Leidenaar Alexander Rosemeier maakte in zijn leven meer dan duizend schilderijen, waaronder dit 'Gezicht op Nieuwkoop'. Foto: Rien Bloemberg
'Nieuwkoop profileren als kunstdorp' -Leidse kunsthandelaar en lijstenmaker Simon Sala zette schilders op spoor van plassengebied
door Theo de With
NIEUWKOOP
Met alle schilderijen die ooit in Nieuwkoop zijn gemaakt, zou een flink museum te vullen zijn. De schilders van de Haagse School vertoefden graag in het plassengebied, maar in zeventiende eeuw werd het landschap van Nieuwkoop ook al op doek gezet en nog altijd wonen en werken er relatief veel kunstenaars. Dat museum is er niet en daarom heeft galeriehoudster Loekie Rijlaarsdam het initiatief genomen voor een overzichtstentoonstelling en een boek over 'Schilders van de Nieuwkoopse Plassen'.
„In de twintig jaar dat Hoeve Rijlaarsdam bestaat, hebben we veel mensen aan de deur gehad die schilderijen van Nieuwkoop of Noorden hadden geërfd. Zij wonen vaak elders in het land en daarmee verdwijnt steeds meer kunst uit de gemeente", vertelt Loekie Rijlaarsdam.
„Daarom zijn wij deze werken gaan verzamelen, met het oog op een grote tentoonstelling. In de loop der jaren hebben we al exposities gehad over Nieuwkoopse schilders als Toon Koster en Henricus Rol." Het totaaloverzicht had er in 2003 moeten komen, precies een eeuw na het sterfjaar van Jan Weissenbruch en Paul Gabriël, twee schilders die veel in het plassengebied hebben gewerkt. Het is twee jaar later geworden. Er zijn bergen werk verzet.
Het historisch genootschap is erbij betrokken, kunsthistorici hebben onderzoek gedaan, schilderijen zijn opgespoord, journaliste Leny van den Belt heeft hedendaagse kunstenaars geïnterviewd en auteur Bert Reesinck heeft er voor het boek een afgerond verhaal van gemaakt. „Ik vind het belangrijk dat Nieuwkoop zich profileert als kunstdorp", zegt de galeriehoudster ter verklaring van het werk dat ze zich op de hals heeft gehaald. „Het gemeentebestuur heeft naar mijn mening te weinig oog voor het culturele aspect van Nieuwkoop."
Voor zover te achterhalen valt, hebben Jan de Bisschop en Jo-han Abrahamsz. Beerstraten zo rond 1660 als eerste schilders het Nieuwkoopse landschap vastgelegd. Bert Reesinck: „Nederland was toen gigarijk. De meeste kooplieden woonden in de steden, maar haalden het landschap in huis door schilderijen aan de muur te hangen. Deze twee kunstenaars hebben waarschijnlijk ter plekke zitten schetsen en die later in hun atelier op doek uitgewerkt."
Op de tentoonstelling zijn ze niet vertegenwoordigd. „Beerstraten heeft een prachtig schilderij van Nieuwkoop gemaakt met de kerk, het Reghthuys en de toren. Het hangt echter in een museum in Budapest en dat leent het niet uit."
In de achttiende eeuw ging het Nederland financieel en maatschappelijk minder voor de wind en is de hausse aan landschapsschilders voorbij. Pas aan het einde van de negentiende eeuw melden ze zich weer in Nieuwkoop en Noorden. Vooral schilders van de Haagse School strijken hier neer. Door de ongebreidelde groei van Den Haag zoeken ze de natuur elders.
Volgens de overlevering is het de Leidse kunsthandelaar en lijstenmaker Simon Sala die ze op het spoor van Nieuwkoop zet. Hij heeft een zeilboot en vaart regelmatig naar de plassen om te vissen. Metgezel Jan Weissenbruch wordt op slag verliefd op het landschap en keert twintig jaar lang elk voor- en najaar terug om te schilderen. In zijn kielzog komen ook collega's als Willem Roelofs, Paul Gabriël en de gebroeders Maris naar de door turfwinning ontstane plassen.
De kunstenaars verblijven meestal in herberg Het Vliegend Paard in Nieuwkoop of het pension van 'Moeke Verzijden' in Noorden. Soms moet uit geldgebrek in natura worden betaald en wordt een Nieuwkoops tafereeltje op een wand of deur geschilderd. „Vooral Weissenbruch kon goed met de arbeiders en de boeren overweg", weet Reesinck. „Hij dronk geregeld een glas met de plaatselijke bevolking of ging mee vissen."
In de eerste helft van de twintigste eeuw krijgen schilders van de Leidse School het plassengebied in het vizier. De in Leiden geboren Abraham Segaar laat aan de plas een atelier bouwen, waar hij veertig jaar woont en werkt.
Geregeld gaat hij op pad met vroegere stadgenoten als Arend Jan van Driesten en Chris van der Windt. De vertegenwoordigers van de Leidse School werken kleurrijker dan hun voorgangers van de Haagse School. Reesinck: „Het is niet helemaal duidelijk waarom Nieuwkoop zo in trek was. De natuur rond Leiden is ook mooi. De gezelligheid en saamhorigheid zal zeker een rol hebben gespeeld." Van Driesten schrijft in brieven aan zijn pensionhoudster zelfs dat de tijd die hij in Noorden doorbracht - van 1905 tot 1911 - de mooiste van zijn leven is geweest.
Leidenaar Alexander Rosemeier werd 104 jaar en werkt er dus het langst van iedereen. Hij logeert bij moeder Verzijden en heeft enige tijd een eigen zomerhuisje. Het gebeurt ook dat hij met Van Driesten, Van der Windt en Willem van der Nat 's ochtends om vijf uur in Leiden op de fiets stapt om naar Nieuwkoop te gaan. Ze laten speciale fietstassen maken, waarin kleine doeken gaan, die precies in het frame passen. Nieuwkoop is tot op de dag van vandaag in trek gebleven als kunstenaarsdorp. Loekie Rijlaarsdam zegt daarover:
„Nieuwkoop is nooit een watersportcentrum geworden, zoals de Vinkeveense of Kager Plassen. Het ligt stiekem mooi te wezen. Dat trekt nog steeds schilders aan. Alleen is tegenwoordig ieder voor zich bezig. Ik probeer de saamhorigheid nieuw leven in te blazen door kunstcafés te houden en volgende maand een atelierroute te organiseren." Werk van hedendaagse kunstenaars wordt in het Reghthuys - sinds de jaren zestig het domein van het plaatselijke kunstgenootschap - tentoongesteld. -'Schilders van de Nieuwkoopse Plassen', t/m 29 mei (do t/m zo), Hoeve Rijlaarsdam, Nieuwveenseweg 59 en Reghthuys, Reghthuysplein 1, Nieuwkoop.
Het boek is verschenen bij uitgeverij Bert Post en kost 35 euro.
Leidsch Dagblad, 20-04-2005
|