Wijzigingen – aanvullingen Kronieken van Leest.
1819 – Cornelius MEULDERMANS werd veldwachter te Leest Hij was te Leest geboren op 2 februari 1778 en overleed er op 27 april 1839. Cornelius was een zoon van Guillielmus Muyldermans en Lucia Alewaters. Hij huwde te Heffen op 21/7/1817 met isabella Vranckx (Francqs). (‘Veldwachters te Leest’ Eddy Apers)
Een kepie, een kenteken, een uniform. Iedereen op de buiten kende de “garde” en de “garde” kende iedereen. Sommigen menen dat de kolfdragers uit de 16e eeuw de voorlopers waren van de sjampetters. De structuur van de landelijke politie werd vastgelegd in de wetgeving van einde 18e eeuw. Het decreet van 14 december 1789, met betrekking tot het oprichten van gemeenten, voorzag in artikel 50 dat één van de bevoegdheden van het gemeentegezag er moest in bestaan “de inwoners het voordeel verschaffen van een politie, met het oog op de netheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op straat, openbare plaatsen en in de openbare gebouwen.” Het ambt van veldwachter dateert van 1791 : “om de eigendommen te beschermen en de oogsten te bewaken, zouden veldwachters moeten aangesteld worden in de gemeenten die onder de rechtsmacht van de vrederechter en onder het toezicht van de gemeente-officieren staan.” Die maatregel was echter facultatief. Het decreet van 20 messidor 1803 legde aan de gemeenten de verplichting op veldwachters aan te stellen. Een besluit van 25 fructidor 1809 raadde de gemeenten aan de veldwachters te kiezen uit oudgedienden of oud-soldaten. Die richtlijnen volstonden echter niet om een perfecte organisatie van het veldwachterskorps te verzekeren. Daarom vaardigden ook de provinciale autoriteiten een aantal richtlijnen uit zoals het vaststellen van weg- en jachtovertredingen, het opzoeken van gevluchte militairen, enz. Later werd de veldwachter benoemd door de provinciegouverneur uit een lijst van twee kandidaten voorgedragen door de gemeenteraad (de burgemeester mocht een derde kandidaat aan de lijst toevoegen). De gouverneur mocht echter vrij een kandidaat benoemen en was op geen enkele manier gebonden aan de rangorde van de voordracht. Alhoewel de veldwachter door de gouverneur werd benoemd, was hij een gemeenschappelijk agent en maakte hij deel uit van het gemeentepersoneel, er werd alleen door beoogd hem zoveel mogelijk onafhankelijk te maken van het plaatselijk gezag. Alhoewel hoofdzakelijk benoemd om te waken over het behoud van eigendommen, oogsten en vruchten te velde, kreeg zijn ambt een drievoudige bevoegdheid : officier van de gerechtelijke politie maar met beperkte bevoegdheid, agent van de openbare macht en agent van de administratieve of gemeentelijke politie.
In 1840 telde ons land 3.257 veldwachters, in 1970 2.254. Na de samenvoeging van de gemeenten en het verder verdwijnen van het landelijk karakter in de dorpen daalde het aantal veldwachters gevoelig. (Driemaandelijks tijdschrift Gemeentekrediet van België, nr.105 – juli 1973. GVA-13/4/1978, 29/11/1982, 25/3/1990)
Op 1 april 1987 ging de laatste veldwachter van Leest met pensioen. Victor Van Hoof had er toen 35 jaar dienst opzitten.
1823 – 15 augustus : Philippus Jacobus VAN PUT(TE) ook VAN DE PUT pastoor benoemd. Philippus Jacobus Van Put(te) (Van de Put) volgde pastoor Vertongen op. Hij was te Kontich geboren op 17 juni 1775 onder het Oostenrijks bewind en werd priester gewijd te Mechelen onder de Fransen (20/12/1806). Een klein half jaar later werd hij onderpastoor in O.L.Vrouw o/d Dijle te Mechelen en dan in Putte (15/10/1808). Vanuit Boortmeerbeek waar hij pastoor was (sinds 15/8/1813), werd hij in Leest tot pastoor benoemd op 15 augustus 1823 onder het Nederlands bestuur. Zijn oude moeder kwam bij haar zoon wonen en stierf er als weduwe in 1826. Jacob Van Put doopte in Leest 406 kinderen van 15 augustus 1823 tot 26 september 1833. Hij huwde er 87 koppels van 8/1/1824 tot 12/8/1833 en schreef 225 begrafenissen in van 27 oktober 1823 tot 20 september 1833. Per jaar consacreerde hij (tussen 1829 en 1833) wisselend 3000 tot (in 1833) 3600 communies. Op één of twee personen na voldeed ieder er aan de paasplicht. Pastoor Van Put had geen onderpastoor. Hij bleef pastoor te Leest tot 1833 waarna hij werd opgevolgd door pastoor Gabriel Hermans. Philippus Jacobus Van Put overleed te Mechelen op 17 juli 1847. (MC-19/11/1882 en “De Sint-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans)
1826 – Martinus Josephus MOORTGAT werd de nieuwe koster van Leest Martinus werd te Steenhuffel geboren op 1 november 1807 en hij huwde te Leest op 23 augustus 1828 met Joanna Coeckelbergh. Op dat huwelijk was zijn voorganger Jan Frans Van Varenbergh getuige. Joanna Coeckelbergh was de dochter van de landbouwer Karel en van Anna Catharina Verbruggen. Het echtpaar kreeg 9 kinderen van wie er meer dan een jong stierf : -Gillis Louis, geboren 29 augustus 1829 werd schoolmeester te Leest en overleed toen hij 25 jaar was, op 3 maart 1854. -Pauline, geboren 6 december 1833. -Karel, geboren 5 januari 1835. -Gaspar August, geboren 30 maart 1837, stierf datzelfde jaar op 21 juni. -Clotilde, geboren 17 april 1838, stierf op 7 juni 1862. -Jan Baptist, geboren 19 augustus 1840. -Francisca Victoria, geboren 10 december 1842. -Euphemia Maria, geboren 15 oktober 1845. -Amelie, geboren 30 november 1848. Tien jaar (van 1826 tot 1836) was hij gratis orgelist geweest in de Leestse kerk. Dan, op 22 oktober 1836 en ter attentie van aartsbisschop Engelbertus Sterckx, schreef de kerkfabriek voor hem een ‘Getuygenis van goed gedrag en aanbeveling’ voor de ‘plaets van coster van Leest’. Dit omdat hij ‘nu reeds tien jaeren de plaets van coster gratis met den grootsten lof bediend heeft’. Daarop werd hij tot koster-orgelist benoemd voor 4 jaar op 24/8/1936. Tussen 1825 en 1862 was hij op zijn beurt tientallen keren huwelijksgetuige. Tot 1876 werd zijn benoeming negen keer verlengd. Maar enkele jaren later, in 1879 tijdens de schoolstrijd, werd hij door pastoor J.F. Vandercruysen ontslagen na meer dan een halve eeuw Leestse kerkdienst ! Dit omdat hij bleef lesgeven in de gemeenteschool. Wellicht uit ontgoocheling verliet hij Leest en overleed elders. Joanna Coeckelbergh overleed te Leest op 13 april 1876. (‘DB’,november 1985. ‘De Sint-Niklaasparochie in Leest’, W. Hellemans)
1827 – Dominicus Josephus DE KEERSMAECKER werd eerste assessor. Letterlijk betekent een assessor : bijzitter. Het was de benaming van verschillende functies in het openbaar bestuur. Vóór 1795 werd de plaatsvervanger van de Drost van Drenthe als voorzitter van de Etstoel assessor genoemd. In de periode 1814-1851 was de assessor vergelijkbaar met de huidige wethouder in een gemeentebestuur. Hij was te Oppuurs geboren op 14/2/1764 als zoon van Josephus Florentinus De Keersmaecker en Anna Catharina Van Grootven en huwde te Leest op 14/2/1792 met Maria Theresia Fierens (°Leest 5/12/1766, +Leest 4/2/1833). Dominicus Josephus De Keersmaecker overleed te Leest op 24/12/1840.
1835 – 20 mei : Huwelijk maalder Franciscus Van Breedam met zijn Leestse nicht Coleta Van Breedam. “…Franciscus Van Breedam (Noot : maalder van de Molen van Blaasveld) de nieuwe maalder, huwde te Leest op 20 mei 1835, Coleta Van Breedam, geboren te Leest op 27 april 1806, dochter van Petrus Frans en van Anna Van Doorselaer. Zij waren dus gebroeders kinderen. Franciscus, voormeld, op bezoek bij zijnen oom Petrus Frans Van Breedam, maalder, op Steine Molen te Leest, vroeg men hem wanneer hij ging trouwen. ‘Dit kind daar in de wieg, Coleta, mijne eigene nicht, zal mijne echtgenote worden’, was zijn antwoord en inderdaad hij huwde er mede in 1835. Trouwen gelijk de maalder is nu nog in den volksmond gekend en verteld te Blaesvelt. De echtelieden Van Breedam-Van Breedam hadden volgende kinderen, allen te Blaesvelt ter wereld gekomen : A.-Anna Antonia, °3/3/1836, +Mechelen 14/9/1917. Huwde Carolus Andreas Josephus Boonaerts, dokter te Thisselt (°Tisselt 12/6/1827, +Blaasveld 4/8/1899). Anna Antonia, door typhus aangetast en stervende nabij, werd met ware toewijding bijgestaan door dokter Boonaerts. Na de genezing zijner dochter kwam haar vader dokter Boonaerts voldoen en hem zijnen dank uitdrukken erbij voegend, niet te weten hoe zijne erkentenis te betuigen. Geef mij uwe dochter, het is mijn vurigsten wensch, antwoordde de geneesheer en korte maanden daarna werd het huwelijk voltrokken.
B.-Joannes Domenicus, °23/9/1837, +Blaasveld 10/6/1919. Bleef ongehuwd.
C.-Ludovicus, °28/11/1839, +Mechelen 8/9/1910. Huwde op 5/4/1875 Maria T.H. Proost.
D.-Anna Rosalia, °28/2/1841, +Blaasveld 10/2/1860. Bleef ongehuwd.
E.-Maria Van Breedam, °6/8/1843, overleed te Blaasveld, bleef ongehuwd.
F.-Livinus, °14/2/1845, +Blaasveld 16/4/1931. Bleef ongehuwd. Hij en zijn broeder Dominicus waren de laatste maalders geweest van Blaesvelt.” (‘De Molen van Blaasvelt’ GvM 19/9/1936)
1836 – In 1836 werd Carolus Wouters burgemeester. Hij zou dit 22 jaar blijven (tot 1858). Carolus Wouters werd op 25 april 1797 te Hombeek geboren als zoon van Louis Wouters (afkomstig uit Eppegem) en van Anne Marie Jacobs (uit Hombeek). Hij trouwde te Leest op 7/1/1824 met Anna Catharina Huysmans (°Tisselt 3/8/1790, +Leest 1/11/1869), die weduwe was gebleven van Jan Frans Steenmans (+1820). Ze woonde op het Hof ter Halen. Carolus verbleef op die hoeve tot aan zijn dood op 21 juni 1858. Zijn oudste dochter Marie Louise (zie foto onderaan) huwde een tweede maal met Mattheus Buelens die in 1865 burgemeester werd. Een andere dochter, Marie Virginie huwde met Frans Voet en die volgde zijn schoonvader op als pachter op het Hof ter Haelen. Na de dood van Frans Voet (1877) hertrouwde Marie Virginie met Jaak Bernaerts, die achteraf burgemeester werd te Leest. De gemeenteraad bestond uit de schepenen Jean B. Scheers en J.Fr. De Keersmaecker en de raadsleden M.J. Moortgat, Charles Coeckelbergh, Dominique Busschot, Guillaume Sellslagh, P.J. Verhoeven en Jean Baptiste Dierckx. In 1840 werd Englebert Verschueren als raadslid geïnstalleerd en hetzelfde overkwam Jacques Steenmans in 1843. Carolus Wouters overleed te Leest op 21 juni 1858 en werd als burgemeester opgevolgd door Louis Voet.
1839 – Adrianus De Wit werd de opvolger van veldwachter Meuldermans. Adrien De Wit was te Leest geboren Leest op 21 april 1807 als zoon van Jacobus (°6/10/1747, +23/8/1813) en van Maria Cnops (°Hombeek 1770). Gehuwd een eerste maal te Mechelen in de O.L.Vrouwkerk op 11 mei 1836 met Coleta Verbruggen (°Leest 5/5/1808, +1854), een tweede maal op 12/12/1855 met Maria Theresia Van der Poel (°1825). Hij had vier kinderen met zijn eerste vrouw Coleta Verbruggen : Clara Virginie (1831), Jan (1840), Hendrik (1843) en Desiré (1849). Adrianus De Wit overleed te Leest op 2 maart 1878. Zijn sabel, in het bezit van Kamiel De Wit, lag ooit tentoongesteld op een tweede paasdag in het parochiehuis.
Ten jare duizend acht honderd achtenzeventig den tweeden maart ten vier ure namiddag, verscheen voor ons Joannes Victor Scheers, schepen gedelegeerden Ambtenaar van den Burgerlijke Stand der gemeente Leest, Arrondissement Mechelen, provincie Antwerpen ten gemeentehuize alhier Joannes Baptista De Wit, landbouwer, oud zevenendertig jaren en Joannes Baptista Bauwens, veldwachter, oud drijenveertig jaren, de eerste zoon en de tweede vriend van den overledenen en beiden gehuisvest te Leest, dewelke ons hebben verklaard dat heden om elf ure voormiddag, ten zijnen woonhuise, Thisseltbaan, wijk A numero 113, is overleden Adrianus DE WIT, gepensioneerde veldwachter, gehuisvest te Leest, daar geboren den eenentwintigsten april achttienhonderdzeven, weduwnaar in eerste huwelijk van Coleta VERBRUGGEN, echtgenoot van Maria Theresia VAN DER POEL, huishoudster te Leest wonende, wettigen zoon van Jacobus De Wit en van Maria Cnops beiden alhier overleden.
Bijgevoegd : -Handtekeningen van respectievelijk veldwachter Cornelius Meuldermans, assessor Dominicus J. De Keersmaecker, burgemeester Carolus Wouters en veldwachter Adrianus De Wit. -Op de foto : Marie Louise Wouters, dochter van burgemeester Carolus Wouters en echtgenote van de latere burgemeester Mattheus Buelens.
|