BIJBLAD, behoorende tot de Leydsche-Courant van Vrijdag 30 December 1859 no. 156.
DE BURGEMEESTER EN WETHOUDERS van Leyden doen te weten, dat door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering: van den 29 October 1859 is vastgesteld, en gewijzigd in de openbare vergadering van den 1 December 1859, het volgende
RAADSBESLUIT regelende de heffing- eener plaatselijke belasting op het gedistilleerd te Leyden.
De RAAD der gemeente Leyden Heeft besloten:
Art. 1. Er worden, te beginnen van 1 Januarij 1860, op de hoofdsom van den rijks-accijns op het gedistilleerd geheven 90 opcenten, voor zooveel het binnenlandsch, en 57 opcenten voor zooveel het buitenlandsch gedistilleerd betreft. Er worden op de hoofdsom van den rijks-accijns op de buitenlandsche likeuren geheven 39 opcenten.
Art. 2. Van het binnen de gemeente ingevoerde binnen- of buitenlandsch gedistilleerd, likeuren of andere vermengde, alcohol bevattend dranken daaronder begrepen, waarvan de rijks-accijns elders is voldaan, wordt op het binnenlandsch gedistilleerd een belasting geheven van negentien gulden tachtig cents, op het buitenlandsch gedistilleerd van negentien gulden vijf en negentig cents en op de buitenlandsche likeuren van twintig gulden acht en twintig cents alles per vat van tien graden op den Nederlandschen vochtweger, bij eene warmte van vijf en vijftig graden op den thermometer van Fahrenheit, en bij meerdere of mindere sterkte of bij meerdere of mindere hoeveelheid, naar evenredigheid. Bij invoer van gedistilleerd, likeuren of andere vermengde, alcohol bevattende dranken, wordt eene flesch of kruik, ter grootte van eene kan of meer dan eene halve kan, voor eene geheele en worden halve flesschen of kruiken, ter grootte van eene halve kan of minder, voor eene halve kan berekend, en flesschen of kruiken van grooteren inhoud dan eene kan naar evenredigheid,
Art. 3. Wanneer de sterktegraad niet door den Nederlandschen vochtweger kan worden bepaald, geschiedt dit, zoo bij invoer als, wanneer teruggave van belasting gevraagd wordt, bij uitvoer, door middel van den alambic van Salleron te Parijs, tot den Nederlandschen vochtweger in verband gebragt door D.A. SALA te Leijden.
Art. 4. Bij het in werking komen dezer verordening verval¬len de bepalingen, omtrent de belasting op het gedistilleerd, de likeuren en andere vermengde, alcohol bevattende dranken, vastgesteld bij raadsbesluit van 24 Junij 1858 - 28 Maart 185 goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den 28sten Augustus 1859, no. 53,
Art. 5. De invordering dezer belasting geschiedt volgens de algemeene verordening op de invordering der plaatselijke belastingen te Leijden van den 9 November - 24 December 1855, alsmede volgens de verordening regelende de invordering der plaatselijke belasting op het gedistilleerd te Leyden van den 29sten October 1859, en die op de invordering der verhoogde belasting van reeds veraccijnsd, doch nog niet in verbruik gekomen, binnen- en buitenlandsch gedistilleerd en buitenlandsche likeuren te Leyden, van den 29sten October 1859
Gedaan te Leyden ter openbare Raadsvergadering van den 29sten October 1859 en gewijzigd in de openbare vergadering van den 1sten December daaraanvolgende.
De Burgemeester
D. TIEBOEL SIEGENBEEK.
De Secretaris,
v. PUTTKAMMER.
Zijnde de heffing dezer belasting goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den 20sten December 1859 no. 77, waarbij tevens zijn aangehaald de algemeene verordening op de invordering der plaatselijke belastingen te Leyden, van den 9 November-24 December 1855, de verordening regelende de invordering der plaatselijke belasting op het gedistilleerd te Leyden, van den 29sten October 1859, en de verordening op de invordering der verhoogde belasting van reeds veraccijnsd, doch nog niet in verbruik gekomen binnen- en buitenlandsch gedistilleerd en buitenlandsche likeuren te Leyden, van den 29sten October 1859. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 29sten December 1859.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
D. TIEBOEL SIEGENBEEK,
Burgemeester.
v. PUTTKAMMER,
Secretaris.
DE BURGEMEESTER EN WETHOUDERS
VAN LEYDEN doen te weten, dat door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den 29 October 1859, is vastgesteld de volgende
Verordening regelende de invordering der belasting op het gedistilleerd te Leyden.
Art. 1. Wanneer de belasting wordt ingevorderd. De invordering der plaatselijke belasting op het binnen- en buitenlandsch gedistilleerd likeuren of andere vermengde, alcohol bevattende, dranken daaronder begrepen, geschiedt, wanneer daarvan de rijks-accijns elders is betaald, bij den invoer binnen de gemeente.
Art, 2. Verificatie. Bij invoer van hoeveelheden van vijftig kan en daar beneden, geschiedt de verificatie aan de kantoren van toezigt en invordering; wanneer zij aldaar niet kan geschieden en bij grootere hoeveelheden, aan scheepsboord, aan de losplaats of, wanneer de handelaren dit verlangen, aan het algemeen kantoor van toezicht. De sterktegraad wordt, zoo bij invoer als, wanneer teruggave van belasting gevraagd wordt, bij uitvoer, bepaald op de wijze, in art. 3 van het raadsbesluit regelende de heffing vastgesteld.
Art. 3. Invoer voor branders, distillateurs enz. Invoer van binnen- of buitenlandsch gedistilleerd voor branders of distillateurs, om in rijks doorloopend crediet of in rijks particulier entrepot te worden opgeslagen, is niet geoorloofd dan gedekt door een consentbillet tot invoer, ingerigt overeenkomstig art, 15 der algemeene verordening op de invordering der plaatselijke belastingen te Leyden van 9 November-24 December 1855, en tegen consignatie of borgstelling voor de plaatselijke belasting dier partij. De geconsigneerde belasting wordt teruggegeven of de daarvoor gestelde borgtogt vervalt, wanneer binnen 3 maal 24 uren na de afgifte, door afteekening van den rijks-ontvanger op het consent-billet, blijkt dat die hoeveelheid werkelijk in het rjjks doorloopend crediet of in het rijks particulier entrepot is opgeslagen.
Art. 4. Uitslag uit branderijen, distilleerderijen, enz. Bij uitslag van gedistilleerd naar elders, op rijks vervoerbilletten of op volgbrieven, uit branderijen, distilleerderijen en bergplaatsen van rijks doorloopend crediet of rijks particulier entrepot, moet daarvoor aan het algemeen kantoor van ontvangst een consentbillet tot vervoer worden aangevraagd. Dit billet moet bij de goederen blijven tot aan den post van uitvoer en aldaar door eenen ambtenaar der plaatselijke belastingen worden afgeteekend. Wanneer dit billet niet, behoorlijk afgeteekend, binnen 3 maal 24 uren na de afgifte, aan het algemeen kantoor van ontvangst terug komt, moet hij, die uitgeslagen heeft, de plaatselijke belasting der geheele partij voldoen.
Art. 5. Hoe lang men, op de bewijzen van wettigen inslag, billetten krijgen kan: Om op de bewijzen, van wettigen inslag billetten te kunnen verkrijgen, mogen zij niet ouder zijn dan zes maanden.
Art. 6. Van welke hoeveelheden geene teruggave van belasting plaats heeft. Bij uitvoer wordt voor hoeveelheden beneden de tien kan geene belasting teruggegeven. Aan Burgemeester en Wethouders wordt het overgelaten, om met andere gemeenten, in welke mede eene plaatselijke belasting op het gedistilleerd wordt geheven, schikkingen aan te gaan, ten gevolge van welke de teruggave der belasting, bij uitvoer naar eene dier gemeenten of van eene dier gemeenten naar deze stad, geschieden zal door middel van een door den ontvanger der gemeente, uit welke de uitvoer plaats heeft, af te geven consentbillet, hetwelk, als het bij den uitvoer behoorlijk is afgeteekend, in die gemeenten onderling bij invoer in voldoening of in mindering der aldaar verschuldigde belasting zal worden aangenomen. Het bedrag der belasting voor de in het consentbillet vermelde hoeveel hoeveelheid dranken wordt tusschen de gemeente-ontvangers onderling verrekend. Wanneer de gemeente, in welke ten gevolge dier schikkingen het consentbillet, hier ter stede afgegeven, ter voldoening der aldaar verschuldigde belasting moet aangenomen worden, minder belasting heft dan deze gemeente, wordt bij uitvoer het meerdere in geld aan de regthehbenden uitgekeerd. Bovenstaande bepalingen zijn ook toepasselijk op likeuren en andere vermengde, alcohol bevattende dranken, waarvan de sterkte niet door den Nederlandschen vochtweger kan worden bepaald, doch alleen wanneer in die gemeenten, ter bepaling van den sterktegraad dier dranken, gebruik wordt gemaakt van den alambic van SALLERON te Parijs, in verband gebragt tot den Nederlandschen vochtweger door D. A. Sala, te Leyden.
Art. 7. Bevoegdheid der ambtenaren tot onderzoek. Alle bergplaatsen van binnen- of buitenlandsch gedistilleerd, likeuren of andere vermengde, alcohol bevattende, dranken, voor welke de plaatselijke belasting betaald of verschuldigd is, gelijk ook alle winkels, alwaar die goederen verkocht worden, en de woningen welke met die bergplaatsen of winkels gemeenschap hebben, zijn aan het toezigt en onderzoek van de ambtenaren der plaatselijke belastingen onderworpen, voor zoo verre art. 276 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n". 85) dit toelaat.
Art. 8. Afschaffing der vroegere verordening op de invordering. Bij het in werking treden dezer verordening, is de verordening van 24 Junij 1858 - 28 Maart 1859, regelende de invordering eener plaatselijke belasting op het gedistilleerd te Leyden, vervallen.
Art. 9. In werking treden dezer verordening. Deze verordening treedt in werking op den derden dag na hare afkondiging. Vastgesteld door den Gemeenteraad van Leyden, in zijne openbare vergadering van den 29ste Octobcr 1059.
De Burgemeester,
D. TIEBOEL SIEGENBEEK,
De Secretari
v. PUTTKAMMER,
Zijnde deze verordening aangehaald bij Koninklijk besluit van den 20sten December 1859, NO. 77,
En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 29 sten December 1859.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
D. TIEBOEL SIEGENBEEK,
Burgemeester.
v. PUTTKAMMER,
Secretaris.
DE BURGEMEESTER en WETHOUDERS VAN Leyden doen te weten, dat door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den 9 Octobcr 1859, is vastgesteld de volgende VERORDENING op de invordering der verhoogde belasting van reeds veraccijnsd, doch nog niet in verbruik gekomen, binnen-en buitenlandsch gedistilleerd en buitenlandsche likeuren.
Art. 1.
Van den voorraad van binnen- en buitenlandsch gedistilleerd (likeuren en andere vermengde, alcohol bevattende dranken daaronder begrepen), welke bij handelaars, neringdoenden of fabriekanten in of van die dranken, op 1 Januarij 1860 aanwezig en tot het tegenwoordig bedrag veraccijnsd zal zijn, moet de verhoogde belasting worden bijbetaald, bedragende voor elke honderd kannen (meerdere of mindere hoeveelheid naar evenredigheid); Binnenlandsch gedistilleerd (likeuren en andere vermengde, alcohol bevattende dranken daaronder begrepen) een gulden tachtig cents; Buitenlandsch gedistilleerd, een gulden vijf en negentig cents ; Buitenlandsche likeuren, twee gulden acht en twintig cents; Bij het binnen- en buitenlandsch gedistilleerd, de likeuren en andere vermengde , alcohol bevattende dranken, wordt de sterkte berekend op tien graden van den Nederlandschen en vochtweger, bij eene warmte van vijf en vijftig graden op den thermometer van Fahrenheit. Bij meerdere of mindere sterkte wordt naar evenredigheid betaald. Wanneer de sterktegraad niet door den Nederlandschen vochtweger kan worden bepaald, geschiedt dit door middel van den alambic van SALLERON te Parijs, tot den Nederlandschen vochtweger in verband gebragt door D.A. SALA, te Leijden.
Art. 2.
Van dien voorraad moet door die handelaars, neringdoenden en fabriekanten op l Januarïj 1860 vóór negen ure des voormiddags, aan het algemeen kantoor van ontvangst eene schriftelijke aangifte gedaan worden. Van het doen dier aangifte wordt hun een bewijs afgegeven.
Art, 3.
De ambtenaren der plaatselijke belastingen zijn bevoegd, alle winkels, werk- en bergplaatsen, alsmede de met deze gemeenschap hebbende bebouwde en onbebouwde erven van fabriekanten, handelaars en neringdoenden in gemelde goederen, te onderzoeken, voor zooverre art. 276 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad no. 85) dit toelaat. Bij het bevinden van overmaat, maken zij daarvan een proces-verbaal op, hetwelk zij den belastingschuldige uitnoodigen te onderteekenen. Bij weigering dier onderteekening, wordt dit in het proces-verbaal vermeld.
Art. 4.
Wanneer dat onderzoek niet binnen de eerste veertien dagen na het in werking komen van het nieuw belastingstelsel, heeft plaats gehad, strekt dit tot bewijs, dat met de aangifte genoegen is genomen. Met het einde dier veertien dagen nemen de termijnen, tot betaling der belasting in art. 8 opgegeven, eenen aanvang.
Art 5.
Het staat aan de belastingschuldigen vrij een tweede onderzoek, op kosten van ongelijk, te eischen. Zij moeten zich echter daaromtrent verklaren vóór het vertrek der ambtenaren, die in dat geval de noodige maatregelen nemen tot bewaking der plaats, waar het onderzoek geschied is. Tot dat tweede onderzoek worden door den Burgemeester andere ambtenaren, van welke ten minste één geëxamineerd roeijer moet zijn, aangewezen. Een derde onderzoek wordt niet toegelaten.
Art. 6.
Wanneer met de aangifte genoegen genomen is of bij het onderzoek eene mindere hoeveelheid dan de aangegevene gevonden wordt, moet de, bij art 1. bepaalde, verhoogde of de in haar geheel verschuldigde belasting, voor de gansche in de aangifte vermelde hoeveelheid voldaan worden.
Art, 7,
Overmaat van minder dan tien ten honderd boven de aangegeven hoeveelheid, heeft alleen bijbetaling der
belasting ten gevolge. Overmaat van meer dan tien ten honderd, wordt als overtreding ter zake van belastingen beschouwd. Dit een en ander heeft echter niet plaats, voor zooverre door bewijzen van wettigen inslag wordt aangetoond, dat voor die goederen de met 1 Januarij 1860 ingevoerde belasting is betaald.
Art. 8.
Tot bijbetaling der verhoogde belasting worden de volgende termijnen gegeven: voor sommen van tien gulden en daar beneden, drie dagen; van tien tot en met vijftig gulden, acht dagen; van vijftig tot en met honderd gulden, veertien dagen; van honderd tot en met vijfhonderd gulden, eene maand; voor sommen boven de vijf honderd gulden, twee maanden; Zij, aan welke een termijn van twee maanden gegeven wordt, moeten het door hen verschuldigde in twee gelijke maandelijksche deelen afdoen.
Art. 9,
Wanneer de belastingschuldige in gebreke blijft op den verschijndag aan zijne verpligting te voldoen, verliest bij het genot der hem gegeven termijnen en moet hij de geheele door hem verschuldigde belasting in eens en dadelijk voldoen. De invordering der achterstallige belasting geschiedt volgens de bepalingen der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad no. 85). Vastgesteld door den Gemeenteraad van Leyden, in zijne openbare vergadering van den 29sten October 1859.
De Burgemeester,
D. TIEBOEL SIEGENBEEK.
De Secretaris, v. PUTTKAMMER.
Zijnde deze verordening aangehaald bij Koninklijk besluit van dun 20sten December 1859, NO. 77.
En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 29sten December 1859.
Burgemeester en Wethouders voornoemd D. TIEBOEL SIEGENBEEK,
Burgemeester.
v. PUTTKAMMER,
Secretaris.
Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.
|