1881 – Livinus De Laet uit Hever, volgde burgemeester Bogaert op.
Burgemeester tot 1888 waarna hij opgevolgd werd door Jaak Bernaerts. Hij was te Hever geboren op 24 april 1819 als zoon van Joannes Franciscus De Laet en van Maria Theresia Verlinden. Henricus Livinus De Laet huwde te Hever op 23 april 1845 met Maria Theresia Geets (°Hever 5/7/1815, +Leest 3/1/1892). Ze kregen vijf kinderen : -Virginie, geboren in 1845. -Jan Antoon, geboren in 1849, overleed op 20/11/1877 bij een ongeval waarbij hij een paar ruggewervels had gebroken. -Justine, geboren 1852. Ze was getrouwd met Mon Van Baelen uit Blaasveld en werd sindsdien te Leest “Madammeke Van Baelen” genoemd. Ze woonden eerst op Scheurcappruyn en achteraf in het huis van de kerk tussen het klooster en de zaal St.-Cecilia. -Jacobus, geboren 1855, overleed op achtjarige leeftijd. -Pauline, geboren 1858. Ze trouwde met Henri Evarist Van Bouckout uit Zemst die reeds tweemaal weduwnaar was van de gezusters Anna en Marie Katrien Ceulemans. “Madame Van Bouckout” woonde te Brussel waar ze een pelswinkel openhield. Livinus De Laet overleed te Leest op 19 april 1894. Hij was de bouwer van het gemeentehuis (1882). (Foto onderaan)
1881 – 31 januari : Begrafenis te Leest van dokter Fr. Neefs.
Deze Mechelaar was gemeenteraadslid en bestuurder van de Katholieke vereniging ‘De Vlaamsche Bond’ van de kerk van O.L.Vrouw over de Dijle waar de lijkdienst plaats vond. Hij werd dezelfde dag op 31 januari 1881 op het kerkhof van Leest begraven. (GvM, 30/1/1932)
1883 – 11 maart : Pastoorsmeid verdronken in de vijver
“Ten jare duizend acht honderd drij en tachtig, den twaalfden Maart ten vier ure namiddag, verscheen voor ons Henricus Livinus De Laet, burgemeester, Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der gemeente Leest, Arrondissement Mechelen, provincie Antwerpen, ten gemeentehuize alhier Arnoldus Leopoldus Teughels, schrijnwerker, oud dertig jaar en Franciscus Eduardus Van Hoof, landbouwer oud acht en twintig jaar, beiden te Leest gehuisvest, beiden buurmans der overledene, dewelke ons hebben verklaard dat gister elfden dezer maand omtrent vijf ure namiddag, alhier nabij de Mechelbaan uit eenen vijver getrokken is het lijk van Melania Vindevogel, dienstmeid, gehuisvest te Leest, geboren te Auweghem Provincie Oost-Vlaanderen den zeventienden mei achttien honderd eenentwintig, wettige ongehuwde dochter van Benedictus Vindevogel en van Amelia Ruysschaert, beiden overleden. Wij hebben ons van voormeld overlijden verzekerd. Waarvan akte door ons ten Gemeentehuize in dubbel opgemaakt, en na voorlezing geteekend door onsen de Comparanten. (Getekend : F.E. Van Hoof, A.L. Teughels en H.L. De Laet) (Met dank aan Eddy Apers)
1884 – Zondag 20 april – Mechelsche Courant
“De jury’s voor de kiesaxamens der maand april zijn vastgesteld als volgt in de Cantons Mechelen, Duffel, Heyst-op-den-Berg en Puurs. Mechelen (2e Canton) …bijg. Lid M. Hellemans J.P., hoofdonderwijzer te Leest.”
1884 – Maandag 18 augustus : J. LEMMENS ontving medaille 2de klas voor daad van moed en zelfopoffering.
Mechelschen Courant van zondag 24 augustus 1884 : Stadsnieuws. “Verleden maandag heeft te Brussel in het paleis der akademie, de plechtige prijsuitdeeling plaats gehad der belooningen voor daden van moed en zelfopoffering. HH. MM.. de koning en de koningin waren van Oostende gekomen om die plechtigheid bij te wonen. Aan het bureau hadden plaats genomen M. Victor Jacobs, minister van binnenlandse zaken en verscheidene hooge ambtenaars. Ziehier de namen onzer medeburgers die eene belooning verkregen hebben : J. LEMMENS , landbouwer te LEEST heeft zich den 4 juli 1883 tijdens eenen brand onderscheiden ! Medalie van 2e klas. … M. Jacobs, minister van binnenlandse zaken heeft deze brave lieden van harte geluk gewenscht, en dat nog wel in het vlaamsch, hunne moedertaal. Onder het liberaal ministerie gebeurde zulks altijd in het fransch welke taal vele Vlamingen niet begrijpen.”
Die periode publiceerde de Mechelsche Courant elke week een ander raadsel zoals onderstaand in de editie van 21 december : “Mijn eerste draait, mijn tweede loopt. Mijn heel ligt stil. Hoe ‘k ben gedoopt. Dat wilde ik juist u vragen. ‘k Zeg nog, dat ‘k een gemeente ben in Belgenland gelegen, bij… ‘k Laat nu uw brein zich plagen.” Het antwoord was molenbeek en dat werd o.a. gevonden door ‘Boerke Selleslaghs Wittekop Leest.” Deze laatste hoorde haast elke week bij de winnaars.
1884 -24 oktober : Caroline NEES werd schooolhoofd in de meisjesschool
Caroline Nees volgde Petrus Jozef Hellemans op als schoolhoofd van de parochiale school die op dat ogenblik meisjesschool werd. Meester Hellemans ging daarbij over naar de gemeenteschool van meester Dumont, als hulponderwijzer. Caroline Nees woonde in de school, de latere parochiezaal in de Kouter, in het lokaal links bij het binnenkomen. Dat bestond toen uit twee plaatsen. ’s Morgens na de mis kwam ze haar boterhammetjes met spek opeten bij de familie Hellemans en ook ’s avonds kwam ze daar eten vooraleer haar dagelijks wandelingetje te doen. Ze bleef in dienst tot na de eerste wereldoorlog en nam officieel ontslag op 1 mei 1920. Mathilde Hellemans volgde haar op als schoolhoofd. (LG) (Foto onderaan)
1885 – Louis HELLEMANS volgde zijn vader op als koster te Leest.
Ludovicus ‘Louis’ Josephus Maria Cornelius Hellemans was te Kraainem geboren op 30 december 1871 en met zijn ouders gedurende de schoolstrijd als kind met zijn ouders te Leest ingeweken. Hij was nog geen vijftien toen hij zijn vader opvolgde als koster-orgelist in 1885. Uiteraard nog zonder papieren. In november 1890 zou de kerkfabriek zijn definitieve benoeming regelen. Dit "wijl Ludovicus reeds gedurende vijf jaren tot voldoening van geestelijke en wereldlijke overheden die plaatsen bekleed en uitgeoefend heeft, hij is nu reeds negentien jaren geworden en is te allen tijde van een deugdzaam en voorbeeldig gedrag geweest en dient tot onderstand van zijne moeder met minderjarige kinderen." Zijn eerste benoeming kreeg hij op 15 november 1890; ze werd in 1904 hernieuwd. Op 20 juni 1897 huwde hij met de tien jaar oudere Leestse Joanna Catharina Victoria Teughels (°24/2/1861). Victoria was de zuster van de gemeente-ontvanger en schrijnwerker Noldus en de dochter van Petrus Teughels en Monica Van Hoof. Louis en Victoria bewoonden haar ouderlijk huis op het Dorp, het rechterdeel van ‘De Rozelaar’, waar Georges Gobien later zijn winkeltje had. Haar vader, die als schrijnwerker nog meegewerkt had aan de vergroting van de kerk, had deze stalling en schuur van ‘De Roozelaar’ omgebouwd tot woning en herberg. Zij kocht zelf het goed (in 1898). Het café ‘Estaminet’ werd echter gesloten op last van de pastoor. Het koppel kreeg er vier kinderen en verkocht er wat kleingoed. Ook was hij nog landbouwer en verzekeringsagent. Louis werd langdurig ziek en wellicht ook vervangen. Maar door wie ? Officieel werd hij in 1916 opgevolgd door Jozef Rheinhard. Louis Hellemans overleed te Leest op 25 februari 1916 waar hij ook begraven werd. Na zijn dood verkocht Victoria het huis aan de kerk en het werd officieel het kostershuis. Dat huis werd veel later afgebroken en vervangen door de Raffeisenkas. Zijn vrouw overleefde hem, op enkele dagen na, drie jaar (+27/2/1919). Nazaten van Louis en Victoria :
-Louise, geboren op 12 mei 1898, stierf toen ze 3 jaar was, op 30 mei 1901. -Stephanie, geboren op 26 juli 1899. Ze werk kloosterzuster te Gent en overleed te Antwerpen op 16 februari 1936. -Alfons, geboren op 28 juli 1901, trouwde in 1928 met Alida Scheers uit Leest. Zij bewoonden het ouderlijk huis vader Louis Hellemans. -Constant, geboren op 2 oktober 1903. Bij de aftocht van de Duitsers, op 11 november1918, deed hij een val van de hooizolder. Hij was op de tas gekropen om stro naar beneden te gooien voor een koe die door de aftrekkende Duitsers was opgeeist. In het halfduister viel hij zelf naar beneden en een Duitse legerdokter stelde een schedelbreuk vast waaraan hij overleed. Moeder Victoria kwam deze slag nooit te boven : ze overleed het jaar nadien. (‘De Sint-Niklaasparochie in Leest’, W. Hellemans, LG en DB van november 1985)
“De goedheid van zijn hert maakte hem vele vrienden en de eedele gevoelens zijner ziel evenals zijn minzamen omgang verwierven hem de algemeene achting. O Heer, de iever voor uw huis verteerde mij : ik kende noch rust, noch moeite. In zijne langdurige ziekte was hij gelaten en aan Gods wil onderworpen : hij verborg zooveel mogelijk de pijnen die hij uitstond…” (Uit zijn gedachtenisprentje)
Foto’s : -Het gemeentehuis van Leest dat burgemeester Livinus De Laet in 1882 had laten bouwen. -Zijn handtekening. -Van links naar rechts : Mathilde Hellemans, Caroline Nees, Henriette Troch en Marie Meulemans in 1913. Leerkrachten van de meisjesschool. -Het gezin koster-organist Louis Hellemans-Victoria Teughels met drie van hun vier kinderen in 1905. Van links naar rechts : Alfons (de latere meester Hellemans), vader Louis, Stefanie, moeder Victoria en zoontje Constant.
1873 – Jan Baptist Bauwens werd benoemd tot veldwachter.
Jan Baptist Bauwens was te Appels geboren op 13 januari 1835 als zoon van Hubertus en van Joanna Maria Van Guchte. Hij huwde te Antwerpen op 4/3/1864 met Maria Catharina Bauweraerts (°Turnhout 7/7/1837, + …?...) Hij bleef veldwachter tot 1900 waarna hij werd opgevolgd door Isidoor Constant Van Hoof. (“Veldwachters te Leest”, Eddy Apers)
“Bij beraming van den12 april 1900, heeft de gemeenteraad van Leest aanvraag gedaan tot het bekomen der Medalie van 1e Klas voor den heer Jan Baptist Bauwens, alsdan veldwachter te Leest, voor dezes goede diensten van meer dan 35 jaar veldwachter, en tot heden is er geen gevolg aan gegeven. Aangezien d’heer Bauwens, alsnu op pensioen gesteld is, zoo nemen wij de vrijheid door deze, onze vroeger gedane vraag te herinneren...” (Brief van het gemeentebestuur tot de arrondissementskommissaris van Mechelen, gedateerd 21 november 1901)
1873 – Inhuldiging en wijding beeld van Sint Joannes Berchmans.
“Van 10 tot 19 augustus 1873, was het naburige Leest in volle feestvreugde en zulks ter gelegenheid der inhuldiging en wijding van het beeld en altaar, ter eere van den H. Joannes Berchmans, aldaar opgericht. Beide prachtige voortbrengsels waren het werk van kunstbeeldhouwer J. Geefs van Antwerpen. De wijding werd door Kan. De Decker gedaan.” (GvA, 10/8/1932)
Volgens Wilfried Hellemans bestaat de mogelijkheid dat de Diestenaar Jan Berchmans (°1599,+1621), novice bij de Mechelse jezuïeten van 1616 tot 1618, toen ook in de Leestse kerk catechismusonderricht gaf op zon- en feestdagen. Pastoor Vandercruyssen bevorderde de devotie tot deze heilige en richtte er ook een genootschap voor op : “Het genootschap van de gelukzalige/heilige Joannes Berchmans”. Het altaar bevond zich vroeger achteraan in de kerk, de huidige rouwkapel, is er uit weggenomen maar bestaat nog. Het beeld van de heilige staat nu hoog op een sokkel, rechts buiten de ingang.
1879 - Jan Theodoor Bogaert volgde Leopold de Meester op als burgemeester te Leest.
Dit tot 1881 waarhij werd opgevolgd door Livinus De Laet. Jan Theodoor Bogaert was van Niel waar hij alwaar hij werd geboren op 8 oktober (een andere bron zegt december) 1841 als zoon van Christian Bogaert en van Pauline (Cecilia) De Pauw. In 1866 was hij hulponderwijzer in de gemeenteschool te Leest en dat jaar trouwde hij aldaar op 8 november met Maria Louisa Wouters, de weduwe van burgemeester Mattheus Buelens. Na haar dood in 1875, hertrouwde hij te Leest op 16/8/1876 met Maria Ludovica Frans (een andere bron vermeldt Marie Louise Lorans ipv Frans) uit Rijmenam. Jan Theodoor Bogaert overleed amper vijf jaar later te Leest op 3 juli 1881.
1879 – Petrus Josephus HELLEMANS werd koster-orgelist te Leest
Jozef Hellemans werd op 27 maart 1838 te Zandhoven geboren als zoon van Jan Philippe en van Anne Marie Verbruggen. In 1879 verhuisde hij, als gediplomeerd onderwijzer, met zijn gezin en meid uit Kraainem, naar Leest. In Kraainem was hij hoofdonderwijzer aan de gemeenteschool én koster-orgelist. Omwille van de schoolstrijd gaf hij daar zijn ontslag, wie dat niet deed werd toen door de kerk geëxcommuniceerd. In Leest begon hij met een parochiale school. Het schoolgebouw in de Kouter (later parochiehuis) werd er speciaal voor gebouwd met de bijdragen van de parochianen. De school was gemengd. Hij werd er schoolhoofd waarna pastoor J.F. Vandercruysen hem tegelijk benoemde tot koster-orgelist. Voor deze functies ontving hij in totaal 2.400 frank per jaar. Later, na de schoolstrijd, transformeerde de school in een meisjesschool en ging meester Hellemans over als hulponderwijzer naar de gemeentelijke jongensschool van meester Dumont. In Leest kocht hij, in 1879, de toen recente woning en herberg ‘Het Keizershof’ op het dorpsplein (later Dorp-Leest nr. 12). Hij sloot de herberg en het paar kreeg er nog een achtste kind, hun zesde dat in leven bleef. Na de schoolstrijd bleef hij koster-orgelist : zijn benoeming werd nog hernieuwd (op 10 mei 1882). Maar van hoofdonderwijzer aan de parochieschool was hij sindsdien hulponderwijzer aan de gemeenteschool. Jozef Hellemans overleed op 19 november 1885 als bijna 48-jarige te Leest en werd er begraven in een niet meer bestaand familiegraf. Zijn vrouw Stefanie Mannekens uit Schoten die daar op 2 augustus 1840 geboren was en met wie hij in 1864 getrouwd was, werd dan winkelierster in stoffen en overleefde hem 32 jaar. Omwille van de Eerste Wereldoorlog vluchtte ze naar Asten (Nd.-Brabant, Nederland) waar ze op 26 februari 1918 overleed en begraven werd. Vijf van hun zes kinderen werden in Kraainem geboren : -Angelina, geboren te Kraainem op 2 augustus 1865, overleed te Leest op 6 november 1915. -Leontine, geboren Kraainem, overleed te Grimbergen omstreeks 1930. -Jozef, geboren te Kraainem op 15 december 1869, behaalde het diploma van onderwijzer. Hij stierf echter op 24 november 1889 ‘na een schrik die hij had opgedaan in de Battelse bergen.’ -Louis, geboren te Kraainem op 30 december 1871, huwde met Victoria Teughels uit Leest en werd de volgende koster van Leest. -Mathilde, geboren te Kraainem, werd schoolhoofd van de meisjesschool te Leest en overleed in 1938 te Merksem. Ze werd te Leest begraven. -Alfons, geboren te Leest in 1882, overleed te Merksem. (‘De Sint-Niklaasparochie in Leest’, W. Hellemans, LG en DB, november 1985)
Foto’s : -Handtekening van veldwachter Bauwens. -Het vroegere Sint-Jan Berchmansaltaar. -Het beeld van de Heilige Joannes Berchmans (foto van Paul Van Roy). -Handtekening van Jan Theodoor Bogaert. -Zijn gedachtenisprentje. -Onderwijzer-Koster Petrus Jozef Hellemans en Echtgenote Stefanie Mannekens in 1880.
1865 – Mattheus Edward Buelens werd burgemeester van Leest.
Mattheus Edward Buelens was te Hombeek geboren op 16/4/1830 en zou hetzelfde jaar dat hij burgemeester werd, op 10 april 1965 te Leest, overlijden. Hij was amper 35. Mattheus Buelens was afkomstig uit Hombeek en de zoon van Petrus Joannes Buelens (°1783,+1871) en van Joanna Maria Smets (°1797, +1876). Mattheus Buelens huwde te Leest op 26 november 1856, met de weduwe Marie Ludovica Wouters (°Leest 4/8/1824, +Leest 8/11/1875), oudste dochter van de vroegere burgemeester Carolus Wouters. Haar eerste man Jaak Somers, pachter op de Rendelbeekhoeve, was tien maanden voordien overleden (14/1/1856). Mattheus Buelens had zijn woonst op de Dorpsplaats waar later de beenhouwerij van Nante De Prins gevestigd was. Hij liet vier kleine kinderen achter : -Jan Constant (geboren 1857, overleden in 1865), -Theofiel (geboren 1859, was gehuwd met Pelagie Steemans), -Henri Augustinus (geboren 1861, overleden 1876) en -Marie Theresia Leonie (geboren 1865, overleden 1873).
Na de dood van haar man trouwde Marie Louise Wouters een derde maal, in 1866, met Jan Theodoor Bogaert, die later burgemeester werd van 1879 tot 1881. Ze overleed in 1875. Ze was de dochter geweest van een burgemeester en de echtgenote van twee anderen. Tot 1867 zou Bonifacius Lauwers de taak van burgemeester overnemen. (De Band-1959 en LG, blz. 109)
1865 – Bonifacius LAUWERS werd de tijdelijke opvolger van burgemeester Buelens.
Hij tekende als “burgemeester” akten van de burgerlijke stand van Leest van oktober 1865 tot eind 1966. De molenaar Bonifacius Lauwers was te Hombeek geboren op 13/5/1820 als zoon van Joannes Frans Lauwers (1769-1852) en van Petronilla Bulens (1786-1844). Hij had zijn molen in de Juniorslaan, locatie waar later zijn kleinzoon Gust woonde. De molen verdween tijdens de eerste oorlogsmaandan van 1914. Bonifacius Lauwers waseen eerste maal te Heffen gehuwd hop 16/4/1845 met Anna Catharina Van Loock (°St.Kat.Waver 30/1/1779, + Leest 25/11/1868) en een tweede maal eveneens te Heffen met Francisca Pelagia Ceulaerts (°2/3/1846, + ?). Francisca was 25 jaar jongen dan hij. Acht van hun elf kinderen werden volwassen : Fons (1871), Fien (1873), Victor (1874), Frans (1879), Leonard (1881, vader van Gust de latere burgemeester), Jan (1883), Marie (1887) en Kato (1890). Deze laatste huwde met burgemeester Miel Verschueren.
1865 – 6 maart : Willem LIPKENS werd als “ondermeester” benoemd. (“DB”, maart ’1958)
1867 - Petrus De Maeyer werd burgemeester van Leest.
Hij was te Leest geboren op 14 december 1809 en overleed te Mechelen op 12 Februari 1891. Deze bakker en herbergier was een zoon van Jacobus De Maeyer (°Puurs rond 1746, +Leest 1812) en Anna Catharina Peeters (°Londerzeel 1769, +Leest 1830). Petrus De Maeyer huwde een eerste maal op 3/5/1838 te Leest met Joanna Catharina Coremans (°Tisselt 28/11/1800, +Leest 13/11/1839), winkelierster-herbergierster en een tweede maal met Monica De Blezer (°Puurs 2/8/1807, + Leest 31/12/1861).
1871 – Leopold de Meester nam de burgemeestersjerp over van Petrus De Maeyer.
Dit tot 1879. Leopold was de oudste zoon van Pieter Jan de Meester (°Mechelen 1790, +Hombeek 1847 -eveneens burgemeester te Leest en te Hombeek) en van Catharina Geelhand de Merxem (1798-1866).
Leopold de Meester werd geboren in 1825 en huwde met Anna Rachel de Coussemaeker. (°Douai Frankrijk, 8/3/1841, +1916) die hem twee kinderen schonk : Emmanuel (°1866) en Isabelle (°1871). Hij was eerst schepen te Hombeek (1856), daarna burgemeester te Leest en nadien provincieraadslid van Antwerpen.
Van 1847 tot 1866 nam hij het beheer van de familie en dit van Expoel waar. Leopold was een man van zijn tijd en dweepte met de romantiek. Dat vertaalde zich ook in de aanleg van een totaal nieuw park. Hij herschiep het in een Engelse landschapstuin wat toen erg in de mode was. In het park van het kasteel ontstonden er kronkelende wandelwegen, bomenpartijen op lichte hellingen, bloeiende struiken, valleien met open zichten en afgronde vijvers. De bomenlanen met centrale steraanplanting werden herschapen in akkerland en ook de omgeving werd stelselmatig verder ontbost iets wat met zijn vader Gaspard de Meester al een aanvang genomen had. Vele reuzendikke bomen werden toen verkocht. Leopold de Meester, een dichterziel, beschreef het vellen van een reuzeneik in het Stockenbroeck, getuige van zoveel eeuwen geschiedenis. Als attente botanist plantte hij met zijn broer Athanase in het nieuwe park een zeer rijke variëteit van bomen. Bij het overlijden van hun moeder Catharina Geelhand de Merxem in 1866 stond Leopold Expoel af aan zijn jongere broer Athanase. Hij woonde eerst te Leest. Later kocht hij het kasteel van Ramsdonk waar hij zou blijven wonen en na hem zijn zoon Emmanuel de Meester (1866-1943) en diens echtgenote Theresia van Outryve d’Ydewalle. Hun zoon Bernard de Meester de Ravestein is in 1936 teruggekomen naar Expoel in Hombeek. Een andere zoon van Leopold, Henry de Meester de Ravenstein verkocht het Hof ter Haelen aan Emiel Verschueren. Henry werd later burgemeester te Zandhoven. Leopold de Meester overleed in 1885. Hij was ook de grootvader van de laatste burgemeester van Hombeek.
Vervolgt.
Foto’s :
-De handtekening van Mattheus Edward Buelens zonder de letter E. -Centraal in beeld molenaar Bonifacius Lauwers in 1902, omringd door familieleden en naast zijn tweede echtgenote Francisca Pelagia Ceulaerts (met muts). -Zijn handtekening. -Handtekening van Petrus De Maeyer. -Zijn gedachtenisprentje. -Het Expoel kasteel te Hombeek. -Het wapenschild van de Meester : in sabel negen aaneengesloten bollen in goud in vorm van kruis met onderschrift : Deo et labore. -Handtekening van Leopold de Meester.
De geschiedenis van de “Kompagnie van Scherpenheuvel” uitschrijven vergt meer tijd dan ik had verwacht. Paul Van Roy bezorgde me honderden foto’s die moeten verwerkt worden en werkzaamheden aan de basiliek van Scherpenheuvel stelden raadpleging van het archief aldaar uit.
Om die reden nemen we de chronologie van de wijzigingen-aanvullingen in de Kornieken weer op om later de afgewerkte geschiedenis van de Leestse bedevaarders integraal te publiceren op deze website. Marcel.
1846 – Livinus Van Ostade werd onderpastoor te Leest Onder het pastoorschap van Gabriel Hermans kwam er eindelijk terug een onderpastoor. Livinus Van Ostade werd in Turnhout geboren op 15 maart 1819 en priester gewijd te Mechelen in 1845. Leest was dus zijn eerste werkterrein. Hij werd er benoemd op 31 december 1845 en vatte zijn taak aan in 1846. Als onderpastoor maakte hij te Leest de kerkvergroting mee en hij doopte er 35 kinderen tussen 30 mei en Kerstmis 1854. Hij trouwde er 9 koppels en hij zegende er 11 gestorven mensen van 7 juni tot 3 oktober 1854. Zijn salaris bedroeg 500 fr. Zijn pastoor schreef over hem : “Hij is vroom en studeert vlijtig.” En ook : “Zijn onderricht in de vroegmis geeft hij zo goed hij kan en de pastoor zou niet weten wie het beter zou kunnen.” (“De St-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans)
1855 – Stichting Broederschap van de Heilige Rozenkrans. (“DB”, oktober 1957)
1856 – Intekenlijst voor het kleed van O.L.Vrouw van de Rozenkrans In 1856 was het kleed van Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans in de kerk van Leest aan vervanging toe. Bijgevoegd (onderaan) de intekenlijst die circuleerde in de parochie om het nieuwe kleed te financieren. In totaal werden 256 oude Belgische franken opgehaald, een voor die tijd aanzienlijk bedrag. De pastoor gaf 10 frank - noblesse oblige - en was daarmee de enige man te midden van een gezelschap van uitsluitend vrouwelijke parochianen die de overige 246 frank inlegden: Maria (uiteraard), Melanie (2x), Francesca (4x), Rosalie, Anna, Joanna, Phelasia... Girl power in het parochieleven ! (Aartsbisschoppelijk Archief Mechelen)
1858 – Louis Voet werd burgemeester te Leest. Hij was te Hombeek geboren op 10 februari 1813 als zoon van Pieter Antonius Voet en van Anna Monica De Keyser. Hij was gehuwd op 24/8/1839 te Hombeek met Petronella Paulina Eugenia Lenaerts (°Mechelen 11/5/1816, +Mechelen 28/10/1895) . Deze laatste werd op kerstdag 1861 meter van “Jozef”, een klok die pastoor Joris was gewijd en gegoten door Van Aerschot te Leuven. Peter was Willem Devens uit Antwerpen. Louis Voet was geneesheer te Leest en de bouwer van het kasteeltje op de Kouter, waar later de familie Moyson in zou komen. Het kasteeltje werd er in 1842 door de dokter gezet. Zijn broer jonkman Joannes Voet bezat een grote boerderij op de grens tussen Leest en Hombeek en toen die op rijpe leeftijd “de ploeg aan de haak hing”, bouwde hij een herenhuis te Hombeek rechtover de kerk, gelijkaardig aan dit kasteel, alleen wat kleiner. Na de dood van dokter Louis Voet, op 31 mei 1864, werd het kasteel opnieuw door een geneesheer betrokken : dokter Van den Broeck. Rond 1896 kwam de familie Moyson er zich vestigen. Vader Moyson was een neef van dokter Voet.
Vervolgt.
Foto’s : -Livinus Van Ostade werd onderpastoor te Leest. -De intekenlijst voor het kleed van O.L.Vrouw van de Rozenkrans. -Het kasteel Moyson in de Kouter werd door Louis Voet gebouwd. -Zijn handtekening en doodsprentje.
Volgens Modest Van Steenwinkel bestond de “Kompagnie van Scherpenheuvel” uit een groepje mensen dat jaarlijks, in naam van gans de parochie, te voet op bedevaart ging. Ze hadden geen ledenlijsten en wie een paar maal meeging werd vanzelf als lid beschouwd. De meeste Leestenaren gingen al eens mee en sommigen hielden het jaren vol. Elk jaar werd een omhaling gehouden om de algemene onkosten van de bedevaart te dekken. De rest van het geld werd besteed aan enkele missen voor de overledenen en de zieken van de parochie. Ook werd er jaarlijks een grote mooie kaars geofferd “die hield dan gans het jaar wacht : als stille getuige van onze liefde, bij het beeld der Lieve Vrouwe want O.L.Vrouw van Scherpenheuvel draagt de kenspreuk : ik bemin die mij bemint !”
De kompagnie was ook vertegenwoordigd in de Leestse processies, daarvoor werd in 1953 nog een prachtig houten Mariabeeldje aangekocht, 30 cm hoog en met de hand uitgesneden. Het droeg een brocaat zijden kleed en mantel, een massief zilveren kroontje en scepter, en een gouden ketting en kruisje, dat laatste was een gift van één van de leden. Louis De Hondt vervaardigde er een speciale draagbaar voor. Traditiegetrouw werd de bedevaart gehouden acht dagen voor Sinksen. Men vertrok om 4 uur ’s morgens aan de St-Annakapel. De meeste bedevaarders hadden in de parochiekerk dan al een mis bijgewoond. Een eerste maal werd halt gehouden te Bonheiden (aan de Sint Annakapel aldaar) waar de eigenlijke processie gevormd werd en vanwaar ook regelmatig de rozenkrans gebeden werd. Onderweg werd gebeden voor de zieken en de overledenen van de parochie, ook voor de geestelijkheid, voor de soldaten, voor de jeugd en voor allen die om een gebed hadden gevraagd. Aan elke kapel die ze tegenkwamen werd even een halte gemaakt. Rond acht uur bereikte men Keerbergen alwaar koffie werd gedronken. Volgde een kort oponthoud te Tremelo, te Betekom en te Aarschot waar rond 12 uur gemiddagmaald werd. Dan Rillaar en eindelijk op die lange heuvelachtige baan zien ze de toren van Scherpenheuvel waar ze rond 16 uur toekomen. Daar werden de pelgrims processiegewijs opgehaald door de geestelijkheid van de basiliek. Godsdienstige oefeningen volgden : lof, beeweg in de kerk, rozenkransweg, kruisweg en als dat alles achter de rug was konden de vermoeide bedevaarders zich rond 18 uur gaan verfrissen in hun logement. Jarenlang waren “In de Lindeboom” en “In ’t Wit Huis” de vaste logementsplaatsen, soms kwam daar “De Sleutel” nog bij.
Na een deugddoende nachtrust stonden de bedevaarders op, woonden rond 4 uur een mis bij aan een zij-altaar van de basiliek en de lange terugtocht kon worden aangevat. Terwijl er bij de heenreis voortdurend de rozenkrans werd gebeden, werd er nu als eens meer gezongen onderweg. Ontbijt te Aarschot, middagmaal te Keerbergen, met meestal een bord soep (heel vaak van asperges) of een glas bier naar keuze, op kosten van de kompagnie. Te Bonheiden werd de kompagnie traditiegetrouw bijna altijd met een regenbui bedacht. Ondertussen waren reeds heel wat familieleden van de bedevaarders en dikwijls ook de Chiro de kompagnie tegemoet gekomen. Rond 17 uur kwam gewoonlijk de Sint Annakapel in zicht alwaar de bedevaarders werden opgewacht door pastoor en onderpastoor met een woord van dank en proficiat aan al de tochtgenoten. In de parochiekerk werd de zegen gegeven met het H. Sacrament en tot slot een danklied aan Maria gezongen.
Zo’n bedevaart was vroeger jaren een heel avontuur. Zo moest er in Keerbergen, bij gebrek aan een weg, een uur lang door het mulle zand gemarcheerd worden en bij warm weer kon men zich alleen beschutten door zoveel mogelijk de schaduw op te zoeken van plaatselijke dennenbomen, want de huizen waren zeer schaars. Het is ook gebeurd dat iemand met stukgelopen voeten op stokken moest meegesjouwd worden, niet te vergeten dat elke bedevaarder ook zijn eigen ransel op de rug moest meedragen. Na de eerste wereldoorlog werden de bedevaarders gevolgd door paard en kar. Dit gespan voerde dan al de bagage mee. “Fons van Stienes” was het die de eerste jaren voor het vervoer instond, uit dankbaarheid omdat hij tijdens de Duitse bezetting zijn paard mocht behouden. Na Fons werd Frans Piessens (“den Blokmaker”) bereid gevonden. Wegens het immer stijgende aantal bedevaarders volstond een gewone kar niet meer voor de talrijke pakken. De familie Van der Hasselt (Ferdinand en Frans) stelde zich graag met een “landbouwcamion” ter beschikking. Meestal werd die voortgetrokken door de paarden van Victor Verschueren en Sus Van den Brande. Later begeleidde “Louis van Jonker” (Louis De Hondt) de bedevaarders met zijn “automobiel”.
Vervolgt.
Foto’s : -De Broederschap van Onze Lieve Vrouw van Scherpenheuvel Leest. -De Kompagnie was ook vertegenwoordigd in de processies. Hier herkennen we Albrecht en Isabella achter hun vlag in de Molenstraat. -Het houten Mariabeeld uit 1953. -De Sint-Annakapel te Leest, de traditionele vertrekplaats. -De St-Annakapel te Bonheiden waar een eerste maal halt gehouden werd.
1843 – Bedevaart Scherpenheuvel Vanaf 1843 staat in de boeken te Scherpenheuvel voor de eerste maal een bedevaart van Leest vermeld. (J.D.D. – DB – 1954) In “De Band” van juli 1959 schreef Jan De Decker dat men “beweerde” dat de “Kompagnie van Scherpenheuvel” te Leest zou bestaan sinds 1743. Hij heeft daar nooit een bewijs van teruggevonden en wij tot dusver ook niet. In een brief van 11/5/1786 noemde pastoor De Heuck zichzelf de zorgdrager van het “een en eenighste Broederschap” in Leest, daarmee doelend op een ander, dat van “het Broederschap van het Allerheiligste”. Een bewijs van het bestaan van de Broederschap in de 19de eeuw vonden we op het doodsprentje van Judocus Van San (°Leest 30/9/1824, +Mechelen 17/1/1872) alwaar er sprake is van de organisatie van een derde lijkdienst op dinsdag 30 januari 1872 “wegens het Broederschap van O.L.V van Scherpenheuvel in de kerk der H. Joannes Baptist”. Er bestaan heel wat druksels van de Kompagnie van Scherpenheuvel die al sinds 1945 over een paarse vlag beschikte (zie foto hierna) die ze elke jaar meedroeg in de processies. Intrigerend genoeg staan op die vlag de klassieke afbeelding van de aartshertogen Albrecht en Isabella geknield bij de boom met het beeld en twee jaartallen : 1775 en 1945. Zou de Kompagnie of Broederschap dateren uit 1775 ?
Het bedevaartsoord SCHERPENHEUVEL
De geschiedenis van het bedevaartsoord Scherpenheuvel gaat terug tot de middeleeuwen. De Zichemse kapelaan Lodewijk van Velthem beschreef in zijn “Spieghel Historiael” in het jaar 1304 een wonderbaarlijke, in kruisvorm gegroeide eik, die zich op een heuveltop bevond in onbewoond gebied tussen Zichem en Diest en talrijke bedevaarders aantrok. Er werd een mariabeeld aan opgehangen en volgens de legende wou een herder in 1514 het gevallen beeld oprapen en mee naar huis nemen. Toen hij het in handen had, bleef hij als versteend staan en kon geen voet meer verzetten. De herder bleef maar weg en zijn bezorgde baas ging hem zoeken. Wanneer die de ongelukkige herder vond met het beeldje in zijn handen, hing hij dat terug in de eik. Vanaf dat moment kon de herder terug bewegen. Met de troebelen ten tijde van de Reformatie verdween dat beeldje op een onbekende manier rond het jaar 1580. Inwoners van Zichem merkten dat de bedevaarders bleven komen, ook al kon er geen beeld vereerd worden en om die reden hingen ze in 1587 een nieuw beeldje aan de eik, het huidige beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel. Vanaf het einde van de 16de begin 17de eeuw werd Scherpenheuvel uitgebouwd tot een prestigieus en tot over de landsgrenzen bekend heiligdom. De ontwikkeling van Scherpenheuvel stond helemaal in het teken van de strijd tussen katholieken en protestanten. Voor de katholieken was het heiligdom een teken van hoop en overwinning, het bewijs van het katholieke gelijk. Voor de prostestanten was Scherpenheuvel het bewijs van de katholieke dwaling. Beide partijen vochten deze strijd uit via vlugschriften en pamfletten. Als aalmoezeniers in het Spaanse leger begonnen de Zuid-Nederlandse Jezuïeten zich sterk in te zetten voor de ontwikkeling van de bedevaartplaats. Met hun soldatenbedevaarten naar Scherpenheuvel zorgden zij voor een grote bekendheid en bevorderden zij op hun manier de devotie tot O.L.Vrouw. Tijdens de vasten van 1604 liet een Zichemse pastoor een bescheiden houten kapelltje bouwen bij de eik. Het genadebeeld werd van de eik gehaald en in het kapelletje geplaatst. Toen, in opdracht van de Mechelse aartsbisschop Hovius, de Antwerpse bisschop Miraeus een onderzoek voerde naar de wonderen die in Scherpenheuvel plaatsvonden, gaf deze laatste de opdracht om de eeuwenoude eik te kappen. De boom werd in drie stukken verdeeld en versneden in meer dan honderd mariabeeldjes die door de aartshertogen in heel Europa verspreid werden. Deze beeldjes droegen snel de devotie tot O.L.Vrouw van Scherpenheuvel uit, en worden tot op vandaag op verschillende plaatsen nog steeds vereerd. Ondanks herhaalde aanvallen van protestantse bendes bleef de toeloop in Scherpenheuvel groeien. Verschillende wonderen maakten dat deze plaats steeds verder bekend raakte. Wanneer de Spaanse troepen in 1603 in ’s Hertogenbosch konden standhouden tegen de troepen van de protestantse Maurits van Nassau, werd de overwinning toegeschreven aan O.L.Vrouw van Scherpenheuvel. De aartshertogen Albrecht en Isabella gingen als dank op bedevaart naar Scherpenheuvel en lieten er kostbare geschenken achter. Bovendien hadden zij opdracht gegeven om er een grotere stenen kapel te bouwen en dachten ze er aan om van Scherpenheuvel een nationaal heiligdom te maken. Na de val van Oostende in 1604 beslisten de aartshertogen om van Scherpenheuvel een zelfstandige stad te maken en er een grote kerk te bouwen en in 1607 begon architect Wenzel Cobergher met de voorbereidingen van de bouw van een nieuwe kerk waarvan de eerste steen in 1609 door de aartshertogen zelf gelegd werd. De kerk werd gebouwd in de typische contrareformatorische bouwstijl, de barok en zo werd Scherpenheuvel het katholieke antwoord op het protestantisme. In 1624 werd de congregatie van de Oratorianen van Philippus Neri opgericht. De Oratorianen moesten instaan voor het opvangen van de bedevaarders. Speciaal voor hen werd achter de nieuwe kerk een klooster gebouwd. Nadat er bijna twintig jaar aan gewerkt was, kon aartsbisschop Jacobus Boonen in 1627 de nieuwe koepelkerk inwijden (de kerk kreeg pas in 1922 officieel de titel van basiliek). Na de inwijding van de kerk kwam aartshertogin Isabella naar voren met de handen vol goud en juwelen die ze neergooide op de altaartrappen om te beduiden dat aardse goederen niet de hoogste waarden zijn in het leven. De mensen rondom haar volgden haar voorbeeld en deze gewoonte is jarenlang in gebruik gebleven. Ondertussen was ook de nieuwe stad verder uitgebouwd als een (symbolisch) bolwerk met stadsmuren en -grachten. Het geheel van stad en kerk werd gebouwd in de vorm van een zevenhoek en overal werden symbolen en emblematische boodschappen verwerkt die de overwinning van het katholicisme uitbeelden. De faam van Scherpenheuvel groeide gestaag en in de loop van de 17de eeuw bleven de bedevaarders uit binnen- en buitenland toestromen, waaronder talrijke vorstelijke en kerkelijke gezagsdragers. Het opzet van de aartshertogen en van de aartsbisschop was geslaagd. Van een onbewoonde plaats waar een mariabeeldje vereerd werd, groeide Scherpenheuvel uit tot een stad en een internationaal gekend en gerenommeerd heiligdom van Onze-Lieve-Vrouw. Tot op vandaag is Scherpenheuvel het drukst bezochte bedevaartsoord van België.
De Waterput
Vandaag nog steeds een veelbezochte toeristische attractie is de Waterput van Scherpenheuvel. De waterput, opgetrokken in rode baksteen, dateert van 1682 en was oorspronkelijk 62 meter diep. In het begin van de 19de eeuw was het metselwerk grotendeels ingestort en drong een herstelling zich op. Die was in 1819 afgerond en men moest niet meer naar Zichem om water te halen. Tot 1910 betaalde de bevolking voor het water dat al trappend in een wiel van 3 m diameter werd opgehaald. Voor water, dat men niet zelf putte, moest uiteraard meer betaald worden.
Het waterputgebouw is opgenomen in het beschermd landschap van de Onze-Lieve-Vrouwbasiliek en omgeving maar tegenwoordig wordt er geen water meer bovengehaald.
Vervolgt met “De Kompagnie van Scherpenheuvel” uit Leest.
Foto’s :
-De basiliek. -De oratoriaan Philippus Neri. -Het beeld uit 1587. -In 2011 kreeg het Mariabeeld van paus Benedictus XVI een Gouden Roos. Dat is één van de belangrijkste onderscheidingen binnen de katholieke kerk, die slechts uitzonderlijk wordt toegekend. Het is de eerste maal dat een Belgisch bedevaartsoord er een kreeg. -De waterput.