LEIDS PALET J. C. ROELANDSE
Via schoollei en huisdeur tot kunstenaar
"Ik probeer mezelf te vernieuwen."zegt schilder J.C. Roelandse, terwijl hij weer met een vracht schilderijen van boven komt sjouwen. "Ik probeer een lichter palet en in mijn tekeningen tracht ik in één enkele lijn zoveel mogelijk vast te leggen. Vooral dat laatste berokkend me hoofdbrekens, want ik ben juist helemaal geen man van lijnen, zelfs niet in mijn tekeningen, zoals u kunt zien!"
En terwijl ik naar gezonde verweerde kop kijk, bedenk ik met verwondering, dat deze man het vorig jaar zestig werd: een van de oude garde, op en top, volgeling van de Haagse school met hart en ziel, maar zó gegrepen door de algemene tendenz naar de lichte kleur en het abstraherende zien, dat hij deze nieuwe elementen ook tot de zijne wil maken en wil trachten te voegen in eigen persoonlijkheid en eigen artistieke opvattingen.
Een experiment overigens, waarvoor ik hem waarschuw. Vernieuwing is nodig, altijd, maar men moet zichzelf nooit forceren. Niets is zo afstotend in de kunst als onoprechtheid, ook de onbedoelde. Zo is het trouwens het gehele leven. Maar als er iets is, dat Roelandse juist niet is dan is het wel: onoprecht. Het vaal-grauwe licht van een haast onmerkbaar verglijdende Maartdag verzacht niets in zijn trekken van strijdbare man uit het volk.
En zijn woorden grijpen fors naar wat hij als waarheid voelt. "Opleiding? Nou, ik kladderde al als heel kleine jongen niet alleen mijn schoolleitje, maar ook de stoepen en de huisdeur vol. Maar mijn ouders stopten mij na het aflopen van de lagere school in een of andere betrekking, waar ik een vak moest leren. Als kunstschilder lijd je honger, beweerden ze. Waar ze grotendeels gelijk in hadden. Maar kón het niet laten, liep overal weg en leerde mezelf tekenen en schilderen, later met waardevolle aanwijzingen van Van der Nat en Floris Verster. Autodidact dus; zo noemen ze dat toch?
Zeker, zo noemen ze dat. En in het algemeen pleegt men op autodidacten ietwat hooghartig neer te zien. Zelfs de grote autodidact Van Gogh heeft daaronder geleden. Maar Roelandse was er de man niet naar, om stilletjes in een hoekje te gaan zitten lijden. Hij negeerde op zijn beurt zo'n beetje de officiële kunst, maar verwierf zich zó veel opdrachten, dat hij jaren lang ruim kon leven en zonder zorgen kon schilderen.
Tezamen met zijn stille vrouw, Adriana Owel, met wie hij in 1911 trouwde, en zijn twee kinderen, de verstandige zoon en het artistieke dochtertje, beleefde hij gouden" tijd. De familie beschikte in die dagen zelfs over een klein zeiljacht en het was niets bijzonders als de kosten van een soms wekenlange trip (waarbij het werk zeker niet werd verwaarloosd) ruim konden worden bestreden uit de opbrengst van één enkel portret.
"Nu is dat héél wat anders," zucht hij. Toch hield Roelandse zich niet helemáál afzijdig van de min of meer officiële kunst. In elk geval werd hij omstreeks 1912 voor een tijdje lid van het Leids schildersgenootschap "Ars Aemula Naturae", bij welke groep hij zich sinds enige tijd opnieuw heeft aangesloten, terwijl de officiële kunsthandel zich voor hem interesseerde via de vroegere Leidse kunsthandelaar Sala.
Die heeft héél wat van me verkocht zegt Roelandse trots. En wat is er op zulk een trots tegen? Vooral wanneer het iets verzoeten kan van de bitterheid van het heden. Want het is slecht in de kunst op het ogenblik, Roelandse weet ervan. Is hij al niet een jaar lang geslingerd tussen hopen en vrezen voor wat betreft een te houden tentoonstelling van zijn werk? "Er is geen geld!" zegt hij hard. "Ik heb het niet en niemand schijnt het te hebben!"
Het is te begrijpen, deze ontgoocheling. Want voor een schilder is tentoonstellen even broodnodig als linnen en verf. Toch blijft na het verlaten van het kleine huis aan de Hoogmadese weg te Leiderdorp niet de herinnering aan een verbitterd mens. Want terwijl hij de deur opent, heeft Roelandse nog gauw even verteld, dat hij "weer iets moois in zijn hoofd heeft". Er zijn nog wat moeilijkheden met het model en het juiste atelier, maar in zijn gedachten schildert hij al, weken lang. En is gelukkig. C. Th. R.
Nieuwe Leidsche courant 15-03-1949
|