Parijsche Brieven.
Er zijn verschillende wegen, die tot den roem, of althans tot de bekendheid leiden. En IN een wereldstad als Parijs, dat, om de snelle opvolging van groote, minder groote en kleine gebeurtenissen, niet ten onrechte „la villa de I'oubli" wordt genoemd, trachten sommige, roemzuchtige naturen herhaaldelijk, en op alle mogelijke en onmogelijke wijzen, de publieke aandacht op zich te vestigen. Men noemt die lieden hier de „chasseurs de réclames".
Hier volgt een krantenbericht:
„Duels Sala-Max en Alex Fischer.
Na de ontmoeting Lesseps-Poligny, liet het kruit opnieuw van zich spreken op het grasveld van den Vélodrome des Princes.
Daar heeft men eveneens het rendez-vous bepaald van de twee duels tusschen den schilder Jean Sala eenerzijds en de gebroeders Max en Alex Fischer anderzijds.
Laten wij in herinnering brengen, dat de heer Sala het portret der beide broeders had geschilderd, en dat hij ontevreden was geweest over de in den Salon aan zijn schilderij gegeven plaats. Hij trachtte eerst zijn schil-derstuk te verscheuren, loste er daarna verscheidene revolverschoten op. De twee „geportretteerden" bespraken het voorval in een artikel, waarop een woordenwisseling ontstond, gevolgd door het zenden van getuigen.
De twee duels zijn gelukkig zonder resultaat geëindigd.
De heer Jean Sala stond eerst tegenover den heer Max Fischer, op 5 pas afstands. Daarna stond hij tegenover den heer Alex Fischer."
Zoo lijkt het wel, alsof de schilder Jean Sala een soort van anarchistische wildeman was, een toevallig aan kunst doende nihilist, een halfgare ultra-revolutionnair, dien men eigenlijk zoo gauw moge!ijk moest opsluiten en onschadelijk maken. De gebroeders Max en Alex Fischer zouden dan zijn opgetreden als de wrekers van de gestoorde maatschappelijke orde. Aan Maksie en Leksie dus "le beau röle"!
In werkelijkheid echter is Jean Sala een gare kerel en zijn Max en Alex Fischer nog veel gaarder. En het gansche voorval is niets anders dan de uitvoering of het uitvoersel van een plan, gerijpt in de hersenkassen van het broederpaar.
Max en Alex Fischer zijn rijke, schatrijke handelaren. Ik weet NIET goed, waarin zij handel drijven. In kaas, geloof ik. 0f in knollen, die ze voor citroenen verkoopen. Enfin, in elk geval zijn zij neringdoenden en zijn zij zéér rijk.
Doch het geld was hun niet voldoende. Zij wilden zich ook constitueeren als "hommes de lettres", en aldus letterkundigen roem inoogsten. En zij schreven artikelen. Doch aangezien zij voor geen rooden duit talent hadden, wilde geen enkel dagblad of tijdschrift hun brouwsels opnemen.
Maar Maksie en Leksie lieten zich daardoor niet uit het veld slaan. De broederparen Edmond en Jules de Goncourt, Paul en Victor Margueritte, J. en J. H. Rosny zijn er gekomen door hun talent. Wel, Max en Alex wilden volstrekt niet toegeven, dat zij talentloos waren. En zij hadden bovendien geld. En geld is, sedert de ontdekking van onze planeet, de nervus rerum, wat?
Dies betaalden Max en Alex voor de plaatsing van hun artikelen. Betaalden in contanten, of in advertenties, of in allebei. Hoeveel men met geld kan uitrichten, blijkt wel uit het feit, dat, al zijn de „geestigheden" van het broederpaar beslist geesteloos, en, zooals de Franschman zich uitdrukt, om er overeind bij te slapen, en al riekt hun Frans naar komenijswinkels, thans niettemin de meeste dagbladen en tijdschriften hun kolommen openstellen voor de schrijfsels dezer naargeestige „Streber."
Zij geven ook boeken uit. En al regent liet hier uiteraard op de redactie bureaux van ter bespreking ingezonden boekwerken, het kan niet missen, of de meeste redacties pikken er de gewrochten van de Fischers uit wijden er eenige lofsprekerige regels aan, die, tusschen twee haakjes, van de hand der Reclamieusche tweelingen zelven zijn.
Resultaat: Max en Alex overstelpen je met hun intens flauwe stukken in diverse bladen en hun vervelende boeken, die, naar mij bekend Is, ook reeds de Hollandsche boekenmarkt zijn ingeleid.
Voila la renommée et ses conséqueces
Hel groote publiek' moest echter ook hun facies te zien krijgen. Dat zou hun populariteit verhoogen, hun faam verbreiden. Dies bestelden zich een schilderij bij den talentvollen Spaanschen schilder Juan Sala, wiens werk - daar waren zij zeker van - zou aangenomen worden door de jury van den Salon.
De pers nam er eenige, schoon niet bijster veel notitie van. Er scheen ter zake niet genoeg geld to zijn afgedokt.
Het toeval wilde echter - het toeval dient dikwijls de brutalen - dat Sala's schilderij onvoordeelig hing. Protest, vergeefsch protest van den zoogenaamd heftigen Spanjaard, bij de Commissie van Plaatsing. Nu zou hij zich zelf recht verschaffen. Het broederpaar zag in dit geval goedkoope reclame en hitste Escamillo op. En op een goeden dag, dat - wat toevallig, niet? - Max en Alex, ettellijke journalisten en photografen, twee dienders, eenige dametjes in de betreffende zaal aanwezig waren trachtte Sala zijn schilderij met een langen haakbout af te haken en te verplaatsen. Gevolg: beschadiging van de schilderij - een gat in de jas van Max - gevecht met de dienders, opbrenging van Sala naar het ,"buroo van pelisie".
Bijna alle bladen maakten er gewag van. Max en Alex gnuifden. Hun namen op aller lippen; ça marche!
Smeed het ijzer, als het heet is!
Een paar dagen later schoot Sala met een revolver gaten in zijn doek. Een Spaansch spreekwoord zegt: "Si quieres buena fama, no te dé el sol en la cama", hetgeen zooveel wil zeggen als: "Indien je beroemd wilt worden, laat de zon dan niet op je schijnen, als je in bed bent." Sala, vermomd met een valschen baard, verrichtle zijn scherpschutters oefeningen dan ook heel vroeg in den ochtend. "Gaten in zijn doek" is eigenlijk niet juist, want de revolver was slechts met losse patronen geladen. Spanjaarden zijn gewoonlijk minder gevaarlijk dan zij zich voordoen.
Toen rijpte een nieuwe gedachte in het brein der broeders. Een Parijsche journalist of letterkundige, die nog nooit heeft geduelleerd - daar ontbreekt wat aan. We moeten dus een duel hebben. Lex! Ja, Max! Maar, bewaar me, niet op den degen, want dat loopt altijd op een kwetsuur uit, en je kunt niet weten, waar en hoe zoo'n degenpunt kan aankomen. Liever op de revolver - dat is in 999 op de 1000 gevallen ongevaarlijk, vooral als de voorwaarden wat "menschelijk" worden gesteld. En misschien. wil Sala, in harmonie met zijn schijfschieten op de schilderij, wel voor alle zekerheid in de lucht schieten. Wij ook, hè, Lex? Ja, Max; we zijn geen moordenaars. We willen immers maar de eer.
Sala werd zoogenaamd gedesavoueerd in een artikel der Fischers.
Twee duels op de revolver, achtereen, zonder resultaat, natuurlijk. Leve het dappere broederpaar! Wat 'n kerels!
Welke middelen zullen Max en Alex Fischer in hun verdere loopbaan verzinnen om in opspraak te komen? Niemand kan het weten. Het publieke leven in Parijs is zóó ingewikkeld, dat er altijd wel iets nieuws valt te vinden of iets al-lang-niet-vertoonds is te herhalen. Het geval der Fischers staat, helaas, niet alleen. Er zijn hier meer reputaties, die door middelen van gering allooi verkregen zijn. En, dankzij het kunstmatige, dat der reclame eigen is, ontstaat er ter zake een eigenaardige wisselwerking - een, die, om maar bij de litteratuur te blijven, oorzaak is, dat niet zelden in het buitenland - ook, naar ik zelf heb opgemerkt, in Nederland - een Fransche letterkundige reputatie gevestigd wordt en langen tijd blijft, voor welke men hier de neus op trekt, ja, waarvan menigeen hier zelfs nooit heeft hooren gewagen. Dat het zich naar Amerikaansch voorbeeld, steeds meer en meer verbreidende mercantilisme in de Fransche journalistiek daarvan grootendeels de schuld is, behoeft geen betoog. De diverse Maxjes en Alexsjes zouden niet zoveel Lawaaierigheden kunnen uithalen, indien de dagblad-directies minder de spreuk huldigden, dat "les affaires sont les affaires". Ik ken hier bitter weinig bladen, waarbij het redactioneele en het administratieve gedeelte volmaakt gescheiden zijn.
OTTO KNAAP
|