Het gemak dient de mens. Naar aanleiding van de; Expositie kamerpotten, mei 1982 de dorpshoeve, Schipluiden.
"Als hij te velde was, stond hij laat op. Hij ging dan meteen op zijn 'chaise percée' (kakstoel) zitten, handelde zo zijn brieven af en gaf de bevelen voor die dag uit. Al wie met hem iets had te bespreken, tot generaals en hooggeplaatste persoonlijkheden toe, kreeg daartoe alsdan de gelegenheid. Te midden van een groot aantal toeschouwers zat hij zo te eten, te praten en orders te geven. Zijn stoelgang was prima en de pot werd ten aanschouwen van het hele gezelschap weggebracht".
Dit schreef de Hertog van Saint-Simon, die aan het hof van Lodewijk XIV leefde in 1706 over een van de opperbevelhebbers van het Franse leger. Het doen van zijn behoeften, min of meer in het openbaar, was niet abnormaal. Tot in het midden van de vorige eeuw vond men dat een natuurlijke zaak. Schilderijen (o,a. van Dan Steen en Pister Bruegel), etsen en gravures (o.a. van Rembrandt), wandtegels en borden met plassende en/of poepende mensen laten dat zien. In het bovenstaande stukje tekst vinden we die kakstoel (ook kamergemak of stilletje genoemd) vermeld, evenals de pot (kamerpo, nachtspiegel, menselijk meubelstukje enz.) In de loop van de tijd hebben de mensen tientallen namen aan deze zaken gegeven. Men bedoelde er steeds hetzelfde mee. Naast deze twee voorwerpen kende men ook nog de privaten of secreten, de 'huisjes', meestal zonder deur, waar men boven een gracht of mestvaalt zijn behoeften kon doen. Vaak waren deze geschikt voor meerdere personen tegelijk. Ze werden bijvoorbeeld gebruikt om persoonlijke en vertrouwelijke zaken met elkaar te bespreken.
Later deden de privaattonnen hun in¬trede. De kamerpotten hebben een heel lange geschiedenis. De Romeinen kenden het gebruik ervan al, en beschikten zelfs over zilveren of gouden exemplaren. Van de vroege middeleeuwers weten we niet of ze kamerpotten gebruikten; er is niets van teruggevonden. We kennen dan wel de privaten uit de kastelen, zoals het Muiderslot, waar de behoeften werden gedaan in een boven de gracht uitstekend 'huisje', en naar beneden plonsden.
Later in de Middeleeuwen (in de 14e eeuw) kwamen er aardewerk kamerpotten, die aanvankelijk niet geglazuurd en vrij hoog van model waren. Ze hadden een nogal smalle bovenkant, men ging er niet op zitten. Men deed staand of half hurkend zijn behoefte. Pas in de 18e eeuw kwamen de lage brede po's, waarvan het model ook nu nog wel bekend is. Naast de aardewerk nachtspiegels kwamen er vanaf 1500 ook tinnen modellen voor. Ook die werden van hoog en smal, in de loop van de tijd, plat en breed. Ook porceleinen, ijzeren en tenslotte geëmailleerde en plastic po's deden hun intrede in de loop van de eeuwen. Niet alleen het materiaal en model zorgden voor afwisseling. Er bestonden ook verschillende typen naast elkaar: de gewone po, de heren- en kinderpot¬jes en vanaf de 18e eeuw ook een speciale damespot. De herenpotjes waren een klein model po. Ze stonden meestal op grijphoogte op een driehoekig plankje boven de bril van het privaat. Bij het opgraven van de Keenenburg kwamen de scherven van wat zo'n herenpotje bleek te zijn, uit de gracht tevoorschijn. Het was van geel aardewerk.
Vanaf de 19e eeuw deden de waterclosets hun intrede (in Engeland al in de 18e eeuw). Dat betekende echter niet dat de po verdween. Wie zat er niet, al was het maar als kind, op een po? Een vraag die rijst is toch wel, waar bleef men met de inhoud van de pot? Eeuwenlang goot men die uit het raam op straat leeg (zie gravure aan om¬mezijde), wat het wandelen door een stad tot een avontuurlijke bezigheid kon maken. Totdat de plaatselijke overheid ingreep, en dat lozen van menselijk afval op die manier verbood. In plaatsen met grachten en sloten liet men alles maar in het water lopen. Datzelfde grachtwater gebruikten de brouwers weer als grondstof bij de productie van bier. Als de vervuiling te erg werd, betekende dat uiteindelijk de ondergang van hun bedrijf, zoals bijvoorbeeld in Delft. De agrarische gebieden maakten dankbaar gebruik van wat potten en secreten opleverden. Samen met straat en huisvuil vormde het een goede mest voor het land. Vandaar dat daar de privaten boven de mestvaalt werden gemaakt. Leiden, en later ook Tilburg kenden een bloeiende wollenstoffenhandel. In deze steden werd de urine ingezameld bij particulieren en herbergen, omdat ze onmisbaar was bij de lakenproduktie. En ook in de huishouding bleek het goed van pas te komen. Vitrage kreeg het gewenste theekleurtje na een bad in een plas. Witter dan wit was toen bepaald geen model.
Na het midden van de vorige eeuw begon men alle 'boodschappen' in emmers of tonnen te verzamelen. Van tijd tot tijd werden deze vaten dan opgehaald. Wat er daarna met de inhoud gebeurde is niet altijd duidelijk. Begonnen we ons relaas in Frankrijk, daar willen we ook eindigen. Lodewijk XIV, de Zonnekoning (1638-1715), voerde verschillende oorlogen tegen de Republiek der Verenigde Nederlanden, en had een vreselijke hekel aan de bewoners van dat land. Deze vorst nu beschikte in Versailles over 264 kamergemakken, van zeer luxe zetels tot kunstig vermomde stilletjes. Eén ervan was wel heel bijzonder. Het zag eruit als een klein tafeltje waarop vier dikke, in leer gebonden boeken lagen. De titel van die boeken? ' Voyage aux Pays-Bas: Reis door de Nederlanden. Men zegt dat het zijn stoelgang bevorderde.
Historische Vereniging Oud-Schipluiden
|