Voor de kerkklokkenwijding in 1950 heb ik, in de tuin van de pastorij, nog mee helpen suikerbonen in tipzakjes steken. Ik weet nog dat het redelijk warm was en dat we af en toe onze handen in water moesten afspoelen omdat de bonen aan onze vingers plakten. Ook in Leest waren de klokken weggeroofd door de Duitse bezetter, om ze om te smelten en tot kanonnen te gieten. Spotliedjes op hun grote leider waren er genoeg :
“Hitler dee e verke dooit Chamberlain dieje kreeg ne poeit en Daladjee dieje kreeg het sjeike mee, hé. En Hitler was nen ezelsdrijver. Hij dreef zijn ezels naar het front en toen zij daar waren aangekomen, toen sch…. z’heule broek vol str… Reikketeik de mitrajeus zjust oep Hitler zaaine neus en dieje zot dieje bleift serjeus es da ni kerjeus ?”
Na het zesde leerjaar gingen de meeste kinderen van dorpsscholen naar de stad, om daar, na het lager onderwijs, de humaniora aan te vatten.
Sommigen waren lid van de BJB of de boerinnenjeugdbond. Voor de jongens was er al gauw de Chiro, voor de meisjes ook de Kruistocht, waar ik bij was -maar geen Chiro. Omdat de oorlog nog niet zo lang voorbij was, noemde men die vereniging soms smalend, Hitlerjeugd.
Wij hebben in ons dorpje een gelukkige tijd beleefd. Er woonde in Leest ook een doktoor -een speciale, gekend als de brutaliteit zelve. Het moet gezegd, als men iets aan de longen mankeerde, dan was je bij hem aan het juiste adres. Twee soorten siroop, zelf bereid, het ene jaar groene het andere jaar bruine. Maar genezen was je. Als er natuurlijk, bij een open wonde, naaiwerk aan te pas kwam, dat was een ander paar mouwen. Met zichzelf had de dokter ook geen medelijden. Als het enigszins kon bezocht hij zijn patiënten (klanten) met de fiets. Niet omdat er toen al files waren, maar gewoon, fietsen is gezond ! Hij had een mooie lieve vrouw, die maakte van dat brutale van hem, veel goed. Een vriendelijke babbel als men de klaargemaakte recepten ging afhalen, want in ons dorp was geen apotheker. De dokter is helaas verongelukt, na een huisbezoek, toen hij de baan overstak om naar zijn wagen te gaan in Heffen. (Noot : dokter M. Stuyck °Antwerpen 11/8/1900, +Heffen 24/12/1962)
Vervolgt.
Foto’s :
-Tijdens de tweede wereldoorlog werden in 1943 ook te Leest de kerkklokken weggehaald om ze om te gieten tot kanonnen. Zij wogen respectievelijk 928 en 234 kg. De derde klok was gebarsten en bleef ter plaatse.
-Marie-José Croes (“José van Sinne”) en een dochtertje van dokter Stuyck namen, op de vrachtwagen die ze wegbracht, afscheid van de klokken…
- De Leestse Kruistochters in 1949 rond onderpastoor De Schutter. Onderaan zittend v.l.n.r. : Agnes Piessens, Maria Selleslagh, Maria Lamberts, Emilia Verbruggen, Leo Jacobs, Lisette Fierens, Rosa Verlinden, Lutgard Hellemans, Isabella Vloebergh. Tweede rij : staande : Gusta Jacobs, zittend Maria Diddens, Godelieve Bradt, Paula Bradt, onderp. De Schutter, Josephine Absillis, Louisette Van Baelen, Leontine Geens, staande : Aline Van der Taelen. Derde rij : Louisa Vloebergh, Mathilde Verbruggen, Virginie Absillis, Roza DeRooster, Godelieve Stuyck, onbekend, Celine Selleslagh. Vierde rij : Agnes Van den Heuvel, Hilda Van Steen, Victoire Verschueren, Maria Spinnael, Carola Lamberts, Maria Lauwers (?). Bovenste rij : Paula Vloeberghen, Paula Beterams, Maria Verbruggen, Maria Scheers, Josephine De Decker en José De Wit.
Voor de kerkklokkenwijding in 1950 heb ik, in de tuin van de pastorij, nog mee helpen suikerbonen in tipzakjes steken. Ik weet nog dat het redelijk warm was en dat we af en toe onze handen in water moesten afspoelen omdat de bonen aan onze vingers plakten. Ook in Leest waren de klokken weggeroofd door de Duitse bezetter, om ze om te smelten en tot kanonnen te gieten. Spotliedjes op hun grote leider waren er genoeg :
“Hitler dee e verke dooit Chamberlain dieje kreeg ne poeit en Daladjee dieje kreeg het sjeike mee, hé. En Hitler was nen ezelsdrijver. Hij dreef zijn ezels naar het front en toen zij daar waren aangekomen, toen sch…. z’heule broek vol str… Reikketeik de mitrajeus zjust oep Hitler zaaine neus en dieje zot dieje bleift serjeus es da ni kerjeus ?”
Na het zesde leerjaar gingen de meeste kinderen van dorpsscholen naar de stad, om daar, na het lager onderwijs, de humaniora aan te vatten.
Sommigen waren lid van de BJB of de boerinnenjeugdbond. Voor de jongens was er al gauw de Chiro, voor de meisjes ook de Kruistocht, waar ik bij was -maar geen Chiro. Omdat de oorlog nog niet zo lang voorbij was, noemde men die vereniging soms smalend, Hitlerjeugd.
Wij hebben in ons dorpje een gelukkige tijd beleefd. Er woonde in Leest ook een doktoor -een speciale, gekend als de brutaliteit zelve. Het moet gezegd, als men iets aan de longen mankeerde, dan was je bij hem aan het juiste adres. Twee soorten siroop, zelf bereid, het ene jaar groene het andere jaar bruine. Maar genezen was je. Als er natuurlijk, bij een open wonde, naaiwerk aan te pas kwam, dat was een ander paar mouwen. Met zichzelf had de dokter ook geen medelijden. Als het enigszins kon bezocht hij zijn patiënten (klanten) met de fiets. Niet omdat er toen al files waren, maar gewoon, fietsen is gezond ! Hij had een mooie lieve vrouw, die maakte van dat brutale van hem, veel goed. Een vriendelijke babbel als men de klaargemaakte recepten ging afhalen, want in ons dorp was geen apotheker. De dokter is helaas verongelukt, na een huisbezoek, toen hij de baan overstak om naar zijn wagen te gaan in Heffen. (Noot : dokter M. Stuyck °Antwerpen 11/8/1900, +Heffen 24/12/1962)
Vervolgt.
Foto’s :
-Tijdens de tweede wereldoorlog werden in 1943 ook te Leest de kerkklokken weggehaald om ze om te gieten tot kanonnen. Zij wogen respectievelijk 928 en 234 kg. De derde klok was gebarsten en bleef ter plaatse.
-Marie-José Croes (“José van Sinne”) en een dochtertje van dokter Stuyck namen, op de vrachtwagen die ze wegbracht, afscheid van de klokken…
- De Leestse Kruistochters in 1949 rond onderpastoor De Schutter. Onderaan zittend v.l.n.r. : Agnes Piessens, Maria Selleslagh, Maria Lamberts, Emilia Verbruggen, Leo Jacobs, Lisette Fierens, Rosa Verlinden, Lutgard Hellemans, Isabella Vloebergh. Tweede rij : staande : Gusta Jacobs, zittend Maria Diddens, Godelieve Bradt, Paula Bradt, onderp. De Schutter, Josephine Absillis, Louisette Van Baelen, Leontine Geens, staande : Aline Van der Taelen. Derde rij : Louisa Vloebergh, Mathilde Verbruggen, Virginie Absillis, Roza DeRooster, Godelieve Stuyck, onbekend, Celine Selleslagh. Vierde rij : Agnes Van den Heuvel, Hilda Van Steen, Victoire Verschueren, Maria Spinnael, Carola Lamberts, Maria Lauwers (?). Bovenste rij : Paula Vloeberghen, Paula Beterams, Maria Verbruggen, Maria Scheers, Josephine De Decker en José De Wit.
Wij bedeelden elke week het Parochieblad van Leest bij Van Aken en in de Winkelstraat en nog twee huizen (er stonden er maar twee) in de Kapellebaan, nu Kapelseweg, bij Lattes (De Smedt) en bij Mil van ’t Broekske (Geets). Wij moesten ook jaarlijks rondgaan voor de betaling van het Parochieblad en een soort factuurtje invullen met naam en adres als bewijs. Het adres van Van Aken hebben wij nooit geweten, wij schreven dan maar gewoon de naam en dat volstond.
Wij hadden op school in de godsdienstles geleerd dat, als men te communie ging, men alles mocht vragen aan God en men zou dat bekomen. Ik ben in het 5de en 6de leerjaar bijna elke morgen, in de week, alleen en te voet naar de mis van 7 uur geweest, nuchter, te communie gegaan, en telkens erna, aan God gevraagd, gesmeekt, gebeden om een broertje of een zusje. Ik heb het nooit gekregen. Ik wist natuurlijk, toen nog niet, hoe de vork in de steel zat.
Na de mis ging ik bij de familie Hellemans mijn meegebrachte boterhammetjes opeten. Daarna ging ik met Lutgart naar school. Mijn plechtige communie deed ik in mei ’50. Mijn communielief was Cois Piscador.
Gevormd zijn we het jaar nadien, in Hombeek. Meter was Madammeke Voet, peter Pieter De Prins. Na de plechtigheid, kregen wij koffiekoeken met cacao.
Bij Mariette Solie thuis heb ik, voor de eerste keer in mijn leven, ballekens met krieken zien maken. Jules van Nooikes, alias Egied Solie (Noot : Egidius Solie, °Leest 22/7/1895, +Hombeek 24/3/1983) had een hoeveke en moest het, door omstandigheden, alleen zien te runnen. Victorine, zijn vrouw (Noot : Sophia Victorina De Hondt, °Leest 11/2/1899, +Hombeek 30/3/1982), was een zware reuma-patiënte. Haar vingers waren haast dichtgeplooid maar haar huis was tip-top in orde, zij kon lekker koken. In onze straat woonden drie zussen van Jules : Fien, die getrouwd was met den Braver, alias Huysmans. Ik denk dat Fien al weduwe was want ze had nog twee dochters. Later zijn er nog twee zonen bijgekomen, waarvan nonkel Waar mijn vaders vriend was. (Noot : Fien Solie, alias “Fien van den Braver” -den Brouwer- huwde tweemaal. Eerst met Marcel Huysmans, later met zijn neef Fons Huysmans, °Leest 18/11/1881, +Mechelen 9/3/1974). Dan had men nog Marie, (Noot : Marie Solie, °Leest 29/3/1882, +Mechelen 14/6/1977) die met Charelke Silverans (Noot : °Zemst 28/2/1882, +Leest 1/12/1956) getrouwd was. Hij was een uiterst lieve man. En dan was er nog Sjefie (Sophie), (Noot : Anna Maria Sophia, °Leest 15/12/1892, +Mechelen 3/7/1978) gehuwd met Vliejeske, alias Frans Coeckelbergh (Noot : °Leest 22/4/1891, +Leest 18/12/1964).
Waar haalt men die bijnamen hé ? Zo had men in onze straat Janneke van Dietes, alias Daelemans en Stanske van den Iekelijn, die Mertens heette. Van sommige mensen kenden wij beter de toegeworpen naam dan de echte.
Vervolgt.
Foto’s :
-De boerderij van Van Aken naar een schilderij van meester Meyers (thans Tiendeschuurstraat).
- Vriendinnetjes Agnes Piessens en Lutgart Hellemans.
Er waren in de Kouter drie klaslokalen, eentje stond leeg. Er hingen landkaarten, er stonden reservebanken en alle gerief dat er nodig was om ons bezig te houden. Juffrouw Maria Rheinhard, de dochter van de koster, stond in voor het vijfde en zesde leerjaar. Zij was de strengste. Tussen de twee klaslokalen stond een houten deur, die open kon als één van de leraressen afwezig was. Het gebouw waarin wij zaten dateerde van de schoolstrijd in 1879. Verouderd en een beetje uitgeleefd maar het was er plezant ! Wij speelden op de koer, allez op doodgewone aarde. Er was een kasseiwegeltje van aan het poortje tot de klas. En er waren ook W.C.’s. Alles rechtdoor de put in, behalve wat er aan de rand bleef hangen, met de nodige geuren. Bij juffrouw De Boeck leerden wij stapliederen zoals : “Leopold komt weer op den troon, hij blijft onze koning”, dan liepen we langs onze rij banken. Dat was stilaan de tijd van de Koningskwestie. Juffrouw De Boeck las soms mooie verhalen voor. Wij hebben bij juffrouw Maria veel moeten leren om die twee rustige jaren van juffrouw De Boeck bij te benen. Juffrouw Maria werd ziek en wij moesten enkele tijd naar de Zusterschool. Wij kregen er les van Zuster Adela. Vanwaar men ze had gehaald was ons een raadsel. Een lief, jong zustertje, knap, superordelijk, verfijnd. Ze heeft ons zoveel meer bijgebracht. Zij mocht niet naar de school in de Kouter komen omdat de Zusters Annonciaden van Huldenberg nooit alleen over straat mochten gaan, dan moest er altijd iemand meekomen van het klooster. En zoveel zusters waren er in Leest niet. Regel is wet hé. Wij hadden diepe spijt als juffrouw Maria genezen was, echt diepe spijt.
Op het koertje van de school in de Kouter, was er niet zo heel veel plaats om te spelen, bij voorbeeld verstoppertje dat ging wat moeilijk. Koorddansen ging vanzelf, behalve als het te nat was. Wij kenden allerlei liedjes, maar één stak er boven alles uit. Dat mochten we niet zingen van de leraressen. Van “Kem e jaske gekocht, ’t es van voddekes gemokt” en zo, dat wel. Maar het volgende mummelden wij binnensmonds, we wisten wel waarover het ging en we konden zonder duidelijke woorden, het ritme handhaven. “Altijd en altijd denk ik aan hem, aan zijne liefde aan zijne stem, aan zijne kussen die hij me gaf toen ik voor de eerste keer in zijn armen lag”. Wie het ons geleerd heeft, weet ik niet, maar we kenden het allemaal. Met een balletje speelden we ook, met een jojo, draden overgeven op de handen. We hadden verschillende liedjes om af te tellen, langere en kortere. Zakdoek leggen en de ring naar Amerika verzenden, wij tekenden met een stokje platte gronden met voorplaatsen, keukens, kelders en niemand mocht de lijnen uitvegen. Meisjes hadden ook knikkers, maar daar werd weinig mee gespeeld. Viskes waren waardevol. Hinkelen was nog zo’n amusement, en klein Anna zat op enen steen.
In onze klas zat Agnes Piessens (alias “van den Blokmaker”), de jongste van veertien kinderen, bij Maria Diddens (alias van “Lewie van Jefke”) waren ze met z’n elven. Gelukkige mensen die uit een groot gezin komen. Enkelen waren kind-alleen zoals ik, helaas.
Onze kleding op school was een zwarte voorschoot van satijn, vanachter met twee knopen vastgemaakt en met een gestrikt lint. Ook een wit kraagje hoorde erbij. Vanaf het vierde studiejaar heb ik schoenen gedragen, dan was het gedaan met de klompen. Wij hadden een handgedragen boekentas, rugzakken waren niet in de mode.
De weg van en naar school, van en naar de mis werd te voet afgelegd. In de Winkelstraat woonden in ’46 twee kinderen die naar school gingen : Mariette Solie en ik. Yvonne De Boeck was drie jaar ouder dan ik, maar die was in O.L. Vrouw-Waver op internaat. Ik heb die nooit weten naar school gaan in Leest, evenmin als haar broer Willy, die even oud was als ik. Yvonne werd onderwijzeres en bleef ongetrouwd. Mariette die werd kleuterleidster in Hombeek.
Vervolgt.
Foto’s :
-Het derde en vierde leerjaar in 1947. Van links naar rechts : Agnes Piessens, Lutgard Hellemans, Aline Van der Taelen, Jeanne Verschuren, Gusta Jacobs, Maria Diddens, Angèle Fierens, Emerence Van den Heuvel, onbekend, Suzanne Leemans, Delphine Van den Vondel en Helena Mertens..
De rechterkant : Maria Teughels, Christiane Van Wauwe, Jeanne Absillis, Jeanne Polspoel, Maria Selleslagh, Emilia Verbruggen, Louisette Van Baelen, Hilda Van Steen, Lisette Fierens, Rosa Verlinden, Mariette Solie en José De Wit. Tussen hen in : Juffrouw De Boeck.
-Juffrouw “Maria” Rheinhard was de strengste.
-Het kroostrijk gezin van Frans Piessens en Melanie Robijns. Agnes, de jongste, (zie foto verderop) was toen nog niet geboren.
-Het gezin van Louis “Lewie van Jefke” Diddens - Mathilde Vloeberghen met rechts bovenaan Maria Diddens.
Hoezeer mijn vader een hekel had aan het Duitse volk blijkt uit het volgende : als hij later met de auto reed en hij zag een wagen met een Duitse nummerplaat, zei hij steevast : “Mik (zo noemde hij mijn moeder) tel eens met hoeveel die zijn, want die zijn hier al twee keer geweest, hé.” Mijn vader vertelde ook wel eens dat zijn vrouw, ons Mik, 27 dagen voor mij (mei) getrouwd was. Dan zeiden de mensen : maar dat kan toch niet Zjangske. Toch wel, zei mijn vader, wij trouwden op 3 april. Mijn vader had humor in zich.
Zijn eigen vader had dat veel minder. Elke avond werd er bij mijn grootouders een rozenhoedje gelezen en daarna, al naargelang de maand, de litanie van O.L. Vrouw of het H. Hart. Mijn opa las voor en zijn vrouw en kinderen antwoordden. Bij gewone dagen werd de litanie van alle heiligen gelezen, maar eens heeft er iemand van zijn kroost gelachen met de heilige Agatha. Hij heeft ze nooit meer vernoemd -ze was gewoon verdwenen uit de litanie.
De Kruisdagen, dat is een belevenis die al eeuwen meegaat denk ik. Dat is in mei de rondgang langs de velden. Dan klonken er, a capella, Latijnse liederen, waarop de gemeenschap ora pro nobis moest antwoorden. Natuurlijk had de jeugd daar haar eigen woorden voor, al werden die wel niet uit volle borst gezongen, maar lacherig en samenzweerderig ging het dan : “Wie ijt er ie patatte geplant ? Zjaak van Rosse Mus.” Spijtig dat ik slechts één zin ken, ik geloof dat er eigenlijk heel wat humor zit in de andere zinnen. Er gaat toch zoveel schoons verloren, he. Zo ook dit Belfortlied “Boven Gent rijst”… Het refrein werd aangepast aan Leestse normen : “‘k Zien Jan Jatsjoe, ‘k zien Faro van ’t teitsfelt”. Ook hier ken ik maar één zin van. Mijn moeder kende veel liedjes uit operetten, weliswaar in de Vlaamse taal, maar toch. Ook hier ben ik het spoor bijster. Een enkel stukje ken ik er nog van en kan het zelfs nog zingen : “Herinner jij je slechte vrouw, gevoelde gij nog geen berouw. Het zijn maar uwe kinders klein, die in d’ellende zijn. ’k Zou willen weten, zeg mij de reden, waarom g’ons huwelijk tracht te verbreken”. Ook daar stopt het.
Al hield mijn vader niet zo veel van dat Duits gedoe, toch heeft hij tijdens de oorlog, misschien maar tijdelijk, het leven van een Duits soldaat gered. Die stond op wacht in het station van Mechelen en mijn vader stapte van de trein waarmee hij van Brussel kwam en hij hoorde het alarm afgaan. Hij sprak de jongeman aan en zei : kom, lopen, lopen -wat de soldaat ook deed. Mijn vader is door de H. Consciencestraat tot aan de Komiezenhuizen gelopen, daar zijn zij beiden over de afsluiting gesprongen, neergevallen en blijven liggen tot het bombardement voorbij was. Mijn vader had het hart op de rechte plaats, maar ging van dan af niet meer naar Brussel met de trein. Hij nam in Humbeek de tram, voor de veiligheid.
Mijn vader ging naar school op klompen, holle blokken -warm in de winter, koel in de zomer. Die kunnen niet alleen dienen als schoeisel, maar ook voor andere dingen. Vroeger stonden er telefoonpalen bij ons in de straat. De draden waren vastgemaakt aan witte porseleinen houders. Als men goed kon mikken en men gooide zijn klompen omhoog, dan kon men die porseleinen houders kapot gooien. In elke jongen schuilt een soort macho. Maar als die klomp dan op de kasseien viel, was hij wel kapot. En dan…kom maar eens thuis met kapot schoeisel. Ook daar was er een oplossing voor. In de Tiendeschuurstraat woonde de smid, (Noot : Jan-Baptist Moons °Leest 30/8/1901, +Leest 17/10/1972) en die herstelde, helemaal gratis, die kinderblokken met een stukje koperdraad, warme lijm en twee bloknageltjes : zo ontliepen de jongens thuis een straf. De smid was immers ook ooit kind geweest.
Toen wij in Leest kwamen wonen hadden wij geen elektriciteit of stromend water. Er was een waterput en een regenput. Op den ellentriek hebben we een jaar moeten wachten. De maatschappij van Willebroek had een elektricien aangesteld en die kwam maar niet opdagen. Wij kregen van vrienden een petroleumlamp van porselein. Een prachtstuk waar wij voorzichtig moesten mee omgaan. Ze was beschilderd met bloemen. Veel licht geeft dat niet, het ruikt een beetje raar en er werd zo weinig mogelijk gebruik van gemaakt. Maar toch, we waren gered.
Een badkamer hadden we toen ook nog niet. Als het zomer was, schepte mijn moeder ’s zaterdags ’s morgens een grote kuip vol met water uit de waterput, dat kon opwarmen met zonne-energie en ’s avonds wijl ieder met een emmer gewapend, zijn deel er uitschepte om ons in huis te wassen met sunlight-zeep -ik hoorde ooit iemand spreken over “gulzig”-zeep.
Ik ben in Leest in het derde leerjaar begonnen in november ’46. Wij gingen op klompen naar school. Juffrouw Marie Lafosse-De Boeck was lerares van het derde en vierde studiejaar. Zij was afkomstig uit de Winkelstraat en had ooit nog een boontje voor mijn vader gehad.
Vervolgt.
Foto’s :
-Op deze foto van een voetbalploeg uit de Winkelstraat van 1937 vinden we “Waar van den Braver”terug bovenaan als zesde van links. De anderen zijn : Petrus Ceuppens, Edward Mertens, Victor De Laet, Felix Van der Hasselt, Frans Mertens, Edward Huysmans (“Waar”), René Van Gijsel, Jozef Fierens (met pet) en Alfons Van Dam. Zittend : Emiel Coeckelbergh, Florent Mertens, Louis De Hondt, Juul Selleslagh, Rik Janssens (die sneuvelde in Willemstad in 1940) en Frans Van der Hasselt.
-Romantiek van de vorige eeuw. De man van wie juffrouw De Boeck hier droomt is Robert Lafosse.
Mijn vader had nog een zus die naar het klooster ging. Zij sloeg als jonge meid eens met een versleten soeplepel met scherpe randen, op het voorhoofd van nonkel Staan, die er heel zijn leven een litteken aan overhield. Mijn lieve tante overleed op 33-jarige leeftijd aan T.B.C.
Mijn vader en zijn broers haalden ook wel eens fratsen uit. Zo hadden zij eens een lege tabaks-tipzak, van Windels, gevuld met uitgerafelde paardenvijgen. Ze legden de zak netjes op straat en wachten achter de haag geduldig op een argeloze voorbijganger, die de verpakking mee naar huis nam. Grote hilariteit natuurlijk.
Nonkel Fak was ook stroper, kleinschalig weliswaar. Af en toe een strop van koperdraad, met een steen er aan, in een voor op de akker leggen, om een haas (liefst) of een konijntje te vangen. Mijn moeder ontkleedde de vangst en maakte ze klaar. Met kastrol en al gingen we, langs een achtergelegen aardeweg, naar de boerderij, de blaffeturen en de deur op slot, en er werd gesmuld dat het een lieve lust was. ’s Anderendaags op school had ik lekker konijn gegeten -van dat stropen mocht niemand iets weten. Echte stropers werkten met een lichtbak, ’s nachts. Men noemde ze “toekers”.
Het jongste broertje van mijn vader stierf in 1914 toen ze op de vlucht waren in Boom. Een Duitse legeroverste vroeg wat mijn grootvader in die kartonnen doos steken had die hij in zijn armen droeg en mijn opa zei : mijn zoontje. Hij moest de doos openmaken en toen ze dat lijkje zagen moesten de soldaten een erehaag vormen. Ha ja, een dode Belg was een goeie Belg, hé. Mijn vader had een grondige hekel aan Duitse soldaten. Hij moest van nonkel Staan, het zal 1918 zoiets geweest zijn, vragen om een sigaret. De soldaat antwoordde dat hij nog veel te klein was om te roken. Mijn vader nam een rotte raap en smeet die naar de Duitser, het projectiel kwam terecht op de kraag van de soldaat en mijn grootmoeder moest zijn kostuum afkuisen en hij sprak erover het huis in brand te steken. Mijn vader is wijselijk acht dagen ver uit de buurt van zijn vader gebleven.
Mijn grootvader was geen echte landbouwer, mijn grootmoeder had daar meer verstand van. Mijn grootvader was eigenlijk een hersteller van stijlmeubelen. Iets wat wel wat geld in het laadje bracht. Ooit bracht de echtgenoot van juffrouw Ackermans, die in Leest les gaf, een antieke kast om te herstellen door mijn opa. Hij moet dat zo goed gedaan hebben, dat de klant, bovenop de kosten, nog een mooi schilderijtje op paneel maakte van de hoeve. Die meneer was een gerenommeerd kunstenaar in Mechelen. Zijn naam weet ik niet meer. (Noot : volgens “Leest Geweest” pagina 139, Ghesquiere maar volgens Lieve Huysmans : Gerard Ghekiere)
Mijn grootmoeder heeft ooit eenmaal de zee gezien. Ze zal ruim 80 jaar geweest zijn en vooraf vroeg zij aan nonkel Fak : “Frans de zee is dat van hier tot op ’t Heike ?” “Ach nee, moe, zei hij, dat water is veel breder”. Daar kon ze echt niet bij. Ze heeft de zee echt gezien, maar de autorit er heen en terug heeft ze in stilte biddend aan haar paternoster meegemaakt om het er levend af te brengen.
Nonkel Fak is maar tot zijn elf jaar, sporadisch, naar school geweest. Hij ging veel helpen op het “Hof ter Haelen” in de Elleboogstraat. Tante Leonie die hielp mijn grootmoeder en ging ook weinig naar school, wel alle dagen naar de mis. Nonkel Staan en mijn vader hebben in Leest alle klassen doorlopen. Tante Stephanie voerde een tijdje melk uit naar Mechelen. Toen ze trouwde was het gedaan.
Mijn ouders leerden elkaar kennen op St Jans-kermis in Hombeek in de zaal “Forum” in 1932. Zij wisten niet dat ze familie van elkaar waren. Zij waren achternicht en achterkozijn. Ze hebben 5 lange jaren achter hoek en kant verkering gehad. Mijn vader mocht bij mijn grootvader niet binnenkomen. Mijn grootvader langs moeders kant was een onmogelijke moeilijke mens. En toch zijn ze getrouwd geraakt. Door de plaats waar mijn moeder in Hombeek woonde : Vossebergen (nu Dukestraat) werd er wettelijk getrouwd in Hombeek en kerkelijk in Zemst-Laar. Het heeft daar aan mijn ouders nog een bonus van 5 frank gekost om te mogen trouwen. Die som diende voor het afkopen van de bloedschande -ze waren familie. Als men die som betaalde was alles geregeld. Daar berust op het Aartsbisschoppelijk Paleis in de kerkelijke archieven nog een latijns document over.
Mijn vader had graag als kind in Leest bij de fanfare gespeeld en vroeg dat aan zijn vader. Die zei hem : ik doe niet aan dorpspolitiek (herinner u Blekken en Sussen), op ’t Heike mag je gaan spelen en ik wil zelfs een instrument kopen. Ja maar, va, zei mijn vader, op ’t Heike ken ik niemand, al mijn kameraden spelen in Leest. Mijn grootvader was niet te vermurwen en het bleef erbij. Vaders wil was toen nog wet.
Mijn vader was goed bevriend met Waar van den Braver, alias Huysmans (Noot : Edward Huysmans, °Leest 10/2/1912, +Mechelen 9/9/1988), een buurjongen. Zij trokken samen naar school en haalden ten gepasten tijde samen kattenkwaad uit. Zij waren samen soldaat en werden ook opgeroepen tijdens de tweede wereldoorlog. Zij zijn krijgsgevangen genomen en liepen samen met vele anderen richting Antwerpen. Men had hen wijsgemaakt dat ze bij aankomst daar, een stempel kregen en terug naar huis mochten, maar mijn vader geloofde dat niet. Nonkel Waar, zo noemde ik hem, had nog de kans gezien om een kort briefje te schrijven naar zijn ouders. Mijn vader moest niet schrijven naar zijn moeder, die kon toch niet lezen en zijn vader was ondertussen al overleden. Papa heeft wel een briefje geschreven naar mijn moeder, want zij waren in 1937 getrouwd. Fien Slie, de moeder van nonkel Waar is met haar briefje gelopen naar mijn grootmoeder en zij riep al van ver : “Lisa, onze Waar is bij aale Zjangske, die komen levend naar huis”. Wat ook gebeurde ! Mijn vader zei tegen nonkel Waar, als ze krijgsgevangen genomen waren : “We gaan proberen wat meer achteraan in de stoet te geraken en het eerste oud café dat we tegenkomen, ga ik de plee gebruiken en gij gaat voor de deur staan”. Wijl mijn vader zogezegd zijn behoefte doet, komt er een Duits soldaat afgelopen die nonkel Waar uit de weg duwt, de deur van het huizeke openzwiert en roept : “Erhaus !” Mijn vader antwoordde: “Erst scheisse!” Dat verstond de soldaat, en hij zei : “Dan mitkommen !” “Ja,” zei mijn vader maar hij deed het niet. Ze gingen het café binnen en als de stoet voorbij was, hebben ze bij die mensen andere kleren gekregen en zijn ze te voet van Kontich naar huis gekomen. Ze waren gered. Drie dagen later is mijn vader gaan werken, in Brussel, aan de Haven- en Zeekanaalinrichting, kortweg de Maritiem, waar hij al in dienst was sedert januari 1937. Voor hem en nonkel Waar was de miserie voorbij, den oorlog natuurlijk nog niet.
Vervolgt.
Foto’s :
-Frans “Fak” Fierens en Anna Van Winghe, exploitanten van de eeuwenoude doening "Scheurcapruin" in de Winkelstraat.
-“Scheurcapruin” door de ogen van Gerard Ghekiere.
-Leonie Fierens, zuster Maria Berchmans, was een zus van haar vader.
-Herinnering aan het gouden huwelijksjubileum van haar ouders Jan Fierens en Marie Josephine Christiaens in 1987.
De lezers die het item over burgemeester Pieter “Piër Prins” De Prins verwachten zullen nog wat geduld moeten uitoefenen. De laatste tijd zijn ons een hoop -tot dusver ongepubliceerde- nieuwe gegevens en foto’s over en van Leest in handen gevallen waaraan we prioriteit willen geven. Om te beginnen met de jeugdherinneringen van Lisette Fierens.
In de zomer van 2019 kreeg ik een telefoontje van een pientere dame op leeftijd uit de Winkelstraat te Leest met het verzoek om eens langs te komen. Ze stelde zich voor als Lisette Fierens, nazaat van het eeuwenoude Scheurcapruin aldaar. Ik kende Lisette nog van meer dan tien jaar geleden toen ik onderzoek deed naar de geschiedenis van dat hof en zij had me toen meer dan geholpen. Tijdens onze volgende ontmoeting, die uiterst aangenaam verliep, gaf zij me een eigenhandig uitgetypt manuscript mee waarin ze haar jeugdherinneringen had opgetekend, vooral haar ervaringen met Leest. Herinneringen die ze met iedereen wou delen. Alhoewel geboortig van Vilvoorde waar ze nog een tijdlang in de “Far West” gewoond heeft en later ook nog in Hombeek en Mechelen is haar hart altijd voor Leest blijven kloppen. De eerste rechtstreekse voorvader van Lisette die zich in het dorp vestigde was Petrus Fierens, in het jaar 1669, na zijn huwelijk met Maria Huysmans. Hij was afkomstig van Puurs, zij was een authentieke Leestse. De volgende generaties Fierens zouden tot de tegenwoordige tijd het dorp blijven bewonen.
In dit werkje neemt ze geen blad voor haar mond en vertelt vrijuit over haar familie en haar jeugd. Haar ervaringen in de meisjesschool als leerlinge bij juffrouw De Boeck en de minder populaire juffrouw Maria, de spelletjes die ze speelden, de invloed van de katholieke kerk, over haar buren, over de dorpsdokter, de herbergen in het dorp, de bijnamen, haar ontmoeting met haar latere echtgenoot, over haar liefde voor Leest en haar afkeer voor de fusie. Met haar goedkeuring en om uiting te geven aan mijn respect voor Lisette heb ik haar fraai proza opgesmukt met foto’s uit mijn archief en ook van haarzelf en die voorzien van commentaar. Lisette en haar man Fons Polspoel hebben op hun beurt gezorgd voor een mooi nageslacht : drie dochters, één zoon, tien kleinkinderen en nog een aantal achterkleinkinderen zetten hun bloedlijn onafgebroken voort. Daar mag ze terecht fier over zijn. Marcel Van Hoof, Blaasveld, september anno 2019.
Lisette Fierens schreef haar jeugdherinneringen.
Mijn dorp, Leest, dat is het mooiste, aangenaamste, het liefste dorp dat er bestaat. Sedert ik het echt leerde kennen is er natuurlijk heel wat veranderd. In het jaar 1946, in de maand november, verhuisden wij van Hombeek, het dorp van mijn moeder, naar een nieuwbouw in de lange, stille Winkelstraat in Leest. Wij werden, ondanks dat het niet juist was, versleten voor rijke mensen, samen met de bewoners van de Tiendeschuurstraat. Dat lag zo in de mond. Mijn vader was afkomstig van de hoeve Scheurcapruin in de Winkelstraat. Van daar dat wij hier kwamen wonen. Zijn oudste broer zette de boerderij voort, een bescheiden hoeve : vier koeien, kalfjes, een paard, een varken, wat kippen, een tweetal geiten voor de vette melk en twee hectaren akkergrond. De rest werd gepacht. Mijn grootmoeder Elisabeth -Lisa voor de buren- woonde bij hen in. Nonkel Fak, alias Jan Frans Fierens, was getrouwd met Anna Maria Van Winghe van Stuivenberg in Mechelen. Het was een verstandshuwelijk. In 1939 stond de tweede wereldoorlog voor de deur en nonkel Fak had zeker zijn leeftijd om met een huwelijk komaf te maken, wijl mijn tante nog ettelijke jaren ouder was dan hij. Als mijn tante eens bij het kaartspel tegenslag had, dan riep mijn oom soms : nu weet ik waarom gij voor zaad bleef staan. Niet zo fraai, want mijn tante was een lieve vrouw. Zij was de tweede jongste van 21 kinderen. Haar ouders waren elks tweemaal getrouwd. Vandaar. Als nonkel Fak een kaartje of een briefje schreef, wat uiterst zelden gebeurde (hij leerde lezen en schrijven bij “den troep”), dan ondertekende hij zijn schrijven met Vak. Wij schreven Fak. Mijn grootmoeder kon lezen noch schrijven, zelfs met haar voornaam had ze het moeilijk. Na het middagmaal las mijn tante aan tafel voor uit de krant. Dat ging dan voor drie personen tegelijk. Mijn vader had, naast nonkel Fak, nog een broer Hendrik-Constant, de helft van een tweeling, het andere broertje stierf voor het een jaar oud was. Toen nonkel Staan soldaat werd, vroeg een legeroverste hem, waar hij geboren was en mijn oom antwoordde : “Leest”. Die man vroeg dat nog eens, maar op een meer bitse toon en mijn oom antwoordde weer : “Leest”. Op den duur had slimmeke toch door dat Leest een dorp was.
Vervolgt…
Foto’s :
-Lisette met het manuscript van haar verhaal in augustus 2019.
-Scheurcapruyn door de ogen van Friede Willems.
-Jaak Fierens en Elisabeth Cuypers, haar grootouders.
-Jan Fierens en Marie Josephine Christiaens, haar ouders.
Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest. Pieter De Prins wordt nog even in de wachtkamer geplaatst. Wij konden een interessante brief op de kop tikken van een Leestenaar, slachtoffer van W.O.II., die we u niet wilden onthouden.
1941 – 27 maart : Drie dagen voor zijn overlijden signaleerde Jaak Voet zijn lichamelijk letsel veroorzaakt door zijn wegvoering.
“Ik ondergeteekende Voet Jaak geboren te Leest den 24 Maart 1910 en wonende Dorpstraat 45 Leest, heb de eer U het volgende ter kennis te brengen.
Wanneer de oorlog een paar dagen aan den gang was is er te Leest een bericht aangeplakt geweest dat alle jonge mannen van 16 tot 35 jaar zich naar Ieper moesten begeven.
Ik, met anderen van mijn dorp, hebben dadelijk gevolg gegeven aan den oproep, en na vele moeilijkheden en verongewissen zijn wij te Ieper toegekomen. Daar werd er ons ter kennis gebracht dat wij zo rap mogelijk Frankrijk moesten trachten te bereiken.
In Dieppe zijn wij door de Duitsers verrast geweest en wij zijn terug naar Luik teruggezonden geweest. Onderweg had ik eene borstvalling opgedaan en toen ik terug thuis was, moest ik dadelijk naar bed. De geneesheer die mij kwam onderzoeken stelde een borstkwaal vast waarvan ik tot nu toe nog altijd lijdend ben.
Daar ik mijn werk niet meer kan doen als vroeger vraag ik een geneeskundig onderzoek te mogen ondergaan. Hopende op een goed gevolg, zoo bied ik U Heer Bureeloverste, de verzekering mijner eerbiedigste gevoelens. J. Voet
Jaak Voet baseerde zich op onderstaand krantenartikel dat slachtoffers van de oorlog aanmaande om het Ministerie van Financiën, dienst Oorlogsslachtoffers, te verwittigen.
Drie dagen nadat hij het Ministerie had verwittigd van zijn ziekte die veroorzaakt was door de vlucht, overleed hij te Leest op 30 maart 1941.
“Een brave jongeling was Jaak, immer tevreden, immer blijgezind ging hij door ’t leven : hij was de vreugde zijner familie, de levenslustige vriend van allen die hem gekend hebben.”
Mooie woorden uit zijn gedachtenisprentje.
Jaak Voet was een zoon van Constant (°Leest 3/4/1873, +Leest 20/6/1926) en van Adèle Cools (°Waarloos 6/4/1882, +Leest 11/10/1953). Na de dood van haar man bleef moeder Adèle achter met zes kinderen : René, Alida, Frans, Marcel, Miet en Jaak Voet. (LG, blz. 303)
Jaak was de enige die ongehuwd bleef.
Foto’s en documenten.
-Jaak Voet op pasfoto en gekiekt aan de Sint-Jozefskapel.
1946 – Zondagen 15 en 22 december : De Toneelkring Rust Roest bracht n.a.v. de Jubileum-Viering van het 25-jarig bestaan DE WITTE NON.
Een drama in 6 “taferelen” van George Mentone. Vrij naar de gelijknamige roman en filmwerk “The White Sister”.
Rolverdeling
Prins Chairomonte, ridder van Malta : Herman Rheinhard
Enriquetta Marchesa di Mola : Irma Selleslagh
Nordonna Angela : Yvonne Steenmans
Madame Bernard,gouvernante : Jeanne Moons
Kapitein Giovanni Severi : Alfons Hellemans
Monsignore Saracinesca,priester : Jozef Leemans
Notaris Cantini : Victor Selleslagh
Graaf il Conte del Fence : Constant Huysmans
Gabriel Durand, kunstschilder : Florent Mertens
Jaccomo, bediende : August Verlinden
Moeder Overste : Julia Lauwens
Een Zuster : Elza Van Steen
Een Boer : Leonard Spruyt
Dienstpersoneel : Witte Zusters.
Het stuk speelt in de omgeving van de Vesuvius. Na het vierde tafereel werd op zondag 15 december hulde gebracht aan de jubilarissen van de toneelkring. (Uit het Programmaboekje met dank aan Guido Hellemans)
1946 – Bevolking. Op 31 december telde de gemeente Leest 1813 inwoners.
Foto’s :
-Het voorblad van het programmaboekje van “De Witte Non”.
-Victor Selleslagh en Alfons Hellemans (foto’s uit dat programmaboekje van “Rust Roest”).
Vervolgt met : 1947 – Pieter De Prins werd burgemeester en dit tot 1958.
Vanaf nu worden de vele aanvullingen en wijzigingen geïntegreerd in de lopende teksten van de Kronieken. We nemen de draad weer op (vanaf 8/9/1946) zoals voorheen, op vraag van diverse bezoekers. De meeste items werden al gepubliceerd maar vanaf nu met toevoeging van vele nieuwe gegevens, foto’s en afbeeldingen en ook een aantal verbeteringen. Veel leesgenot,
Marcel
1946 – 8 september : Philomena VAN PRAET trad in bij de Dochters van Maria.
Zij werd Eerwaarde Zuster Ferdinanda. Philomena Van Praet was te Leest geboren in de Alemstraat op 13 mei 1930. In het vijftigste en jubileumnummer van “De Band” van augustus 1957 schreef zij :
“Op ’n schone septemberdag 1946 deed ik mijn blijde intrede bij de Dochters van Maria te Willebroek. Alleen was ik niet. Ieder van ons wilde van de partij zijn om die reis mee te maken. Na een hartelijk afscheid mocht ik kennis maken met mijn nieuwe Zusjes. Heel vlug kon ik mij gewennen aan de nieuwe omgeving, en we mogen wel zeggen dat het er heel leutig aan toe ging. Na zes maanden postulaat kreeg ik bij mijn inkleding de naam van Zuster Ferdinanda, waardoor mijn broer zeer vereerd was. Een jaar verliep, afgewisseld door allerlei werk, ontspanning en gebed. Heel spoedig kwam dan de lang verwachte dag van de professie. Een aangenaam feestje bracht de familie weer eens innig samen. Die gelukkige dag van 12 april 1948 zullen we nog lang gedenken. Stilaan dacht onze goede Eerwaarde Moeder er aan dit nieuw geprofest groepje naar de Normaalschool van Hasselt te sturen. Vier jaar vorming bracht ons eindelijk, in 1952, als gelukkige gediplomeerden weer thuis. Toen wachtte ons een welverdiende vakantie. Buiten alle verwachting in, was mijn eerste zending naar Aartselaar. Daar werden we gul ontvangen. Het 3de studiejaar werd mij toegewezen in de gemeentelijke meisjesschool waar reeds vijf onzer Zusters werkzaam waren. Ik was blij zo heel rap te kunnen werken aan de opvoeding van ’n dertigtal kinderen. Bereid tot de arbeid, verwachtte ik veel van die stralende kinderoogjes, die mij veel voldoening gaven. Mogen wij met lof spreken over onze kinderen, dan verdient het welbevolkte dorp eveneens geprezen te zijn. We mogen werkelijk bogen op de bloei van onze school waarvan het aantal leerlingen ieder jaar toeneemt. Met blijdschap beginnen we op 2 september een Familiale en Middelbare Huishoudschool. Vol belangstelling volgt de bevolking de voorbereiding tot deze werkzaamheden. Gebrek aan leerkrachten is de grote kwaal voor ’t ogenblik. Nochtans de oogst staat rijp. Zendt ons arbeidsters of beter…wie komt er arbeiden ? ’n Gelukkige Leestenaar, Zuster Maria-Ferdinanda.”
Philomena Van Praet ging nooit naar de kleuterschool en liep haar lagere school te Tisselt. Ze ging binnen bij de Dochters van Maria te Willebroek op 8 september 1946 en werd gekleed als zuster Maria Ferdinanda op 10 maart 1947. Zoals nog andere zusters van haar congregatie in die jaren werd ze onderwijzeres. Ze haalde haar diploma in Hasselt in 1952. Van dan af gaf ze zowat dertig jaar les aan de meisjesschool te Aartselaar en dit in verschillende klassen en functies. Eerst als gewone leerkracht, dan als directrice met klas en nog later opnieuw als gewone leerkracht : ze wou absoluut geen directrice zonder klas zijn. Ook taalleerkracht is ze er geweest. Daarna werkte ze tien jaar als vrijwilligster bij mentaal gehandicapten te Boechout (1982-1992) tot die gemeenschap verhuisde naar het Moederhuis van de congregatie te Willebroek. Van die congregatie was ze algemene overste van 1996 tot 2002. In 2018 stond ze op een wachtlijst van het rusthuis Seniorplaza uit Willebroek. ("De Sint-Niklasparochie in Leest", Wilfried Hellemans)
1946 – 1 oktober – Gemeenteraad : Verleggen voetpad in de Bist. “.
..De Raad, gezien het verzoek van den heer Coemans grondeigenaar te Mechelen tot het verleggen van het voetpad nr. 63 in de Bist, gezien de daarbijgevoegde uittreksels uit den atlas der buurtwegen, gezien het commode en incomode des aangaande waaruit blijkt dat er geen bewaren zijn ingekomen, besluit den voetweg nr.63 te verleggen zoals aangeduid op de daarbijgevoegde plannen...”
1946 – 24 november – Gemeenteraadsverkiezingen.
Met de verkiezingen van 24 november 1946 kwam er weinig verandering. De Blekken (“Sint-Cecilia”) wonnen tegen de Sussen (“Arbeid Adelt”) met “vijf-vier”. Burgemeester Emiel Verschueren was voorlopig geen kandidaat meer. De Blekken wonnen ondanks dit toch met Pieter De Prins, Prosper Busschot, Pieter Verbeeck, Ferdinand De Prins en met Theofiel Maes. Pieter De Prins werd burgemeester en Prosper Busschot en Theofiel Maes werden schepen. De Sussen hadden een aantal nieuwe namen naar voren geschoven. Samen met oud-burgemeester Victor De Laet zetelden J. Van Riet, Ernest De Win en H. Spoelders.
Op 24 oktober 1952 waren er opnieuw verkiezingen en deze gingen de geschiedenis in als erg woelige dagen. De Blekken wonnen deze keer met “zes-drie” en Pieter De Prins werd opnieuw burgemeester. Emiel Verschueren kwam terug als schepen en Prosper Busschot begon in dezelfde functie aan zijn laatste ambtstermijn. (“Leest in feest”, Stan Gobien)
De verkozenen van 1946 waren : Busschot Prosper, De Prins Petrus, De Laet Victor, Van Riet Jan, De Win Ernest, Verbeeck Pieter, De Prins Ferdinand, Maes Theophiel en Spoelders Remi. Eerste schepen werd Prosper Busschot, tweede schepen Theophiel Maes. (GR-18/1/1947)
Foto’s :
-Philomena Van Praet (Zuster Ferdinanda).
-Prosper Busschot, Victor De Laet, Ernest De Win en Pieter Verbeeck, allen verkozen in de gemeenteraadsverkiezingen van 1946.
1944 – Woensdag 19 april : Brandbommen in de Kouter en bombardementen boven Mechelen.
Deze woensdag werden rond 18u30 formaties vliegtuigen opgemerkt over Leest richting Mechelen. Ze wierpen dwarrelende dingen uit die er van op afstand uitzagen als zilverpapiersnippers. De werkelijkheid was anders. Eens ze de grond raakten spatten ze open en zetten ze de omgeving in vuur en vlam. In de Kouter vielen er enkele neer maar het grootste deel raakte de stad Mechelen. Twintig minuten later volgde een tweede formatie bommenwerpers. Ze bombardeerden de spoorlijnen en het Arsenaal en honderden brisant- en brandbommen richtten ook een enorme schade in de stad zelf aan. Mechelen stond in brand. Een zwarte bladzijde in de Mechelse geschiedenis.
De balans was verschrikkelijk : 138 doden, 12 vermisten en 123 gewonden. Daarnaast waren er 362 vernietigde en 1507 beschadigde gebouwen. En het ergste moest nog volgen…https://stadsarchief.mechelen.be/vandaag-in-de-mechelse-ges…
1945 – 12 maart : Franciscus VAN DER ELST vond de dood in het concentratiekamp van Flossenberg.
Franciscus Van der Elst was te Leest geboren op 4 oktober 1895. Hij was schilder bij de NMBS en was tijdens de tweede wereldoorlog actief in de partizanengroep Boortmeerbeek. Frans was de enige (geboren) Leestenaar die de kampen van de Nazi’s niet heeft overleefd. Hij werd in zijn woning te Hofstade in de nacht van 23 mei 1944 door de Feldgendarmen van Antwerpen opgepakt op verdenking van het bezit van springstoffen en overleed in het concentratiekamp van Flossenberg op 12 maart 1945. Zijn stoffelijk overschot werd pas in 1956 ontgraven en gerepatrieerd naar België. Meer details in deze Kronieken : 12 maart 1945.
1945 – Einde tweede wereldoorlog : Mechelaars zochten veiligheid in Leest.
Hugo Lauwens : “Toen de tweede wereldoorlog op zijn einde liep werden er nog bommen gedropt. Vooral steden en fabrieken waren doelwitten. Mechelaars gingen vluchten naar de randgemeenten waar hoogstens een verloren bom viel. Het gezin van Willy Van Hoof, uitbaters van een groentenwinkel uit de Adegemstraat, werd opgevangen door Nante De Prins (de beenhouwer op het dorpsplein) en zijn vrouw Alida De Wit. De vrouw van Van Hoof was hoogzwanger en is er bevallen van hun tweede kindje Lydia. Het kindje moest gedoopt worden, maar er was niemand die de doop kon doen. Iedereen was weg, waarschijnlijk ook op de vlucht. Vroeger was er bij elke doop ook een koster aanwezig. Zo werd aan de toen 23-jarige Herman Rheinhard gevraagd om de doop te doen in vervanging van zijn vader. Herman werd ook peter van Lydia. Omdat ze ook een meter nodig hadden werd aan mijn grootmoeder Mathilde De Bruyn gevraagd om aanwezig te zijn bij de doop en werd haar het meterschap geschonken. Wanneer de rust weerkeerde in Mechelen ging het gezin Van Hoof terug naar hun huis. Lydia kwam wanneer ze groter werd ook nog steeds haar meter bezoeken. De oudere zus van Lydia heette Yvonne Van Hoof.”
Vervolgt met : 1946 – 8 september : Philomena VAN PRAET trad in bij de Dochters van Maria.
Foto’s :
-De opgebaarde slachtoffers van het bombardement van 19 april te Mechelen.
1944 – 19 maart : Jean Baptist BROOTHAERS overleden na vergiftiging door bezoedeld water.
Jean Baptist Broothaers was te Leest geboren op 19 december 1923 als zoon van Francois (°Londerzeel 11/2/1896, +Mechelen 17/4/1965) en van Roos Van den Brande (“Roos Lapan”). Swa Broothaerts en Roos woonden in de Molenstraat, in het huis dat later bewoond werd door Pierre De Wit (Aluminiumwerken). De gevel van dit huis bevindt en bevond zich op straatniveau en de achterzijde lag toen in de zennebeemd. Het Zennewater was in de beemden beland en overspoelde ook de kelder van de familie Broothaers. De zoon van Roos en Swa is toen overleden door het eten van aardappelen die vergiftigd waren door het bezoedelde water. Hij was nog geen 21.
Rik Lauwens was, samen met Miele Van Steen, misdienaar toen Jean Baptist begraven werd. En hij vertelde aan zijn zoon Hugo het volgende over de begrafenis :
“…de pastoor en de misdienaars waren het lijk en de stoet in de Molenstraat gaan ophalen. Eénmaal in de kerk ging men over tot het protocol (wierook-zegeningen…), toen plots een hevige knal weerklonk, hoorbaar tot in de wijde omgeving. De pastoor noodde de misdienaars om verder te doen wat ook gebeurde. Na de mis werd de oorzaak duidelijk : er was een obus gevallen in de Molenstraat, daar waar net de stoet met het dode lichaam en zijn gevolg gepasseerd was…”
Roos “Lapan” Van den Brande is later verhuisd naar een woning in de Dorpstraat.
“Als een snel voorbijvliegende schaduw is hij te midden van ons verschenen en spoedig verdwenen, minzaam en vriendelijk, goedhartig en rechtzinnig, bemind van God en van de menschen. De kunst der geneesheren, de aanhoudende gebeden zijner Ouders en familie, alles was vruchteloos, omdat zulks den Heer beliefde…” Uit zijn gedachtenisprentje.
Bronnen : Rik en Hugo Lauwens.
Vervolgt met : 19 april 1944 – Bombardement op Mechelen.
Foto’s :
-Jean Baptist Broothaerts.
-De bewuste woning (Molenstraat nr. 14) in 1981.
-En in 2019.
-De toenmalige misdienaars Rik Lauwens en Mille Van Steen (in 1947).
1944 – 24 januari : Pieter Frans VAN DER TAELEN klokluider benoemd.
Pieter Frans Van der Taelen, (roepnaam Frans) geboren te Willebroek 22/8/1882, wonende Dorp 11 Leest, aangesteld “ten tijdelijken titel als klokluider en torenuurwerkverzorger der gemeente”. Hij verving Alfons Scheltiens die naar Mechelen was verhuisd. Zijn jaarwedde : 1800 fr. (GR)
Pieter Frans was arsenaalwerkman en gehuwd met Regina Van Aken (°Leest 25/2/1869, +Leest 7/1/1946). Hun enige zoon Franciscus “Frans” (°Leest 21/4/1908, +Mechelen 12/4/1983) was gehuwd met Clotilde Hoebanckx (°Heindonk 20/5/1908, +25/3/1974). Zij woonden in het Pensenstraatje en kregen op hun beurt één dochter : Aline Van der Taelen die huwde met Frans Verschooten (°O.L.Vrouw Waver 2/9/1931, +Leest 16/5/2010). Aline woont nog steeds in het Pensenstraatje.
Haar grootvader Pieter Frans werd vereerd met de “Medalie van 1e Klas van de Weggevoerden 1914-1918”, hij was lid van de Bond van het Heilig Hart en lid van de Koninklijke fanfare “St. Cecilia” Leest. Pieter Franciscus Van der Taelen overleed te Leest op 5 april 1954. (Bronnen : Gemeentearchief en Lieve Huysmans)
1944 – 25 februari : Overlijden van de religieuze Victoria VAN DEN HEUVEL.
Anna Maria Victoria Van den Heuvel werd te Leest geboren op 11 juli 1898 als dochter van Henricus Theodorus "Dorreke" en van Francisca Rosalia Jacobs, landbouwers en herbergiers in “Sint-Cecilia”, hoek Molenstraat, Pastoor De Heuckstraat. Zij was o.a. de zus van Sophie Van den Heuvel, echtgenote van Gerard Somers, die "Sint-Cecilia" later zouden uitbaten onder de naam “Op ‘t Hoekske” (thans “Drij Gapers”).
Ze ging binnen in de Congregatie der christelijke scholen van de heilige Jozef Calasanz te Vorselaar en werd zuster Serafina. Ze overleed te Westmalle op 25 februari 1944. (“De St-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans)
Vervolgt met : het dramatische overlijden in 1944 (19 maart) van Jean Baptist BROOTHAERS.
Foto’s :
-Pieter Frans Van der Taelen en zijn zoon Frans anno 1950 in café Sint-Cecilia. (Foto Hugo Lauwens)
-Het gedachtenisprentje van Frans Van der Taelen senior.
-Het kleine huisje rechts in het Pensenstraatje werd bewoond door de familie Van der Taelen. Aline woont er nog steeds.
-Victoria Van den Heuvel, zuster Serafina.
-Oude postkaart van het café “Sint-Cecilia” van 1910. De vader van Victoria staat met zijn bestelschotel in het deurgat.
1943 – 29 juni : Overlijden van Clementina BRUGGHEMANS, religieuze uit Leest.
Victoria Clementina Brugg(h)emans werd op 29 maart 1910 geboren te Leest in de Alemstraat. Zoals haar Leestse jaargenote Leonie Fierens stierf ze als drieëndertigjarige te Rumst op 29 juni 1943, een dag eerder dan zuster Maria Berchmans. Ze werd er ook begraven. (‘De Sint-Niklaasparochie in Leest’, W. Hellemans)
Clementina is een dochter van Petrus Cornelius Brugghemans en van Maria Ludovica Hendrickx, landbouwers in de Alemstraat.
1943 – 30 juni : Overlijden van Leonie Fierens (Zuster Maria Berchmans).
Leonia Constantia Fierens was te Leest geboren op 28 januari 1910 en ze overleed te Rumst op 33-jarige leeftijd. Al heel vroeg was haar diepste verlangen naar het klooster te gaan. Na een door haar vader verplichte ‘wachttijd’ trad ze, op 20 januari 1935, in in de congregatie van de Dochters van O.L.Vrouw van het Heilig Hart te Buggenhout. Haar professie als zuster Maria Berchmans volgde anderhalf jaar later, op 25 augustus 1936. Daar ze weinig gestudeerd had en bv. alleen haar naam kon schrijven, werd ze werkzuster in het klooster te Rumst. Tijdens de oorlog kwam ze af en toe naar haar familie in Leest om wat eten voor de zusters. (‘De Sint-Niklaasparochie in Leest’, W. Hellemans)
Leonie is een dochter van Jacobus “Jaak” Ludovicus Fierens en van Maria Elisabeth Cuypers en een zus van Frans “Fak”, landbouwers op Scheurcappruyn in de Winkelstraat. (Meer over deze eeuwenoude hoeve in deze Kronieken bij het jaar 1417)
Jaak en Elisabeth kregen zeven kinderen waarvan er twee voortijdig stierven. Eén ervan overleed tijdens de Eerste Wereldoorlog te Boom vertelde Fak aan de Band. Toen hij met het lijkje in een doos op een peloton Duitsers botste, werd hij aangemaand om de doos te openen. Toen die Duitsers de inhoud zagen, verplichtte hun officier hen om allemaal het lichaampje te groeten.
Leonie leerde uiteindelijk toch schrijven. Hierna een –niet gedateerde- brief vanuit de Dochters van O.L.Vr. van het H. Hart Missiezusters Burggenout, gericht aan haar moeder, broer en schoonzus : “Beste Moeder, Fak en Anna. Welhaast staat de vasten voor de deur en daar je weet dat wij dan niet schrijven kom ik nu eens schrijven. Maar daarom moet gij niet laten te schrijven want een brief van huis is altijd welkom. Anna nu verwacht ik eens nieuws van U, want ik geloof dat onze Fak zijn vingeren stijf zijn want anders zou ik wat meer van huis weten. Hier zijn ze nu bezig aan de kapel dat is nog al een spel, nu ligt er een put in onze hof en ze rijden met den trein om de aarde weg te vuren want ze gaan nog al diep. Den eerste maart gaat het ouderlingen huis open, ik geloof dat dat in het begin zal varen maar ja, ne mensch geraakt aan alle gewoon. Voorts gaat het hier alles zijne gewone gang. Moeder, Fak en Anna, nu ga ik sluiten want ik weet niets meer en tot Paschen. Moeder als ge nog iets van de menschen over mij hoort zeggen, gelooft er niets van, want het gaat met mij goed. Dag beste moeder, Fak en Anna en tot ziens. Van uw dankbaar kind en zuster, Z.M.Berchmans D.V.O.L.Vr.v.h. H. Hart.”
Op 1 oktober 1938 stuurde ze vanuit Rumst volgend briefje met felicitaties aan haar broer en schoonzus : “Beste Frans en Anna, Op dezen uw geluksdag kom ik U van ganscher harte mijne beste heilwenschen aanbieden ! Schoon en groot is de verbintenis van twee zielen die elkaar voor alltijd trouw zweren, onder Gods milde zegen ! Moedig en vertrouwvol met uwe jeugdige geestdrift stapt ge ’t bootje in, om als het God belieft, te varen over een mooie rustige zee, maar ook als ’t moet de baren te trotseren, elkander steunend door trouwe liefde. Het leven ligt daar voor U schoon en wijd open en verlangend en betrouwvol staart ge de toekomst in. In de stemmigheid van uw stil en vredig familiegeluk, zingt Uw vreugde maar uit en laat het door uw hemelhuis weergalmen. Aan Gods altaar zijt ge door wederzijdsche belofte nu één geworden, moge de Heer dan ook uw trouw zegenen met zijn besten zegen en U geleiden en beschermen met Vaderlijke hand. Blik blij uwe toekomst in met de kracht van uw jeugd en uw liefde en maak dan uw tehuis zoo gezellig, zoo kristelijk als het maar kan, dan wordt het in waarheid een echt Hemelhuis. Mijn wenschen – mijn beste – volgen U als ook den steun mijne trouwe gebeden. Leve lang in geluk en vree, tot troost en steun onzer lieve Moeder. Uwe zuster Z.M.Berchmans D.V.O.L.Vr v.h. H.Hart.”
Leonie Fierens overleed veel te jong op 30 juni 1943 aan de gevolgen van tbc. Ze was, zoals Clementine Brugghemans, amper 33.
Vervolgt met : 24 januari 1944 : Pieter Frans VAN DER TAELEN klokluider.
Foto’s :
-Clementine Brugg(h)emans.
-Tweemaal Leonie Fierens (zuster Maria Berchmans)
-Enkele sfeerbeelden van Scheurcappruyn waar Leonie opgroeide.
Wijzigingen - aanvullingen. Maria Van Dam, slechtoffer van het luchtbombardement in Mortsel.
Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.
1943 – 5 april : Maria VAN DAM slachtoffer van het luchtbombardement te Mortsel.
Op 5 april 1943 werd Mortsel het slachtoffer van het zwaarste bombardement ooit in de Benelux. Amerikaanse bommenwerpers wilden de Erla-fabriek, de voormalige Minerva-autofabriek, vernietigen. Op die locatie repareerden Belgische arbeiders onder de supervisie van de bezetters jachtvliegtuigen. Slechts enkele bommen troffen doel, de rest viel op de woonwijk Oude-God. De balans was gruwelijk : 936 doden, onder wie 209 kinderen onder de 15 jaar en Maria Van Dam, een 33-jarige vrouw uit Leest. Verder 89 vermisten en 1342 gekwetsten.
Maria Ludovica Van Dam was te Leest geboren op 29 maart 1910 en de echtgenote van Eduard Vloeberghen die haar twee kinderen schonk : Jozef en Paula. Zijzelf was opgegroeid in café “In den Bareel” tegenover de kerk. Eduard en Maria baatten een kruidenierswinkel uit in de Antwerpsestraat te Mortsel. De details van haar tragisch overlijden zijn hierna te lezen o.a. in de getuigenis van zoon Jos. Tijdens de vakanties kwamen hun kinderen Jozef “Jos” en Paula na de tragedie vaak naar Leest en dan logeerden ze in het café waar hun moeder was opgegroeid. Na de oorlog heeft Eduard de winkel heropgebouwd en verder uitgebaat met zijn kinderen.
Getuigenis van Jos Vloeberghen.
In het Nieuwsblad van 3/4/2004 en op de blog van Jasper Kuylen op 21/1/2011 verscheen de getuigenis van zoon Jozef “Jos” Vloeberghen. (https://www.nieuwsblad.be/cnt/gqj53tt8 en http://jasperkuylen.blogspot.be/2011/01/jos-vloebergen-77-overleefde-het.html) Daarin verklaarde Jos dat hij zich nog elk detail van die rampdag herinnert. Jos woonde toen met zijn ouders en zijn zusje Paula in de Antwerpsestraat in het centrum van Mortsel. Zijn ouders baatten samen een kruidenierswinkeltje uit. Zijn vader Eduard Vloeberghen was op 12 februari 1910 te Leest geboren en in 1932 gehuwd met Maria Ludovica Van Dam. Hij zou na haar overlijden hertrouwen met Margaretha Van den Veyver en in het Universitair Ziekenhuis van Antwerpen te Edegem overlijden op 30 april 1994. Die 5de april 1943, Jos was 9 jaar, stond hij ’s middags met zijn moeder aan de vaat tijdens de schoolpauze. Dat was de laatste keer dat hij zijn moeder zou zien. Om 13 uur wandelde hij terug naar zijn school in de Eggestraat, eigenlijk aan de overkant van de straat. Die dag was het turnles op de speelplaats, vertelde Jos, en hij hoorde gebrom en zag stippen verweg aan de hemel en die stippen veranderden in vliegtuigen. Dat was niet ongewoon omdat er voortdurend bommenwerpers overvlogen richting Duitsland. Maar plots kwamen die vliegtuigen hun richting uit en heel dichtbij. De leraren brachten de kinderen naar de veiligheidsgang en nog terwijl ze naar die gang liepen begonnen de eerste bommen te vallen. Alles begon te schokken en te daveren en de kinderen stonden stokstijf van angst en overdekt met stof. Het eigenlijke doelwit van de Amerikanen was de Erla-fabriek omdat daar onderdelen voor de Duitse luchtmacht werden gefabriceerd. Het bombardement bleef verder duren en niet alleen rond de fabriek. Ook rond de school van Jos. “Toen kwam er een pauze,” vertelde hij, “en heeft de leraar de kans gekregen om de tweede gangdeur te sluiten maar alles begon opnieuw en veel dichterbij…” Heel het centrum van Mortsel werd vernield. Eén bom viel op het klaslokaal naast de gang waar Jos zat, geen tien meter daar vandaan, maar het was gelukkig een blindganger. Na het bombardement overliepen de leraren de namen van hun leerlingen. Wie zich gemeld had, kon naar huis. Op de hoek van zijn straat met die van de school bleef hij met stomheid geslagen staan. Hun huis was verdwenen. Minutenlang stond hij daar wezenloos naar het gat te staren waar ooit hun huis en dat van hun buren gestaan had. Een paar straten verder woonde zijn tante Bertha maar ook haar huis was platgegooid. Even ging Jos er van uit dat hij alleen op de wereld achtergebleven was. Dat hij nog een zus had en familie in Leest kwam niet bij hem op. Niet wetend wat te doen keerde Jos terug naar de ruïnes van het ouderlijk huis en daar vond hij zijn vader, zoekend in het puin naar overlevenden. Eduard had zich gelukkig kunnen verschuilen onder de toonbank van zijn winkel en dat had zijn leven gered. Zijn vader kon niets anders uitbrengen dan dat moeder onder het vernielde huis lag. Ze stond achteraan in de winkel tijdens het bombardement en was door de luchtdruk weggeblazen met fataal gevolg. Vader Eduard overhandigde zijn zoon een zwarte zak met belangrijke documenten en stuurde hem om zijn zusje naar de Sint-Lutgardisschool in het centrum, amper 150 meter verder, maar de weg was bezaaid met puin en overal lagen dode lichamen. De school van zijn zusje was voor de helft verdwenen en hij kon haar niet terugvinden. In de consternatie is hij die papieren kwijtgespeeld maar gelukkig kon hij zijn zusje heelhuids terugvinden. Zij was gaan schuilen in de kelder van de dokter tegenover de school. Die avond brachten ze door in de schuilkelder, samen met hun buren die hun twee kinderen verloren hadden in dat bombardement. Daags nadien vertrokken ze naar Leest, naar familie van moeder. Daar zouden ze een jaar vertoeven en toen ze terug in Mortsel kwamen stierven daar nog steeds mensen aan de gevolgen van het bombardement.
In Leest werden ze goed opgevangen. De kinderen liepen er school en Jos mocht in het kerkkoor zingen, mocht zelfs de pastoor bijstaan bij het opnemen en noteren van aanwezigheden tijdens de catecheseles en hij kon ook terecht op de boerderij van de familie in de Tiendeschuurstraat waar hij soms een handje toestak. Ook het volgen van de nederlagen en overwinningen van de Duitsers en geallieerden behoorde vanaf dan tot de dagelijkse kost. Door dat bombardement was de oorlog plots veel dichter gekomen vertelde hij, en die ging hij van dan af veel bewuster volgen.
Vader Eduard startte zijn zaak al snel terug op want zijn stock was niet verloren door de bommen en ze verhuisden nog verschillende keren naar grote winkelpanden, allemaal in Mortsel. Die gruwelijke dag is voor altijd op het netvlies van Jos blijven staan en het hilarische wist hij achteraf, was dat de verantwoordelijken voor dit drama de bevrijders waren. Over goeie en slechte mensen in de oorlog had Jos volgend antwoord klaar : “Mensen die hun land verraadden, samenwerkten met de SS, die niet in hun land bleven om het draaiende te houden. Dat zijn de lafaards, de slechten. De Duitse soldaten waren niet slecht. Dat waren brave vaders en toffe kerels die gewoon orders opvolgden. Zij waren ook niet tevreden met die Hitler, maar hen werd geen keus gelaten.” Al bij al vond hij dat de oorlog voor hem redelijk vlot verliep. Natuurlijk was er het drama met zijn moeder maar veel tijd om verlies te verwerken was er niet. “Als je niet werkt, kom je nergens. Dus ik werkte altijd. Er was geen tijd om aan verwerking te denken. Het voorval heeft me alleszins zelfstandig gemaakt maar zal voor eeuwig op mijn netvlies gebrand staan.”
9 april 1943, de dag van de begrafenis.
Vier dagen na de luchtaanval werd het grootste deel van de 936 slachtoffers begraven. Tot vandaag herinneren de talloze witte kruisjes ons aan de doden. Het afscheid op die vrijdagochtend was een nationaal eerbetoon.. Na een mis voor tien vermisten in de kathedraal van Antwerpen, vertrok een stoet tot in Mortsel. Op het Gemeenteplein wachtten de andere slachtoffers in houten kisten geladen op camions. Er werd een ceremonie gehouden onder leiding van de kardinaal. Van daaruit ging de stoet met alle slachtoffers verder naar de begraafplaats.
Getuigen vertellen.
“Ze lagen in kisten zo dun als appelsienbakjes. Er waren spleten tussen, zodat je die mensen zag liggen. Ze werden op camions geladen, want alle lijkwagens waren al in gebruik.”
“Aan de begrafenis kwam precies geen einde. Wij stonden met onze school aan weerskanten, terwijl alle soorten vrachtwagens voorbijkwamen. Er waren duizenden mensen. Het duurde uren vooraleer die stoet het kerkhof had bereikt.”
“Voor het kerkhof op het plein stond een grote menigte te wachten. Telkens als er een camion stopte aan de poort, kwam er een ceremoniemeester. Hij had een zwart pak met een hoge hoed. Hij had een lijst en las telkens de naam voor van de persoon die afgeladen werd. Zo kon de familie het lichaam volgen tot aan het graf.”
Eremonument.
In 1954 werd een eremonument opgetrokken om de slachtoffers te herdenken. Ieder jaar organiseert de gemeente een herdenkingsplechtigheid om ervoor te zorgen dat de herinnering aan die tragische dag niet verloren gaat.
Op 5 april 2018 sneed het jankende geluid door merg en been in Mortsel. Veel mensen herdachten daar het bombardement van 75 jaar geleden. Met behulp van “Geef hen een plaats in je hart-doosjes” werden alle overledenen permanent herdacht op de begraafplaats in Mortsel-dorp. Heel wat familie en vrienden maar ook nieuwe generaties Mortselaren trotseerden lange rijen om hun doosje op te pikken. Bedoeling was dat zij iets persoonlijks in het doosje achterlieten en nadien een plekje gaven op de begraafplaats in Mortsel-dorp. De dag nadien werd het vernieuwde ereperk ingehuldigd. Intussen zocht Mortsel nog volop naar foto’s van slachtoffers want heel wat doosjes hadden nog geen gezicht.
Op zondag 8 april van dat jaar bezocht ik samen met mijn echtgenote het kerkhof van Mortsel-Dorp en we konden het graf van Maria niet terugvinden. Dat kon ook niet. Hugo Lauwens wist me nadien te vertellen dat Maria, onder massale belangstelling, te Leest was begraven. Zijn vader, Rik Lauwens, was misdienaar op 12 april 1943, tijdens de plechtige koorlijkdienst in de Sint Niklaaskerk te Leest. Haar graf is er weggehaald, gelukkig bezat Gerda De Laet er nog een foto van die ze met veel plezier wou delen. (Bronnen : Peter Serrien “Tranen over Mortsel”, Gerda De Laet, Hugo Lauwens en de websites : https://www.nieuwsblad.be/cnt/gqj53tt8 en http://jasperkuylen.blogspot.be/2011/01/jos-vloebergen-77-overleefde-het.html) .
Vervolgt met : 1943 – 29 juni : Overlijden van Clementina BRUGG(H)EMANS, religieuze uit Leest.
Foto’s :
-Maria Ludovica Van Dam.
-Huwelijksfoto van Eduard en Maria uit 1932.
-Haar gedachtenisprentje.
-Foto van het, intussen verdwenen, graf van Maria op het kerkhof van Leest.
-Eduard met zijn twee kinderen Jos en Paula in 1945.
Wijzigingen - aanvullingen. De kerkklokken weggeroofd.
Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.
De kerkklokken weggeroofd.
1943 – “...Tijdens de tweede wereldoorlog, en wel in 1943 werden ook te Leest de kerkklokken weggehaald ; zij wogen respectievelijk 928 en 234 kg. De derde klok was gebarsten en bleef ter plaatse...” (Luc in DB- 1977, “Uit de oude doos, onze klokken”.)
Na de oorlog werden drie nieuwe klokken aangekocht want de derde klok was ondertussen ook gebarsten. Deze nieuwe klokken werd op 23 april 1950 door Mgr. Van Eynde gewijd. De zwaarste klok weegt 969 kg, heeft een FA-toon en draagt de naam van de kerkpatroon “Niklaas” met het volgend opschrift in ’t Latijn : “Nu de vrede hersteld is en de klokken teruggevonden, danken de burgers God door de stem van Nikolaas”.
De kleinste klok weegt 325 kg en heeft als toon DO. Ze draagt het volgende opschrift, eveneens in ’t Latijn : “Heilige Jozef, voornaamste patroon van het vaderland en tweede patroon van onze parochie, bid voor ons. Het is aan mij, Jozef, gegeven, de mensen tot het hogere op te roepen door mijn dagelijks gelui. Leest 1950.” Peter van deze klok was Pieter De Prins, toenmalige burgemeester, en meter was Julie De Laet – Meuldermans.
De middenklok draagt de naam “Maria”, weegt 560 kg en heeft als toon LA. Ze draagt het vroegere opschrift in rijmen : “Gij, christenen, weest toch eendrachtig. Maria rein zal uw bijstand zijn, waarachtig. Leest in eendracht nu zal maken, macht in vele als goede zaken”. Peter was hierbij Edward Van Steenwinckel, voorzitter van de kerkfabriek en meter mevrouw Van den Brande-Piessens.
Deze drie klokken hebben samen 123.776 frank gekost. Sinds juli 1950 functioneren zij elektrisch, dat vergde toen een uitgave van 27.000 fr.
Die klokken hadden vroeger nog een andere taak te vervullen. In het reglement van politie van de gemeente Leest “alsoo gedaan en vastgesteld door den Gemeenteraad van Leest, in zitting van 13 november 1878 :
Artikel 1 : De openbare plaatsen, alwaar men drank verkoopt zullen de 1 november tot den 31 maart alle dagen worden gesloten ten 9 ure ’s avonds, en ten 10 ure van den 1 april tot den 31 oktober.
Artikel 2 :Telken dage zal de klok een kwart ure voor degene hierover bepaald worden geluid, ten einde een ieder van die sluiting te verwittigen.
Echter in geval van feesten, openbare verlustingen of in buitengewone omstandigheden dit uur mogen verschuiven, of zelfs bevelen dat de AFTOCHTSKLOK niet geluide worden.” (“LG”, blz. 42, Luc Beterams in “DB” januari 1977)
Vervolgt met “Maria Van Dam, slachtoffer van het luchtbombardement Mortsel.”
Foto’s :
-"José van Sinne" en een dochtertje van dokter Stuyck namen afscheid van de klokken op de vrachtauto die ze wegbracht.
-De klokken werden door de Duitse bezetter weggeroofd om ze tot kanonnen om te gieten. (Foto's : Greta Geerts)
-De klokken in de toren anno 2018. (foto’s Hugo Lauwens)
-De voorzitter van de Kerkfabriek Edward Van Steenwinckel was peter van de middenklok “Maria”.
1942 – 10 juni : Hendrik Driesen werd onderpastoor te Leest.
Hij was geboren te Turnhout op 30 mei 1899 en trad in bij de paters norbertijnen te Averbode. Daar werd hij ‘regulier kanunnik’ en priester gewijd op 29/9/1925. Twee jaar later, op 12/9/1927, werd hij onderpastoor te Rillaar en op 10/6/1942, tijdens de bezetting, volgde zijn benoeming te Leest. Hij doopte er 110 kinderen van 7/6/1942 tot 31/7/1946 en hij zegende er 4 huwelijken in van 3/5/1943 tot 23/7/1946. Niet als deservitor, maar als ‘vicario economo’ zegende hij nog één huwelijk in op 7 augustus 1946.
Gevraagd naar zijn Leestse herinneringen schreef hij (in 1956) : “het neerstorten van een Britse bommenwerper aan de hoeve ‘Scheers’, de val van een vliegende bom rechts van de Juniorslaan met het instorten van een alleenstaand huis; de behulpzaamheid der bevolking, vooral de landbouwers in die dagen…”
Op 14 november 1947 werd hij onderpastoor te Eindhout waar hij op 25 oktober benoemd was. Later, op 24/10/1954, werd hij er pastoor. Hij overleed te Antwerpen op 6 mei 1970. (“De Sint-Niklaasparochie in Leest”, Wilfried Hellemans)
Vanuit Eindhout schreef hij volgende brief naar het jubileumnummer van ‘De Band’ in augustus 1957 : “Het vredig Kempisch Eindhout hier, heeft de laatste jaren een modern uitzicht gekregen met zijn nieuwe betonbanen en gaanpaden. Het verkeer is er sindsdien wel tienmaal toegenomen. Binnen een paar jaar zal de autostrade Antwerpen-Duitsland dit stille dorp inschakelen bij het internationaal verkeer en de strook tussen autostrade en Albertkanaal, aan industrie voorbehouden, het misschien helemaal moderniseren. Het mooiste stuk natuurschoon zal daarmee ook verdwijnen…Met dit vooruitzicht is hier de Aktie ingezet van deze tijd : de Mariale Aktie. De laatste vijftig jaar heeft Onze Lieve Vrouw meerdere boodschappen verkondigd en redding beloofd aan gebed, versterving en apostolaat. Het Marialegioen met haar doordrijvend apostolaat ijvert om de zielen te Eindhout geleidelijk te winnen voor onze Hemelmoeder en hen zo te sterken voor de komende tijden. Een sterke stoot in dezelfde richting wordt verhoopt van de plaatsing aan de voorgevels der huizen van Mariakapellekens door het werk ‘Belgium Mariae’, gepaard eveneens met Mariale godsvrucht. Al wat Mariaal is, wordt ingezet en uitgewerkt om de mensen een diepe en vaste godsdienstige beleving te geven. Bij ervaring mogen we getuigen dat de Middelares van alle genaden in deze werking de hoofdrol speelt en in ’t welgelukken de onverwachte doorslag geeft. Hartelijke groeten aan alle Leestenaren.”
1942 – 21 september : Te Leest overleed rustend priester J.Baptist Luciaan ANSIAU.
Jan-Baptist Luciaan Ansiau was te Mechelen geboren op 28 augustus 1861. In 1887 tot priester gewijd. Van 1887 tot 1905 onderpastoor te Yzeringen. Hij overleed te Leest op 21 september 1942.
J.B. Ansiau woonde tijdens de oorlog twee jaar bij het gezin van burgemeester De Laet in de Tiendeschuurstraat. Hij was samen met zijn zus Jeanne op 11 mei 1940 per koets uit Mechelen gevlucht waar ze woonden op de Van Benedenlei. De familie De Laet stond toen juist vertrekkensklaar om eveneens te vluchten voor de oprukkende Duitsers. Maar de twee bejaarde mensen konden ze onmogelijk mee nemen en daarom liet Victor De Laet een auto van het Rode Kruis naar Leest komen om ze terug naar Mechelen te brengen. Daar overleed Jeanne Ansiau op 4 juni. Haar laatste verzoek aan Victor was dat J.B. op logies mocht komen in Leest. Zo verbleef hij daar tot aan zijn overlijden in september 1942. (Lieve Huysmans citeerde uit de notities van René De Laet)
Gegevens uit zijn bidprentje en de enige die wij vooralsnog over hem hebben kunnen terugvinden. “Het geheugen zijner deugden, zijn aangenaam en zijn bevalligen omgang, waarvan wij, helemaal beroofd zijn, doen ons bittere tranen storten. Wij beweenen zijn verlies, maar veel meer het onze. Zijn goede inborst won hem vele vrienden en de edele gevoelens gevoegd bij eene minzame spraakzaamheid verwierven hem de algemene achting…”
Vervolgt met ”kerkklokken weggeroofd”.
Foto’s :
-Hendrik Driesen.
-Herinnering aan zijninhaling in Eindhout.
-Gedachtenisprentje van Jan-Baptist Luciaan Ansiau.
Wijzigingen - aanvullingen. Het aardappelcontract van Frans Geerts.
Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.
1942 – 30 april : Aardappelcontract.
Die dag kocht Frans Geerts 360 kg aardappelen van zijn Hombeekse schoonvader Eduard Soli. Dat werd geofficialiseerd door een contract : “Ministerie van Landbouw en Voedselvoorziening. NATIONALE LANDBOUW EN VOEDSELCORPORATIE 533025 HOOFDGROEPERING “AARDAPPELEN”. Contract voor levering van late aardappelen in 1942.
Tusschen de ondergetekenden : M. Soli Eduard wonende te Hombeek Heike landbouwer enerzijds en M. Geerts Frans Paula Soli wonende Leest dorp 10 werd overeengekomen wat volgt: M. Soli Eduard gaat de verplichting aan aan M. Geerts Frans, Paula Soli : Eduard zoon driehonderd sestig kilogram late aardappelen te leveren, gesorteerd op meer dan 28 millimeter, met ingang van een door het Ministerie van Landbouw en Voedselvoorziening te bepalen datum. Deze levering zal geschieden aan den officieelen prijs ten voordeele van MM. Geerts Frans, Paula Soli, Eduard Geerts. Gestempeld op de gemeente Hombeeek 30 april 1942.
Op de keerzijde van het contract stonden de “BIJZONDERE BEPALINGEN” : “De partijen mogen vrij bijzondere bepalingen opmaken inzonderheid : Betreffende de minimum oppervlakte die de landbouwer dient te bebouwen om aan zijn leveringscontract te voldoen : betreffende zekere door het gezinshoofd aangegane verbintenissen, namelijk de levering van plantgoed, het bewaken van het veld, het uit te voeren werk (planten, rooien, enz.),de te leveren variëteit, het vervoer (levering ten huize of op de hoeve, enz.).
Onderrichtingen voor de koopers-contractanten. De kooper-contractant is persoonlijk verantwoordelijk voor al de bestuursformaliteiten die in verband met de geldigheid van het contract worden vereischt. Dit moet in vijf exemplaren worden opgemaakt en de kooper zal te werk gaan als volgt :
1.hij stelt de vijf exemplaren van het contract op in overleg met den landbouwer en onderteekent ze samen met dezen laatste;
2.hij gaat naar het gemeentebestuur van de plaats der verbouwing om het zegel van dit gemeentebestuur op al de exemplaren van het contract te laten stempelen en er de datum van deze afstempeling te laten opzetten;
3.hij gaat naar het gemeentebestuur van zijn woonplaats om er dezelfde formaliteiten te te vervullen : op dat oogenblik houdt dit bestuur het voor hem bestemde exemplaar in en rangschikt het; het overhandigt daarna aan de kooper-contractant de andere vier exemplaren;
4.binnen acht dagen volgend op deze formaliteit, bezorgt de kooper-contractant de exemplaren, bestemd voor de Hoofdgroepering, voor het gemeentebestuur van de plaats van verbouwing en voor den landbouwer : hij bewaart het exemplaar dat voor hem bestemd is.
N.B. – Formules voor deze contracten kunnen door het publiek aangekocht worden tegen 1 frank per exemplaar. Geldig voor vervoer van 360 Kg aardappelen vanaf Hombeek tot Leest. Het vervoer geschiedt op 12 oktober 1942.
De Leestenaar Frans (“Frans van de Fijne”) Geerts huwde in 1939 met de Hombeekse Paula Soli waarna het echtpaar zich in het Pensenstraatje vestigde om in 1945 te verhuizen naar de Scheerstraat (Ten Moortele). Frans (°Leest 15/10/1917, +Mechelen 10/1/1984) was afgestudeerd als scheikundige en ging, na een periode als laborant gewerkt te hebben, aan de slag bij de NMBS waar hij zich opwerkte tot bureelhoofd. Paula (°22/9/1915, +19/1/2013) was een dochter van Karel Edward Soli (°Hombeek 16/6/1875, +Hombeek 24/11/1956) en Maria Theresia Van den Eynde (°Mechelen 30/3/1882, +Hombeek 10/2/1963).
Frans en Paula kregen drie kinderen : : Eduard, Maria (overleden op 6 maanden) en Greta Geerts. Toen Paula moest bevallen van Greta was er in Leest nog een moeder hoogzwanger en beiden deden ze beroep op dezelfde vroedvrouw Maria D’Hollander. Paula heeft het ettelijke keren verteld : het was een stormnacht en Maria reed met haar fiets van huis naar huis. Van de familie Geerts naar de familie Huysmans en terug en opnieuw…Telkens als de vroedvrouw vertrok uit de Scheerstraat nam ze afscheid met : “hou uw benen gekruist hé Paula, zodat het niet komt terwijl ik naar de andere moeder ga.” Op 13 maart 1947 kwam Lieve Huysmans als eerste op de wereld, een uur later volgde Greta, maar dan stond de kalender reeds op 14 maart. Die meisjes hebben nadien alle klassen in Leest gedeeld en ook samen hun communies gedaan. Zevenentwintig jaar later heeft diezelfde vroedvrouw in het moederhuis aan de Maurits Sabbestraat de dochter van Greta, Anja De Wit, op de wereld helpen brengen. Maria herkende Paula nog toen die op bezoek kwam. Het pasgeboren kindje, Anja, zou later schepen worden in het gemeentebestuur van Lier. (Met dank aan Greta Geerts voor de info en de foto’s.)
Vervolgt met : 10 juni 1942 - Hendrik Driesen werd onderpastoor te Leest.
Foto’s :
-Kopie van het aardappelcontract uit 1942.
-Huwelijksfoto van Frans en Paula uit 1939.
-Het gezin van “Frans van de Fijne” : moeder Paula, Ingeborg (dochtertje van Eduard), Greta, Eduard en vader Frans.
1942 – 10 april : Grondvergunning voor Clement De Rooster.
Aan Clement De Rooster (toen woonachtig in Boom) werd op het kerkhof van Leest een grondvergunning toegestaan van 59 vierkante meter. Op die plaats liet hij een monumentale grafkelder bouwen. In “De Band” van juli 1982 haalde Anselms Jedrie (synoniem van Albert Huysmans) onder de titel “Pinksteren soldaatjes” herinneringen op aan de Heffenaar Clement De Rooster. Albert was, in zijn soldatenperiode, ordonnans van Luitenant Generaal De Longeuville te Woluwe St. Pieter. Wij laten hem zelf aan het woord : “De generaal die sprak geen Vlaams...Eens in het salon, waar ik siermeubels borstelde, vroeg onze in haar zetel toeziende Madame, tussen ’n babbeltje met mij : “Albert, daarstraks heeft een bode twee kistjes tomaten, selder en porei binnengebracht, vanwege een zekere heer Clement, directeur van de groentekweek tuinschool te Heffen, ik ben wel geboren en getogen in ons kasteel te Zemst, doch ik ben in uw dorp en die buurt nooit geweest, kent gij die daar bestaande instelling ?” Ik zei zulks al wel gehoord te hebben maar nog niet gezien... Ik wist wel dat die Clement, van als hij pas uit de korte broek was gegroeid, reeds in meerdere handelsavonturen was verwikkeld, en de laatsten tijd trachtte hooileverancier te worden voor het leger... (Ergens in een boek heb ik nog een oude snipper dagbladnieuws, van na den oorlog 1940-’45, over dien waaghals : alsdat hij wegens collaboratie met de Duitsers tot de doodstraf werd veroordeeld, plus ’n te betalen schadevergoeding van 90 miljoen frank. Hij was de hoofdaannemer geweest voor het roven van duizenden bomen en die als palen te plaatsen in beemden en open velden in onze streek, om mogelijke vliegtuiglandingen der geallieerden te verhinderen.) Toch bleef hij nog jaren de kasteel hereboer van Heindonk...Nu rust hij in zijn familiepraalgraf, vooraan links bij de Leestse kerk...”
In “Oorlogstribulaties” gepubliceerd in De Band van december 1981 had Frans “Susse” Teughels het ook over Clement De Rooster : “…Spoedig werden plannen ontworpen om ons land tot landingsvrije zone te maken. De rest van Europa lieten ze min of meer ongemoeid. De heer De Rooster uit Heindonk was eigenlijk een boerenzoon, gewonnen en geboren op de Warande en bij ons beter gekend als Clementje. In het begin van de oorlog begon hij met opkopen van strooisel en van paardenvoeder voor de bezetter. In minder dan vier jaar tijd had hij zich opgewerkt tot één der grootste aannemers van gans Europa. Daarom werden die grootse verdedigingswerken tegen zijn eigen wil aan hem opgedragen. In een minimum van tijd werden ook de boerenzoons en de resterende paarden opgeëist. Onze nog weinige bossen werden ontgonnen, de bomen van takken en bladeren ontdaan en dan weggesleept naar de vlakten van beemden en landerijen. Vele boeren hebben toen hun eigen bomen moeten vellen en als staken gaan planten op het eigen veld. In minder dan veertien dagen zag ons land er uit als de rug van een oud stekelvarken ; hier en daar stak een kale, bovenaan gepunte boomstam als piek de hoogte in. Op die manier wilden de Duitsers de kartonnen zweefvliegers beletten aan de grond te komen…”
In “Mechelen blogt” publiceerde Jan Smets op 20 oktober 2017 een vraaggesprek met Clement De Rooster van de Warande, naamgenoot en neef van de collaborateur. Over deze laatste wist hij het volgende te vertellen : “mijn overgrootvader Willem die van Duffel naar Leest was gekomen, had vier zonen waarvan mijn vader Victor er één was. Er was ook nog een andere zoon: Jacob - Tist' , en die had dan weer een zoon: Jan Baptist - Clément De Rooster. Hij was rijk geworden, en dat kwam vooral ook doordat hij collaboreerde met de Duitse bezetter in de Tweede Wereldoorlog. Hij kocht het Kasteel De Borcht aan de Rupeldijk in Heindonk, en bewoonde dat vanaf 1941. In 1944 stierf zijn eerste vrouw Maria Sels op de leeftijd van amper 37 jaar. Hij zou nadien trouwen met z'n schoonzus. Maar de zaakjes die hij deed met de bezetter brachten hem na de oorlog in nauwe schoentjes en zijn kasteel werd verbeurd verklaard. Het is deze De Rooster die een concessie aanvroeg voor dit grote grafmonument dat we nu nog kennen. Alles van deze Clément De Rooster werd aangeslagen, behalve de grafkelder. Heel de stam van Tist De Rooster ligt daar begraven. Met Allerheiligen wordt die kelder nog eens opengelegd. Clément stierf in 1963 in Heidelberg. Af en toe kwam hij wel eens op bezoek op de boerderij, bij zijn neef, mijn vader. Maar ik vond het wel 'ne speciale'...
Jan Baptist Clement De Rooster was te Mechelen geboren op 10 september 1904. Clement was achtereenvolgens gehuwd met Maria en met Florine Sels. In 1941 werd hij eigenaar van het kasteel de Bocht te Heindonk. Dit kasteel aan de Rupeldijk was oorspronkelijk een jachtpaviljoen van de Graven van Hoorn, in 1698 vermeld als speelhuis en vervallen kasteel. Het huidig classicistisch kasteel werd circa 1797 opgericht voor de familie de Meester. De neogotische toren dateert van de jaren 1850-1860 . Clement De Rooster overleed na een kortstondige ziekte te Heidelberg (Duitsland) op 3 oktober 1963. Op zijn doodsprentje stonden volgende veelzeggende lijnen : “Hij was een trouwe zoon van zijn Volk, een Vlaming uit één stuk. Hij was een noeste, taaie werker, een rusteloze, ondernemende geest. En bij dat alles was hij een goed, een edelmoedig mens, die in de meest beproefde omstandigheden met raad én daad zijn evenmensen geholpen heeft. Zelf zwaar getroffen, was hij nog steeds tot hulp bereid. Hij heeft zijn Volk en zijn overtuiging in alle oprechtheid gediend, ook waar sommigen hem niet begrepen hebben. Doch dit laatste is steeds het lot van zeldzame mensen. Dat hij zou sterven in een door hem geliefkoosd landschap, waar hij een nieuwe taak gevonden had, buiten de grenzen van een klein land, in het hart van Europa, was als een speling van het lot, dat hem als Vlaming ook tot Europeër had gemaakt. Zijn werk, zijn leven, getuigen voor hem over het graf en de dood heen. Zijn dierbare vrouw en kinderen verliezen een voorbeeldige en edele man en vader. Zijn vrienden verliezen een van de getrouwsten en de besten. Wie hem gekend heeft, zal hem blijven eren en gedenken...”
Vervolgt met het aardappelcontract van Frans Geerts van 1942.
Foto’s :
-De monumentale grafkelder van de familie De Rooster op het kerkhof van Leest.
-Clement De Rooster kocht het kasteel de Bocht aan de Rupeldijk te Heindonk in 1941
1942 – Dat jaar werd (volgens “De Band”) de Mannenbond van het H.-Hart gesticht. In 1954 was St. De Decker proost en Cyriel Selleslagh secretaris. De Bond telde toen 15 ijveraars :
-Hellemans Alfons, wijk Dorp met 13 leden en 8 ereleden.
-Selleslagh Cyriel, wijk Dorpstraat met 24 leden en 13 ereleden.
-Polspoel Alfons, wijk Scheerstraat met 12 leden en 4 ereleden.
-Keulemans Gaston, wijk Kouter met 48 leden en 27 ereleden.
-Fierens Frans, wijk Vink-Elleboogstraat, met 18 leden en 6 ereleden.
-De Boeck Frans, wijk Winkelstraat met 16 leden en 11 ereleden.
-Verbruggen David, wijk Tiendeschuurstraat, 27 leden en 20 erel.
-Solie Louis, wijk Tiendeschuur+Elleboogstr., 15 leden en 8 ereleden.
-Peeters Frans, wijk Tisseltbaan+Rennekauter, 17 leden en 9 ereleden.
-Van Linden Juul, wijk Blaasveldstraat en Hertstraat, 15 leden en 6 erel.
-Mollemans August, wijk Grote Heide, 12 leden en 7 ereleden.
-De Prins Edmond, wijk Alemstraat, 16 leden en 8 ereleden.
-Mertens Florent, wijk Bist, 16 leden en 3 ereleden.
-De Prins Frans, wijk Kleine Heidestraat met 17 leden en 6 ereleden.
Totaal aantal leden : 284, waarvan 140 ereleden. Bondsbladen : 97. De wijk met het grootste aantal leden was de Kouter met de ijveraar Gaston Keulemans. Van die wijk woonden er 40 regelmatig de bondsmis bij. (DB,1954)
In “De Sint-Niklaasparochie in Leest” twijfelt Wilfried Hellemans aan deze stichtingsdatum. Wellicht werd de Bond gesticht halfweg in de twintiger jaren onder pastoor Beuckelaers. De “Bonden van het H. Hart” waren opgezet door de paters jezuïten. Daarbij rekenden zij op de intense medewerking van de parochiegeestelijkheid ter plaatse. Die moest een net van wijkmeesters of ijveraars in het leven roepen. Die ijveraars bezorgden persoonlijk elke maand de kaart met de uitnodiging voor de bondsmis. In de mis namen zij de kaarten bij de communiegang aan en voorzagen die van een stempel, zodat ze klaar waren voor de uitnodiging van de volgende bondsmis. Wie elfmaal in een jaar zijn bondsplicht vervulde, werd erelid. De grafsteen van die ereleden kreeg een tijdlang een groengeel herinneringsplaket van 15 op 11 cm. Volgens Wilfried Hellemans werd de devotie tot het Heilig Hart van Jezus aan het eind van de 19de eeuw gepopulariseerd en kreeg die in 1920 een krachtige impuls door de heiligverklaring van de Franse Margaretha Alacoque (1647-1690), aan wie Christus, zijn hart tonend, in haar visioenen was verschenen. Het feest van het H. Hart op vrijdag na het octaaf van Sacramentsdag was toen al voorgeschreven in de gehele kerk.
De eerste Leestse vermelding van een “communiebond” met 233 leden staat in een visitatieverslag (1927). En ook de volgende jaren bleef hij opgeschreven. Was dat al de Leestse afdeling van de “Bond van het Heilig Hart”, gepropageerd door de jezuïeten vraagt Wilfried zich af ? Hat kan. Pas in 1936 is er een uitdrukkelijke vraag naar : a) het bestaan van een bond van het H. Hart van Jezus; b) met hoeveel leden; c) hoeveel daarvan er maandelijks trouw communiceren. Toen telde de bond 360 leden waarvan 285 maandelijks getrouwen. In 1951 werd afzonderlijk gevraagd naar het aantal mannen en vrouwen : nationaal werd de vrouwenbond pas in 1936 opgericht. Toen waren er 294 mannen en 350 vrouwen aangesloten. Op school propageerde vooral hoofdonderwijzer De Leers mee deze devotie : de leerlingen werden er ca. 1950 aangespoord om negen opeenvolgende eerste vrijdagen van de maand te biechten en te communie te gaan. In 1953 waren er te Leest 269 mannen en 322 vrouwen lid met respectievelijk vijftien en zestien ijveraars(ters).
In “De Bonden van het H. Hart in het Aartsbisdom begin 1953”, een vijfjarig verslag voor de verantwoordelijken van de parochies schreef de Aartsbisschop van Mechelen, Kardinaal Van Roey: “Eerwaarde Paters, Met voldoening en erkentelijkheid hebben wij het vijfjaarlijks overzicht van de Bondsbeweging overlopen. Achter deze nuchtere en hoge cijfers schuilt een onmetelijke massa, stille, geduldige en ook gezegende arbeid en toewijding van uw secretariaat, van honderden priesters-bestuurders en van duizenden trouwe ijveraars en ijveraarsters. Aan allen betuigen Wij hier Onze oprechte dank. De laatste jaren zijn uitermate woelig geweest. Nu klaart de toestand langzamerhand op. Wij constateren verval en afval op menig gebied. Het is des te meer troostend en opbeurend te zien hoeveel goeds ook stand hield en zelfs nog beter werd. De Bonden van het H. Hart hebben over het algemeen stand gehouden, en soms hun posities nog verbeterd. Dank aan het Goddelijk Hart, bron van alle zegen. Dank ook aan de degelijkheid van de methode der Bonden en aan de trouw waarmee zij wordt toegepast. Op enkele na zijn al onze parochies van bonden voorzien. Dit verheugt ons werkelijk. Met genoegen zien wij dat in meerdere parochies waar reeds een mannenbond werkte, nu ook een bond voor de vrouwen werd gesticht. In hun bonden krijgen onze goede parochianen een meer dan ooit onmisbare steun, om hun zieleleven –hun sacramenteel leven vooral- op peil te houden, en om hun gebed apostolisch vruchtbaar te maken voor de ganse Kerk. In de kaders van ijveraars en ijveraarsters vinden de beste onzer parochianen een geschikte gelegenheid om zich als ware leke-apostelen te betuigen. Aan onze priesters –aan de jongeren vooral- biedt de Bondsbeweging een beproefde en aangepaste methode van degelijke zielzorg. Wij wensen dat de Bonden, in de eerstkomende jaren, zich ijverig toeleggen op verdieping; dat de geest van het Apostolaat van het Gebed, door Z.H. Pius XII aangeprezen als “summa quae dam curae pastoralis et forma vitae christianae perfectissima”, dat deze geest van eucharistisch en apostolisch gebed, meer en meer doordringe in ziel en hart van al de leden, in hun Zondag- en werkdag. Zo dat het innerlijk gehalte meer en meer beantwoorde aan het hoge aantal. Hiervoor hoeft de methode van de Bonden niet gewijzigd; zij moet enkel zo getrouw en stipt mogelijk toegepast. Onze oudere zielzorgers waarderen terecht hun Bonden van het H. Hart. Dat onze jonge priesters met geloof en betrouwen de hun toevertrouwde bonden verzorgen, en zij zullen er dezelfde rijke en rijpe vruchten oogsten. Het nieuwe lustrum wordt ingeleid door een Maria-Jaar. Moge het Onbevlekt Hart van Maria milde zegen bekomen voor de Bonden, tot glorie van Jezus-Christus haar geliefde Zoon en tot heil van zeer vele zielen. J.E. Kard. van Roey Aartsb. van Mechelen.”
In het verslag staan de resultaten van alle decanaten van het aartsbisdom Mechelen vermeld. Leest vonden we terug onder decanaat Mechelen-Zuid (zie kopie hierna) en daaruit blijkt dat de parochie tot de betere leerlingen van de klas behoorde.
In 1959 bezorgde de toenmalige secretaris van de mannenbond van het H. Hart in januari het volgend verslag aan “De Band” : “Ledenaantal begin 1959 289. Worden geschrapt , zij die nooit of slechts éénmaal aanwezig waren. Dit jaar tellen we 167 ereleden. Er werden in 1958 vier nieuwe wijkmeesters aangesteld. Het aantal aanwezigen gedurende het laatste kwartaal van 1958 : oktober : 212, november : 205, december : 216. Er wordt ook op aangedrongen dat de leden zoveel mogelijk in de BONDSMIS (=vroegmis,derde zondag) zouden communiceren, daar reeds geruime tijd vastgesteld wordt, met spijt, dat meer dan de helft der leden in andere missen communiceren, wat enkel zou mogen gebeuren voor de bondsleden in uitzonderlijke gevallen waarin zij op de derde zondag de vroegmis niet kunnen bijwonen.” Lidmaatschap van de Bond v.h. Heilig Hart impliceerde een engagement om minimum éénmaal per maand te biechten en te communiceren.
Vervolgt met : Grondvergunning op het kerkhof voor Clement De Rooster.
Foto’s, bijvoegsels :
-Onderpastoor Stany De Decker, de proost van de Mannenbond van het Heilig Hart.