Opa = Leonardus Theodorus Maria Ouwerkerk
Oma = Catharina Petronella Sala
6. De periode van 1940 tot 1947.
Hoewel de oorlog in 1945 eindigde zal ik de periode van omstreeks 1940 tot halverwege 1947 in een hoofdstuk samenvatten, omdat door het verblijf van ons gezin in de Verenigde Staten na de oorlog, het gewone leven in Nederland voor ons pas in 1947 weer begon. Over onze lotgevallen in Nederland tijdens de bezetting zal ik heel kort zijn. Het leven in ons land in die tijd is in veel boeken beschreven, die er een duidelijk beeld van geven. Het lijkt mij beter hier wat meer te vertellen van opa's omzwervingen, vooral in 1940 en 1941. Ik heb geprobeerd er aan de hand van nog aanwezige brieven en het boek van de RL [1] een beetje lijn in te brengen. Hij heeft er natuurlijk wel eens wat over verteld, maar niet precies in volgorde.
Oma en ik woonden de gehele bezettingstijd in Schiedam. Overgroot¬moeder Sala woonde bij ons in en ook nog een tijdje haar zuster Bets. Alleen in 1942 logeerden wij, vanwege aanhoudende lucht¬aanvallen op de havens en scheepswerven bij Schiedam en Rotterdam, een week of zes in Delft, bij kennissen aan de Rotterdamse Weg. Afgezien van angst, kou en honger, vooral de laatste winters, kwamen wij de oorlog ongeschonden door. De verbinding met opa liet veel te wensen over; weinig brieven, die dan nog erg lang onderweg waren en soms gedeeltelijk onleesbaar gemaakt door de censuur. Zie de brief van 13 nov 1941 uit New York en ook de brief van de RL aan oma en [1] blz. 270.
Zoals eerder vermeld vertrok opa in mei 1940 met de Indrapoera uit Genua. De reis ging via Casablanca, Kaap de Goede Hoop en Durban naar Indie. [1] blz. 259. De Indrapoera werd op 26 juli te Soerabaja aan de Engelsen overgedragen als troepenschip.
Op 6 juli kreeg opa, die toen in Tandjong Priok was, een aanstelling als kapitein van het vrachtschip Mandalika, ex Nordmark. De regering had n.l. bij het uitbreken van de oorlog een aantal Duitse schepen die in Indie waren "tot prijs verklaard", d.w.z. in beslag genomen. [1] blz. 268.
Over de tijd van juli 1940 tot maart 1941 heb ik geen gegevens gevonden, behalve dat de Mandalika een reis maakte die op 31 dec 1940 eindigde. In maart 1941 voer de Mandalika in een groot convooi van Freetown (West Afrika) met bestemming Engeland. Waarschijnlijk voer het RL schip Tapanoeli in hetzelfde convooi. Dit bestond uit ca. 50 schepen en werd beschermd door een oude Engelse kruiser, de Malaya, en twee corvetten. Volgens [1] blz. 241 werd de Tapanoeli, vertrokken van Freetown 12 maart, op 17 maart getorpedeerd. In de nacht van 18 op 19 maart onderging de Mandalika hetzelfde lot.
Opa heeft later de gebeurtenissen rond de torpedering opgeschreven, maar die beschrijving heb ik niet terug kunnen vinden. Van wat hij wel eens verteld heeft herinner ik mij het volgende: "De nacht voor de torpedering had men vanaf de Mandalika een onder¬zeeboot gezien, die aan de oppervlakte naast het convooi meevoer. Opa had erop laten schieten. De koopvaardijschepen waren inmiddels veelal voorzien van een of meer stukken geschut. De duikboot werd kennelijk niet getroffen. De volgende nacht werd de Mandalika in de machinekamer geraakt door een torpedo. Hierbij kwamen drie bemannings¬leden om. De bemanning bestond uit 62 mensen: 20 Nederlanders, 32 Chinezen en 10 Javanen, blijkens de nog aanwezige bemanningslijst. Het schip begon te zinken en men ging in de reddingsboten. Na vrij korte tijd werden de schipbreukelingen aan boord genomen door een van de corvetten, hoewel dit eigenlijk niet mocht. De corvetten waren te klein om grote aantallen geredden te herbergen en stilliggen was gevaarlijk voor het corvet zelf en voor het convooi, als de duikboot nog in de buurt was."
Het convooi is hierna, waarschijnlijk wegens voortgezette duikbootaanvallen, ontbonden. De bemanning van de Mandalika werd voor of op 28 maart 1941 in Freetown aan wal gezet. Dit blijkt uit telegrammen van opa aan zijn broer Willem te Soekaboemi (Java) en aan een collaga, kapt. Udema.
De bemanning reisde grotendeels met de Dempo van de RL naar Durban, waar ze 12 april waren en misschien nog begin mei en vervolgens met een schip van de KPM naar Indie. De maanden juni t/m sept was opa afwisselend in Batavia en Soerabaja, blijkens de adressering van verschillende brieven. Op 23 sept 1941 kreeg hij een aanstelling als inspecteur van de RL in San Francico.
Hij vertrok 14 okt van Batavia. Van deze reis is een concept reis¬verslag voor de directie van de RL bewaard gebleven. De reis ging van Singapore naar San Diego (Californie) met een "Clipper", een grote viermotorige vliegboot, van de Pan American Airways. De RL was geinteresserd in gegevens omtrent dit soort luchtvervoer i.v.m. concurentie met de passagierschepen in de toekomst. Ik wil hierover, met de achtergronden ervan, een apart verhaaltje schrijven.
Opa arriveerde 4 nov in San Francisco. Kennelijk ging hij kort daarop naar New York, waar het hoofdkantoor van de RL voor de VS gevestigd was, want de eerder genoemde brief van 13 nov kwam uit New York. Op 7 dec vond de Japanse luchtaanval op Pearl Harbor plaats en werden de VS in de oorlog betrokken. 11 jan 1942 landden de eerste Japanners op Borneo en 9 maart 1942 capituleerden de Nederlanders op Java. Opa was dus maar net op tijd weg uit Indie.
In San Francisco verzorgde hij in de volgende jaren, samen met enkele collega's, de bevoorrading, reparaties, enz. van de RL en andere Nederlandse schepen die in de Pacific dienst deden. Hierbij werd samengewerkt met een Amerikaanse bevrachtingskantoor: de Transpacific Transportation Company.
De verdere brieven uit 1942 t/m 1945 betreffen vnl. salariskwesties. Op 6 okt 1944 kreeg hij machtiging van Ministerie van Scheepvaart en Visserij (toen in Londen gevestigd) tot het dragen van het oorlogs-herinneringskruis.
We komen nu toe aan sept 1944. De gebeurtenissen in het bezette Nederland ("Dolle dinsdag") deden de hoop op een spoedig einde van de oorlog toenemen, maar de bevrijding en daarmee o.a. het voor ons zo belangrijke herstel van de postverbinding liet nog tot mei 1945 op zich wachten. Uit enkele bewaardgebleven brieven van opa aan ons blijkt, dat de situatie aanvankelijk nog onzeker was. Japan capitu¬leerde pas 2 sept en voor de VS was de oorlog toen pas geëindigd. Opa kon niet op stel en sprong zijn werk in de steek laten, daarom gingen oma en ik op kosten van de RL naar Amerika. Dat was in dec 1945, na veel beslommeringen om het huis in Schiedam tijdelijk te verhuren, overgrootmoeder ergens onder te brengen (in een bejaarden¬tehuis in Delft, uiteindelijk) en Amerikaanse visa te krijgen. Wij maakten de overtocht met de Edam van de Holland Amerika Lijn, die er, mede door slecht weer, ongeveer 14 dagen over deed. Een paar dagen voor Kerstmis arriveerden we in Philadelfia, waar opa ons afhaalde. Per trein reisden we in ongeveer zes dagen naar San Francisco.
Over ons verblijf daar zou natuurlijk ook een lang stuk te schrijven zijn, maar dat valt buiten het bestek van dit verhaal. We woonden in een tweekamerflat (wel wat krap met z'n drieën, maar het was toch maar tijdelijk), in een houten gebouw van drie verdiepingen vlak bij het strand. Het zeewater is er overigens bijna altijd te koud om te zwemmen, hoewel er in de stad palmen groeien. De straat heette "La Playa", Spaans voor "het strand". Het leven ging er voor ons verder zijn gewone gang, met werk, resp. school en af en toe vacantie. Wij woonden er ongeveer anderhalf jaar.
In juli 1947 gingen wij terug naar Nederland, nadat opa zijn werk aan een opvolger had overgedragen. Wij reden met de auto in ca. drie weken naar New York, via o.a. Yellowstone Park en Detroit. De Constellation "Nijmegen" van de KLM bracht ons, na een verblijf van een paar dagen in New York waar het die zomer nog warmer was dan het er anders al is, in 24 uur naar Schiphol. Er waren tussenlandingen in Gander, op Newfoundland en in Prestwick, Schotland
7. De periode na 1947.
Deze periode valt misschien het beste in te delen naar de plaatsen waar opa en oma toen gewoond hebben, n.l. Schiedam tot 1950, Sassen-heim tot 1967 (?) en daarna Leiden. Opa woonde de laatste paar jaar van zijn leven ook nog in Warmond.
Schiedam. Aanvankelijk bewoonden we na onze terugkeer het huis in de Graaf Florisstraat samen met de mensen aan wie het tijdens onze af¬wezigheid verhuurd was (Er was een enorm tekort aan woonruimte vlak na de oorlog !). Dit was een jong stel die inmiddels een baby hadden. Het huis was eigenlijk veel te klein voor deze dubbele bewoning. Van sept 1947 tot 31 jan 1948 had opa het toezicht op de verbouwing van de troepenschepen Waterman en Zuiderkruis op de werven Gusto en Wilton Feyenoord in Schiedam. Zie div. brieven en [1] blz. 287. Volgens de brieven zou hij l juni 1948 met pensioen gaan, na het opnemen van vier maanden opgespaard verlof. Hij heeft echter nog een tijd in Vlissingen toezicht gehouden op de verbouwing van de Indra-poera van troepenschip tot vrachtschip bij de werf De Schelde. Volgens: [1] blz. 287 heeft dit tot midden 1949 geduurd. Daarna ging hij echt met pensioen, zij het dat hij nog jaren contactpersoon is geweest tussen de RL en hun vacantiecentrum voor het personeel, "Heidebad" in Epe op de Veluwe.
Sassenheim.
Na opa's pensionering wilden opa en oma een ander huis, dat aan twee voorwaarden moest voldoen: dichtbij geschikt zeilwater en alle kamers zoveel mogelijk gelijkvloers. Dit laatste omdat oma, die met een ontwrichte heup was geboren met stijgende leeftijd steeds moeilijker ging lopen en dus een huis zonder trappen wilde. Vanuit de VS hadden zij een stuk bouwgrond gekocht in Sassenheim, waar ze via kennissen toevallig over hadden gehoord. Dit voldeed heel goed aan de eerste voorwaarde, want het lag met de achterkant aan een brede sloot, die via enkele vaarten in verbinding stond met de Kagerplassen.
Na veel rompslomp om een bouwvergunning te krijgen, lieten ze een architect naar hun ideeën een bungalow ontwerpen. Omstreeks mei 1950 was het huis klaar en verhuisden we naar de Willem Warnaarlaan nr. 75. Het huis en de omgeving hebben heel goed aan de verwachtingen voldaan. In 1951 kocht opa een kajuitzeiljachtje, de "Tor", waarmee wij veel gevaren hebben. Later, omstreeks 1960, toen het zeilen bezwaarlijk werd, opa en oma waren toen ongeveer 70 jaar, kwam er een motorboot, de "Roezemoes". Zoals overal hadden zij ook in Sassenheim een uitgebreide kring van familie, vrienden en kennissen.
Leiden. Omdat de huishouding en het onderhoud van het huis en de grote tuin een te zware last werd voor mensen van tegen de tachtig, verhuisden opa en oma omstreeks 1967 naar de serviceflat "Cronestein" aan de Plantijnstraat in Leiden. De flat ligt aan het Lammenschans-plein. Hun tweekamerflat was op de vierde verdieping, met uitzicht op het plein, het Rijn-Schie-Kanaal en in de verte Voorschoten. Zij waren dus weer terug in hun beider geboortestad. Ook hier hebben ze weer met genoegen gewoond, al werd dit soms wat vergald door strubbelingen m.b.t. de manier waarop Cronestein, een co-operatieve woonvereniging, bestuurd werd (De co-operatie bestond uit alle bewoners).
In febr 1974 overleed oma, bijna 84 jaar oud.
Opa heeft hierna nog tot eind 1989 alleen in Cronestein gewoond. Daarna was, het noodzakelijk dat hij in een verpleeghuis werd opgenomen.
Met erg veel moeite lukte dit. Na een paar weken tijdelijke opname in de verpleegafdeling van het bejaardenhuis Roomburg in Leiden, ging hij begin 1982 naar Marienhave in Warmond. Daar is hij op 9 sept 1984, na een hersenbloeding, overleden. Hij was toen ruim 93 jaar oud.
Bronvermelding (boeken en een tijdschriftartikel)
[1] Leeman, F.W.G. Van barkschip tot "Willem Ruys", 120 jaar zeevaart Rotterdam 1961
[2] Jubileum uitgave "De Sportman" Leiden 1906
[3] Gedenkboek, uitgegeven tergelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de KZRM "De Kaag" 1960
[4] Geschiedenis van de Kaagsocieteit aterkampioen nr. 11 blz. 2192 e.v. 1977
[5] 50 jaar Regenboog - uitgegeven ter elegenheid van het 50-jarig bestaan an de Regenboog-klasse
[6] S.J. graaf van Limburg Stirum Varen in Oorlogstijd Amsterdam 1948
[7] Veldpape, E. Chris van der Windt, 1877 - 1952 Oegstgeest 1996
Op 10-02-2007 jongst leden overleed Geertruida Maria (Truus) Dam, weduwe van Hans Ouwerkerk op 76 jarige leeftijd.
|