Foto :xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Victor Torre van de Kets Robijns.
1964 4 september :
Diefstal van 10 bakken spinazie
Landbouwer Victor Robijns (°Kapelle
op/den Bos 14/9/1895), wonende Leest
Alemstraat nr. 29, zette
gisteravond tien bakken spinazie klaar om door zijn zoon
en groentenhandelaar Jan opgehaald
te worden.
Vanmorgen waren die allemaal
verdwenen.
De spinazie had een marktwaarde van
700 frank en de bakken, eigendom van
Jan Robijns, kostten 30 frank per
stuk.
Volgens de garde was dit de derde
diefstal deze maand van op de straat
geposteerde veldvruchten.
(VVH)
Victor Robijns Torre van de Kets overleed
in de Heergracht te Mechelen op 21
januari 1985 :
zijn
warme harteljkheid, zijn eenvoud, zijn liefdevolle werkkracht, zijn meeleven
met anderen
(uit zijn gedachtenisprentje)
Hij was gehuwd met Maria Ludovica
Alewaters (°Leest 07/01/1897, +Mechelen
28/11/1971) en de grootvader van
o.a. Stan Gobien.
Een interview uit 1984 verscheen in
januari 1985 in Caecilia, het tijdschrift van het
Muziekverbond van België. Een week
nadat het interview was verschenen, overleed
Victor Robijns.
Voor de tweede wereldoorlog was hij
bestuurslid van de fanfare St.-Cecilia en als
dusdanig woordvoerder voor de
muzikanten.
Victor ROBIJNS en de sfeer van toen
Aan de Alemstraat te Leest woont Victor Robijns, in
gans Leest beter bekend als Torre van de Kets, en momenteel (Noot : 1985) het
oudste lid (thans erelid) van de kampioenenfanfare Kon. Fanfare Sint-Cecilia
van Leest-Mechelen.
Toen we daar kwamen, zat hij in een zetel zijn
middagdutje te doen. Hij ontwaakte al toen we de deur openden. Eerst was hij
niet zo te vinden voor een vraaggesprek, maar na een tijdje vertelde hij
vrijuit !
-Hoe ben je bij de Leestse fanfare gekomen ?
-t Was in 1919. Ik trouwde in Leest en daar waren het
Blekken. Ikzelf kom uit Kapelle-op-den-Bos en daar speelde ik bij de fanfare De
Vrije Vlaamse Zonen, de Sussen van Kapelle.
Na mijn huwelijk ben ik dan ook muzikant geworden bij St.-Cecilia
Leest.
-Bracht dat toen geen strubbelingen mee ? We bedoelen Blek
zijn in Leest en Sus zijn in Kapellen-op-den-Bos ?
-Iemand van den Triest (gehucht in Kapellen-op-den-Bos
waar het geboortehuis van Victor staat) zei me toen eens dat hij het niet
serieus vond dat ik muzikant geworden was bij de tegenpartij in Leest. Ik heb
hem toen gewoon gezegd dat ik geen ruzie wilde met mijn vrouw en dat ik nu in
Leest woonde. Daarmee hebben ze er in Kapelle niets meer durven over zeggen.
t Strafste van de zaak was dat ik in Leest meespeelde
op het instrument van de Sussen van Kapelle. Dat was ook iets speciaals met dat
instrument. Vlak voor de oorlog van 1914-18 had ik een nieuw instrument
gekregen. De andere muzikanten moesten in 1914 hun instrument inleveren. Omdat
het mijne een nieuw was, mocht ik het zelf houden. Ik heb het zelfs meegenomen
op de vlucht. Het hing over mijn schouder. Onderweg heb ik er nog dikwijls
muziek mee gemaakt. Na de oorlog waren al de ingeleverde instrumenten naar de
vaantjes. t Mijne niet en zo moest ik
wel in twee fanfares meespelen. In 1922 ben ik ermee gestopt in Kapelle. Ik was
de laatste maanden niet zoveel meer naar de repetitie geweest ginder en toen
kwamen ze vragen of ik nog wel kwam. Ik heb dat instrument toen afgegeven. De
Leestse fanfare heeft voor mij toen een andere bugel gekocht.
-Hoe zag de Leestse fanfare er toen uit ?
-Helemaal anders dan nu ! Er waren zon 20 tot 25
muzikanten, meer niet ! Maar er waren toen wel vijfmaal meer ereleden. Als we
dan opstapten, liepen er zon honderd ereleden achter het muziek aan. Aan
wedstrijden deden we niet mee ! Wel aan festivals. Ik herinner me nog een
festival in Heffen. We waren, toen we moesten optreden, juist geteld met twee
muzikanten, allebei bugelspelers, nl. Ston Busschots en ikzelf. Later is Waar
Lemmens er bijgekomen en dan nog een paar andere muzikanten. Ook in zulke
omstandigheden gaven wij het niet op ! Dat zouden de muzikanten van nu niet
meer durven, geloof ik ! Maar ja, de muziek is ook erg veranderd
-Hoe waren de repetities ?
-Ze hadden plaats in een café. Alles werd opzij
geschoven en dan repeteerden wij. Meestal allemaal danskens, walsen en marsen.
Af en toe een groter stuk, maar dat viel niet zo in de smaak. Wij speelden om
onszelf en om de mensen te amuseren. In de zomer speelden de muzikanten van de
Alemstraat s zondags buiten ! Toen zaten we in de gracht ! Dat was heel
plezant ! De mensen kwamen dan bij ons zitten en luisterden heel de namiddag.
Op de repetities werd heel wat gedronken. Plezier
maken kwam bij ons voor muziek maken. Nu is dat wel anders ! Elke tijd heeft zo
zijn eigenaardigheden !
-Je speelde voor je plezier. Waarom waren er toen
zoveel ereleden in vergelijking met het aantal muzikanten ?
-De mensen waren toen lid om aan de teerfeesten te
kunnen meedoen. De teerfeesten van de Leestse fanfare waren iets speciaals. Ik
was bestuurslid geworden omstreeks 1925. Een paar jaar later moest er in het
bestuur iemand de belangen van de muzikanten behartigen en ik werd daarvoor
uitgekozen.
Een goede week voor de teerfeesten trokken we toen
naar een veehandelaar. We kochten daar dan een koe, een os of een stier. Deze
werd dan in Leest geslacht en met de teerfeesten opgegeten. We kochten ooit
eens in Nieuwenrode een stier van meer dan 800 kg. Die hebben we niet
opgekregen.
-Hoe verliepen de teerfeesten dan ?
-De teerfeesten duurden drie volle dagen. Iedereen
werkte de weken daarvoor zo hard dat die dagen er wel afkonden. We begonnen s
zondags na de hoogmis met ons jaarlijks teerfeest. Toen gingen we kop of
biefstuk eten. Daarna deden we zoveel mogelijk cafés aan. Omstreeks 4 uur s namiddags waren we terug en dan
begonnen we te eten. Na t eten was er bal. De boeren (toen het merendeel van
de plattelandsbevolking) moesten echter eerst nog naar huis om de koeien te gaan
melken. Wij hebben er ooit eens een autobusje voor ingelegd. Als we in de stal
gedaan hadden, trokken we terug naar het dorp. Het bal duurde daar tot s
morgens vroeg. Een orkest huurden we niet. We hadden ons eigen orkest en we
speelden onze bals zelf. Er is zelfs een tijd geweest dat we twee orkesten
hadden. Iedereen danste met iedereen. Ouderen met jongeren, bijna tot op de
draad versleten mannen en vrouwen met jonge springers. De ouderen leerden de jongeren
dansen. Wie met de Blekken een jaar had meegeteerd, kon dan ook dansen !
De tweede en de derde dag (maandag en dinsdag) kwamen
ze samen in de Alemstraat omstreeks de noen. Sommigen zaten al in de cafés te
wachten vanaf 10 uur. Dan trokken we zo weer via de Heide naar het Dorp. Er
waren toen minstens 25 cafés ! Dan was er weer een feestmaal en terug een bal.
De derde dag aten we meestal de overschot op of aten
we stoofvlees met aardappelen. Na de derde dag was iedereen het eten moe en zelfs
het drinken. Of toch bijna iedereen
-Als er zoveel cafés waren, liep dan alles wel goed af
?
-t Gebeurde geregeld dat wanneer het grootste deel
van de fanfaremensen al in t Dorp waren er nog muzikanten en ereleden op de Heide
zaten te pintelieren. Die kwamen er dan wel later door. De dirigent en het
bestuur hadden steeds de grootste moeite om iedereen buiten te krijgen uit die
cafés. Met de teerfeesten van toen had iedereen een stuk in de kraag, maar toen
was het ook niet zo gevaarlijk op strat : autos reden er bijna niet.
-Wanneer stopte je als muzikant ?
-Feitelijk bij het begin van de oorlog van 1940-45,
maar mijn laatste jaar als muzikant was 1937, denk ik. Toen mijn oudste zoon,
onze Louis, muzikant geworden is, ben ik ermee gestopt. Ik heb na de oorlog wel
eens geprobeerd, maar t ging niet zo goed meer want tijdens de oorlog hadden
we geen noot meer mogen blazen van de Duitsers.
Ik ben dan erelid geworden en ik ging steeds mee als
er wat te doen was. Nu kan ik dat ook niet meer
-Anekdotes uit de tijd van vroeger ?
-Ja, veel, maar ik vind ze zo direct niet
Ik speelde
in 1919 nog in Kapelle-op-den-Bos. Daar speelden echter ook nog andere
Leestenaars mee, onder andere Louis Spoelders. Hij speelde trombone en als hij
in vorm was, liet hij zijn instrument kletteren dat heel Kapelle daverde. Louis
moest eens alleen spelen en hij kon het heel goed. De chef (Andries) zei : Spoelders,
ge blaast koper ! Toen zei Louis kwaad : Chef, ik ben potfer nen Blek !
Tumult natuurlijk, want zo iets durven zeggen op de repetitie van de Sussen was
toen een straffe toer !
Als er bij ons iemand van de fanfare kwam, haalde mijn
vrouw (ons Wis) een fles cognac of elixir dAnvers boven. En die mannen
gingen dan meestal pas verder als de fles leeg was of t scheelde niet veel
Met
wat de wijkmeesters van voor de oorlog kwamen vertellen, moest ge dan goed
oppassen. Die gingen in dergelijke omstandigheden van huis tot huis en overal
kregen ze ten minste een goede druppel. Aan het eind van hun rondgang kwam er
dan niet veel serieus meer uit, maar de leden waren wel zo slim de volgende dag
aan elkaar te vragen wat de wijkmeester had verteld en hoe laat het was toen
hij op bezoek kwam. Sommige wijkmeesters deden als het mogeijk was maar één of
twee bezoeken per dag en zo konden ze de hele week of nog langer van huis weg
Rik De Bruyn speelde ook mee in de fanfare. Ik speelde
bugel solo en Rik van t Kot moest 3de bugel spelen van de chef.
Omdat ik wist dat Rik de beste muzikant was van de fanfare kon ik dat niet langer
verdragen. Toen heb ik op de repetitie tegen Nante van den Toebak (de dirigent)
gezegd : Zet die kleine maar naast mij.
Hij speelt ons allemaal onderste boven ! Ik wil dat dat gezever nu gedaan is !
En nog dezelfde repetitie mocht Rik bugel solo spelen.
Met de verhuizingen (eens per maand op zondag een
muzikale wandeling met cafébezoek) kwamen er soms muzikanten bij ons thuis
eten. t Was soms zo erg dat ze de pensen uit de kelder gingen halen. In die
tijd was dat de gewoonste zaak van de wereld. Ons Wis maakte wel veel kabaal
als er zoiets gebeurde, maar tegenhouden deed ze die mannen toch niet. Nu zoudt
ge dat niet meer moeten proberen om uit iemands kelder wat te halen ! In onze
tijd waren we tevreden met wat we hadden. Als er niets meer was, konden we
niets meer verdelen en ook niets meer weggeven.
Hadden we niet zoveel weelde als nu, we hadden wel
meer plezier. De goede oude tijd was meestal wel een harde tijd en misschien
ook niet zo goed : er was meer armoede, er stierven meer kinderen en jonge
mensen. Maar
als we werkten, werkten we hard. Als we dronken, dronken we een
serieuze hoeveelheid. Als we plezier maakten, dan was dat echt plezier en
duurde dat tot s morgens vroeg. Nu zijn de tijden veranderd en ook de mensen
De mensen van mijn soort (degenen die geboren zijn voor 1900) zijn zo stilaan
aan t verdwijnen. Met nog een paar schieten we op dit ogenblik in de fanfare
over
t Wordt nooit meer zoals het vroeger is geweest !
Gelukkig voor het een en spijtig voor het ander
Tot daar het gesprek met Victor Robijns, de kranige Torre
van de Kets. Hij deed ons zowaar heimwee krijgen ! Heimwee naar de
solidariteit van vroeger, naar het echt plezier en de echte vreugde, naar de mensen
van toen die elkaar echt hielpen. Misschien komt dit alles nog eens terug ?
|