Heden den Vierden Maart negentienhonderd dertig zijn voor mij, Ambtenaar van den Burgelijken Stand der gemeente ’s-Gravenhage, in
het openbaar, in het Huis der Gemeente verschenen, ten einde een huwelijk aan te gaan:
Gerardus Johannes Sala, oud vier en vijftig jaren, arts geboren te Leiden, wonende alhier, meerderjarige zoon van Johannes Hendrikus Sala, en van Catharina Petronella Knaapen, beiden overleden.
En Adriana Elisabeth Maria Nijdam, oud veertig jaren, zonder beroep, geboren te Delft wonende alhier, meerderjarige dochter van Assuerus Nijdam, overleden, en van Adriana Maria Schilte, zonder beroep, wonende alhier.
De afkondiging van dit huwelijk is zonder stuiting afgeloopen en had alhier plaats op den achtsten Februari dezes jaars
Bruidegom en bruid hebben mij overgelegd de bij de wet voorgeschreven akten en bescheiden, zij verklaarden elkander aan te nemen tot echtgenooten en getrouwelijk te zullen vervullen alle de plichten, die de Wet aan den huwelijken staat verbindt, waarna ik in naam der Wet heb verklaard, dat zij door den echt aan elkander zijn verbonden.
Als getuigen waren tegenwoordig Henricus Nijdam, oud vijftig jaren, dokter in de Pharmacie, wonende te Hilversum, broeder der Bruid, en Simon Johannes Sala oud twee en vijftig jaren, kunsthandelaar, wonende alhier, broeder van den bruidegom.
Hiervan is akte opgemaakt, die overeenkomstig de Wet is voorgelezen.
G.J. Sala
A.E.M. Nijdam
Nijdam
S.J. Sala
|