12 januari 1807 rond de klok van vier is de Steenschuur een normale straat.
Een baggerschuit vaart door de gracht, een apotheker loopt langs en er ligt een schip aangemeerd in de gracht. Binnenshuis wordt gegeten, gelezen en gepraat. Wie had er toen ook maar een flauwste vermoeden kunnen hebben over het naderend onheil? De rust in de straat wordt onderbroken rond 16.15 wanneer het schip ontploft. Hoe groot de kracht van de ontploffing geweest is, kan misschien het best geïllustreerd worden door de plek waar de delen van het schip terechtkwamen: het roer is teruggevonden buiten de Hoogwoerdse poort, delen hout zijn aangetroffen in de Hortus en stukken ijzer van het schip bij de Herengracht.
De hulp komt spoedig op gang. Lodewijk Napoleon, op dat moment de koning van Nederland, is zelf om negen uur 's avonds al ter plekke.
Bij geschenen door fakkels en met spaden en houwelen komen de reddingswerkzaamheden op gang.
Een aantal slachtoffers kan inderdaad onder het puin vandaan gered worden, maar voor velen komt de hulp te laat. Het puinruimen gaat nog weken door. De persoonlijke verhalen van slachtoffers en achterblijvers zijn schrijnend.
Leiden rouwt.
Giften komen er uit het hele land, gemeenten, provincies en persoonlijke giften, maar ook uit het buitenland. Er worden ook 'treurzangen' of 'dichterlijke uitbarstingen' uitgegeven, waarvan de opbrengst van de verkoop geheel ten goede komt aan de slachtoffers.
Het puin wordt geruimd, de balans wordt opgemaakt: 151 doden, 2000 gewonden en 68 woningen zijn direct volledig ingestort, van 80 huizen staan slechts de muren nog overeind en de overige huizen zijn onbewoonbaar. Totaal 227 onbruikbare woningen. Ook in de rest van Leiden is er schade: dakpannen zijn weggeblazen en vensters stuk. Leiden is een puinhoop.
|