Begin van de fabricage
De fabricage van sigaren is eerst in het tweede kwart van de negentiende eeuw in Nederland opgekomen. Tot dan kende men alleen het gebruik van snuif, pruim- en kerftabak voor de pijp. Het nieuwe product veroverde geleidelijk de markt. Was omstreeks 1850 de kerftabak nog oppermachtig, rond 1870 nam de sigaar in het binnenlandse verbruik en de export de eerste plaats in.
Daarmee waren de oudere tabaksproducten niet van de markt verdrongen: het binnenlands verbruik handhaafde zich en vertoonde nog een lichte stijging; de export van sigaren werd na de eeuwwisseling weer overtroffen door de kerftabak. De sigarennijverheid zag haar aandeel in het binnenlands tabaksverbruik stijgen van 14,63% in 1850 tot 68,68% in 1906.2)
In het begin van de tachtiger jaren van de vorige eeuw ontkwam zij evenwel niet aan een zekere terugslag, als gevolg van de algemene economische malaise. Alleen de export gaf een lichte stijging te zien. De oorzaak hiervan was deels gelegen in de gunstige omstandigheid dat deze tak van nijverheid als enige in Nederland achter hoge tariefmuren werkte, terwijl de grondstoffen vrijwel onbelast konden worden ingevoerd.
Belangrijker was evenwel de beheersing van de Indische tabakscultuur, die het om haar hoogwaardige kwaliteit fel begeerde dekblad leverde; en tenslotte was niet zonder betekenis dat de bedrijfsvoering wegens het ontbreken van een tabaksbelasting niet gehinderd werd door allerlei administratieve rompslomp.
Tegen het midden van de jaren negentig werd de onderbroken groei voortgezet.3) In grote lijnen volgde de Tilburgse sigarennijverheid, zij het vertraagd, dit algemene patroon. Van de zo spectaculaire groei van deze nijverheidssector gedurende de negentiende eeuw 4) was in Tilburg wel minder te bespeuren.
De fabricage van sigaren vond, voor zover bekend, voor het eerst plaats in Kampen, waar in 1826 een fabriek werd gevestigd. Nadien verspreidde de nieuwe productiehal zich over het gehele land.5)
In Noord-Brabant kwam de sigarenindustrie vooral tot ontwikkeling in Eindhoven en omgeving en in Den Bosch, waar al voor 1850 sigarenmakerijen werk verschaften.6) Snuiffabrieken en tabakskerverijen hadden zich door toedoen van een levendige tabakshandel in Eindhoven reeds vroeger kunnen ontwikkelen.7) Gold dit waarschijnlijk ook voor Den Bosch, waar handel en nijverheid sterk met elkaar verbonden waren,8)
Tilburg verkeerde in dat opzicht door zijn geografische ligging met zijn gebrekkige verkeersverbindingen in een ongunstiger positie, al had dit de ontplooiing van de wollenstoffennijverheid toch niet belemmerd.
Rond 1850 kwam daar weliswaar tabaksnijverheid voor, maar van expansie of bloei kan toch niet worden gesproken. Een inventarisatie van het bedrijfsleven tussen 1848 en 1853 gaf voor Tilburg elf tabaksfabrieken met vijf arbeiders, allen volwassenen.9)
Een verklaring voor deze merkwaardige "onderbezetting" zou kunnen zijn dat het hier enkele eenpersoonsbedrijfjes betrof van voor eigen rekening producerende thuiswerkers, en enkele met een of meer arbeiders in dienst.
|