Wijzigingen – Aanvullingen
1956 – Zondag 10 juni : De Kon. Fanfare “Arbeid Adelt” nam deel aan het Jubileumfestival te Merchtem.
Na een korte optocht om 14 uur, voerden de muzikanten o.l.v. Jef Van der Taelen volgende stukken uit : 1.Flambeau-mars, karakterstuk (Gadenne). 2.Antogone, ouverture (F. Rousseau). (DB) Het bestuur van deze fanfare was toen als volgt samengesteld : Voorzitter : Frans Van der Hasselt. Ondervoorzitter: Frans Muysoms. Secretaris : Constant Huysmans. Kassier : Alfons Hellemans. Verslaggever : Jozef Broothaers. Muziek : Jozef Geerts. Instrumenten : Frans Beullens. Leden : Constant Buelens, Lode Croes, Rene Voet. Ere-Bestuursleden : Victor De Laet, Victor Selleslagh, Edward Van Steenwinckel.
1956 – Dinsdag 12 juni : Meisjesschool ging op schoolreis naar Banneux.
“De Band” van juni voegde daar nog aan toe dat de “Bewaarschool” naar de Dierentuin van Antwerpen zou gaan op een nog te bepalen datum.
1956 – 15 juni : Noodlanding in de Kleine Heide.
In de Kleine Heide maakte een zweefvliegtuig een noodlanding. (DB)
1956 – 15 juni : Twee nieuwe Chiroleiders.
Jos Verlinden en Ferdy Polfliet (foto’s onderaan) verstevigden de rangen van de Chiroleiders en legden in de kerk, in aanwezigheid van de ganse Chirogroep, hun trouw vast in een belofte. (DB)
1956 – 18 juni : Jozef Broothaers op kamp.
"Jozef Broothaers, Kouter nr. 12, wordt opgeroepen te Antwerpen voor een kamp van 12 dagen te beginnen van 18 juni. Klasse 1950, groepering Vervoer Basis.” (DB)
1956 – 23 juni : Zuster Victoria ontving het H. Oliesel.
“Zuster Victoria (Melanie De Laet, foto's onderaan) werd op 23 juni ll bediend in het hospitaal van Feshi. Naar wij vernomen is het dringend gevaar geweken, maar niet genezen. Zij heeft een zeer zwaar apostolaatsleven voor Ons Heer op haar actief. Zij is 65 jaar." (DB)
“Maria Melania De Laet (°26/06/1891, + 01/05/1969) was een zus van Karel alias broeder Romain en van Christine, eveneens kloosterzuster (zuster Melanie). Ze trad in bij de annunciaten te Heverlee (1917) en werd zuster Maria Victoria. Enkele jaren later (in 1920 en 1923) legde ze er haar tijdelijke en eeuwige geloften af. In Heverlee had ze een diploma behaald aan de ‘Ecole ménagère agricole’. Een kwarteeuw (van 1931 tot juli 1956) werkte ze als missionaris in Belgisch Congo te Kikombo (5 jaar), Kilembe (9 j.), Totshi, opnieuw te Kilembe (2 j.), dan nog te Kisashi en Kibanbo. Volgens haar bidprentje bleef die ‘apostolische gezindheid (…) haar bezielen tot de laatste ogenblikken’. Terug in eigen land verbleef ze drie jaar in Heverlee en werkte daarna (van 1959 tot 1963) in het ‘Mariahuis’ in Alken (Limburg). Ten slotte verbleef ze (van 1964 tot bij haar sterven) nogmaals in Heverlee. Dankbaar om haar ‘schoon leven’ en om ‘al de zegeningen’ overleed ze te Leuven op 1 mei 1969. Ze werd begraven te Heverlee.” (Wilfried Hellemans : ‘De Sint-Niklaasparochie in Leest’- 2009)
1956 – Zondag 24 juni : Kon. Fanfare “St.-Cecilia” naar festival in Merchtem.
De Leestse fanfare nam er deel aan het Jubileumfestival ingericht door de fanfare “Concordia”. 125 verschillende maatschappijen namen er aan deel en er werd voor 100.000 frank aan prijzen voorzien. (DB)
1956 – Julinummer “De Band” : Nieuws van de Koninklijke Fanfare “Arbeid Adelt”.
“Het Bestuur is er toe overgegaan meer kleur en daardoor meer leven op onze klakken te leggen door de bruine band ervan te vervangen door een helrode. Zoals iedereen met Hoogwaardig heeft kunnen zien, is deze verandering aangenaam-verrassend meegevallen. Ook het Vaandel werd vernieuwd, het goudbestiksel ervan gerestaureerd en met KONINKLIJKE titel bijgewerkt. Op het Festival te Merchtem, waar op 10 juni ruim 35 maatschappijen aanwezig waren, hebben verschillende personen hun bewondering voor dit vaandel uitgesproken en het een prachtig en kostbaar stuk geheten. Op zondag 1 juli zal onze fanfare deelnemen aan de Zomerfiësta te Hombeek, ingericht door de Koninklijke Harmonie “Sint Martinus”. Bijeenkomst bij Albert Slachmuylders, Dorp, te half vier. In de loop van de maand juli wordt aan onze muzikanten en jong-muzikanten een degelijk souper gratis aangeboden in het lokaal. Praktische schikkingen hieromtrent volgen nog. Constant Huysmans.”
1956 – Julinummer “De Band” : Veloclub “De Leestse Pedaalridders”.
“Enkele maanden geleden werd de Veloclub “De Leestse Pedaalridders” gesticht. Deze vereniging is aangesloten en officieel erkend door de Koninklijke Belgische Wielrijdersbond. Reeds werden plannen in overweging genomen om nog dit jaar een groot sportgebeuren op touw te zetten.” (DB, nr.7 van 1956)
1956 – Julinummer “De Band” : Maatregelen tegen wild-koersende jeugd…
“Reeds vroeger hebben wij in ons blad gewezen op het feit dat wild-koersende schooljongens werkelijk de dorpsplaats onveilig maken, vooral na de middag. Het is de hoogste tijd dat er maatregelen genomen worden of wacht men tot er een ongeluk gebeurd is ?? Ouders, laat uw jongens niet te vroeg thuis vertrekken ! Wij zijn de mening toegedaan dat ook het Gemeentebestuur en het Onderwijzend Personeel hierin moet tussenbeide komen. In verband hiermee moet de noodzakelijkheid onderlijnd worden van in ’t dorp verkeersplaten te plaatsen waardoor aan de chauffeurs een beperkte snelheid wordt opgelegd. Dit is niet alleen nodig omdat er veel schoolkinderen komen (koersen ??) maar ook voor de andere mensen.”
1956 – Julinummer “De Band” : Interview met Oudstrijder Frans COECKELBERGH.
“Alhoewel het loten reeds tot het verleden behoorde toen Frans werd opgeroepen om het vaderland te dienen waren er toch nog velen die door de mazen van het net konden glijden en zich vrijmaken van legerdienst. Maar bij mij was hier geen sprake van zegt Frans want niettegenstaande ik de oudste en mijn moeder weduwe was, moest ik in 1911 optrekken om mijn dienstplicht te vervullen. Hij werd binnengeroepen te Berchem bij het 6e Linieregiment. Nu mogen de soldaten wel boffen want met 2 maand opleiding komen zij er van af, maar in onzen tijd was dat 6 maand en dan moet ge weten dat voor ons Vlamingen alle bevelen in de Franse taal werden gegeven en als er waren welke deze niet verstonden bracht dat nog een hele boel moeilijkheden mee, aldus Frans. En hoe is uwen dienst verder verlopen Frans ? Die werd gevuld met wachten kloppen, marchen en maneuvers doen, het ergste van al was, dat wij als onze 15 maanden om waren nog niet mochten afzwaaien want in tussentijd was er in de Borinage een wilde staking uitgebroken, die ons nog 4 maanden langer onder de wapens hield zodat ik slechts in mei 1913 afzwaaide.
Op 28 juli 1914 werd ik terug opgeroepen om ten strijde te trekken tegen onze Duitse vijand en trokken wij na een viertal dagen de Duitser tegemoet om eerst slag te leveren te Rotselaar waar wij voor de overmacht van de aanvaller moesten wijken naar Haacht, waar we de vijand nogmaals duchtig repliek gaven en waar ik een van de kritiekste ogenblikken van de oorlog meemaakte. Even verhalen, we moesten ’s nachts een kasteel te Haacht gaan bezetten maar van het ogenblik dat we de poort openduwden werden we verrast door een bel die plots aan ’t bellen sloeg en toen we het kasteel verder wilden onderzoeken ondervonden wij dat we onmogelijk tot de bovenverdiepingen konden toegang krijgen, onze verrassing werd nog groter toen we plots beschoten werden door de Duitsers die zich verscholen hadden op de kamers, en stond ons niets anders te doen dan de wijk te nemen en de artillerie er op af te sturen, deze maakte met kasteel en Duitsers korte metten. Na elke slag moesten wij terug naar Lier om onze troepen in slagorde te brengen. Van daar moesten wij naar Katelijne Waver waar we weer slag leverden, maar de Duitser beschoot met zwaar geschut het fort dat wij te verdedigen hadden. Hij slaagde er in het poedermagazijn in brand te schieten, zodat vele van onze Belgische soldaten in brandende toortsen werden herschapen en er een gruwelijke dood vonden. Niettegenstaande deze tegenslag hielden we nog een volle dag stand om dan ten gevolge van de slechte ravitaillering te moeten aftrekken naar Lint waar we nogmaals gevechten moesten leveren tegen de Duitse mitrailleurs die zich in de bomen verscholen hadden en ons aldus konden beschieten terwijl we in de grachten verder kropen. Van zodra wij dat in de gaten hadden losten wij salvo’s in de bomen, de Duitsers aldus verplichtend van de wijk te nemen en niet voor lang echter, want spoedig kregen ze versterking en moesten wij aftrekken naar de Redoute van Deurne, waar de Duitsers twee dagen later eveneens aankwamen en na enkele uren bezit namen van de Redoute. Met pak en zak zijn wij dan door de brandende stad Antwerpen getrokken, waar zelfs de Schelde in vuur en vlam stond. Dan maar steeds verder achteruit naar Sint Niklaas waar we op de trein stapten en naar Oostende gevoerd werden. U moet nu niet gaan denken dat we deze transport meemaakten in comfortabele wagens ! Neen, op verre na niet, we werden in beestenwagens geduwd en rijden maar om van uit Veurne te voet naar Ramskapelle te trekken, wat ook nog gepaard ging met tal van moeilijkheden o.a. te Nieuwpoort waar de Duitsers in een bietenveld verstopt lagen en ons van daar uit beschoten. Telkenmale er zich een van onze soldaten durfde vertonen werd hij onmeedogend neergekogeld. Zo zijn wij dan te Ramskapelle aangekomen waar we voor goed de slag aan de IJzer hebben begonnen door eerst de reeds over de IJzer gekomen Duitsers, ten koste van zeer veel mensenlevens, terug te drijven. In dat gevecht zijn voor de eerste maal Senegalezen tussen gekomen. Senegalezen zijn werkelijk wreedaardige kerels die op sommige ogenblikken geen onderscheid maakten tussen vriend of vijand en die met de dolk tussen de tanden tot de vreselijkste daden in staat waren. Zo heb ik met mijn eigen ogen gezien, nog steeds aldus Frans, dat één van die mannen enkele dagen na deze slag nog steeds met de kop van een Duitser, die hij tijdens het gevecht afgesneden had, in zijn zak rondliep.
Deze eerste slag aan de IJzer heeft geweldig veel doden gevergd. Overal waar wij kwamen lagen wel honderden lijken en krengen. Wij waren zodanig afgemat dat wij door het Frans leger afgelost werden en veertien dagen mochten gaan uitrusten om van dan af een vaste sector aan de IJzer toegewezen te krijgen. Zo hebben wij vier jaar lang geploeterd en gevochten in water en slijk...”
Foto’s :
-Jos Verlinden en Fernand Polfliet (op oudere leeftijd) de twee nieuwe Chiroleiders.
-Deze foto van Lieve Huysmans dateert vermoedelijk van rond 1916 en van op het einde van de aspergetijd. Links Melanie De Laet die een jaar later in het klooster zou treden, rechts van Melanie Lidia Jacobs, aspergekoopman Juul en Frans Boonen. Onderaan Tille Van Hoof en Pelagie Coosemans.
-Melanie De Laet als zuster Victoria.
-Gedachtenisprentje van oudstrijder Frans Coeckelbergh.
Vervolgt.
|