Vervolg Eddy VAN HOOF, een wielertalent uit Leest.
Eddy had talent, de genen had hij overigens van zijn familie langs moederskant : drie van haar broers, Louis, Victor en Frans Selleslagh hadden gekoerst maar “de Panny” kon hem zo motiveren dat hij boven zichzelf uitsteeg en de ene overwinning na de andere behaalde. Die overwinningen waren overigens zeer lucratief in de club uit Jette, na elke winst wachtte een zware premie. Toen Eddy jaren later beroepsrenner was en een tijdlang zonder werkgever zat –de deal met Zoppas-Splendor was niet doorgegaan- werd hij door de zaakvoerder van Meubles Galeries du Miroir, de sponsor van zijn oude club, doorbetaald. Je moet het maar doen ! Het enige nadeel van zijn aansluiting was dat het reglement van de BWB voorschreef dat nieuwelingen enkel mochten aansluiten bij een club uit hun provincie. Eddy liet daarop zijn domicilie overbrengen naar het adres van de schoonouders van zijn oom Frans Selleslagh. Die woonden in Kapelle-op-den-Bos, provincie Brabant. Probleem opgelost. Wel publiceerden de kranten van dan af na elke overwinning : Eddy Van Hoof uit Kapelle-op-den-Bos i.p.v. Leest.
Jozef Panny was op zijn 25ste aan de slag gegaan als onderpastoor in Galmaarden, een functie die hij cumuleerde met die van godsdienstleraar aan het koninklijk lyceum van Laken en het koninklijk atheneum van Grimbergen. Nadat hij zich in Rijmenam had gevestigd werd hij zondagsonderpastoor in Bonheiden, een taak die hij zo’n 45 jaar heeft vervuld. Hij zou Eddy blijven volgen tot zijn overgang naar de beroepsrenners in 1975 : “en nu is ’t aan u Eddy…” Jef Panny overleed op 80-jarige leeftijd op 14 februari 2009 en zijn begrafenis, waarop ook Eddy en Erna aanwezig waren, vond plaats op 21 februari in de parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw te Bonheiden.
In de jeugdcategorieën begon Eddy de glansprestaties aan elkaar te rijgen en dat bleef niet onopgemerkt. “De Band” het Leestse maandblad van Milac volgde hem heel vroeg op en publiceerde regelmatig zijn prestaties. Een lyrische L.B. (Luc Beterams) in 1967 : “…Men mag wel zeggen dat er vroeger een intense sportbeoefening plaats had in onze gemeente, die steeds op een grote belangstelling mocht teren. Alles wees er echter op dat zulks tot het verleden behoorde, maar gelukkig is er terug leven in de brouwerij gekomen. Een nieuwe jonge kracht is te voorschijn gekomen bij de nieuwelingen, in onze dorpsgenoot Eddy VAN HOOF. Dat hij met wilskracht bezield is bewijst hij door de reeds behaalde uitslagen in de wielerwedstrijden waaraan hij deelnam. Interessant is het dan ook voor iedereen een kijkje te nemen in deze beginnelings-loopbaan. Hij begon op 26 februari l.l. met een aantreden voor het Clubkampioenschap te Jette, waar 10 deelnemers waren en er de tweede plaats behaald werd met beker. Sedertdien nam hij deel aan 54 wielerwedstrijden en bondig gezegd waren zijn uitslagen als volgt : 4 overwinningen, 4 maal tweede, 6 maal vierde, 2 maal vijfde, 6 maal zesde, 4 maal zevende, 4 maal achtste, enz. Zondag 17 september was de gemeente vol verwachting voor de wielerkoers voor nieuwelingen te Leest. Dertig deelnemers waren er aan de start en Eddy kwam als eerste door de finish.”
En dezelfde auteur in 1968 : “Wij hadden reeds de gelegenheid in ons blad te schrijven over de sport. Alle belangstellenden hebben de bloeitijd gekend wanneer de huidige en bekende wielrenner Wolfshol deelnam aan een wielercross te Leest en er geklopt werd door De Rey, en in zijn ontgoocheling zijn fiets in de beek wierp. Af en toe hadden er nog enkele sportgebeurtenissen plaats, maar de sleet begon door te wegen, gekende plaatselijke renners stopten er mee, en Leest was als sportmidden afgeschreven. Verheugend is het dan wel, dat sedert enkele maanden een heropstanding mocht vastgesteld worden…zoals wij reeds mochten aanstippen heeft Leest een nieuwe belofte in de nieuweling VAN HOOF Eddy. De resultaten zijn er om te onderstrepen dat het menens is. Zaterdag 14 april j.l. vertrokken 75 nieuwelingen te Leest voor een afstand van 55 km over tien ronden. Het aantal toeschouwers aan de aankomstlijn was geweldig en wanneer de laatste ronde naar ’t einde liep, klauterde men op de palen of op de afsluitingen…en bij het overschrijden van de eindmeet, ging er een overweldigend gejuich op…de verdiende eindoverwinnaar was Eddy Van Hoof, gewonnen in eigen streek en voor eigen publiek, kon het schoner, en kon het een beter bewijs zijn van zijn kunde. Proficiat aan de overwinnaar ! Doe zo voort ! In de wielerwedstrijd daags nadien te Villers gereden, behaalde hij een achtste plaats…en te Baasrode legde hij beslag op de derde plaats. Kan het beter.”
Datzelfde jaar 1968 huwde Lisette Selleslagh, de jongste zus van zijn moeder en terwijl de hele familie van Eddy aan de feestdis zat in zaal Sint Cecilia nam hij deel aan een nieuwelingenkoers in Berlaar. Door het grote deelnemersaantal werd de koers opgesplitst in twee reeksen en toen Eddy de eerste reeks gewonnen had belde zijn nonkel Vic, zijn enige begeleider die dag, naar de zaal te Leest, waarop een groot deel van de feestelingen naar Berlaar toog om er getuige te zijn van Eddy’s eindoverwinning. De zegebloemen waren natuurlijk voor de bruid. Zijn andere palmen werden door zijn supportersclub “Het Vliegend Wiel” verdeeld onder hun drie lokalen in Leest Dorp : de cafés “Den Bareel” van Frans De Laet, “Telstar” van Jean Van Dam en “Sint-Cecilia” van Pol Huybrechts. Soms zat de club met een “happy problem” , een teveel aan palmen, dan werden die opgehangen in de Renault-garage van zijn vader. De mooiste gewonnen bekers kregen een plekje thuis, de andere werden weggegooid.
Vervolgt.
Foto’s :
-De Antwerpenaar reed voor een Brabantse club.
-Op de trouwdag van zijn tante Lisette spurtte Eddy zich te Berlaar naar de overwinning.
-Nonkel Vic loert over zijn schouder tijdens zijn ereronde. De zegebloemen waren voor de bruid.
Hij reed voor Herman Van Springel, voor Eric Leman, voor Freddy Maertens… de elite van hun generatie. Hij reed zelfs een jaar voor Eddy Merckx, de beste aller tijden. Ik bezocht hem in het voorjaar van 2016 en op zijn vierenzestigste oogde hij nog altijd even scherp als toen hij nog koerste. Mijn neef Eddy Van Hoof.
Samen met ontelbare andere Leestse supporters heb ik hem tientallen koersen zien winnen in alle categorieën van de jeugd. Zowel bij de nieuwelingen als bij de juniores en de liefhebbers speelde hij een dominante rol en Eddy was één van de weinigen van zijn generatie die het tot beroepsrenner bracht. Geen geringe prestatie en zeker in een periode waarin België over de beste wielrenners ter wereld beschikte. Samen met zijn vrouwtje doorliepen we zijn memorabilia en de trein was gestart. De ene herinnering na de andere werd bovengespit en toen we enkele uren later afscheid namen was Eddy nog bijlange niet uitverteld. Wat me vooral is bijgebleven van zijn ruim 4 jaar als wielerprof is hoe tijd, plaats en omstandigheden een mensenleven kunnen beïnvloeden. Een sponsor die failliet gaat of zich terug trekt, een toevallige ontmoeting, een valpartij op een slecht moment… Eddy heeft het allemaal meegemaakt. Aan de hand van publicaties in “De Band”-de periodiek van Milac-, de Kronieken van Leest, diverse krantenknipsels en Eddy’s documentatie heb ik hierna getracht op chronologische wijze een beeld te schetsen van zijn leven en rennersloopbaan.
Eddy Van Hoof is te Mechelen geboren op 19 januari 1952 als oudste zoon van Louis en Elodie Selleslagh. Zes jaar later kreeg hij er een broertje, Rudy, bij. Zijn vader was meestergast in garage Hanswijk, de bekende Renault-garage op de Leuvensesteenweg te Mechelen tot hij te Leest in de Dorpstraat een eigen garage uit de grond stampte. Moeder was huisvrouw. Eddy genoot een zorgeloze jeugd in het rustige Leest waar hij alle kerkelijke rites de passage doorliep evenals de eerste zes studiejaren in de jongensschool. Op de schoolbanken was hij een uitblinker. Zo vond op zondag 5 juli 1964 in het gemeentehuis van Leest de prijsuitreiking plaats van de diploma’s aan de leerlingen van het zesde leerjaar die deelgenomen hadden aan de Kantonale wedstrijd te Mechelen. Eddy kwam er uit als best gerangschikte leerling van het hele kanton en ontving uit handen van de burgemeester, in aanwezigheid van het voltallig schepencollege, een gouden kroon en een woordenboek van Kramer.
Van kleinsaf was hij erg sportief. Voetballen, lopen, fietsen, hij deed het allemaal even graag en goed. Na de lagere school volgde hij les in de RMS (Rijksmiddelbare Jongensschool Mechelen). Toen die school deelnam aan een interscholencross eindigde Eddy als tweede en werd prompt benaderd door Jozef Panny, toen godsdienstleraar in de RMS. Een memorabele ontmoeting. De priester vroeg Eddy naar zijn toekomstplannen op sportief gebied en Eddy antwoordde eerlijk dat hij het wielrennen prefereerde boven de atletiek. Dat viel niet in dovemansoren. Jozef Panny was bestuurslid van de Brabantse club Jetse Sportvrienden met als sponsor “Meubles Galeries de Miroir Jette” en stelde Eddy voor om lid te worden van deze wielerclub. Eddy vroeg bedenktijd en toen hij met dat nieuws thuis kwam bleek zijn vader Jef Panny goed te kennen, laatstgenoemde was immers een vaste klant in garage Hanswijk. Tot spijt van de Dijlespurters sloot Eddy aan bij de club uit Jette en kreeg “de Panny” als begeleider en raadgever. Jozef Panny had voordien nog met Rik Van Looy gewerkt en was een vat vol ervaring en een uitmuntend psycholoog. Van dan af koos hij de koersen uit en was aanwezig op elke wedstrijd. Zijn koersinzicht en parcourskennis waren fenomenaal en hij pikte er bij voorkeur de meest lastige koersen uit.
Vervolgt.
Foto’s :
-Een “pédaleur de charme”.
-Eddy’s ouders en grootouders.
-Tijdens een processie naast jeugdvriend Walter Feremans.
Lucien August Remi Masschelein (°Moorslede,12/1/1905, +Beitem, 20/5/1940), huwde met Julia Wyffels (°6/5/1905, +4/2/2004).
“Na een angstvol en smartelijk lijden uit dit leven weggerukt,” staat te lezen op zijn doodsprentje. “Wij zijn allen vreemdelingen en reizigers op deze aarde : onze dagen gaan voorbij als eene schaduwe. Heden is de mensch en morgen is hij verdwenen.
God heeft hem beproefd in eene smartelijke ziekte gelijk het goud in het vuur : ellendige dagen en moeilijke nachten heeft hij voor erfdeel gehad…”
Augusta Adrienna Masschelein (°Moorslede, 20/5/1909, +Moorslede 2/6/1981), huiswerkster, huwde op 27 januari 1933 met Maurice Snoeck (°Assenede, 20/6/1909, +St.Pieters-Woluwe – Brussel, 19/4/1969), werkman uit Assenede. Na hun huwelijk begonnen ze een melkronde in hun geboortestreek. Toen die te zwaar werd vonden ze werk bij een welstellende familie in de Brusselse Avenue Marie-Louise.
“Na de tweede WO kocht vader Maurice Snoeck een tweedehands auto, merk ‘Ford’. Moeder Augusta probeerde hiermee naar de jaarlijkse bedevaart in Rollegem te rijden. In gezelschap van haar zus Félicie en de kinderen. Onverwachts reed ze in een gracht. Een opgeroepen landbouwer trok de wagen er met zijn 2 paarden uit. Ze had echter pech want de uitlaat brak af en zonder uitlaat en met groot lawaai reden ze huiswaarts. Weeral pech, er was juist een wielerkoers in Moorslede. Onder grote belangstelling en lawaai reden ze de gemeente binnen. Op het marktplein aangekomen verdween Félicie, ineengedoken, langs de kerk richting Dadizelestraat…Hiermee kwam een vroegtijdig einde aan de jaarlijkse bedevaart en ten huize Snoeck-Masschelein stond die dag de barometer op storm !!”
“Mama, jouw onvermoeide, begrijpelijke , wilskrachtige inzet voor anderen, zonder enige vorm van egoïsme zal in onze gedachten blijven zinderen. Jij, mama, rust nu in eeuwigheid. Leven staat voor niets, gelukkig zijn staat voor alles. Overkoepelend blijft wat jij ooit neerschreef : ‘Ik wil alleen een moeder zijn voor mijn kinderen en mijn nageslacht, niet een moeder die streng is, die op alle slakken zout strooit, maar een begrijpende moeder die het beste met haar kinderen voorheeft.’ Hierin zit alles verweven. Rust zacht in de eeuwigheid. Paul, Gerard, Jean, Guido. (Uit haar gedachtenisprentje)
De afscheidsgedachte aan Maurice Snoeck : “Waarom ? Waarom nu ? De harde realiteit van uw leven komt pas nu werkelijkheid. Als kind hebben we u als strenge vader gekend, doch onder die dikke korst vonden we telkens genegenheid. U kon niet blijven stil zitten. Werken, werken, werken, het dreunde, het flitste geheel uw lichaam door. Nooit liet u een dag voorbij gaan zonder uw werkronde onafgewerkt te laten – enkel dan wanneer de sirene loeide liet u alles in de steek..” (Maurice was sergeant bij de plaatselijke brandweer)
In totaal kregen Clement en Eulalie 13 kinderen. Zes ervan zouden zeer vroeg overlijden. Kleinzoon Paul Snoeck noteerde in 2014 voor de stamboom Masschelein-Van Biervliet 191 nakomelingen en dat in een tijdspanne van 117 jaar.
Bronnen -Archief van de gemeente Leest. -Website Kronieken van Leest. -Familiehistoriek Masschelein-Vanbiervliet (Paul Snoeck). -Diverse notities Paul Snoeck. -‘Leest Geweest’ van 1978. -Wikipedia. -Websites : gemeente Moorlede, Heemkundige Kring Moorslede, www.mil.be, http://terf.kindereninbezetgebied.be, http://veertienachttien.be , empik.com. -Literaturhaus Bremen.
Hierna volgt “Eddy Van Hoof, een wielertalent uit Leest”, een blik op het leven en carriére van de gewezen beroepsrenner.
Foto’s : -Lucien Masschelein. -Maurice en Augusta Snoeck-Masschelein. -Augusta Masschelein op latere leeftijd. -De familie Masschelein-Vanbiervliet.
Félicie Maria Masschelein (°Moorslede,26/7/1897, +Moorslede 4/2/1980) huwde met Gaston Mylle (°Moorslede 5/4/1890, Moorslede 23/3/1963).
“Jaarlijks was er een herdenkingsmis voor de overleden familieleden. Nadien was er koffie bij tante Félicie in de Dadizelestraat, achteraan in de textielwinkel. Na de koffie en een gezellig samenzijn werd afscheid genomen. Het viel mij, als kind, toch nog op dat bijna iedereen vertrok met een pak textiel, dat ze in de winkel van tante kregen of misschien kochten.”
“Als briefdrager had Gaston Mylle problemen met doodsbrieven. Die waren toen voorzien van een brede rouwband en die gaf inkt af. Na zijn dienstronde waren zijn handen zwart door de inkt ! Gelukkig was er toen goede ‘zwarte zeep’ en werden zijn handen witter dan wit !”
Martha Maria Germaine Masschelein , dienstmeid (°Moorslede,25/1/1899, +Moorslede 20/10/1969), huwde op 29 oktober 1924 met Achiel Alidor Deryckere, van beroep aardewerker (°Moorslede 31/12/1897 + Roeselare 12/6/1962).
“Wie deze vrouw kende, werd steeds getroffen door haar levenslust, haar blijheid en werkzaamheid, maar vooral door haar diep christelijk geloof. Op onvergetelijke wijze heeft ze zich ingezet voor haar medemensen, haar gezin, haar buren, haar vrouwenbeweging.
De uren die ‘Tantje’, want zo noemden en kenden we haar, aan de K.A.V tijdens haar leven schonk, zijn ontelbaar maar ook bijzonder vruchtbaar geweest. Daardoor mag deze eenvoudige vrouw terugkijken over een rijkgevuld leven, dat geëindigd is in volle overgave aan de wil van de Vader. Hoe langer haar ziekte duurde, hoe dichter zij kwam bij de Heer.” (Uit haar gedachtenisprentje)
“Voor Constant is de inzet van het nieuwe jaar onverwacht de intrede geworden in het nieuwe leven. Nauwgezet droeg hij zorg voor zijn gezin en daarom heeft hij in de laatste dagen geleden onder het ziek-zijn van zijn gezinsleden. In zijn eigen lichamelijke pijn was hij om hen bezorgd.” (Uit zijn gedachtenisprentje)
“Met onze moeder Augusta en tante Félicie maakten we regelmatig een voettocht naar Rollegem. We werden er hartelijk ontvangen door tante Germaine , die zelf gebakken koekenboterhammen opdiende. Haar altijd lachende man Constant Lezy rookte intussen aan de Leuvense kachel zijn pijpje. Met onze kozijns en nichtjes speelden we rond de hoeve terwijl onze tantes en nonkels en grootmoeder aan de koffietafel gezellig babbelden. Alvorens de terugtocht aan te vangen werd er natuurlijk nog een bezoek gebracht aan de kerk, waar er gebeden werd voor een of andere gunst van St Jan.”
“Tante Germaine zal mij altijd bijblijven. Wij woonden in Moorslede op het marktplein. Van landbouw hadden wij geen begrip. Dankzij onze tante leerden we hoe witloof op tafel terecht kwam. Later heb ik op haar aanraden schorseneren gezaaid en telkens ik deze lekkernij in mijn bord zie, denk ik aan haar terug…”
“Zo’n echte goede moeder was Germaine ! Haar hele leven was één grote gave. In stille dienstbaarheid zichzelf wegschenken, dag-in dag-uit, zonder aan zichzelf te denken, dat was haar grote vreugde.
Vijf kinderen heeft ze grootgebracht. Een mooi gezin. Zovele parels aan haar kroon. Samen met haar man heeft zij er voor gewerkt. Zij deed het graag. Ook het zwaarste werk schrikte haar niet af. Haar kinderen waren voor haar als een geschenk uit Gods hand. Ze heeft ze met liefde aanvaard, er voor gezorgd en ze weer uit handen gegeven om ze hun eigen weg te laten gaan. Toen kwamen de kleinkinderen die zij ook zo dolgaarne zag..” (Uit het gedachtenisprentje van Germaine Masschelein)
Vervolgt.
Foto’s : -Gaston en Félicie Mylle-Masschelein. -Félicie Masschelein op oudere leeftijd. -Achiel en Martha Deryckere-Masschelein. -Martha Masschelein later in de tijd. -Constant en Germaine Lezy-Masschelein. -Germaine op oudere leeftijd.
Moorsleedse vluchtelingen te Leest tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Vervolg Moorsleedse vluchtelingen te Leest.
DE VOORNAAMSTE PROTAGONISTEN
Clement Masschelein (°Moorslede 18/3/1859) van beroep zwingelaar huwde op 20 april 1894 met Eulalie Adronie Vanbiervliet. Hij overleed op 31 december 1919. Hij werd 60.
“Hij was een goede christen die godsdienst en Kerk met hert en ziel aangekleefd was, een getrouwen echtgenoot, een uitmuntende vader, altijd bekommerd met de zaken van zijn huisgezin en het welzijn zijner kinderen.” (Uit zijn gedachtenisprentje)
Eulalie Adronie Vanbiervliet (°Rumbeke 24/1/1871) zou hem 33 jaar overleven, ze stierf te Moorslede op 18 augustus 1942.
“Haar grootste troost was naar de kerk te gaan en er de H. Sacramenten te ontvangen. Haar verduldigheid in de beproeving mag ons tot voorbeeld strekken, des te meer dat het ware christelijke verduldigheid was, steunend op geloof, hoop en liefde : bij haar was de priester uiterst welkom omdat hij de gezant was van God, door wie de genade haar geschonken werd. Zoo is zij uit het leven gegaan, aan allen nalatende een voorbeeld van vroom geloof, ongeveinsde deugd en taaie werkzaamheid.” (Uit haar gedachtenisprentje)
Valerie Silvia Christina Masschelein (°Moorslede 5/2/1895), de oudste dochter van Clement en Eulalie, die vanuit Leest een brief stuurde naar haar oom en tante, trad op 15 oktober 1920 als zuster ‘Clementine’ (naar de naam van haar vader) in bij de gemeenschap ‘Ten Bunderen’ te Ardooie. Ze was 25. Na haar opleiding vertrok ze 6 jaar later met 4 collega- zusters als ‘eerste zusters Pioniers’ van haar orde richting Basankusu, in het toenmalige Belgisch Kongo. Op 16 oktober 1926 scheepten ze in te Antwerpen op de ‘Anversville’ om drie maanden later hun bestemming te bereiken.
In Basankusu stichtten ze een school met internaat en een kinderkribbe en de zusters bedienden er een staatshospitaal met leprozen. Later, in 1937, werd een tweede missiepost opgericht in Mampoko en in 1940 een derde missiepost in Kondoro en in 1944 een vierde site in Wara. In 1964 keerde ze, noodgedwongen, terug naar België. Valerie Masschelein, zuster Clementine, overleed op 26 juni 1977 te Moorslede.
Hector Masschelein (°Moorslede, wijk Koekuit 30 april 1896), de tweede oudste uit het gezin van Clement en Eulalie, was 18 toen WO I uitbrak. In 1915 was hij richting Frankrijk gevlucht waar hij op 24 maart te Calais vrijwilliger werd bij het leger en als soldaat 2de klas ingedeeld werd bij de 1ste Legerdivisie, 3de Linieregiment. Op 11 februari 1916 werd hij, voor een drietal maanden, opgenomen in het hospitaal te Veurne. Hij hield er een lichte invaliditeit aan over. Daarna werd hij ingedeeld bij de hulptroepen van de genie. Op 3 juli 1917 werd Hector Masschelein overgeplaatst naar het ‘Depot d’intendance’ te Wulpen en op 17 september dat jaar, gedurende de slag om Passendale, moest hij naar Forthem. Daar zou hij blijven tot februari 1919. Hector was 22 jaar toen de oorlog ten einde liep. Een jaar later zou zijn vader overlijden.
In 1922 huwde Hector met Augusta Vansteenkiste, hij was 26 en toen sloeg de werkloosheid toe. Veel Vlamingen emigreerden naar Frankrijk of naar de U.S.A. op zoek naar een betere toekomst. Wie thuis bleef, zocht een oplossing als grensarbeider. In Moorslede waren er twee busondernemingen die dagelijks de mensen naar o.a. de textielfabrieken rond Tourcoing (Fr) brachten. Samen met een drietal familieleden trok Hector naar Frankrijk waar ze het ‘seizoen’ deden, ten zuiden van Parijs. Ze werkten er telkens 2x2 maanden, in het voorjaar mei-juni, in het najaar september-oktober, voor het rooien van de bieten. Hiermee hadden ze een behoorlijk inkomen. Voor de achterblijvende families was het dan telkens ‘poeffen’ tot de echtgenoot-kostwinner terug thuis was.
Hector had 35 maanden front in gevechtspositie overleefd, uiteindelijk zou de oorlog hem het leven kosten : het drama deed zich voor bij de terugtrekking van de Duitse troepen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het was september 1944 en Hector woonde toen in Rumbeke. Ontelbare Duitsers passeerden het dorp en orde was ver te zoeken. Hector stond in de deuropening en toen hij zijn pijp wilde aanmaken, gaf hij geen gevolg aan een roepende, panikerende soldaat. Mogelijk had hij het niet gehoord, hij was hardhorig, gevolg van WO I. De Duitser meende een revolver te zien in de pijp en dacht dat er op hem zou geschoten worden. Hij loste een schot dat Hector dodelijk trof. Alhoewel hij nog in allerijl naar de kliniek in Izegem werd vervoerd, overleed hij er bij aankomst, 48 jaar jong. Hij liet geen kinderen na.
Vervolgt.
Foto’s : -Bovenaan van l. naar r. : Alidor, Gaston, Hector, Lucien en Augusta. Midden : Félicie, baby Gerard Mylle, moeder Eulalie, Valerie (zuster Clementine), Germaine, Martha met Gerard op schoot. Onderaan : Martha en Maria Mylle. -Clement Masschelein. -Zijn echtgenote Eulalie Vanbiervliet. -Valerie Masschelein (Zuster Clementine) in 1921. -Valerie in 1972. -Hector Masschelein.
Moorsleedse vluchtelingen te Leest tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Vervolg Moorsleedse vluchtelingen te Leest.
Eind november 1916 had de ‘Duitse Krijgsraad’ in alle steden en dorpen van ons land volgende oproep gedaan : “ Werklieden, de Krijgsraad duldt geen werklozen, of onvoldoende bezigheden meer. Wij raden aan u als vrije arbeiders aan te geven, om de dag te voorkomen waarop gij zult gedwongen worden.”
In Mechelen verscheen dit bevel op 23 november langs de straten. Niettegenstaande deze oproep kwam zich daar niemand aanbieden, ondanks het hoge loon dat verder op het plakkaat vermeld stond. Enige dagen later verscheen daar een tweede bevel : “alle burgers, zonder onderscheid van 17 tot 45 jaar, moesten zich bij de Krijgsraad aanbieden, op straf van met geweld naar Duitsland gevoerd te worden...”
Vanuit Leest zouden zes personen vrijwillig naar Duitsland vertrekken om er te gaan werken. Twee onder hen waren vluchtelingen uit Moorslede, onder hen Leon Sioen die in de Tiendeschuurstraat verbleef. Dertien Leestenaars zouden verplicht worden tewerkgesteld in Duitsland.
Op 27 november 1917 overhandigden rijkswachters van de ‘gendarmeriepost van Hombeek’ 20 kg rogge en 2 gedroogde tabaksbladeren aan de gemeente Leest. Goederen die ze hadden in beslag genomen bij een vluchteling verblijvende in de Molenstraat.
Op 8 december datzelfde jaar verzocht de Leestse burgemeester Bernaerts de ‘Zivil Kommissaris’ om levering van “kussens, teekeningen en ander gerief, voor vijf kantwerksters uit Moorslede, die zich het kantwerken kunnen herbeginnen waardoor ze meer loon zouden bekomen en ook de aankomende vrouwelijke jeugd het kantwerken kunnen aanleren.”
Begin januari 1918 verbleven er te Leest nog 61 vluchtelingen.
Op 14 maart dat jaar werd de vluchtelinge Elodie Rosseel (°Dadizeele, 26/2/1892) naar het “Gasthuis” overgebracht met “typhuskoorts”. Ze was geplaatst in de Tiendeschuurstraat. De gemeente Leest droeg de kosten van de verpleging.
In de nacht van 24 op 25 juni werden 2 dieven door de patrouillerende nachtwacht betrapt bij het stelen van aardappelen op het land van Jan Lauwens “ter plaatse Kouter, nabij de Winkelstraat”. De dieven sloegen op de vlucht en lieten hun buit, 35 kg, achter. Eén hunner werd echter herkend, het betrof de vluchteling Cyriel Van Neste, die met zijn gezin verbleef in de Winkelstraat nr. 7. De burgemeester van Leest wendde zich tot de Ortskommandant te Mechelen “om dergelijke diefstallen te bestraffen, daar hij zelf niet bij machte was om dit te doen en het Belgische gerecht onwerkzaam was”.
Op 5 juni 1920 verbleven er nog 2 vluchtelingen in het dorp : dezelfde Cyriel Van Neste, een handarbeider uit Moorslede en zijn echtgenote Flavia Messiaan.
Op het einde van de oorlog riep de overheid de bevolking op om terug naar huis te keren, maar wie eind oktober 1918 de streek van Moorslede kwam bezoeken, kon z’n ogen niet geloven. Het dorp was compleet verwoest, herschapen in één grote woestenij van bomkraters, ruïnes en modder. Bezaaid met oorlogsmateriaal en lijken waartussen het krioelde van het ongedierte. Onherkenbaar en traumatisch voor de terugkerende dorpelingen. Tussen het puin van de kloosterkapel vonden ze een marmeren wijwatervat, het enige tastbare aandenken aan hun kerk. Niemand kon vermoeden dat hier ooit nog iemand zou kunnen wonen en werken maar met Westvlaamse ijver en koppigheid schoten al snel de eerste barakken uit de grond en het begin van de wederopbouw was begonnen. De afgebrande woning van Clement en Eulalie werd met familiehulp heropgebouwd. Jaren later trof hun kleinzoon Paul Snoeck bij verbouwingen aan zijn huis nog brokstukken aan van de vroegere gotische kerk.
In 2014 stuitte Dovo (Dienst voor Opruiming en Vernietiging van Ontploffingstuigen) tijdens opruimingswerkzaamheden in Moorslede op de grootste vondst chemische springtuigen ooit in ons land gedaan.
Op 25 oktober 2015 werd in de Sint-Martinuskerk van Moorslede het kruis van Eugen Ritter ingewijd. Deze uit Bremen afkomstige koopmanszoon was op zijn 16de als vrijwilliger naar het westelijk front getrokken en redde in 1917 een beschadigd kruisbeeld uit de verwoeste kerk van Moorslede. Hij restaureerde het en bezorgde het na de oorlog terug aan de gemeente. Tijdens de eucharistieviering van 10 uur werd het kruis ingewijd, dit in aanwezigheid van een 9-koppige delegatie uit Duitsland, waaronder familieleden van Eugen Ritter. Het kruisbeeld werd achteraan in de kerk geplaatst in een mooi houten schrijn.
Op de achterzijde van het kruis staat vermeld : “Von mir aus den Trümmern der Kirche in Moorslede in Flandern 1917 (Sommer) geborgen. Die Figur –wahrscheinlich flandrische Arbeit- war ganz gold übermalt. Das Kreuz habe ich gemacht. Eugen Ritter”.
In september 1914 verscheen in het Duits ‘Mit Fotoapparat und Infanteriegewehr’ een biografie over Eugen Ritter (°1899, +1974). De Duitser had het dagelijks frontleven vastgelegd op foto’s, films en op schrift en het boek is dan ook rijk geïllustreerd en bevat ook een dvd met foto’s, film- en geluidsfragmenten. Het wordt nog steeds te koop aangeboden door de heemkundige kring van Moorslede.
Vervolgt.
Foto’s : -De ruïnes van Moorslede na de Eerste Wereldoorlog. -De biografie van Eugen Ritter. -Het gerestaureerde kruisbeeld.
Moorsleedse vluchtelingen te Leest tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Vervolg Moorsleedse vluchtelingen te Leest.
In 1918 (exacte datum is onbekend) schreef de toen 22-jarige Valerie Masschelein vanuit Leest een brief naar haar oom Petrus Masschelein, R.B au pont Epannes Deux sèvres (Poitou-Charentes) France. Dit in opdracht van haar vader. Vader Clement was het schrijven niet machtig wat niet ongewoon was in die tijd.
Zeer lieve Nonkel en Tante.
Met groot genoegen hebben wij uwen brief den 8sten December ontvangen en hebben gezien den staat uwer gezondheid. Bij ons is alles ook nog opperbest allen in vollen gezondheid. Hier is het met Sint Nocolaas grote kermis en hebben ze nu gevierd op haar best de geheele famillie te gare. Ik ben te voet naar huis gegaan ‘t is te zeggen naar Moorslede en heb daar alles gezien en gehoord (Noot : volgens Routeplanner bedraagt de afstand Leest-Moorslede 127 km). Het adres van Hector mijn broeder heb ik bij Constant Verschaeve gekregen aan de vossenmolen en alzo met dat adres ben ik naar Watou gekomen, vandaar naar Poperinghe gegaan en daar aan de dorschmachiene heb ik hem gevonden. Ge kunt denken wat daar op enige stonden gebeurde. Seffens achter congé gevraagd en gekregen. Naar Sweveghem hebben wij achter Félicie geweest en zijn tesamen naar Leest bij Masschelein gegaan met veel plezier en coragie om te samen het feest bij te wonen. Nu lieve nonkel ge leest voor moment dat alles goed gaat en klagen mogen wij niet doen want in eten en drinken hebben wij nog niet tekort gekregen. Geld verdienen doen wij niet maar voor ons werk leeft de geheele familie voor goedkope prijs ‘tis te zeggen dat wij goed toekomen.
Wat ik in Moorslede gezien heb is veel doch onbeschrijfbaar . Uw huis lieve nonkel die ik om zo te zeggen bijna 3 jaar bewoond heb is erg beschadigd doch met wat verbetering nog gebruikbaar want zindelijk mag nen mensch niet meer zijn. Het koeistal en verkensstal staan nog gans recht, den huiskelder is ook nog goed, de lors(het neerlat) bachten het huis is ook nog goed, maar anders is het huis nogal beschadigt aan de zoldering en aan het dak.
Nu lieve nonkel en tante ‘t is veel beter als het ons, want het onze is gans afgebrand. Het land is ook nog gebruikbaar, hier en daar nen put dat is hier nu de mode. Wij kunnen niet weder tot in Maart, nu kunnen wij daar niet anders doen dan armoe en koude lijden en hier hebben wij geen. (?)
Wij lieve nonkel en tante hebben veel voor uw goed gezorgt. Martha heeft eerst bij peter geweest van kerstdag tot half april toen ben ik naar huis komen zien, ik was in Roeselare geweest dat nog zeker en gezien dat ik daar meer of nodig was bij Peter en ben er bij gebleven tot dat hij gestorven was den 21 juli 1916. Hij heeft een kleine attakke gekregen en in 4 dagen was hij gestorven.
Nonkel Camiel Deleu was daar ook bij mij en wij hebben daar te gaar het vlas dat bij vader zat en dat van Charles Louis Decuyser hebben wij ze naar Rumbeke naar Archielles Delue gevoerd en daar alles gezwingelt en geld alle bezit. Nonkel Camiel ik heb er ook nog een bitje maar niet veel als wij ook moesten vertrekken den 5 augustus 1917 hebben wij de koeien moeten inleveren en dat jong veertje dat voor de 2 maal gekalft had hebben zij betaald aan 1,25 de kilo de andere staat nog op de rekening van die schoone Jan (den duitsch).
De hennen hebben wij ook moeten inleveren en het varken hadden wij tusschen 4 oogen dood gedaan en gedolven maar nonkel heeft het uitgehaald en mede gedaan naar Rolleghem.
Uw goed lieve tante heb ik al gewasschen proper in 3 koffers toegenageld en uw kleren alles dat er was is bij Achiel Deleu uw broeder gedaan geweest en die schone kas ook hij is moeten vluchten maar toch is alles nog goed gered geweest. Tante Euphrasie is ook dood maar ook van een korte ziekte gestorven. Maria Deleu is ook gestorven.
Vrouw Nuytten zij is van een kinderbed gestorven ook in korte tijd. Op het kasteel van Decousmaker wonen Charles-Louis Huyghebaert en familie. Constant Rosseel en familie (Henri Decuipere is daar ook en Camiel maar ik weet niet of dat voor den geheele winter is of niet. Jules van Nevel is daar ook, zijn huis is ook nog goed. Uw meubelen hebben wij bij Alouis Cools gevoerd maar maak daar geen rekring meer op want alles is achter gebleven. Ik ben in het naar Swevelhem trekken naar Camiel Deleu gezien en die was al weer thuis, alleen zijn vrouw en kind was nog in Dendermonde. Bij nonkel Charles-Louis heb ik uwen brief gelezen waarin ik vond dat gij zooveel geld verdiende en die vertelde dat Jules van Nevel weer ging schrijven.
Waar Félicie is daar zijn ze thuis gebleven en zoo hebben ze ook hun woonst en Félicie haar werk. Nu lieve nonkel en tante hebben wij ons in portret laten trekken de geheele famielle. Wij zullen u een afzenden waarin ge zult zien hoe zij in 4 jaar van kinderen groote menschen maken allen gezond en om te best. Vader en moeder zij ook volop in goede gezondheid. Meer kan ik nog schrijven maar nog eenigen maanden zijn we te samen om alles mondelijks te vertellen wat zullen wij moeten uiteendoen, den een dit en den anderen dat en zoo zijn die jaren om voor den een slechter als den anderen. Wij verlangen ook om u allen een keer te zien niet voor 1 dag maar voor altijd weer verenigt te zijn. Duizende groeten sturen wij door Parijs naar u lieve Nonkel en Tante en wij roepen van ver in de naam van de Vader. Uw broeder Clement Masschelein woonachtig te Leest bij Mechelen. Geschreven door Valerie Masschelein.
Hier het adres : Wed Spruyt landbouwer winkelstrat 11 Leest bij Mechelen voor Clement Masschelein.
Paul Snoeck bezorgde me volgende achtergrondinformatie over deze brief.
Zoals vermeld werd de brief geschreven door de oudste dochter van het gezin Masschelein-Vanbiervliet, Valerie Masschelein. De brief was bestemd voor Petrus, de broer van haar vader Clement Masschelein. Petrus was, bij de eerste schermutselingen, gevlucht naar Pont Epasse, een klein dorpje van 800 inwoners, gelegen op 10 km noordwest van de stad Niort (Poitou-Charantes) en 650 km van Moorslede. Daar had hij, samen met zijn familie, een onderkomen en werk gevonden. Iedereen vluchtte toen richting Frankrijk. Na de Duitse bezetting werd dit onmogelijk en trok men, soms verplicht door de Duitsers, landinwaarts. Waarschijnlijk was ook de zoon van vader Clement, Hector, mee naar Frankrijk gevlucht. Hij tekende als vrijwilliger bij het leger in Calais (opleidingscentrum) op 24 maart 1914 en vond zo een gevaarlijk, zuur verdiend inkomen in de loopgraven bij het 3de linie regiment.
De andere familieleden van Paul bleven in de streek tot ze, bij het offensief van Passendale, werden verplicht te vluchten. Op zondag 5 augustus vertrokken ze samen met 79 buurtbewoners, meestal op klompen, met een deel van hun gerief per goederentrein naar Leest.
In Leest vond de familie een onderkomen bij de weduwe Spruyt, een landbouwster die hun hulp goed kon gebruiken. Gaston Mylle, de latere echtgenoot van Félicie Masschelein, arriveerde er op 31 oktober 1917 met een volgeladen kruiwagen.
Na de wapenstilstand op 11 november 1918, legde Valerie te voet de 127 km naar Moorslede af, om er haar zus en broer te ontmoeten. Félicie werkte in Zwevelgem als huishoudster bij de gekende familie Bekaert en haar broer Hector verdiende als soldaat tijdens zijn vrije tijd wat bij in de landbouw. Ze trof hem aan bij een dorsmachine. Zijn adres kreeg ze op de wijk Vossemolen van Constant Verschaeve, een oom langs moederszij (Vanbiervliet).
In haar brief naar haar oom beschreef Valerie de verwoesting die ze had aangetroffen en ook nieuwtjes over de familie. Hij verbleef immers al van in 1914 in Frankrijk. De vernoemde Camiel Delue was getrouwd met de zuster van vader Clement. Op hun vlucht was de familie Delue onderweg gestopt. Ze vonden in Dendermonde een verblijf.
In Leest werd na de oorlog een familiefoto gemaakt, met Félicie, Hector en Valerie, die intussen te voet in Leest waren aangekomen. (zie onderaan) Gaston Mylle, de latere echtgenoot van Félicie staat er ook bij. Gaston en Félicie zouden huwen in mei 1922. De ‘vluchtelingen’ zagen er goed en gezond uit. Ook de kledij en de gouden kettinkjes vallen op. Alleen de vest van Lucien schijnt niet te passen. Soldaat Hector heeft nadien zijn eenheid vervoegd en werd op 14 oktober 1919 gedemobiliseerd. De brief moet, volgens Paul, geschreven zijn einde 1918. Valerie schreef dat ze in maart 1919 zouden terugkeren. De laatste vluchtelingen verlieten Leest op 5 juni 1920.
Vervolgt.
Foto’s : -Een kopie van de brief uit Leest geschreven door Valerie Masschelein aan haar oom in Frankrijk. -De familiefoto in Leest genomen op het einde van de oorlog. Van l. naar r. : Martha, Lucien, Valerie, Hector, vader Clement, Gaston, moeder Eulalie, Félicie, Augusta en Germaine.