterschap van wijlen Burgemeester WAS. 400
12-07-1922 kunsthandel Sala expositie Alex Asperslagh Breestraat
Kunstexpositie.
Een jong Katholiek schilder en teekenaar, Alex Asperslagh, heeft deze week eenige zijner kunstwerken geëxposeerd in de etalage van den kunsthandel van den heer Sala op de Breestraat.
Evenals zoovelen heeft de diepe schoonheid der religieuze mystiek ook hem geïnspireerd en - het embleem op zijn naambord duidt het aan - zijn hartegloed is uitgeslagen in een kruisvlam. Het spreekt haast vanzelf, dat hij als jong schilder de richting koos van de nieuwe schilderkunst en nog meer vanzelfsprekend is het, dat hij in deze richting zijn eigen weg nog niet gevonden heeft.
Doch de onmiskenbare, fijne en lichtende schoonheid, die uit deze weinige werken straalt, wijst op een waren kunstenaarsziel, die penseel en teekenstift heeft bezield. Tegenover den witten monnik in zijn sfeer van zuiveren zielevrede, staat de zwaarder geteekende, meer heftige figuur van den armen liefde- apostel, St. Franciscus.
Er is een tweetal madonna's en een zorgvuldig geteekende voorstelling: de 12-jarige Jezus in den tempel (de aangehaalde tekst is o.i. niet overbodig) Vooraan liggen eenige kleinere teekeningen, waarvan die, waarop staat: „Heer ik ben niet waardig'' op het eerste gezicht aan Toorop doet denken.
Van deze is het middelste, een schilderstukje, het meest gelukkige, vooral wat lijn betreft. Het is een kleine, uitgezochte expositie, die o.i. belangstelling en waardeering ten volle waard is.
17-07-1923 Firma Sala aan de Breestraat en de Mare
Demping van de Mare.
Zeer geachte Redactie!
Bij de firma Sala, aan de Breestraat, staat van heden af een waterverfschilderij ten toon gesteld van den Hongaarschen schilder Jaroslow Setehk, een gezicht op onze bedreigde Mare. Enkele jaren geleden droeg de Algem. Ned. Ver. voor Vreemdelingenverkeer hem op een aanlal van de schoonste plekken van ons vaderland te schilderen, maar liet hem in de keuze geheel vrij.
Hij heeft dus uit eigen beweging onder dat schoonste ook de Mare gekozen. De reproductie, vermeerderd met die van schilderijen van prof. N. van der Waag en mej. Jacoba A. de Graaff, heeft de Vereeniging toen in 1922 uitgegeven in een prachtig album "La Hollande", met tekst van M. van Stavenis Jr. Begeerig ons te steunen in onzen strijd tegen de onzalige dempingsplannen, heeft zij ons thans de oorspronkelijke schilderij in bruikleen ter tentoonstelling afgestaan en de firma Sala heeft ons daarbij hare vriendelijke medewerking verleend.
Tegelijk met dit stuk ligt er een punt, voorstellende een gezicht van de Waag af op het Huis ter Lugt en de Stille Mare. Wie ze ziet, krijgt stellig een diepen indruk van de schoonheid, die thans voor goed dreigt verloren te gaan. Intusschen hebben de artikelen in Uw Blad van de heeren Krantz en Van der Hoeven wel overtuigend aangetoond, dat grachtendemping noch wenschelijk, noch noodig is.
Terwijl eindelijk wel vaststaat, dat maar heel weinig werkloozen tot dezen zwaren arbeid, die opzettelijke oefening vereischt, zoo maar zonder meer bekwaam en sterk genoeg zouden zijn.
Mag ik hier nog ééne opmerking bijvoegen? In een der ingezonden stukken in Uw Blad vóór de demping kon men lezen, dat de leden van "Oud-Leiden" menschen waren, die, na hier rijk te zijn geworden, zich haastten de stad den rug toe te keeren.
De bewering zelve verdient in hare zotheid geene weerlegging. Wel de ook door haar gevoede noodlottige waan, alsof schoonheid en genieten van schoonheid slechts zaak ware van de rijken en aanzienlijken, die voor zulke liefhebberijtjes tijd hebben.
Schoonheid is voor ieder en haar te zien kan voor ieder een bron van genot worden. Hier is geen verschil tusschen partijen en standen en ik mag er wel op wijzen, dat de heer Henri Polak, de voorzitter van den diamantbewerkersbond, tegelijk een onzer warmste medestrijders is voor het behoud van stads- en natuurschoon. Met dank voor de plaatsing,
Jubileum. De heer J.H. Planje herdacht vandaag onder veel belangstelling den dag waarop hij voor vijf en twintig jaar in dienst trad bij de firma D. Sala en Zonen, kunsthandel, Breestraat alhier.
Hij werd vanmorgen door den directeur in diens privé- kantoor hartelijk ontvangen en waardeerend toegesproken.
Als stoffelijk bewijs van die waardeering werd hem een couvert met inhoud aangeboden. Even later huldigde hem het personeel bij monde van een der kameraden die hem namens allen een, enveloppe overhandigde. De dag werd verder in den huiselijken kring doorgebracht.
In den kunsthandel Sala vindt men meermalen voorbeelden van kunst die men nergens elders aantreft. Hoorde men eerder van Ludolph Berkemeier?
Er is van hem een verdienstelijk landschap, een kijkje op het land vlak achter de duinen in de buurt van Noordwijk-Binnen. Het weideland loopt in de duinen uit, een boer gaat zijn koeien melken die grazen tot vóór de duinenreeks. De melkemmers staan vóór het hek, dat op den voorgrond van het tafereel is te zien. Blank glinsteren zij in het volle daglicht in zilvergrijs en blank staalblauw. En in deze zeer lichte kleuren is het geheele landschap der vale duinenweiden gezien.
Tot dusver kan men vragen, wat het bijzonder knappe van dit landschap zijn mag. Een blank geschilderd landschap hoort thans niet tot de uitzonderingen, maar wanneer we de rekening volledig opmaken van wat het bekoorlijke is van het doek, komen we tot de gave, volledige realiteitsuitbeelding, welke in deze blanke kleuren met nauwkeurigheid ligt besloten. De melkbussen, bij het hek gezet, zijn precies en nauwkeurig van vorm als kleur beschouwd, alsof 't om het schilderen van een stilleven te doen was; elk detail van het doek heeft deze anti-impressionistische volledigheid.
Van L. Berkemeier hebben wij reeds eerder voorbeelden van landschapskunst gezien die, somwijlen houterig en onbeholpen, steeds iets bezaten van echtheid en eigen vertolking. Dit landschap met het breed-geziene panorama op de duinen en het land onmiddellijk landwaarts daarachter, is een werk, dat den naam des schilders onthouden doet.
Van Gestel zijn in dezen kunsthandel een paar uitstekende krijtteekeningen en aquarellen: krasse dingen uit den Spaanschen tijd, danseressen, fel in heur dansbewegingen gezien en, waar het 't beeld der oud-achtige danseres betreft, onverbiddelijk.
06-12-1923 Kunsthandel Sala - tentoongesteld collectie Willem Maris
In het vooral bij kunstlicht heel gezellige zaaltje van den Kunsthandel Sala, alhier, is eenige dagen tentoongesteld een collectie arbeid van den kunstschilder Willem Maris Jbzn. Het zijn teekeningen in krijt, als voorstudie van de portretten, meerendeels op het oogenblik bij Kleykamp te 's-Hage te zien. Deze krijtstudies, zonder grandeur gegeven, hebben, men ziet het zoo, de gelijkenis van den geportretteerde. Op verschillende papiersoorten - de kunstenaar heeft daar voorliefde voor - zijn in litho en ets proeven van zijn werk in zwart en roodbruin gedrukt, waaronder portretten van de drie Gebr. Maris. Een enkele olieverfstudie is mede aanwezig, alsook het pittig geaquarelleerde portretje van zijn oom Willem Maris.
28-09-1923 In de vitrine bij Kunsthandel Sala - C. van der Windt
Kunsthandel Sala.
In de vitrine bij Sala staat op het oogenblik een bijzonder mooie aquarel van C. van der Windt. Het is een geval, een boerenerf met grasveldje, zooals we dat van hem meer kennen, maar hier geeft hij wel zeer zuiver de late-middag-stemming in het gouden licht, dat de voorwerpen omhult.
28-01-1924 Kunsthandel Sala tentoonstelling Honore Daumier
De vitrine van den kunsthandel Sala is als bestrooid met heel goede afdrukken van lithographieën van den grooten Franschen caricaturist Honoré Daumier (1810-1879).
Onovertroffen zijn deze teekeningen en door groot kunstenaarsschap ver geheven boven het feitelijke der voorstelling. Diep schouwer van de dingen rond hem, op straat en in de rechtzaal, wist hij van het meest gewone en alledaagsche het juist typeerende naar voren te brengen, zóó, dat alleen de beschouwing voldoende is om het geval te begrijpen. Op den voorgrond trad hij in de "caricature".
De volheid van plastiek in zijn vroege teekeningen is gevolg van zijn methode zijn sujetten eerst even vlug op te duimen in klei en daarna pas te teekenen. Voorbeelden van deze werkwijze zijn vooral de beeltenissen van politici, vol en bijtend scherp, onverbiddelijk in hun type gegrepen.
In grooter formaat kon hij zich uitspreken in de "Association Mensuelle" waarin hij eens al de caricaturen van politici samen vatte in "Le ventre législatief" Een derde blad, waaraan hij nog meewerkte was de "Charivari".
Dit vlijmend-scherp inhakken op knoeiende politici deed de regeering tot een weinig geestrijk verweer grijpen; de perswetten werden afgekondigd, toch was verscherping van die wetten nog noodig om de caricaturisten den strijd te doen opgeven. Naar aanleiding van de "Gargantua" liep Dammier zelfs gevangenisstraf op.
Daumier beziet nu vol humor zijn kleinburgerlijke omgeving en uit deze periode vooral geeft de expositie te genieten. In 1879 overleed de groote kunstenaar te Valmondois in het huisje, dat Corot hem geschonken had. De laatste jaren van zijn leven was hij blind.
Bewonderenswaardig is de geestkracht, waarmee niet meer jeugdige Leon Senf zijn idealen in de Schilderkunst voortzet; zoodanig voortzet, dat onder zijn koppigen wil hij ons dwingt met hem mee te voelen, waar wij voorheen onze bezwaren stelden.
Senf, in zijn landhuis te Noordwijk, midden in het akkerveld achter de duinen, ziet de boerenarbeiders bij 't naar huis keeren altijd hoog tegen de lucht. Een weg in de nabijheid van zijn huis voert over een hoogte, een dijk. Tegen den fellen zonnebrand der ondergaande zon in zee ziet hij hen in het rosse licht.
Het effect zet de schilder ons voor in zijn werken en onwillekeurig bevreemdt dit aanvankelijk: die mannen tegen het rood-gouden licht gesteld. Van sterke kleureffecten tegen elkaar aan is de schilder nimmer afkeerig; in zijn waterverf en krijtteekeningen is hij de soberheid zelf, van kleur zoowel als van lijn, maar de olieverf drijft hem tot een waren kleurenbrand.
In den kunsthandel Sala is werk uit verschillende levensperioden. Men ziet er een van Senfs allerbeste werken terug: den schapenscheerder, teekening met kleur, die weinig schilders hem in deze kracht van uitdrukking zullen nadoen. Ze vormt ook op deze tentoonstelling een der hoogtepunten uit 's schilders gezamenlijk werk.
De harde landwerkers zijn aan Leon Senf lief. Hij beoogt nimmer, het meelijwekkende te geven, doch het toegewijde, het eerlijke in deze levens van stagen arbeid, waarvan het eigen lichaam als inzet gold. Krom en vergroeid zijn de oudjes, is ook het vrouwtje in haar deur. Schoon ziet haar de schilder in den avond van haar leven, in den gloed van de neergezonken zon.
In Sala's tentoonstellingsvertrek was er bij de bedekte lucht niet al te veel licht. Hoe warm en broeiend werden de kleurige schilderijen; we hebben ze nog nooit; zóó goed gezien en begrepen een keer te meer, hoe een schilderij met inzicht en erkenning van zijn aard dient gehangen te worden.
We wijzen nog op een paar, door zwaar geboomte overhuifde dagloonershuisjes en op een der laatst geschilderde werken, dat niet méér voorstelt dan een kleine wildernis buiten: wilden heestergroei tegen een ouden muur. Op den voorgrond zien we een primitief plantenkasje. De ruiten flikkeren in het licht; ze vormen een plek licht-blauw, dat het heele geval kracht en glans bijzet. Het is een prachtige brok kleur, dit gansche schilderij, en alsmede een getuigenis niet alleen van des schilders onverzwakt talent, doch zelfs van groei.
Om een volkomen indruk van dezen stillen werker te krijgen, is het noodig, den teekeningenschat door te zien, waarin Senf soms met het minste het meeste bereikt. Een echt, artiest openbaart zich erin.
21-10-1925 Stadsnieuws Huldiging van jhr. mr. dr. N.C. de Gijselaar
STADSNIEUWS. Huldiging van jhr. mr. dr. N.C. de Gijselaar. Jhr. mr. dr. N.C. de Gijselaar, burgemeester dezer gemeente bereikte heden den zestigjarigen leeftijd. Gedachtig aan de bijzondere verdiensten van den heer De Gijselaar jegens onze gemeente en aan de groote aanhankelijkheid van het overgroote deel der bevolking jegens hem rijpte bij velen het voornemen om hem op dien dag te huldigen.
De vraag was echter, op welke wijze dit zou moeten geschieden. Zijn naaste vrienden, medewerkers en vereerders waren van oordeel, dat het niet aanging voor deze, feitelijk persoonlijke, aangelegenheid, er de gansche gemeente in te betrekken. Daartoe zou aanleiding bestaan, wanneer het een ambtsjubileum had gegolden, zooals dit indertijd ook geschiedde bij zijn 12 ½-jarig burgemeesterschap. In alle stilte vormde er zich eenigen tijd geleden een comité, waarvan wij de samenstelling gisteren hebben vermeld, met het doel op den dag van heden de hartelijke gevoelens te vertolken van 's burgemeesters vrienden, kennissen, vereerders en medewerkers en hem tevens daarbij een souvenir aan te bieden.
Dit Comité richtte een vertrouwelijke circulaire aan een 250-tal ingezetenen, in de eerste plaats zijn bijzondere vereerders, vrienden en kennissen, alsmede zijn medewerkers, leden van den gemeenteraad, hoofd- en andere ambtenaren. Natuurlijk zal het Comité er wel hebben overgeslagen, vooral onder de ingezetenen tot de eerstgenoemde groepen behoorende; men neme dit den heeren niet al te kwalijk, voor wien het een voldoening was dat bijna allen op het rondschrijven op sympathieke wijze hebben gereageerd. Op ongezochte. wijze slaagde het Comité uitnemend in de keuze van het geschenk.
Immers, reeds eenigen tijd geleden heeft de burgemeester op verzoek van den bekenden portretschilder, den heer Hartz, te Heemstede, vroeger te Katwijk-aan-Zee, voor dezen geposeerd en de schilder, die bij voorbaat aannam, dat hij in den heer De Gijselaar een dankbaar object zou hebben, heeft zich daarin niet bedrogen. Het portret is volgens aller gevoelen uitstekend geslaagd en geeft de beeltenis van den burgemeester juist weer. Hedenmiddag had de aanbieding plaats in den voor deze gelegenheid met groen en bloemen getooiden Foyer der Stadsgehoor-zaal.
Met de leden van het Comité woonden de meeste deelnemers aan het huldeblijk de plechtigheid bij, terwijl de echtgenoote van den burgemeester, mevrouw De Gijselaar- Viruly mede tegenwoordig was, alsmede de schilder en diens echtgenoote, de heer en mevrouw Hartz. De eere-voorzittcr, prof. dr. P.J. Blok bood met de navolgende korte toespraak het huldeblijk aan: Waarde vriend De Gijselaar. Met opzet zeg ik niet: „Waarde Burgemeester", want niet in de eerste plaats als zoodanig willen wij u heden op uw zestigsten verjaardag gelukwenschen, al is de Burgemeester van den Vriend nauwelijks te scheiden.
Een aantal uwer vrienden en vereerders hier ter stede, wel 350 als ik mij niet vergis, hebben zich vereenigd om u heden een aandenken aan te bieden. Wanneer wij in de eerste plaats onzen Burgemeester hadden willen eeren zou het getal deelnemers aan ons huldeblijk zeker twintigmaal zoo groot geweest zijn. Thans zijn het slechts voornamelijk diegenen, die op een of andere wijze in persoonlijke betrekking tot u plegen te treden en die wij uitnoodigden om ons te steunen. Het is mogelijk, dat wij er enkelen hebben vergeten - daarvoor bieden wij hun onze verontschuldiging aan.
De namen vindt gij in dit door de firma Mulder fraai bewerkt album, waarin onze vriend, de heer W. van der Laan welwillend en belangloos met zijn kunstvaardige hand, zoowel de opdracht als de namen heeft geschreven. Dat wat de deelnemers betreft.... en hun doel? Wel, wij hebben in U willen eeren den eenigen, "goeden Leidenaar", waarvan het in den lande alom bekende studentenliedje zingt - wat onbillijk, zooals gij zélf met bescheidenheid pleegt te erkennen tegenover de talrijke andere goede Leidenaars onder ons, die de studenten blijkbaar niet zóó waardeeren als zij U doen hun opperheer als President-Curator, maar den vriend en medewerker in alles wat uw hand vindt om te doen ten bate van stad en burgerij, en dit is veel en velerlei. Maar hoe zouden wij dit doel bereiken?
De beantwoording van die vraag heeft ons waarlijk niet veel moeite gekost. Het geval wilde, dat juist eenige maanden geleden een onzer beste portretschilders, de heer Hartz, blijkbaar aangetrokken door uw karakteristieken regentenkop zich tot U had gewend om u te schilderen. Wij vernamen juist bijtijds, dat die niet pijnlijke operatie - U hebt er andere gekend! - goed was afgeloopen.
Wat hadden wij anders te doen dan tot den schilder te gaan en hem te verzoeken, dit, uw jongste portret tot onze beschikking te stellen? En hij liet zich niet lang bidden. Ziedaar ons doel reeds bereikt. Wij hebben dus de eer en het genoegen U en de hoogstaande vrouw, die uw levensgezellin is dit portret aan te bieden.
Wij weten dat gij een geslagen vijand zijt van lange redevoeringen, ook in den Raad en in de Eerste Kamer en ik zie uw ietwat ironischen blik met iets als onzekere afwachting op den ouden professor rusten. Ik eindig dus onmiddellijk met den hart-grondigen wensch namens zoovelen, dat gij nog lange jaren - en gij hebt eenige jaren geleden weer „ingeteekend", zooals men gemeenzaam pleegt te zeggen, al zijt ge toen ternauwernood aan den dood ontsnapt - er zoo uit moogt zien als dit natuurgetrouw portret u laat zien. Wil met uw gade op den dag van heden dit portret met hartelijke gelukwenschen aanvaarden.
Diep getroffen door deze huldiging aanvaardde jhr. De Gijselaar het huldeblijk en dankte het Comité en allen die aan diens oproep hadden gehoor gegeven mede namens zijn echtgenoote voor de aanbieding en den hoogleeraar voor de hartelijke en welmeenende woorden. Hierna drukten de talrijke aanwezigen den heer en mevrouw De Gijselaar de hand.
Het portret, een buste, dat door de aanwezigen, na bezichtiging, zeer werd geprezen, vertoont den burgemeester in ambts-costuum: blauwzwarte rok, met zilver geborduurde kraag, omhangen met de ambtsketen en op de borst de waardigheidsteekenen als Commandeur in de Orde van den Nederlandschen Leeuw en het Kruis van de Johanniter orde. De achtergrond is geschilderd in diepe goudleerkleuren. Het gelaat en trois quart, kijkt den beschouwer met tintelend geestige oogen aan, om den mond zweeft, nauwelijks zichtbaar een glimlach; prachtig gemodelleerd is het vleesch van wang en kin, sober en geestig zijn de trekken in het gelaat, aangebracht met zachte toetsen van het penseel. De gelijkenis is treffend en de schilder heeft het gelaat, costuum en achtergrond tot een mooi, harmonieus geheel weten te verwerken.
Het portret is omvat door een breede met de hand uitgevoerde antiek getinte lijst in goud, in de hoeken rijk geornamenteerd en vervaardigd in den Kunsthandel van de firma D. Sala en Zn., alhier. De omlijsting is in volkomen harmonie met het portret.
Het huldeblijk ging vergezeld van een album met de namen der deelnemers en is gemaakt in de werkplaatsen van de firma P.J. Mulder en Zn., Boek en Steendrukkerij alhier. De band van dit album, mede een kunstwerk in zijn soort, is uitgevoerd in fijn gewatteerd Havanna-Marokkoleer en van binnen voorzien van met de hand gemarmerde schutbladen. Op den voorband is in den linkerbovenhoek in goud aangebracht ‘t familiewapen van de De Gijselaars en in den rechterhoek beneden staan eveneens in goud de datum der verjaring en de jaartallen 1865-1925. De bladen zijn van geschept Oud-Hollandsch karton met verlucht titelblad.
De opdracht in Gothische letters uitgevoerd luidt: ,,Aangeboden aan Jhr. mr. dr. N.C. de Gijselaar, burgemeester van Leiden, op zijn 60sten geboortedag door vereerders, vrienden en medewerkers." Deze opdracht alsmede de namen der deelnemers aan het huldeblijk zijn op inderdaad fraaie wijze in randschrift gecalligrapheerd door onzen stadgenoot den heer W. van der Laan, voorzitter der 3-October-Vereeniging en hoofd eener Openbare School alhier, een zeer verdienstelijk, doch tevens tijdroovend werk, geheel belangloos door den heer Van der Laan verricht, waarmede hij het Comité zeer aan zich heeft verplicht.
Aangaande den schilder nog het volgende: Louis Hartz, in 1869 geboren te Amsterdam bezocht de Rijks-academie aldaar, waarvan prof. Allebé directeur was, en leerde landschap en stillevens schilderen onder Voermans en Van der Valk. Vele jaren woonde hij aan zee, waarvan 14 jaar In Katwijk en schilderde toen hoofdzakelijk figuren aan zee: visschers, schelpenkarren, enz. Intusschen voelde hij zich altijd zeer tot portretschilderen aangetrokken en toen in 1921 zijn huis in Katwijk met het grootste gedeelte van zijn werk verbrandde, heeft hij zich bijna uitsluitend op het schilderen van portretten toegelegd.
Van bekende Leidenaars schilderde hij o.m.: prof. Hartman, prof. Muller, prof. Meyers en mr. A. van der Eist. Heden waren de trams met de vlaggetjes versierd en van het carillon van den toren klonk een ,,Lang zal hij leven". Voorts maakte hedenvoorm. overste jhr. Roëll ten Stadhuize zijn opwachting bij den Burgemeester, om deze ter gelegenheid van diens 60sten geboortedag de beste wenschen over te brengen van den commandant van het garnizoen te Leiden.
31-01-1925 Kunsthandel Sala schilderij van Roelandse
KUNST EN LETTEREN.
Schilderij van Roelandse
In de vitrine van den Kunsthandel Sala, Breestraat alhier staat dezer dagen een schilderij van den kunstschilder Roelandse geëxposeerd. Het gegeven, een oude Volendammerschuit, aan den wal gemeerd, is in het verkort goed geteekend en in blanken toon gehouden. De aandoening is overal van gelijke kracht en om deze zuiverheid is het werk vooral te waardeeren.
In de tentoonstellingszaal kan men tevens nog een goede aquarel en enkele buitenimpressies van dezelfde hand bezichtigen, waarin mede een verrassende vooruitgang valt te constateeren.
Tentoonstelling van graphisch werk door Jan Schonk.
Dit is nu een tentoonstelling, waarmee de aanrichter wel succes moet hebben, zelfs in Leiden. Door den eenvoud werken deze houtsneden direct, en sterk weet Schonk te overtuigen door de klaarheid van visie. Ze zijn alle stuk voor stuk sprekend, ze winnen het in dat opzicht van de litho's, waar de sierlijke, vloeiende lijn meer ongebonden, de vormen van vogels en visschen neerschrijft.
Het is zoo iets als een rage, waarmee tallooze lieden zich tegenwoordig op de graphische technieken werpen als middelen van uiting, zooals het batikken ook buitensporig beoefend wordt. De resultaten zijn niet, erg verheugend, de onzuiverheid van toeleg is meest gemakkelijk aan te toonen. Het wordt een beweging, die wint in breedte, niet in diepte.
Hij, die zich innerlijk gedreven voelt zich in zwart en wit te uiten, valt gemakkelijk op onder de drommen en tot die enkelen moeten we ook Schonk rekenen. Zijn houtsneden zullen den een doen zeggen, dat hij er met zoo'n genoegen naar kijkt, omdat ze zoo verrassend eenvoudig van zwart-en-wit-verdeeling zijn, een ander vindt ze zoo sober en toch rijk van werking, een derde formuleert zijn bewondering weer anders, maar alle sommen kwaliteiten op die voortspruiten uit het mooie besef, dat deze graphicus heeft van het wezen der houtsnede.
Hoe weet hij het vlak te vullen. De entourage bij zijn vogels is altijd in verband met den algemeenen vorm, het karakter van het dier. Zoo vult hij het vlak bij den Reuzenreiger, dien starren vogel met zijn zijdelingsch saamgedrukt lichaam, spitsen bek en lange, schrale teenen, met een dorren stam, die kale takken draagt.
Bij een Kraanvogel, met kostelijke veerpluimen, in een houding waarin de omtrek het karakter van een groote golvende lijn heeft, plaatst hij een boom met rijke zwierige bladertoeven.
Weer een andere houtsnede stelt voor twee Nimmerratten naast elkaar, de koppen met de lange halzen neergebogen, onder een boom met breed neerhangende bladerkroon, die onmiskenbaar de eigendommelijkheid van zulke vogels in zoo'n stand nader onderschrijft. En zoo zijn er vele aanduidingen te geven, die doen zien hoe helder het karakter van het dier dezen kunstenaar steeds voor den geest staat.
Tot de zeer goede werken behoort ook de litho van een Kiekendief, die magere felle roover, tusschen de sparretakken. Het lijkt ons dat deze vrije kunstenaar werk levert, dat bij het onderwijs uitstekend te pas kan komen, vooral om den leerlingen een levend begrip bij te brengen van het dier. Dergelijke hoedanigheden komen niet als te veel voor, en moet men nu eens niet negeeren.
23-02-1925 Kunsthandel Sala Een waardevolle plaat van de heer Willy Sluyter
De heer Willy Sluyter teekende een waardevolle plaat, die in den kunsthandel der firma Sala, aan de Breestraat, is tentoongesteld en verkrijgbaar is, waarvan de opbrengst ten goede van de Vereeniging komt. (Op deze plaat vestigde onze kunstverslaggever reeds de aandacht).
Teekeningen van Chr. le Koy Kunsthandel D. Sala en Zonen.
Ch. le Roy laat bij Sala, op de Breestraat enkele studies zien uit den laatsten tijd. Het doet goed dat krachtige werk weer eens onder oogen te krijgen.
Een zwerver is deze kunstenaar door de wijde natuur, hier kan hij ongehinderd zichzelf zijn en vindt hij zich terug in onderwerpen die bijna speciaal de zijne kunnen worden genoemd. Hij kent de molens in verschillende typen, maar hij kent ook de duinen en de boschranden; hij weet hoe zij zich toonen in verschillende tijden van het jaar.
Dan trekken hem de groote markante partijen, maar ook het wijde en verre, en vooral de speling van het licht en donker. Voor hem is dat de taal der natuur, omdat het weerklank vindt in eigen leven. Neem bijv. de duinteekening, wat een stille ruime verte; naast de sterke "sprekende" voorgrond.
Grilligheid is er en eenvoud tevens; dat is de activiteit geworden tot rust, tot actieve rust. Met welke weinige middelen is datzelfde rustige, (hier bijna tot iets statigs geworden, vooral in de verre partijen) neergelegd in de boschrand-compositie. Er zit iets klaars en helders in de schikking van het geheel en in het spiegelende watervlak. Er is een intuïtief grijpen naar een ander gebied; hier rijpt de verbeelding - schetsmatig is het nog, maar de greep is goed.
De pias is er zijns ondanks. Het is een spotten en gekken met dingen die eigenlijk rauwe waarheden zijn. De dwaasheid van deze zoo vaak geteekende pop laat te schrijnende de werkelijkheid vermoeden. Maar er is ook een andere zijde: de pias speelt niet, we zouden zoo zeggen heeft zijn lied gezongen en dan zit er in die oogen iets schalks maar ook iets uitdagends, ook iets donkers 't is merkwaardig na te gaan uit welk een gemengde stemming deze teekening is geboren en hoe deze er in deze neergelegd. In overeenstemming daarmee is het licht en donker op geestige wijze verdeeld.
Het loont de moeite ook de andere teekenigen eens rustig te gaan beschouwen. Mm.
28-01-1921 Kunsthandel Sala tentoonstelling J. Eekman
KUNST EN LETTEREN. TENTOONSTELLING : J. EEKMAN.
Kunsthandel D. Sala, Breestraat.
Eekman is een zoekende, een peinzende. Dat wat werkelijk genoemd wordt is voor hem eigenlijk leugen en bedrog, omdat die "werkelijkheid" hem afleidt van het wezenlijke der dingen, van het meest, waardevol geestelijk goed. Voor hem is de droom werkelijkheid omdat daar aan het diepste innerlijk de eerste plaats wordt gegund. Als een schrijnend iets moet hij gevoeld hebben de brute verburgerlijking welke het weergeven der materieele dingen kan aankleven. Natuurlijkheid beteekent voor hem geesteloosheid. Hij ziet de dingen met een geheel ander oog aan; hij schept zich een eigen werkelijkheid waarin zijn geest de eerste is, en ziet de dingen, zooals ze zijn; hij benut van de werkelijkheid slechts datgene wat hem kan dienen om zijn droom in navoelbaren vorm over te brengen.
Achter Eekman's werk voelen wij bijna overal de verdrukte mensch; en toch is deze ook de vooruitziende, de visoenaire, die te midden van wanhopige misère in zich voelt den sterken wil, dat geloof in een anderen toekomst, waarin de geestelijke saamhoorigheid inniger zal worden gevoeld en de macht van de stof, van de materie zal zijn teruggebracht binnen eigen grenzen.
Typeerend voor de arbeid van dezen kunstenaar is wel een toekenning die ik "De Sphinx" zou willen noemen. De kop is die van een mensch, wiens aandacht naar binnen is gericht, die inkeert tot zijn diepste zelf.
Er is rust in dezen kop, en bezinning; maar de rust is ingehouden kracht; er is ernst in dit gelaat en sterke wil; er is een machtige concentratie, die uit zal breken tot de geestelijke daad.
Dat zit in de bouw van den schedel, in de wenkbrauwen die fronsend de oogkassen overwelven, in de even nerveus-opgetrokken neusvleugels, in de op elkaar geklemde lippen - maar voel ook dat er in ligt een luidloos mededoogen en een zachtheid die elke daad zal veredelen. Er is een opstandigheid en een melancholie die strijd voeren met een verheven optimisme. Het gesloten groote oog, het geestelijk oog, de spiegel der ziel, hoefde er nauwelijks te zijn om deze stijlvolle kop dit mysterieuse karacter te laten omhullen.
Het leven-van-nu is een ruw en somber fantoom; na een onderdompeling in de misère van het heden en een doorstriemt zijn daarvan is er gerijpt in hem dit beeld, en het is een bevrijding omdat het naast al het andere, en bovenal het andere uit, in zich heeft de Ernst en de Wil. De klacht is onuitgesproken gebleven en verstild tot wijsheid.
Het werk van Eekman is er niet om vluchtig bekeken te worden. Hier is meer dan, "een meisje bij koeien" of "een bootje tegen een waterkant" of "een geranium in een bloempot". Deze man wil geen mooie dingen maken, hij geeft ons de toegang tot zijn heiligste zelf om uit te zeggen aan de wereld wat zijn geest beroerde.
Zoek daarom in de zwartkrijtteekening van "de Lossers" niet of ge de drukke bedrijvigheid van den arbeid aan de haven zult vinden, of onderwerp niet aan critiek of de plank als zoodanig wel een zware last is, en deze wel helemaal zóó kan worden vastgehouden; de kracht zit niet in de spierarbeid, maar bij de mannen zelf, in hun binnenste.
De Compositie van lijven en vlakken en hun tegenstellingen wekt sterk een moeizaam gaan, een zwoegend werken, maar ook een bewust werken, een weten en gelooven. Dat spreekt, uit de gebogen hoofden; uit de knookige, door den arbeid sterk ontwikkelde en tevens verruwde handen; maar uit de oogen komt ons tegen een zachte zelfbewuste ernst en een sterk geloof. Iedere lijn in deze teekening heeft spanning, niet veel zou er kunnen worden gemist. Soberheid is hier de drager van kracht.
In zachtheid doet deze kunstenaar vaak denken aan Jan Mankes, den te vroeg overledene; en in expressie van lijn aan Toorop; dit ter vergelijking slechts, want Eekman is een eigen persoonlijkheid. Een volgend maal over de drie teekeningen die nu in de etalage staan: de armen, het witte dorp en het heidehuisje.
Blijf echter niet buiten maar ga de geheele expositie zien. De toegang is vrij en het is zeker de moeite loonend. Zoek hier echter geen leuk stilleventje, of aardig kleurtje op zon verlicht dak. Hier is een sfeer van gewijde ernst. Vreemd zal zij U misschien zijn, maar ze boeit onweerstaanbaar. Is misschien hier ook wat broeit in de wereld der geestelijke dingen?
Het is van den kunsthandel zeker op prijs te stellen dat Leiden op deze wijze met het werk van Eekman kan kennis maken. In het Gemeentemuseum in Den Haag is van hem een zeer mooie teekening getiteld : Credo. Mm.
01-10-1920 Expositie historie Leiden bij kunsthandel Sala
STADSNIEUWS
De stichter van het H.-Geest-hofje.
Gedurende de Winkelweek is te Leiden in de bekende en reeds meer dan vijf kwart eeuwen beslaande kunsthandel van den heer D. Sala en Zonen aan de Breestraat een schoon stuk van Leidens historie geëxposeerd. Voor het raam prijkt het portret van een van Leidens patriciërs den liefdadigen Conelis Sprong of Sprongh, overleden te Leiden 4 Jan. 1706, die verwant was aan oude Leidsche geslachten, als De Bije, van der Graft, van Leeuwen, van Swanenburg, Duijck e. a.
Alsmede is daar tentoon gesteld het destijds door hem in 16e eeuwsche bouwtrant bewoond heerenhuis, ook aan de Breestraat, staande op de plaats, waar thans het post- en telegraafkantoor zich bevindt. Een historisch plekje voor de stad Leiden.
Vóór 1597 woonde in dat heerenhuis de eigenaar van de eerste academische drukkerij n.l. Christoffel Plantijn, mede bekend door zijn schoonzoon prof. van Rapheling. Later ging dat huis over in het Leidsche boekdrukkersgeslacht Elzevier. (Van die drukkerij is de ,,De Lakenhal" nog aanwezig een statenbijbel anno 1663, toen reeds met, Latijnsche letter gedrukt; een pracht-exemplaar).
Deze Cornells Sprong was vrije grondheer van Hoogmade, m.a.w. eigenaar van de landerijen van dit geheeïe dorp. Hij stichtte op de genoemde plek van het postkantoor een hofje voor oude vrouwspersonen, boven de 50 jaren en beschreef met eigen hand in zijn testament in alle bijzonderheid hoe en door wie dat hofje en de eig...en moesten worden bestuurd.
Dit gewichtig document (gedeelte1ijk opgenomen in de beschrijving van de stad Leiden door F. van Mieris), wordt in het archief van dit hofje bijzonder bewaard. In 1851 is dat hofje in de Breestraat vervangen door een ruimer gebouw op de hoek van. Rapenburg en Doezastraat. Onder de bekwame leiding van den heer Mr. A.J. Sormani zal nu in alles een reorganisatie plaats hebben.
Het hofje met zijn 14 bewoonsters zal straks voor nog een 7-tal ouden van dagen plaats bieden. Een nieuw gebouw in schoone bouwtrant wordt thans onder de leiding van den architect, den heer J. van der Laan, aldaar opgetrokken. In dat nieuwe gebouw zal een doelmatige, in stijl ingerichte regentenkamer komen, waarin de schilderstukken van de familie Sprongh en zijn echtenoote vrouwe Johanna Maria Witteirt een plaats zullen vinden.
In die regentenkamer zal ook gebouwd worden een brandvrije kluis voor het rijke archief, dat nu mede onder leiding van den heer Mr. Sormani geordend en beschreven zal worden; een werk, dat niet gering is te achten. De oude, bijna tot pulver geworden documenten van eeuwen terug worden tevens door een deskundige geprepareerd en gebracht in een toestand van bijna nieuw papier.
Voornamen oudheidkundigen hebben de Leidsche hofjes beschreven en ook de bouwkundige heer H. J. Jesse, o.a. in „Het Huis", doch, zoo ver mij bekend is, niet het „H.-Geest-hofje". Uit het reeds genoemde orgineele testament van Cornelis Sprong bleek mij dat, thans letterlijk in alles, naar den geest van den erflater wordt gehandeld. Moge ook deze stichting voor vele ouden van dagen in de- toekomst tot steun en ten zegen zijn.
In den kunsthandel Sala, is in het achterzaaltje werk te zien van den jongen Leidschen schilder v.d. Vlist.
Men ziet eruit, dat hij een bewonderaar is van Dautz en van den Berg. Dezelfde kleuren neemt hij op zijn palet, dezelfde onderwerpen van deze beiden heeft hij zich uitgekozen. Dit, sluit in dat hij zich aan het portret wijdt.
Ook landschap en stilleven zijn door hem beoefend. De landschappen worden gekenmerkt door de diepe, donkere tonen, welke men bij van den Berg kan zien, en welke ook Dautz gaarne toepast.
Is het eigen-zien van schilders als v, d. Berg en Bautz reeds veroordeeld, hoeveel te meer zou er te veroordeelen zijn bij een herhaald ontleenen van indrukken aan een ander? Doch deze schilder is nog zeer jong. Laten we hopen dat hij zijn oogen wijd zal openen voor de natuur en ze wat sluiten zal wanneer hij in bewondering staat voor een confrère. En dat het portret nog wat bij hem wachte.
29-08-1940 Toon Kelder Een verbeelding van huiselijk geluk en geslotenheid.
Een verbeelding van huiselijk geluk en geslotenheid. Familiegroep door Toon Kelder.
TOON KELDER IN DEN KUNSTHANDEL SALA
Iets oudere werken, zij het hier ter stede nog niet getoond, zijn naar wij meenen het rugnaakt, het portret van de vrouw van den schilder, en het stilleven der levers; de overige dateeren van den laatsten tijd en men kan er uit opmaken, dat zelfs de oorlog Kelders werklust niet verminderd heeft.
Treedt geestelijk in toenemende mate in deze kunst een neiging op tot verzamelen en consolideeren van krachten, in zijn keuze van onderwerpen schijnt de schilder ieder jaar zijn belangstelling een weinig uit te breiden. Zoo had het landschap om zich zelfs wille, dus niet gedacht als "achtergrond" voor figurale phantasieën, tot dusver geringe beteekenis in het geheel zijner voortbrenging.
Ditmaal is het anders, want het aanwezige landschap trekt vrij spoedig de aandacht en moet tot de essentieele uitingen gerekend worden. Gebouwd op de romantische contrastwerking van een sterk bewogen lucht, met een duistere wolk temidden van glanzingen van bet licht, tegenover het rustig zich strekkende, verstilde laagheuvelige land, doorkruist van een breeden weg waarover zich in den schemer een groepje ruiters beweegt schijnt dit doek ons niet alleen hechter van voordracht dan vroegere landschappen, maar opent het bepaaldelijk nieuwe beeldingsmogelijkheden op dit terrein voor de toekomst.
Stillevenschilder in den volledigen zin was Kelder al geruimen tijd. In tegenstelling bijv. tot zijn verbeeldingen van den legendarischen Don Quichotte, waarin elk werkelijkheidsgevoel ontweken wordt, benaderen de stillevens het werkelijkheidsbeeld van nabij, ook al geeft de schilder geen uitvoerig realisme en al kan het zelfs de vraag zijn, in hoeverre deze doeken "naar de natuur" werden gedaan.
Voor menigen bezoeker zullen zij niettemin het meest bevattelijk en onmiddellijk aanvaardbaar zijn, en zeker behooren zij schilderkunstig niet tot de minste werken. Integendeel, de beperkingen der voorstelling en de daarmee samenhangende vereenvoudiging van het kleurenspel voerden in verschillende gevallen tot een bijzondere rijkheid van materie en coloriet als in het ongewone stuk der levers in bruinen en groenige grijzen, en in het prachtig, sober-welig werk Brusselsch lof, zilverig op zacht blauwen ondergrond en op picturale wijze monumentaal binnen klein bestek.
Nog ingehoudener is trouwens "witte orchideeën", dat nagenoeg tot een speling van licht en donker (het fond vrijwel zwart) werd teruggebracht. Hetgeen niet wegneemt, dat de grootere figurale werken, de meer expansieve doeken, toch nog het karakteristiekst zijn voor den exposant. Kelders muzikaal idioom is nu eenmaal het orkestrale geluid, het overvloedige en voluptieuze klankvolume, hoe beheerscht of bezadigd ook bij tijden, hoe gereserveerd soms in de voordracht.
De recente familiegroep op de tentoonstelling (nr.8), compositorisch evenwichtiger van schikking en coloristisch nog iets fijner gebonden dan de oudere groep, die thans in het raam staat en reeds te Amsterdam, en Rotterdam werd getoond, moet dan ook zonder twijfel het belangrijkste schilderij heeten.
Men dient het niet allereerst als portretgroep op te vatten, want psychologisch bekeken zijn de op het doek aanwezigen in zekeren zin vaag en onwerkelijk, zij poseeren meer dan zij leven. Het meisje ziet niet naar de vruchtenschaal, die zij met haar handje beroert of vasthoudt, de moeder, hoewel naar het kind gewend, is verzonken in eigen gedachten, het jongetje staart afwezig voor zich uit en zelfs de actieve, immers schilderende vader schijnt zijn sigaret in den mond geheel te zijn vergeten. En toch is er de sfeer van het stille tezamen zijn van het viertal, sfeer van ontspanning en innerlijke verbondenheid, een schemertoestand van het gevoel, waarin de gedachten ongestoord kunnen dwalen en afdwalen zonder dat het besef van anderer tegenwoordigheid verloren gaat.
De beteekenis van het werk ligt niet op realistisch plan, men moet het zien als een verbeelding van huiselijk geluk en: geslotenheid, intiem en tevens plechtig, eenvoudig en toch niet zonder dat accent van rijpen Venetiaanschen weeldezin, dat een zoo typisch, voor ons land ongewoon en buitendien kostbaar bestanddeel van deze kunst uitmaakt.
Anders het portret van mevrouw Kelder, in zwart tegen gedempt rooden achtergrond. Hoewel het midden houdend tusschen "portret" en "verbeelding" - vergelijk eens de klare teekeningen naar prof.dr. L. Baas Becking en den dichter Bloem, waarin het concreet bepalende overheerscht - blijkt dit portret van mevrouw Kelder scherper gekarakteriseerd dan de familiegroep, en wel niet eens zoozeer door de weergave der gelaatstrekken als door de karakteristiek van de houding, de levendige, expressieve plaatsing van hand en kop in het vlak.
Ook in dit werk kan het element der zinnelijke verfijning en verdrooming een oogenblik herinneren aan laten wij zeggen Thijs Maris, maar de sfeer is met dat al samengestelder en meer bizar, met verre herinneringen aan den wrangen Lautrec.
Wij zullen niet op alle werken ingaan, maar moeten nog "Renée met de vruchten" afzonderlijk melden. De onbewustheid van het kinderlijke werd o.i. in dit doek minder zuiver gerealiseerd dan in het benedenste figuurtje der familiegroep, waar de samenhang tusschen kind en vruchtenschaal meer "vanzelf" schijnt, ongedwongener en organischer aandoet.
Wat jammer is, daar Kelder in de grijsblauwe schaal met zacht lichtende gele grapefruit zichzelf overtrof. Als stilleven apart raakt dit breed gehouden, opvallend eenvoudig en statig geschilderd fragment waaraan zich het geheele fond trouwens goed aansluit, aan het sublieme. Het heeft een zeldzame wijding en het coloriet zou Vermeer hebben verheugd.