1960 – 24 april : “Het Vliegend Wiel” verzocht om toelage.
Die dag schreef de wielerclub “Het Vliegend Wiel” het gemeentebestuur van Leest aan om financiële steun te verkrijgen voor de organisatie van een wielerwedstrijd :
“De Wielerclub “Het Vliegend Wiel”, waarvan het lokaal gevestigd is bij Edgard Robeyns, in de Juniorslaan, en opgericht werd tot steun van de jonge wielrenner Frans Selleslagh, heeft de eer U eerbiedig te verzoeken, om toelagen te bekomen, voor de sportmanifestatie, welke genoemde club van plan is te laten doorgaan ’s zondags, met Leest – Heidekermis. Deze sportmanifestatie, zal bestaan, uit een koers voor nieuwelingen, aangesloten bij de Koninklijke Belgische Wielrijdersbond, en waarvan de uit te reiken prijzen, minstens 3.000 frank moeten bedragen. Hopende, Geachte Heren, op een gunstig gevolg te mogen rekenen tekenen wij met voorname hoogachting. Voor de club, de Secretaris E. Polspoel.”
De ondertekenaar van dit verzoek Edmond Polspoel was een schoonbroer van Frans Selleslagh.
Frans Selleslagh
Frans Selleslagh werd op 16 januari 1942 te Kapelle op den Bos geboren in het kroostrijk gezin van Edward Selleslagh (°Leest 13/7/1907, +Mechelen 12/6/1992) en Maria Hendrickx (°Zemst 13/9/1909, +Leest 24/5/1996) uit de Alemstraat.
Frans Selleslagh trad in het voetspoor van zijn broers Louis en Victor, beiden verdienstelijke wielrenners. Later zou een zoon van hun zuster Elodie Selleslagh, Eddy Van Hoof, het tot beroepsrenner schoppen en zelfs tot helper van “de kannibaal” Eddy Merckx. Zelf behaalde Frans vele overwinningen en ereplaatsen en op elke koers die hij reed was hij vergezeld van een schare trouwe supporters. Hij eindigde zijn wielercarriére in 1964 bij de liefhebbers. Van beroep was hij automechanieker en jarenlang actief in Garage Hanswijk van de familie Zwaan aan de Leuvensesteenweg te Mechelen.
Frans is gehuwd met Denise Olbrechts (°Kapelle op den Bos 12/1/1947) die hem twee kinderen schonk : Geert en Wendy. Het echtpaar woont in de Wagenmakersstraat waar ze een huis gebouwd hebben. In juni 2016 werden ze in de Keldermanszaal van het Mechelse stadhuis, samen met elf andere koppels, gevierd voor hun vijftigjarig huwelijk.
1960 – 25 april : Voorbereiding tot de plechtige communie en vormsel.
“Van maandag 25 april af herbegon de dagelijkse catechismusles als voorbereiding tot de plechtige communie en vormsel voor de jongens en meisjes van 1e en 2de jaar, met de mis van 8 u en de volgende dagen met de mis van 7 uur. Daarna les tot 8 uur om de kinderen die gecommuniceerd hebben, toe te laten te eten en op tijd in de school te zijn.” (DB)
Foto’s :
-Frans Selleslagh na één van zijn vele overwinningen.
-Overwinning in de spurt in Humbeek in het jaar 1960.
-Vieren met zijn supporters na zijn overwinning in Humbeek.
-Tussen zijn trouwste supporters na zijn overwinning in St Lamberechts Woluwe in 1960.
-Frans Selleslagh en Denise Olbrechts tijdens hun gouden huwelijksjubileum.
1960 – 10 april : De Kon. Fanfare Sint-Cecilia nam deel aan publicitaire optocht.
Op 10 april 1960 werden de muzikanten verkleed als melkventers van Bonilac. In Schaarbeek werd deelgenomen aan een publicitaire optocht. (Foto onderaan) (“Leest in Feest”, Stan Gobien, blz.43)
1960 – 12 april : Winkeldiefstal bij weduwe Piessens.
“Bij de weduwe Piessens, Dorp Leest, bood zich rond half tien een jonge man in de winkel aan om wat inlichtingen. Na een ontkennend antwoord verliet deze de winkel en de nietsvermoedende winkelierster keerde terug naar binnen. Kort daarop ging andermaal de winkelbel en wanneer de huisvrouw in haar winkel een klant meende te zullen ontmoeten, stelde zij vast, en zulks tot haar grote verbazing, dat er zich niemand in haar huis bevond. Bij nazicht bleek de tooglade ledig. Er werd aangeklopt bij familieleden in de buurt en een achtervolging per auto werd ingezet. De dief werd uiteindelijk gevat aan de Brusselpoort te Mechelen en overgeleverd aan de politie.” (De Band, mei 1960)
In Gazet van Antwerpen van 14 april vonden we volgend artikel over de diefstal onder de titel : Jeugdige inbreker aangehouden. “Door de politie werd dinsdag de 18-jarige V.V. Ferd. uit Mechelen gevankelijk opgeleid, en ter beschikking gesteld van de Procureur des Konings. De kerel pleegde voor een paar dagen te Leest een diefstal in de volgende omstandigheden : samen met een gezel, de 20-jarige B. Cyr. insgelijks uit Mechelen, was de aangehoudene bij Wed. Piessens te Leest binnengegaan om z.g.z. de weg te vragen. Terwijl zijn compagnon de nodige uitleg kreeg van de vrouw hogervernoemd stopte V.V. zich weg in de winkel en roofde uit de tooglade een som geld van 700 frank. Hiervan kreeg B. Cyriel ook een gedeelte. Bij zijn ondervraging door de politie bekende V.V. Ferd. Eveneens de dader te zijn van de diefstal voor enkele dagen gepleegd in het schoenenmagazijn van P. Piessens in de Lange Schipstraat. Door middel van sleutels die hij vooraf had weggenomen in de woning van laatstgenoemde op de G. Gezellelaan drong de inbreker in de magazijnen en maakte er zich meester van een som geld van 7.000 frank en enkele paren schoenen.”
In “De Band” van september verscheen de uitspraak van de Boetstraffelijke Rechtbank van Mechelen : 1 jaar, 5 maand en 15 dagen voorwaardelijk. Hier was echter sprake van 3 betichten.
1960 – 16 april : Begrafenis 5-jarige Willy Gobien.
Op paaszaterdag vond de begrafenis plaats van de 5-jarige Willy Gobien uit de Juniorslaan. Het jongetje was aangereden door een motorijder uit Kapelle-op-den-Bos waarbij hij een schedelbreuk had opgelopen. Hij was overgebracht naar de Mechelse Sint-Romboutskliniek waar hij overleed aan zijn verwondingen. Willy was het zoontje van Marcel en van Maria Van Crombruggen. De begrafenis werd bijgewoond door de schoolkinderen van Leest. (DB-mei,1960)
1960 – Zondag 17 april : “Posse Leest”.
Met “Posse Leest” werd er te Leest een wielerkoers georganiseerd. Het betrof een wegwedstrijd voor nieuwelingen. De afstand bedroeg 73 km en de inrichters hadden voor 3.000 frank aan prijzen gezorgd. Het vertrek was om 15 uur aan café ‘De Nieuwe Kuip”, bij L. Van Camp, Juniorslaan Leest. (G.v.A., 14/4)
1960 – Maandag 18 april : Tweede Paasdag – Begankenis.
De jaarlijkse begankenis naar de Heilige Cornelius, de patroon tegen de vallende ziekten, ging zoals de traditie het wou door op tweede paasdag. Missen waren er om 6, 7, 8, 9 (hoogmis) en 10 uur. Plechtig lof te 14 uur. Na elk van deze plechtigheden kon men de relikwie van de H. Cornelius vereren. (G.v.A., 16/4)
1960 – 24 april : Algemene Vergadering Vrouwengilde.
Met een voordracht die handelde over “Gezond wonen”. (DB)
Foto’s :
-Sint Cecilia fungeerde even als “Bonilac”-fanfare te Schaarbeek.
-Agnes Piessens voor de schoenwinkel van haar familie in 1959.
-Het doodsprentje van de verongelukte Willy Gobien uit de Juniorslaan.
-Een heiligenprentje van Sint Cornelius.
-Een oeroude affiche van zijn begankenis waarvan we de datum niet hebben kunnen achterhalen.
1960 – 5 april : Overlijden van Ere-Burgemeester Pieter De Prins.
De oud-schepen, oud-burgemeester en herenboer van de Rendelbeekhoeve was te Meise geboren op 30 september 1885. Hij overleed te Leest. “Het verscheiden van wijlen de heer P. De Prins, Ere-Burgemeester, viel als een donderslag in de gemeente, het was dan toch nog zo snel gegaan, nadat iedereen mocht verhopen hem nog lang te mogen behouden. Het was den ook op vrijdag 8 april j.l. dat onder een grijze hemel en bij motregen, zijn vrienden hem op de lange tocht vergezelden en onder “treurmuziek” ter kerke gingen. Honderden woonden de kerkelijke dienst bij in de parochiale kerk van St.-Niklaas, waar het stoffelijk overschot stond opgebaard, omringd door brandende kaarsen en een enorme bloemenkrans vanwege de K.F. St.-Cecilia ter nagedachtenis en huldeblijk aan hun overleden Ere-Voorzitter. Een massa volk toog ten offer waaraan geen einde scheen te komen, om dan bij het zingen van het “In Paradisum” naar zijn laatste rustplaats te gaan, aan de zijde van zijn voorganger voorzitter der Fanfare wijlen Frans Piessens. Een edel mens ging heen ! Na de laatste gebeden aan het open graf werd respectievelijk door de heer Emiel Verschueren, burgemeester en de heer August Lauwers, secretaris van de K.F. St.-Cecilia een lijkrede uitgesproken, die wij graag in “extenso” laten verschijnen, omdat daaruit ten overvloede zal blijken hoezeer hij werd aangezien door hen, die zijn vrienden waren. Het was voor beiden een zeer droeve opdracht en plicht zich voor de laatste maal tot hem te richten, die hun stem hoorde van uit de Hemel, waar hem reeds de beloning was ten dele gevallen, die gegeven wordt van hen, waarvan kan getuigd worden : hij was een edel mens ! De heer burgemeester sprak in naam van het gemeentebestuur, alsmede in naam van de bevolking volgende zeer inslaande rede uit : “Dames en heren, voor het gemeentebestuur is het een pijnlijke plicht hier vandaag een onvoorziene hulde te brengen aan degene die ons voor altijd verlaat, oud-burgemeester Pieter De Prins. Niettegenstaande zijn wankelbare gezondheidstoestand van voor enkele maanden, was hij de laatste dagen erg verbeterd, zodat niets een zo plotseling afsterven liet voorzien. Maar helaas, de dood daagt op zonder waarschuwen en slaat onmeedogend toe. Onze vriend is heengegaan. Nooit meer zullen we zijn sympathieke stem horen. Zijn bekend figuur is voor altijd verdwenen. Hij was een eenvoudig en hartelijk mens, vrij en ongedwongen in zijn gezegden en bedoelingen. Hij nam zijn publiek-ambt ter harte en volbracht het met alle toewijding. Hij was energiek trouw aan zijn ideaal, en wist iedereen door zijn liefde en gulheid over te halen. Maar hij was bovenal een mens vervuld met humanitaire gedachten en brede opvattingen. Iedereen onthaalde hij met dezelfde bezorgdheid, dezelfde voorkomendheid. Zijn opgang dankte hij aan zichzelf, aan zijn onverpoosd werk. Dank aan zijn volharding en zijn oprechtheid, tegenover allen wist hij het te brengen : eerst tot gemeenteraadslid, dan tot schepen om te besluiten met burgemeester, ambt dat hij gedurende tien jaar met toewijding heeft vervuld ten bate van de gemeente. Sinds 1959 genoot hij een welverdiend rustpensioen. Wij allen hier aanwezig, betreuren ten zeerste dat dit rustpensioen niet langer heeft mogen duren. Dat hij evenwel gerustgesteld weze, de tegenwoordigheid van zovele collega’s, dorpsgenoten en vrienden is een bewijs van menselijke solidariteit, die later haar daadwerkelijke weerklank zal hebben. Hij mag in vrede rusten, hij die met zijn hulp zoveel deed om de welstand onzer medeburgers en dorpsgenoten te verbeteren. Aan ons is het geboden, zijn werk voort te zetten door te trachten zijn sporen te volgen op de weg der ware broederlijkheid en naastenliefde.”
Na deze rede nam de heer Lauwers, namens de Koninklijke Fanfare St.-Cecilia het woord, om dezes medevoelen aan de bedroefde familie te betuigen, en zulks in volgende bewoordingen : “Beste vriend Pieter, achtbare familieleden, waarde omstaanders. Het is met de grootste aandoening dat ik mij als secretaris van de K. Fanf. St.-Cecilia en als tolk der gevoelens van al onze muzikanten en leden eerbiedig neder buig over het stoffelijk overschot van onze zeer beminde Ere-Voorzitter Pieter De Prins. En ik ben er zeker van dat gij ons hier vandaag verwacht had om u een laatste vaarwel toe te sturen. Vervuld met de innigste medegevoelens bieden wij aan zijn ontroostbare echtgenote en naastbestaanden de verzekering van onze deelneming in hun smart. Van onze vriend Pieter De Prins mag gezegd worden dat hij een groot mens is geweest. Inderdaad een schoon en edel mens leefde in een ietwat tengere gestalte. Eenvoud was zijn adel, tot de eenvoudigsten ging ook zijn hart. Aan het hoofd van zijn gezin heeft hij eerlijk en volhardend de strijd van de voorbeeldige familievader gestreden, daarom dat wij hulde brengen aan dit werkzaam leven. Uw ambt van voorzitter dat gij meer dan 25 jaar aan onze Fanfare hebt vervuld was dit van een begrijpend, plichtsvol en rechtschapen man. Met hart en gedachten zijt gij steeds onze vereniging trouw gebleven, zo ook zullen wij uwe gedachtenis in ere houden. Gij waart ook een goed kristen mens met een uitgesproken voorliefde voor de zwakken en verdrukten, want ontelbaar zijn de vrienden die bij u baat en steun hebben gevonden. Onze vereniging zal U, aan wien we zoveel dank verschuldigd zijn nooit kunnen vergeten. Voortaan zal uw lichaam rusten hier op dit oude kerkhof, volgens uw laatste wilsbeschikking, zij aan zij, van uw goede vriend en trouwe kameraad, waarmee ge in de schoot van onze Fanfare St.-Cecilia zovele gelukkige dagen hebt gekend. Samen zult gij van in den Hemel de voorspraak bij den Heer afsmeken om heil en zegen over onze vereniging te laten neerkomen. Beste vriend Pieter, wij danken U een laatste maal, diep gemeend, voor al het edelmoedige, het goede en het schone dat gij voor onze maatschappij gepresteerd hebt. Rust zacht in vrede, en tot weerzien in den Hemel !” (DB, mei 1960)
Jan De Decker nam van hem voor “De Band” in april 1954 volgend interview af : “...de vermoeide ogen van de zeventiger kregen een sterke glans toen hij sprak over zijn prilste jeugd en over het leven aan de ouderlijke haard in de landelijke gemeente Meise, alwaar hij op 30 september 1885 werd geboren als eerste kind van een landbouwersgezin. Als oudste van negen (vier jongens en vijf meisjes) moest hij hard werken. Op 16-jarige leeftijd 10 hectaren oogst mee helpen pikken met de hand is voorwaar geen kleinigheid, evenmin als stenen bakken voor boerderijen en huizen. Toen hij dit aanstipte tuurde hij door het raam, als met weemoed kijkend naar z’n zonen die werkten op het erf, terwijl hij met zijn verweerde handen, die spreken van lange jaren onverpoosde moeizame arbeid, de poes streelde die ronkend op z’n schoot te slapen lag... Ja, allen zijn zonen : fllinke twijgen aan ’n sterke stam ontsproten. Zo weet hij het bedrijf in veilige handen. Starend door het raam, als zocht hij naar een ver uitzicht over landen en weiden en ruimte en tijd, vertelde de burgemeester ons over de oorlog 1914-18. In 1914 kocht vader De Prins een hoeve te Ramsdonk. Daarna moest men vluchten gaan, alles achterlatend, ook de koeien in de stal. Pieter verbleef gans de oorlog in Frankrijk en diende er de boeren voor 1,25 fr per dag. Eindelijk kon hij dan terugkeren en bracht zeven vaarzen en een veulen mee : een treinreis van 17 dagen. Daarna ging hij nog eens terug en kwam te paard af van Cherbourg in 8 dagen. Pieter De Prins huwde met Cornelia Maria Meskens uit Wolvertem, die er op 14 februari 1889 werd geboren. (zij overleed op 23/9/1972) Dit huwelijk schonk hen zeven kinderen : Marcel, Frans, Jan, Julia, Maria, Albert en Mariette. In 1921 kocht hij de “Rendelbeekhoeve” van graaf de Bethune. In 1944 werd hij tot burgemeester van Leest benoemd, tevoren was hij eerste schepen...”
Zijn gedachtenisprentje : “Een brave echtgenoot en goede vader heeft ons verlaten en ons hart is vervuld met droefheid: maar ook met fierheid omdat wij gerust aan hem mogen terugdenken. Hij is voor ons een voorbeeld geweest van werkkracht in vreugde en in lijden. Groot zijn in Gods ogen de verdiensten van de ouders die hun kinderen in de vrees van de Heer hebben opgevoed. Hij was een wijze en doorbrave man, geacht en bemind, vol liefdelijke zorg. Hij bezat een gulden hart, dat niets kende dan goed zijn en goed doen. Veel hongerigen heeft hij gespijzigd en vele in nood verkerenden geholpen. Vader, een voorbeeld van geduld en van gebed, hebt gij ons gelaten. In het licht van uw heengaan liggen uw woorden en daden als een open boek voor onze geest en steeds zullen we onze daden meten aan de uwe.”
Zijn echtgenote Melanie Meskens overleed op 23 september 1972 : “Zo menig bittere dag van pijnen wel honderd malen overdaan, heeft zij hare kranke leden de doodstormenten doorgestaan. En toch, wat had zij hier misdreven ? Het kwaad gevlucht, het goed gezocht, en zuiver, lijk z’haar had ontvangen, naar God haar ziele weergebracht. Leert hieruit, christene zielen allen, -hoe onverstaanbaar het u schijn’- dat, die meest lijden in de wereld, Gods teerstbeminde vrienden zijn. God slaat die zielen, niet uit gramschap, maar louter uit barmhartigheid, om hun het hoogste loon te schenken in de albelonende eeuwigheid.” (Gezelle) Duurbare kinderen, klienkinderen en bloedverwanten, wat al last en kommer heeft mijn ziekte u meegebracht ; doch ik weet dat gij dat alles met liefde en echte genegenheid hebt gedaan. Ik dank u allen zeer hartelijk om, en tracht er naar om terug verenigd te zijn. Vaarwel, vergeet met niet !”(Uit haar gedachtenisprentje)
Foto’s : -Pieter “Piër Prins” De Prins, de populaire burgemeester van Leest. -De burgemeester tijdens zijn inhuldiging. -In de herfst van zijn leven. -Zijn gedachtenisprentje. -Zijn laatste rustplaats.
1960 – 3 april : Pater René De Laet vanuit Badiya.
DB, mei 1960 : “Beste allemaal, ik ben nu terug geïnstalleerd in Badiya. Het is precies dat ik hier nooit weg geweest ben. Maar warm dat het hier is ! De warmte verleden jaar bij U is daar nog niets tegen. Ook de warmte in de kerk van Leest tijdens de nachtmis met Kerstmis !!!
Ik heb deze voormiddag de hoogmis gezongen, ik was helemaal doorweekt en -zonder overdrijven- de zweetdroppels vielen voor mij op de grond als ik me bukte onder de H. Mis. Ik geloof dat dat is omdat ik te dik geworden ben, echt !
Nu nog iets over de reis. Die is prachtig geweest. De zaterdag (dag van vertrek) om 3 uur in de namiddag landden wij te Rome, namen er een verfrissing, vertrokken er om 4 uur en kwamen in Kairo aan om 1 uur ’s nachts. Het hotel was heel ver van het vliegveld, Mena House, gelegen aan de voet van de drie grote piramiden, Cheops enz. We hebben de H. Mis opgedragen om de beurt in het salon van het hotel. Om 10 uur uitstap per bus naar Kairo stad ; Museum-Tout-Ank-Amon, een grote Moskee, Bazaar, dwars door de oude stad, vuil maar schoon om te zien. En veel kinderen, ouderwetse trams waar men zo maar op springt of er van achter aanhangt (dan moet men niet betalen). ’s Namiddags naar de piramiden, wij zijn er binnenin niet gegaan, maar bijna gekropen; ne lange weg, bijna recht omhoog, men moest zich bukken om er door te geraken; langs weerszijden waren er ijzeren staven om zich aan vast te houden. ‘s Avonds hebben we nog goed gelachen in de hof van het hotel. Er was daar n.l. een soort goochelaar met een klein hondje en een klein kiekske. Die vent kwam zijn toeren doen voor ons en of we gelachen hebben !
Om 10 uur ’s avonds nog zijn we dan weer opgestegen. Om 6 uur ’s morgens kwamen wij dan de maandag aan in Juba (Soedan), 150 km boven de grens van Kongo. Om 8 uur kwamen we vervolgens aan in Bunia. Mensen lief, het was precies of ik terug thuis kwam, zelfde streek, zelfde mensen, zelfde warmte. Het deed aardig terug te praten met de zwarten. Vandaag Passiezondag heb ik al terug gepreekt in het Kibira. Er staat nu ook ’n preekstoel in de kerk, vroeger preekten wij van voor de communiebank. Dat doen wij nu nog : ’s dinsdags en ’s vrijdags na de mis, wanneer er ook onderricht is en ’s woensdags en ’s zaterdags voor de zangles. Seffens ga ik nog eens tot aan het dorp van de missie. Het is nu al 5 uur en om kwart na 6 is het donker. Morgen begin ik mijn paas-tourné van 5 dagen. Pater De Laet.”
1960 – Zondag 3 april : Gewestelijke Culturele dag voor B.J.B.-jongens te Hombeek.
In de zaal “De Leeuw van Vlaanderen” te Hombeek had een culturele dag plaats voor B.J.B.-jongens van het gewest Mechelen-Zuid. Daarvoor waren een honderdtal jongens opgekomen om zich met elkaar te meten in zangwedstrijden en sketches.
Rond 10 uur begonnen de schiftingswedstrijden die doorgingen in het patronaat en waaraan de afdelingen Zemst-Laar, Leest, Tisselt en Hombeek deelnamen. Na het lof traden de aangeduide kandidaten op voor het publiek. Na het B.J.B.-gebed kwam de afdeling Leest, overwinnaars in zang, op het podium en onder leiding van pater Eugenè van de paters Assumptionisten uit Kapelle o/d Bos, brachten ze enkele liederen ten gehore. Hierna volgden verschillende sketchen. De afdeling Leest bracht “De groet aan Vlaanderen”. Na een daverend applaus volgde een toespraak van de proost van de B.J.B.-jongens Van Campenhout die iedereen bedankte voor de geleverde inspanningen. Hierna werd overgegaan tot de bekendmaking van de uitslagen, gevolgd door de prijsuitdeling. De uitslagen : Zang : 1. Leest 92%, 2. Zemst-Laar 90%, 3. Tisselt 79%, 4. Hombeek 66%. Voordrachtgevers : 1. Zemst-Laar met Jean De Craen, 2. Leest met Willem Slachmuylders. Beoordeling : 1. Zemst-Laar, 2. Tisselt, 3. Leest, 4. Hombeek.
De culturele dag eindigde met het B.J.B.-gebed door Leestenaar en gewestleider Alfons De Smet. (G.v.A., 7/3)