“Sinds enkele dagen deed in onze gemeente de droeve mare de ronde dat onze geachte burgemeester Jaak Bernaerts ernstig ziek was. En alhoewel we best wisten dat de onpasselijkheid van zeer ernstigen aard was, was nochtans vrijdag voormiddag iedereen ten zeerste getroffen, toen alsdan de laatste HH. Sacramenten aan hem gebracht werden. Des avonds ten 9.30 ure heeft hij het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Dit afsterven was zeker niet voorzien. Op 14 januari ll. toen de teraardebestelling van onzen gemeente-ontvanger plaats had, heeft heer burgemeester Bernaerts nog de lijkrede uitgesproken. De heer Bernaerts was sinds 1888 burgemeester onzer gemeente en in 1913 is dan ook zijn 25-jarig burgemeesterschap met luister door gansch de gemeente gevierd en gefeest. Ook was hij sinds jaren provinciaal raadslid, voorzitter van de landbouwcommuce van Willebroek, voorzitter de Katholieke Vereeniging der beide kantons, Noord- en Zuid-Mechelen, enz. Gansch ten dienste staande zijner medeburgers, heeft hij vooral aan de Leestenaars, doch ook wel aan al de dorpelingen der omliggende gemeenten, zeer belangrijke diensten bewezen. Ook bij de hoogere overheden, zoo van het Provinciaal Bestuur, als andere, stond hij zeer in aanzien, en was er bekend als een bezadigd en verstandig man; ook werd er steeds zijn raad en ondervinding met veel liefde aangenomen en ingewonnen. De plechtige lijkdienst en de begrafenis zullen woensdag in onze parochiale kerk plaats hebben.” (GvA, 4/2)
Begrafenis
“De dag van woensdag was voor onze gemeente een ware, algemeene rouwdag. Van in de vroegte zag men alom de rouwvlaggen half top hangen en bleef de dorpskom stil en verlaten. Alle werk was blijkbaar stilgelegd, en deuren en vensters bleven gesloten. Rond 10.30 ure, kwam er beweging, doordat onze bevolking en tal van vreemdelingen en bewoners der naburige dorpen, langs steen- en veldwegen, aanstapten op weg naar het sterfhuis van heer Bernaerts, die 38 jaar het hoofd onzer gemeente is geweest. Weldra is daar eene dichte, stilzwijgende menigte samengeschaard, die nog immer talrijker wordt. Af en toe brengen auto’s nog steeds overheidspersonen aan. Enkele minuten voor elf ure, verschijnt er ook de geestelijkheid om het stoffelijk overblijfsel van onzen burgemeester af te halen en ter kerke te vergezellen. Bij het buitenbrengen der lijkkist, blazen de klaroenen der oud-soldaten, de veldmarsch en zet zich een zeer talrijke rouwstoet in beweging. Vooraan stappen de schoolkinderen, dan volgen De Landbouwgilde, de Oud-Soldaten, de fanfaren ‘Ste Cecilia’ en ‘Arbeid Adelt’, welke beurtelings rouwmarschen spelen. Het lijk wordt gedragen door de veldwachter van het district. De hoeken des baarskleeds worden gehouden door de heeren schepen Van Baelen, namens het Landbouwcomissie van Willebroeck; Ludovic Lefebvre, burgemeester van Blaesveldt; A. Nobels en A. de Cock de Rameyon, leden der Bestendige Deputatie. Zeer veel volk stapt achter de familie, aan wier hoofd wij ontwaren den Z.E.Heer Bernaerts, rustend pastoor, en broeder van den overledene. Tusschen de menigte, de heeren Karel Lefebvre, senator ; Van Isacker en De Keersmaeker, volksvertegenwoordigers ; Dessain, burgemeester van Mechelen, verschillende provinciale raadsleden, leden van het hooger landbouwbestuur, enz. Bij de aankomst aan de parochiekerk, rond 11.30 ure, liep deze op enkele minuten zoo kroppens vol, dat men er zich niet kon draaien noch keeren. Hebben in het sterfhuis en bij de laatste rustplaats der overledenen dezen lof en goedheid in treffende lijkredenen uitgesproken : de heer Anatole de Cock de Rameyon , namens de Bestendige Deputatie en den Provincialen Raad van Antwerpen ; heer Van Baelen van Blaasveldt, namens het Landbouwcommice van Willebroek, verder namens het gemeentebestuur, de fanfare ‘Arbeid Adelt’ enz. De heer Bernaerts, geboren te Leest den 5 oktober 1849 was aldaar overleden den 1 februari ll. na een leven vol arbeid en toewijding aan het algemeen welzijn zijner dorpsgenoten en medeburgers, steeds was hij bereid diensten te bewijzen hetzij als burgemeester, hetzij als provinciaal raadslid, hetzij als voorzitter van het Landbouwcommice van Willebroek. De betreurde overledene was Ridder der Leopoldorde, vereerd met de Burgerlijke medalie van 1e klas en drager der herinneringsmedalie van Leopold II en des verdienste der landbouwvereniging.” (GvA, 7/2)
In de gemeenteraadszitting van 23 februari bracht Eerste Schepen Theophiel Verschueren hulde aan de nagedachtenis van de overledene en “deed mededeeling dat de familie van wijlen Mr Bernaerts, ingevolge zijnen uitgedrukte wil, aan het gemeentebestuur overhandigde, ten voordele der gemeente, eenen Rentetitel der Belgische schuld van 1.000 franks nominale waarde, 3% 2e Reeks, nr.426026, met den coupon vervallende 1 mei 1924, zonder last voor de gemeente. Hij stelde voor des Raads dankbetuiging aan de familie te betuigen.”
In zijn testament liet Jaak Bernaerts ook 2.000 fr na voor de kerk van Leest “
Foto’s en afbeeldingen: -Jaak Bernaerts in de herfst van zijn leven. -Zijn doodsprentje. -De laatste rustplaats van Jaak en Virginie en van haar eerste man Frans Voet ?
De Katholieke fanfaren “Willen is kunnen” heeft zaterdag namiddag een uitstapje naar Leest gedaan. De leden dezer maatschappij hadden besloten van stoetsgewijs hunne hulde te gaan aanbieden aan den heer burgemeester, ter gelegenheid zijner verkiezing als provinciaal raadslid. In volledig getal trok men naar Leest. Of deze reis vroolijk was behoef ik niet te zeggen : gezang en trompetgeschal wisselden de luimige streken der wandelaars af. Dat muzikanten en levenslustige kerels gedurig dorst hebben is bewezen, door het menigvuldig bezoek van Bachus tempels ! Wij naderen het doel onzer reis. De rangen worden heringericht, en nu vooruit ! Dat de blijde klanken eener opwekkende muziek door de lucht weergalmen, als de nadering der Thisselaars. Het klein gespan is talrijk. Huppelend en kwetterend loopt het voorop. Hier juicht en zingt het ! Daar stoot en vecht het ; ginds tuimelt een groepje de gracht in ; en, voorop stapt fier en deftig eenen tamboer-majoor met holleblokken en korte broek. In hunnen kinderlijke eenvoudigheid beseffen zij niet, dat zij woestaards, heethoofden, rustverstoorders, gevaarlijke lieden, enz.. (stijl nummer 3) vergezellen. Wij zijn de woning van M. Bernaerts genaderd. De fanfaren zet zich in orde en voert de schoonste harer stukjes uit. De feesteling verschijnt en wordt door M. Van Keer geluk gewenscht. Zichtbaar getroffen, door de blijken van hoogachting welke hem worden toegezwaaid , bedankt de achtbare heer burgemeester in vleiende bewoordingen de daar aanwezig zijnde lieden. Iedereen is voldaan, iedereen juicht. Zulke broederlijke feesten zijn balsemend voor een katholiek gemoed. Bij zulke gelegenheden kan men zijne katholieke gevoelens eens lucht geven, dan beheerscht het rondborstig kristen karakter al de ongedwongene handelingen van den Vlaamschen landbouwer. Katholiek is hij en zal het blijven ! Hij zal steeds een gedurige tegenstrever zijn der vuige handelingen van eene zoogenaamde, liberale partij. Van eene partij, welke voor prediker eenen Heymans heeft ; die, opentlijk lessen van ontucht geeft in Salvator...”
Toespraak
Jaak Bernaerts was ook een goed spreker. Op 21 mei 1905 werd er in Leest, ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van België, een groot festival voor muziekmaatschappijen georganiseerd door de fanfare “Arbeid Adelt” waarbij ook de nieuwe standaard van deze fanfare werd ingehuldigd. Dit alles met medewerking van het gemeentebestuur. Toen de afgevaardigden van de maatschappij op het gemeentehuis werden ontvangen werden ze door burgemeester Bernaerts verwelkomd met volgende gelegenheidstoespraak :
“Mijnheeren, vergadert in de gemeente Leest, een dorpje waar land- en werkman leeft, met hart en ziel verkleefd aan den godsdienst en zeden zijner vaderen, verenigd, om samen door vreugdetonen en volksfeest, bij de inhuldiging van onzen Nieuwen Standaard te vieren het 75-jarig bestaan van België’s onafhankelijkheid, zo weze mijne eerste vreugdekreet : Leve de Koning ! Andere dorpen zijn ons voorgegaan, andere nog zullen volgen met hunne blijdschap lucht te geven, bij het herdenken van het jaar 1830. ’t Jaar 1830, toen wij een juk afschudden dat ons te zwaar op de schouders woog,’t jaar 1830 toen voor ons de eerste maal de zon van vrijheid scheen op onzen geliefden vadergrond. Dank aan die mannen van hou en trouw en vrome wilskracht, aan die mannen die aan God en hun land verknocht, immer voor ’t oog hadden dat : rust roest, en dat arbeid adelt ; aan die mannen die met onverschrokken moed, door eendracht sterk hebben getoond dat hij de vrijheid wou en won, de fiere Vlaamsche leeuw. Dank aan de dapperen, die goed en bloed voor die vrijheid pand stelden. Aan hen hulde van vurige dankbaarheid en liefde ! Tot in den jongsten dag wezen hunnen namen met erkentelijkheid en eerbied herdacht. Mijnheeren, wat schoons, groots en nuttig er sedert toen door onze Vorsten is tot stand gebracht, is u allen bekend. Kunst, wetenschap, handel en nijverheid zijn zo zeer ontwikkeld, gevorderd, en hebben ene zo reusachtige uitbreiding genomen, dat vreemde Natiën, niet alleen met verbazing, maar zelfs met scheelziende blikken, onzen vooruitgang bewonderen. Overal mogen wij met fierheid spreken over onze landelijke instellingen. Hij leeft gelukkig de Belg, gesteund en gesterkt door godsdienst en plichtsbesef; hij begrijpt wat eerbied is en wat trouw en verkleefdheid vermag aan Vorst en vaderland. De Standaard, Mijnheeren, onzer muziekmaatschappij die zich bij deze plechtiging voor de eerste maal ontplooid heeft voor leuze : “Arbeid Adelt”. De Koning, onzen beminden vorst, laat geene gelegenheid voorbijgaan, zonder door raad en daad, die schone zinspreuk van onzen standaard te bevestigen. In alle omstandigheden toont Hij, dat Hij den landelijken arbeid hoog schat, en hem op eene bijzondere wijze genegen is. Wij zien Hem, op alle grote tentoonstellingen ons vee en onze voortbrengselen bewonderen den vooruitgang van onzen veestapel gemoedelijk bestatigen, en iedereen aanzetten, tot verbetering van dien nationalen rijkdom, die ene, om zo te zeggen de enigste levensbron is, van ons volksbestaan. Mijnheeren, ik acht mij gelukkig U allen mijnen hartelijken dank toe te sturen, voor uw welwillend antwoord aan onze uitnodiging. Uwe tegenwoordigheid bij deze nationale vreugdefeest, toont uwe vaderlandsliefde en verkleefdheid aan het Vorstenhuis, uwe aanwezigheid is een bewijs hoe zeer ge waardeert dat op onze dagen de gevoelens van vaderlandsliefde niet genoeg kunnen aangemoedigd worden. Mijnheeren, ik drink op de vriendschap, op de eendracht in ’t bijzijn en bijzonder van elke maatschappij in ’t algemeen onder al de maatschappijen hier aanwezig. Ik bid U, Mijnheeren, de gevoelens mijner dankbaarheid te deelen, en ze te brengen tot hulde van eerbied en liefde aan onze dappere strijders van ’t jaar dertig, aan de nagedachtenis van den 1e koning der Belgen en aan den vorst die ons heden bestiert. Moge God hem nog vele jaren voor België’s heil besparen... Leve de Koning ! Leve het Vaderland !”
25 jaar burgemeester
Het 25-jarig burgemeesterschap van Jaak Bernaerts liet Leest niet onopgemerkt voorbijgaan. De Gemeenteraad stemde een speciaal krediet van 300 frank als toelage aan het “Feestcomiteit” en op zondag 20 april 1913 werd er een feestzitting georganiseerd waarvan we volgend verslag terugvonden in “De Band” van maart 1958, uittreksel uit de verslagen van de gemeenteraadszittingen in 1913 :
“Ten acht ure en half voormiddag vergaderen de gemeenteraadsleden ten gemeentehuize namelijk MM Diddens Victor, Lodewijk Wauters, schepenen. Theofiel Verschueren, Frans Beullens, Karel Lodewijk Van Aken, Jan Baptist Verbergt, Karel Laurent Van den Branden, Joseph Selleslagh, raadsleden en August Van den Bossche, secretaris. Zij begeven zich ten huize van den achtbaren Jubilaris, en vergezellen hem ter Kerk, alwaar om 9 uren, eene plechtige H.Mis van dankzegging gezongen wordt, waarna hij stoetsgewijs huiswaarts gebracht wordt. Rond twee uren voormiddag wordt den Jubilaris aan de Capellebaan ontvangen door den Gemeenteraad, secretaris, ontvanger weldadigheidsbureel en E.H. Pastoor en Onderpastoor, en het Kerkfabriek, en welkom gezegd door den Schepen Diddens, en vervolgens voorafgegaan van den praalstoet naar het gemeentehuis geleid. Aldaar wordt de feestrede uitgesproken door schepen Diddens, hem een prachtig Kruisbeeld aangeboden als gift van al de inwoners, en den Eerewijn den Jubilaris, zijne familieleden en vrienden aangeboden. Den achtbaren Jubilaris dankt de inwoners voor hunne gift en genegenheid, alsook de Feestkommissie. Er worden vervolgens bloemtuilen aangeboden door : I. Mr Dumont, hoofdonderwijzer, namens de leerlingen en het schoolpersoneel. II. De fanfaren maatschappij “Arbeid Adelt”, door Mr Antoon Moyson,voorzitter. III. Mr Jn F. Cnops, namens de oud soldaten maatschappij. IV. Mr Jn Fr. Busschot, namens de St. Sebastiaensgilde. Bij ieder van welke aanbiedingen, den achtbaren Jubilaris eene dankende aanspraak doet. Tenslotte doet Heer Van den Bossche, secretaris, eenen gelukwensch aan den Jubilaris, waarin hij den onvermoeibaren iever van den Jubilaris bij zijn Burgemeesterschap der gemeente voordraagt en de diensten door dezen tot welvaart der gemeente bewezen, waarop den heer Burgemeester ook eene dankrede uitsprak. Daarna wordt den Jubilaris stoetsgewijs ter kerk vergezeld, alwaar hij aan den ingang verwelkomt wordt door den E. H. Pastoor Beuckelaers. Na het Te Deum van dankzegging wordt de Jubilaris huiswaarts geleid alwaar een eetmaal de familie, gemeenteraad, armenbestuur, H.H.Geestelijken, kerkfabriek, onderwijzers en feestkommissie aangeboden wordt. Het feest werd gesloten met eene algemeene verlichting.”
Gazet van Mechelen wijdde er op 21 april ook een artikel aan :
Uit Leest – Zilveren jubelfeest.
“Zie, laat het ons rechtuit bekennen, de Leestenaren zijn met den helm geboren!.. Sinds weken was er aldaar sprake van het zilveren jubelfeest van burgemeester Bernaerts, maar het weder was toch zo wisselvallig en...men besloot van de feestelijkheden te verdagen tot betere dagen.” ... Er werd geopteerd voor zondag 20 april en dat bleek een uitgelezen dag. “Van in de verte ontwaarden wij reeds de fladderende en wapperende vreugdevanen welke ons een hartelijk welkom schenen toe te roepen. Al de wegen, leidende naar de kom van ’t dorp brachten tal van bezoekers aan; ... De plechtige Mis van Dankzegging des voormiddags in de parochiale kerk opgedragen was door eene samengepakte, ingetogene menigte bijgewoond. De feeststoet om 1 uur in de Capellebaan gevormd en bevattende niet minder dan 53 afwisselende nummers, was flink en puik eene treffende getuigenis gevende van de innige verknochtheid welke de Leestenaren hunnen burgemeester toedragen. Alleman, elke groep, iedere maatschappij of vereniging der gemeente was daar vertegenwoordigd. Kort na vier ure, kwam de stoet op de Dorpplaats en stapte de achtbare Jubilaris gevolgd door gemeente- en andere besturen de rijtuigen uit, om zich tot de plechtige ontvangst op het gemeentehuis te begeven. Hier kwamen beurtelings aan het woord de heeren Diddens, eerste schepen, welke namens de gemeente de heer Bernaerts huldigde en hem een rijk geschenk, door de bijdragen van elkeen bekostigd, aanbood. Daarna de Voorzitter van de katholieken Kiezersbond, dan de hoofdman der Sint Sebastiaensgilde, vervolgens den heer hoofdonderwijzer Dumont, daarna de voorzitter der fanfaren “Sint Cecilia”, de aanvoerder der Oud-Soldaten en tenslotte de gemeentesecretaris. Allen loofden en huldigden de eerste magistraat voor zijne bijzondere gaven en voortgebrachte werken en brachten hem prachtige bloemengaven. Zichtbaar bewogen wist de heer Jubilaris nochtans voor allen een zeer gepast antwoord te vinden en te geven. Eens de feestzitting op het gemeentehuis geëindigd, begaf zich de feesteling en zijn gevolg naar de kerk, alwaar een dankend “Te Deum” den Allerhoogsten ter eere werd aangeheven. De reeds op zich zelf genomen prachtige dorpskerk was netjes versierd. ... Zegden wij hierboven dat Leest waarlijk krioelde van ’t toegestroomde volk ; wij moeten er ook bijvoegen dat de hoofden der omliggende gemeentens daar waren om hunnen goeden ambtgenoot en vriend te huldigen, zoo ontmoetteden wij er de heeren burgemeesters L. Lefebvre van Blaesvelt, Graaf de Buisseret de Blarenghein van Breendonck, Fr. Verschueren van Heffen, L. Peeters van Hombeeck; zooook de heer H. Claes, lid der Bestendige Deputatie van Mechelen, enz., enz.”
In de editie van 19 april van Gazet van Mechelen vonden we de samenstelling van de stoet :
“...1. Postillons, 2. Hoornblazers te paard, 3 Vaderlandsche kleuren, 4. Ruiters te paard, 5. Gemeentemaagd, juffer te paard, 6.De doelschutters, 7.St. Cecilia, maagd te paard, 8.Fanfare Sint Cecilia, 9. De drie Goddelijke deugden, 3 vrouwen te paard, 10.Koekbakkers, wagen, 11. De Edele Graanoogsters, twee vrouwen te paard, 12. De Bolgilde, 13. De Jachtgodin, vrouw te paard met gevolg, 14. Ambachtswagen, 15. Veloclub, 16. Duivenmelkers, wagen, 17. Katholieke Bond, 18. Fanfare Willen is Kunnen,groep, 19.De Vier Gebroeders, 20. Melkhandel, 21. De Congregatie van Sint Joannes Berchmans, 22. De Kupidos te paard, 23. St Sebastiaensgilde, 24. De liedjeszangers, wagen, 25. De negen Provinciën, 26. Opsinjoorken met lijfwacht en gazetdragers, 27. De Aalmoes, vier vrouwen te paard, 28. De Zottigheid,groep te voet, 29. Herderinneke te paard, 30. Landbouwwagen (Bist), 31. Koningin Elisabeth van Hongarië, maagd der Rozen, 32. De Dorpsherberg, wagen, 33.De Fortuin, maagd te paard, 34. Koningin Elisabeth, met gek vooraan, 35. Jonkheid der gemeente, 36. De Vriendschap, twee vrouwen te paard, 37. Maatschappij “Hoop en Troost”, 38. Beenhouwerswagen, 39. De Schoolkinderen, 40. Bestuurbare ballon, 41. Heilige Barbara, vrouw te paard, 42. Fanfare “Arbeid Adelt”, 43. Maagdekenswagen, 44. St. Nokolaas en St. Pieter, met gevolg, 45. Hoveniersbond, 46. H.H.Koning Albert en Elisabeth, 47. De Heer Burgemeester, omringd van Eerewacht, 48. De Gemeenteraad, 49. De Geestelijke Overheid, 50. De Kerkfabriek, 51. Armbestuur, 52. Het rad van avontuur, 53.Maatsschappij Oud-Soldaten. De ontvangst van den stoet vond plaats Capellebaan, nabij den Steinen Molen, stipt om 13 uu en men ging langs de Bist, Kleine Heide, Boulevard, Thisseltbaan naar ’t Dorp. ’s Avonds algemeente verlichting en prachtig vuurwerk, bal in al de zalen.”
Vervolgt.
Foto’s-Afbeeldingen : -De tekst van een “kluchtlied” ter ere van burgemeester Bernaerts. -Foto van Jaak Bernaerts uit “Le Petit Belge”, supplement illustré van 23/8/1896: “souvenir des élections de Malines”. -De Dorpsstraat rond 1910. Links het huis van burgemeester Jaak Bernaerts, later bewoond door René Voet. Rechts achter de Sint-Jozefkapel staat het hoevetje van Jozef Selleslagh, de latere woonst van de familie Denijn. Op het akkerland centraal in beeld bevindt zich thans de apotheek Annaert. Langs die kant van de baan stond geen enkel huis, voor de Franse revolutie behoorde dit akkerland toe aan de Jezuïeten. -Zittend Jaak Bernaerts en zijn echtgenote Marie Virginie Wouters voor hun woonst met achter zich de drie jongste kinderen uit het eerste huwelijk van Marie Virginie met Frans Voet : Florentine Voet (links), ze huwde later met de brouwer Jaak Plasqui, haar broer Constant Voet (de vader van de latere bewoner René), die achteraf trouwde met Adèle Cools en Marie Voet uiterst rechts. Zij trouwde met Van Bosterhout uit Lier. De drie oudste kinderen ontbreken op de foto : de oudste dochter was overleden en beide anderen, Louisa en Lida, waren getrouwd. (LG) -Jaak Bernaerts is 25 jaar burgemeester en dat werd voor het nageslacht vastgelegd. De foto dateert van 2 mei 1913. Het feestvarken staat midden vooraan op deeerste rij.
1885 – Donderdag 26 februari : Babylijkje in de Zenne opgevischt “In de nabijheid der brug van Leest onder Heffen, is verleden donderdag 26 februari het lijkje opgevischt van een welgemaakt pasgeboren kind. Het lijkje scheen een 8-tal dagen in het water gelegen te hebben. Het parket van Mechelen is ter plaatse geweest.” (Mechelschen Courant van 8 maart 1885)
1885 – 8 maart : Mechelsche Courant : Sint-Pieters-Penning “We hebben deze week het verslag over het werk van Sint-Pieters-Penning ontvangen. Ziehier, voor 1882 en 1883, de opbrengst in de verschillende parochieen der dekenij van Mechelen.
18821883
Leest 251,63 265,90
Al deze giften zijn vrijwillig door de geloovigen bijgebracht geweest : dit is het beste antwoord dat er te geven is aan de geuzen die den S.Pieters Penning beknibbelen. Wie niet wil moet niet geven !”
1888 – Jaak Bernaerts werd de opvolger van burgemeester Livinus De Laet. Dit tot 1924. Jaak Bernaerts was te Leest geboren op 5/10/1849 als zoon van Pieter Bernaerts (1814-1890) en van Petronella Selleslagh (1809-1879) en hij zou er ook overlijden op 1/2/1924. Hij was gehuwd met Maria Virginie Wouters (°Leest 18/8/1831, +Leest 29/10/1910), een dochter van burgemeester Carolus Wouters en de weduwe van Frans Voet. Tot in 1894 woonden ze op het Hof ter Haelen, daarna bouwde hij zich een huis aan de Sint Jozefkapel.
Jaak Bernaerts was een belangrijk man, niet alleen te Leest. In 1882 werd hij daar gemeenteraadslid, in 1896 werd hij lid van de Provinciale Raad en in 1890 werd hij ondervoorzitter van het “landbouw commice Willebroeck”, een commissie waarvan hij in 1894 voorzitter werd. En dat was nog niet alles : “Ondervoorzitter van ’t Provinciaal Landbouwcommice, gekozen in 1918.” “Bestuurslid van ’t Provinciaal Landbouwfonds sedert 1893.” “Voorzitter van ’t Provinciaal verbond der veekweek Syndicaten sedert 1908.” Bovendien bekwam hij een hele sliert “medalie’s” : “...is op 2 februari 1905 benoemd tot Ridder der Leopoldorde”. “Heeft bekomen de Burgerlijke Medalie van 1e klas.” “De Herinneringsmedalie van Leopold II.” “Het Burgerlijk kruis van 1e klas in 1919 en de bijzondere landbouwdecoratie van 1e klas in 1905”. (GA-10/1/1920)
Bij zijn benoeming als burgemeester op 5 maart 1888, werd door onderpastoor Verbist (die drie jaar later te Leest pastoor zou worden) de volgende heildronk uitgesproken :
Heildronk voor mijnen Vriend Jaak Bernaerts
’t Was volop feest in ’t dorp van Leest. De Gilde van Sint Sebastiaan zat aan de aberdaan. O neen, ‘k ben verre mis, ze zat aan de stokvisch. Op eens komt per expres van Hombeek een depêche. Getekend Victor, Gust en Neel. De eene bezag den andren scheel. Wat ding mag dat toch zijn ? Vroeg Lo aan Katelijn. Zie hier wat men vertelt wat de depêch al meldt : J. Bernaerts burgemeester van Leest. En ziet de Stokvischfeest Wordt rad van kant geschoven en om vriend Jaak te loven Sprong ieder in akkoord. Men heeft het nooit gehoord Hoe dan met mond en hert Gejuicht gejubeld werd. Een weinig naderhand, wordt ’t poër losgebrand, En ’t bulderend kanon gaf vuur zoo veel het kon. Het scheen of dat de grond, op dat zoo plechtig stond, Gansch in beweging kwam; ’t was alles vuur en vlam, En feest en vreugde zangen. Men zag op ieders wangen Den blos van lust en vreugd, het deedt eenieder deugd. En nooit zal men beschrijven, hoe dat de gildewijven Dien dag zich amuseerden en stokvisch prefereerden. Al wordt men honderd jaren, eenieder zal bewaren Hoe men die avond Jaak in vreugd en in vermaak Met opgeruimd gemoed en zangen heeft begroet. Reeds vroeg den volgenden dag, Gaf wederom het kanon maar vuur zo veel het kon. Niet alleen te Battel of Sempst maar zelfs kon men te Tempst De zware slagen hooren. Wordt er een prins geboren Van vorst of konings bloed dan ook wordt hij begroet Door lof en vreugde zangen, maar niet in alle rangen. Zo er dan ware feest, éénparig was te Leest, De vreugd toen men vernam dat de benoeming kwam Van Jaak als burgervader de vriend van altegader. Gegroet, gegroet o schoone dag ! Waar ’t volk van Leest op zoemen mag ! Nu moet ik u bestellen, hoe zijn inhaling is geschied. ‘k Zou jaren lang vertellen, Neen, zulks beschrijft men niet ! Leest maar eens het program, Ge zult dan zien hoe ’t kwam. Al is het slechten tijd, dat men van breid en wijd Van tien uur in ’t rond, te Leest te gapen stond. Naar arken van triomph met kunst en pracht omgeven. Naar jaarschrift dicht in rijm naar vader Cats geschreven. Naar maagden met blazoen op moedig ros gezeten. Naar wagens rijk versierd ; Ik mag hier niet vergeten En wat eenieder treft dat is ne groote kreft De Dominé tot kreft verkozen zat met zijn billekens schier bevrozen. Neen nooit is het geschied ; en nooit vergeet men niet, Dien dag, wanneer de stoet door arm en rijk begroet, Den Burgemeester geleide Langs Bist en Dorp en Heide. Ja ieder zegt om ’t meest, dat is bij zoo een feest Geen twintig uur in ’t rond ooit zulken stoet bestond. En onze Lieve Heer droeg zorg ook voor het weer. Pas was eenieder ’t huis of, zonder veel gedruis, Kwam snel met witte vlekken, de sneeuw den grond bedekken. Het vuurwerk stak men af een weinig na acht uren, En ’t ging zo bliksems straf dat alle de geburen ’t Vergaan meenden te zien Van ’s werelds klootmachien. ’t Was alles wel vergaan naar lust in pays of vree En ieder nam van ’t feest de zoetste herinnering mee. Vriend Jaak ! moge God u lange jaren Voor ’t heil van Leest besparen ! Gelukkig gezond in vree ten allen tij met Virginie uw vrouw en kinderen aan uw zij. Kom dan goede vriendschaar De roomers opgeheven ! En wenscht Jacobus honderd jaar In vreugd te mogen leven !!! J. Verbist, onderpastoor.”
FEESTLIED
Gezongen ter gelegenheid der inhuldiging van J. Bernaerts, als
B U R G E M E E S T E R V A N
L E E S T
Oh schoone dag ! Gij doet gansch Leest herleven Elk is te been er heerscht vreugd overal : Men kan er waarlijk geen gedacht van geven Wat een geluk ons treft in dit dal. Een ware vader is heden ons geschonken ’t Is een beschermer van groot maar meer van klein.
Welkom Bernaerts ! Zij welkom Burgemeester, Ja welkom hier bij uwe vriendenschaar Geen wijk, geen huis, geen hutje of men feest er Oh waarde vreiend ! wij groeten u te gaar. Kom bij ons kom, ’t is u die wij verwachten, Gij zijt ons steun, ons troost en liefde in Leest Reeds jaren lang deden wij niets dan wachten Naar dees zoo lang betrachte feest. Juicht vrienden ! juicht en laat uw stemmen klinken Bernaerts is daar uw lijden is gedaan. Het is een man, ne krassen, ja ne flinken Heft ras voor hem een vrolijk liedjen aan. Zijn wakend oog die staart over Leest henen Hij is bereid ons allen bij te staan. En twist en tweedracht zal haast zijn verdwenen En alles in broederliefde te gaan. Weleen vreugd voor alle Leestenaren Elk kent zijn naam, zijn goedheid en zijn vlijt. Hij zal ons steeds van dwinglandij bewaren Altijd vooruit den eerste in den strijd. Tegen den list ’t geweld der liberalen Een katholiek is immers nooit niet bang ; Laat ons dus opnieuw met drift herhalen Leef Burgemeester, leve lang. Gij arme lieden staakt ook maar uw kermen En klaagt uw nood aan Bernaerts uwen vriend, Hij zal u wel zijn leven lang beschermen Want ’t is den armen die hij oprecht bemindt. Zijn milde hand reikt hij reeds tot u lieden, Zijn zoete stem stort troost en moed in ’t hert ; Hij zal u zijn milde giften bieden, Eens zal u helpen in nood, in druk en smert. Op vrienden ! op dus allen klein en grooten Gij arm en rijken voegt uwe stem te gaar Laat ons den Burgemeester duchtig groeten Bravo ! Bravo ! hij leve honderd jaar. Dit is de wensch der brave Leestenaren Hoera ! Hoera ! hij leve lang Bernaerts Welkom ! Welkom ! blijf hier nog honder jaren En trekt dan gelukkig hemelenwaarts.
Gedicht door : Den raadseloplosser BOERKES WITTEKOP. (Mechelen – Drukkerij J.C. De Roy, Huidevetterstraat 18)
Vervolgt…
Foto’s :
-Burgemeester Jaak Bernaerts. -Jaak Bernaerts en Maria Virginie Wouters. -De handtekening van burgemeester Bernaerts. -Feest bij de familie Bernaerts-Wouters-Voet. -Hun woning rond het jaar 1900.