Vervolg Stanne Van den Broeck.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Stanne aan het woord
Ik
hou van wandelen, vertelde Stanne in
het feestnummer van De Band, En hoe
langer de wandeling hoe beter ik me voel. Wanneer ik met mijn dochter Maria aan
zee ben, maak ik nog wel es een wandeling van 7 km. En ik heb nog geen ene keer
gezegd als ik aan t wandelen ben, nu zou ik toch graag thuis willen zijn. Nu,
in Leest is t voor mij te gevaarlijk geworden om te wandelen, daarom blijf ik
daar maar liever in mijn tuin
Ik heb het hier zo goed ; ge weet wel, ik heb al
47 jaar mn pensioen. Wa wel spijtig is da ik niet lang nemeer van dat pensioen
kan genieten. Ne goeie raad die ik wel kan geven om zolang te leven is : wandel
rond zo voel je je gezond. Ik ben 9 jaar achter elkaar te voet naar
Scherpenheuvel geweest. Onze Frans en onze Ivo zijn wel 50 keer meegeweest naar
Scherpenheuvel. Als ik in menne zetel zit dan voel ik de stijfigheid en doet
het soms overal pijn. Ik voel me pas goed als ik te been ben en zou dat zo nog
lang willen houden
.
Mijn
ouders waren arme boerkes. Ze moesten van s morgens vroeg zwoegen en zweten
in en op de Leestse bodem om ons gezin he meest noodzakelijke te geven. Ik als
oudste van zeven moest natuurlijk van kleinsaf meehelpen. Eerst en vooral op de
kleintjes passen, zorgen voor tafel en op tijd het huis uitkuisen. Later zou ik
mee op t veld werken. Alles moest bij ons met de kruiwagen gebeuren. En de
wegen in dien tijd ! Altijd natte voeten eer da je aan kerk of school waart. In
de Koeistraat en Winkelstraat stonden maar enkele hoeven zoals het Hof van
Haelen en de Batushoeve en de huizen die er toen stonden waren nog opgetrokken
met stro en leem. Op het land wonnen we koren, vlas en Deinze patatten : rode,
blauwe en bleekblauwe patatten, die kostten toen 5 frank voor 100 kg.
In
die tijd moest het bemesten en bewerken van het veld met de handen gebeuren.
Eggen werden door vader of moeder en de hond getrokken. Ze hadden een klein
stukje land in huur of moesten bij de boer paardenarbeid doen. Bij het
uitkomen was er bijna geen werk. Ze gingen dan met de schup graven bij de rijke
boer om han pacht te betalen. Bij het afdoen van de oogst was de
vijfentwintigste hoop voor hen. Vanaf acht, negen jaar mosten de kinderen
helpen bij de oogst. Veel kinderen betekende meer armoe, maar meer hulp als ze
groot waren. Meer hulp betekende dan een dagwant bij om op te werken. Het was
de tijd dat als de boer afesloofd thuis kwam en zn broek op bed smeet, de
vrouw in verwachting was.
Ik
ging maar halven tijd naar school. Er waren in dien tijd maar 2 klassen. Van
menne schooltijd weet ik nie veel meer. Wel weet ik dat k bij meester Dumont
zat. We hadden veel respect voor de meester, maar nog meer schrik voor zn
koterhaak, want die moest niet alleen dienen om het vuur aan te wakkeren in de
stoof, maar ook om degene die niet horen wilde te doen voelen dat de meester de
baas was en dat hij het meende. Meester Dumont had ook kiekens en biekes.
Waneer de biekes aan t zwermen waren mochten wij op de speelplaats spelen naar
hartelust.
Toen
ik 12 jaar was deed ik mn plechtige communie. Vijf dagen later was t voorgoed
gedaan met de school. k Moest hard werken : mesten, kruiwagens trekken, enz.
Bij Sooike Leemans ging ik helpen bij het hooien en ook bij het binnenhalen van
de oogst. Dat was een harde maar een goeie tijd. De mensen hielpen mekaar en
waren vriendelijk voor elkaar. We hadden nog de tijd om de anderen te helpen
In
1900 werd ik opgeroepen om mijn militaire dienst te volbrengen 3e
Regiment de Ligne.
Le
12 juin 1900 incorperé comme milicien de 1900 privince dAnvers, 10e
Canton, commune de Leest, nr.61 du tirage. Die lottrekking gebeurde in
Willebroek. Om 9 uur werden we verwacht op t gemeentehuis, Jan Seymons, Jules
Selleslagh, ik en nog 6 anderen. De burgemeester van Leest, Bernaerts, was er
ook bij. Uit een mand moesten we een koker trekken en die koker moesten we
afgeven aan de Champetter. Die riep uw naam af. Ik was als laatste aan de beurt
: soixante et un, hoorde ik. Ik dacht t zijn drie woorden, ik ben er zeker
niet bij, ik heb er mij uitgetrokken. Maar toen klonk het éénenzestig en wist
ik dat ik er ingeloot was. Ik kreeg dan het nummer mee naar huis. Soms kon men
een remplacant vinden mits te betalen. De ouders van een soldaat trokken per
maand 10 frank, terwijl een soldaat zelf een soldij had van 15 centen. Ik moest
28 maanden dienstplicht kloppen, bij meestal Franstalige oversten.
Na
mijn dienstplicht moest ik gelijk de anderen elk jaar in revue. Dan moest ik
naar Hombeek. Op t gemeentehuis controleerden de gendarmen het uniform, het
livrei van de soldaten. Men sprak in die tijd van oorlog. We geloofden het niet
en we dachten t Is weeral es om ons bijeen te hebben.
In
1908 trouwde ik met Amelia Vleminckx. Haar ouderhuis stond in de Koeistraat
waar nu de Verbruggens wonen. In die tijd was da een staminee In de Kantien.
Ons Amelie werkte bij een zekere Cnops, een rijke boer die al zen velden kon
bezaaien. Het is die Cnops die met een karreke (sjees) ons naar de kerk bracht.
In t eerste huis bij de ouders van Amelie ging het feest door. In die tijd was
dat een beetje beter eten dan gewoonlijk. Je kunt dat niet vergelijken met nu.
Sinds 1834 was Mechelen het centrum van
de spoorweg geworden. En bij dit centrum hoorde de spil : een eerste grote
spoorwegwerkplaats Het Arsenaal. Het was een nieuwe werkgelegenheid die velen
interesseerden, onder hen Stanne en na zijn legerdienst trok hij in 1913 naar
dit Arsenaal. Hij begon er als lijnlegger. Bestond er in Mechelen iets als
spoorwegfierheid, in Leest werden de mannen die naar de stad gingen vies
bekenen en soms uitgelachen.
In 1919 was het spoorwegpersoneel zo uitgedund
door het sneuvelen van honderden leden en door een aanwervingsstop van vijf
jaar. Stanne kwam opnieuw in dienst op t Arsenaal. Eerst als maneuver in de
ijzergieterij, later slaagde hij in een examen als schilder.
Je
wet wel
de wagens van de trein moesten geschilderd worden. Da was er genen dien
verf kon maken als ikke. Duizenden kilos verf heb ik gemaakt. Ge wet wel
roeren
en roeren in een grote pot verf tot je het juiste mengsel hebt. In heel België
werden de wagons geschilderd met mijn verf.
Stanne en de 1ste
wereldoorlog
De
oorlog was voor ons een verrassing. Toen ik opgeroepen werd dacht ik : tis
maar veur veertien dagen, om weer es bijeen te zijn
maar t was veur vier jaar
en half. Ik was van de voorlaatste klas die opgeroepen werd. Terwijl we tracés
aanlegden en pinnekensdraag opspanden tegen dat den Duits zou binnenkomen
vochten d anderen reeds te Namen aan t front. Toen Antwerpen gevallen was
moesten we weg. Tien dagen mars naar Frankrijk. Amaai mijn voeten toen we in
Ouderlich aankwamen ! Velen van ons hadden onderweg alles wat hinderde
weggesmeten, zelfs hun geweer. Dat was de aftrek en de soldaten waren meester
over zichzelf. Al wa we nog hadden moesten we afgeven in Frankrijk. De jonge
soldaten kregen onze uitrusting en moesten naar t front. Ik hem daar met
klompen gelopen en met windels rond men voeten. Ne jas van die en een broek van
een andere.
De
9de december 1914, na drie weken Frankrijk, stapten we naar t front
aan de IJzer. Da hem ik overal gezeten omdat ik bij de travailleurs was. We
moesten buiten t geschut van de vijand blijven, want we hadden geen wapens.
Dag en nacht werkten we aan de tracés : da was t herstellen van wegen en
nieuwe wegen trekken, bomkraters dichtgooien en bruggen leggen. Te Wulpen na
een bombardement werden de wegen zo zwaar beschaidgd dat den Engelsman niet
door kon. We moesten zo vlug mogelijk die putten vullen om de weg vrij te maken
voor de versterkingen. Terwijl schrapnels en obussen insloegen rondom ons
moesten wij voortwerken. Soms liep t bloed van mijn handen van mij altijd te
laten vallen. t Gebeurde dat we om 8 uur s avonds opgeroepen werden om 1 uur
waren we pas terplaatse om ons werk te doen. s Nachts verminderde het
oorlogsgeweld en s morgens kwamen de vliegers met hun mitrailleurs en maar
goed dat we onder een brug konden springen.
In
t begin hadden de Duitsers enkel verkenningsvliegtuigen, en ze observeerden
onze stellingen van hoog uit de lucht, maar in 1916 waren die toestellen al
echte jagers met bommen en mitrailleurs. En als we die zagen aankomen dachten
we : oei wa gaan we nu krijgen. Ik ben eens gewest dak twee camions lijken
moest lossen.
Wij
stonden voor alles in. Ne keer, ik weet niet meer waar t was, moesten we een
tracé door t land trekken, omdat t dorp kapot gebombardeerd was. Door een
stuk terf zweetten en zwoegden we aan de weg. Een obus sloeg 40 meter van ons
in. Op t nippertje aan de dood ontsnapt, want we kregen t zand in plaats van
t ijzer. We zaten in verschillende sectoren : Belgen, Engelsen, Amerikanen en Fransen,
elk in zijn eigen sector. Wa ik da allemaal gezien hem ! En ge moogt weten, hoe meer sterren , hoe
erger ze waren. Wanneer we na 4 dagen en nachten werk afgelost werden moesten
we in repos (rust). Toen zag ik er Fiel Van Hoof en Jan Huys, soldaten van
Leest. De Jan sneuvelde op t leste van de oorlig en ligt begraven bij moeder
Lambik op t soldatenkerkhof.
Op
11 november 1918 werd er gezeid dat t wapenstilstand was. Toen zijn we uit de
compagnie geroepen en we moesten bijeen komen in Adinkerke.
Toen de Duitsers terugtrokken werden de
mannen van de Staat, waaronder Stanne, naar Adinkerke gestuurd. De soldaten
uit de bevrijdee gebieden mochten huiswaarts keren, behalve de
spoorwegarbeiders, zij moesten nog maanden, ook na de wapelstilstand, blijven
werken. De reden : het gesanctioneerde Duitsland diende locomotieven naar
Adinkerke over te brengen en als schilder in t Arsenaal bij de Spoorwegen werd
Stanne weerhouden om zijn werk ter plaatse verder te zetten, dit tot februari
t jaar nadien.
Twee dagen minder dan vier jaar en half
is hij van huis weggeweest.
Gegijzeld in de Tweede Wereldoorlog
In
mei 1940 bij het begin van de tweede grote oorlog was ik er bijna geweest.
Zatte Duitsers kwamen over de Kouter van Hombeek naar Leest. Onder het mom van
burgers hebben op ons geschoten namen ze gijzelaars terwijl ze in de lucht
schoten. Nieuwsgierig ging ik kijken wat er gebeurde en werd met nog 51 anderen opgepakt en in de
school tegen de muur gezet. Onder hen pastoor Beuckelaers en meester De Leers.
Een Duits officier vroeg naar De Knip, dat nu Juniorslaan heet. We moesten
meegaan met twee soldaten die het geweer in aanslag hielden. De Duitsers
zochten een wei voor hun 12O paarden. Eerst gingen we naar de Wijk de Knip waar
de houten meulen gestaan had, die wei was te klein. Ze wisten da bij Piër Prins
een grote wei was en die was vlug goedgekeurd. Ondertussen moesten al de
gijzelaars tegen de muur staan tot wij terug waren. De Duitsers moesten nog
stro hebben voor 120 man te slapen te leggen. Bij Van Praet kregen we twee
botten in in t Seel was stro genoeg.
Stan
van Busschot kwam daar juist ook met een kar stro aangereden en alles werd
aangeslagen en toen mochten we naar huis. De anderen zijn tot s anderendaags
gegijzeld gebleven op gevaar van gefusilleerd te worden. Pastoor Beuckelaers
die vooraan stond zei nog tegen Victor Van Kolettes : komde gij maar voor mij staan Vic, maar
Victor zei : As t tege ga zijn we allemaal doeët meneer pastoer. En hij
bleef staan.
We
woonden in dien tijd al in de Scheerstraat. De Duitsers hadden in mennen hof
touwen gespannen van de ene perelaar naar de andere en daaraan hun paarden
vastgebonden. We bleven voor alle veiligheid maar binnen.
Fotos :
-Stanne
als soldaat in de oorlog van 1914-18.
-Met
dochter Marieke totaal onder de confetti tijdens zijn feestelijke tocht.
-Ook
Westende werd niet vergeten.
-Buren
Paula Soli en Nieke Janssens.
-De
familie kreeg een aparte wagen.
![](http://blogimages.seniorennet.be/kroniekenvanleest/1294605-4fe98bc9ae9b834356ec3d8cbf0e0409.jpg)
![](http://blogimages.seniorennet.be/kroniekenvanleest/1294605-48fc9c5bc1bc5568357547954455c2f0.jpg)
![](http://blogimages.seniorennet.be/kroniekenvanleest/1294605-43688e65bbd3ba29e311cb732aced615.jpg)
![](http://blogimages.seniorennet.be/kroniekenvanleest/1294605-180075e138f093a9f3a351b678928a51.jpg)
|