HET VADERLAND - DONDERDAG - 3 JULI 1941 - AVONDBLAD
Een nieuwe Kelder
In den kunsthandel Sala
"Het kunstwerk is geen overrompeling, maar een overreding," zei Plasschaert eens bij de opening eener tentoonstelling van Toon Kelder, jaren geleden nu, "Het moet over ons komen als een langzame dauw over een verwachtend land; als een rijpende regen over groeiende vruchten."
De woorden zijn mij bijgebleven vanwege hun algemeene dichterlijke juistheid, - Plasschaert was vaak juist, en altijd dichterlijk - maar gingen zij wel geheel op voor het toenmalige werk van dezen schilder? Waren zij niet een weinig voorbarig? Hoe dit zij, zij kunnen thans zuiverder gelden dan acht jaren geleden, toen Plasschaert de bewuste expositie inleidde op de hem karakteristieke wijze. Want Kelder overrompelt steeds minder en overreedt steeds meer. Hij groeit steeds meer naar den eenvoud toe, niet naar den schralen eenvoud der geduldige Puriteinen onzer schilderkunst, maar naar den rijpen, warmen, klassieken eenvoud, die meer of minder het kenteeken is en was van alle kunst van beteekenis.
Bij Sala kan men een nieuw naakt van zijn hand zien en het pleit al dadelijk voor deze schilderij, dat zij 't uitstekend uithoudt tusschen twee Breitners en in de omgeving van andere stalen der meesters van de Haagse School. Het is niet een naakt in etherische tinten en rustend op 'n wolk van kleurdampen, zelf nagenoeg vervluchtigd tot een geur van herinneringen en een muziek van verlangens, lanquendo en dolce van stemming, als die uit den tijd van toen Plasschaert sprak. Het is ook niet het meer bacchanistische naakt in een tinteling, een sproeiing van kleuren en licht, zooals Kelder het wel geschilderd heeft. Het mag veel reëler en solieder heeten, veel hechter verankerd in de concrete verschijningsvormen van het leven dan de eerste categorie, en terughoudender, voornamer, bezonkener dan de tweede.
Vooral bezonkener, beter dan eenige andere term drukt dat woord misschien de richting uit, waarin de schilder zich beweegt. Hij ontlaadt zich minder in reeksen van doeken, hoopt zijn krachten meer op in enkele hoofdwerken, waar kennelijk lang aan gearbeid wordt. De voorstelling wordt beperkt tot weinige gegevens, het kleurenspel vereenvoudigd, en noch in de visie, noch in de uitvoering is er eenige poging gedaan de natuur als het ware opsierenderwijs te verfraaien.
De briljance van vroeger, die weleens kunstmatig kon aandoen, heeft plaats gemaakt voor een sobere weligheid, een statigen eenvoud; de techniek heeft een plan bereikt, waarop zij niet langer als zoodanig merkbaar is, niet langer geëtaleerd wordt, maar enkel de innerlijke expressie steunt en draagt, zodat "vorm"en "inhoud" elkander volledig dekken. Want in het steeds hoger opvoeren van zijn beeldende middelen is Kelder allerminst, als menigeen tegenwoordig, in de techniek gevlucht; deze is hem middel gebleven en niet tot doel geworden, is hem thans zelfs vollediger een middel dan vroeger.
Het doek bij Sala geeft een staande vrouw te zien met opgeheven armen, op het punt zich aan te kleeden. De achtergrond werd rustig gehouden, in breede vlakken gedaan, en de kleuren van het geheel zijn vleeschtinten en grijze, met een spaarzaam bruin en geel en een suggestie van zilverig blauw in het kledingstuk boven het hoofd. Een prachtig rijp werk, dat herinneringen kan wekken aan Delacroix, hoewel het stiller is dan de overvloedige, soms dramatisch gestemde naakten van den Franschman. Ongetwijfeld komt in dit stille en zinnende Kelders Nederlandsche aard tot uiting, zijn Fransche oriëntatie in algemeenen zin ten spijt.
Jos de gruyter.
Over Toon Kelder
Toon Kelder (Anthonius Bernardus) werd op 24 november 1894 in Rotterdam geboren en overleed op 7 april 1973 in de Den Haag. Volgde zijn opleiding aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag en Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam. Lid van Pulchri Studio. Werk onder meer in het Gemeentemuseum van Den Haag, Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam en het Stedelijk Museum in Amsterdam. Staat vermeld in de Jacobs en Scheen. Werkte als schilder en beeldhouder
Er zijn in de 20ste eeuw weinig Nederlandse kunstenaars geweest, die al tijdens hun leven zoveel erkenning en bewondering mochten ondervinden als de schilder/beeldhouwer Toon Kelder. Belangrijke kunstcritici als Kasper Niehaus, Albert Plasschaert, W. Jos de Gruyter, Dolf Welling en Frank Elgar bespraken lovend zijn werken, geëxposeerd op talloze éénmans - en groepstentoonstellingen tussen 1927 en zijn overlijden in 1973.
Er zijn tevens weinig Nederlandse schilders geweest in de 20ste eeuw, die zo rigoureus als Toon Kelder in 1948 gebroken hebben met hun verleden. Van een "romantisch sensivist" werd hij abstract kunstenaar, op zoek naar een steeds verder loslaten van voorstelling, kleur -en vorm.
De ontwikkeling van deze in 1894 in Rotterdam geboren kunstenaar is de rode draad door de veiling van december, wanneer het laatste deel van zijn nalatenschap onder de hamer komt. Van schilder in de stijl van de Bergense School (hij was bevriend met Boendermaker), via uiterst kundig portretschilder met grote opdrachtgevers als Paul Rijkens (Unilever topman en kunstverzamelaar, en de Brabantse fabrikant en kunstverzamelaar Peijnenburg, tot zijn lyrische pastelkleurige naakten, waarvoor zijn beeldschone vrouw Alex model stond.
En dan volgt de breuk met het verleden. Gekleurde gouaches en Oost Indische inkttekeningen met aanvankelijk nog herkenbare voorstellingen maken plaats voor in gouache geschilderde vormen, waarin men het oog van de beeldhouwer Kelder kan herkennen. "Ik maak eindelijk iets dat de moeite waard is" verzucht Toon Kelder op zijn 75ste verjaardag. Makkelijk heeft Kelder het zichzelf en zijn publiek niet gemaakt. Zijn laatste werk is introvert en gevoelig.
Werken van Kelder bevinden zich in diverse Nederlandse musea: Het Rijksmuseum Kröller Müller, het Stedelijk Museum te Amsterdam, waar Sandberg zijn werk zeer bewonderde, het Haagse Gemeentemuseum, het Groninger Museum en last but not least het Museum of Modern Art te New York.
|