Toon Kelder. Portret van mevr. Kelder. (Foto: A. Dingjan.)
NIEUWE WERKEN DOOR TOON KELDER
Kunsthandel Sala
Kelders vroegste werken sloten zich min of meer aan bij hetgeen men de opvattingen der Bergensche School noemt. Zijn zicht op het leven was toen op romantische wijze realistisch, zijn werktrant voortvarend en pakkend, een schilderen in gemakkelijk breede, eer grove dan fijne plans van doorgaans donkere kleur.
In dit nog niet erg persoonlijke werk, waarin overigens wel een stuwkracht, een gretigheid, een zucht tot expansie te onderkennen viel, heeft men moeite den Kelder der volgende jaren te vatten. Want omstreeks 1930 kwam een kentering, die in de eerste plaats een onverwachte vrij hevige reactie op zichzelf of op een deel van zich zelf geleek.
Uit het oeuvre van meesters als Toorop, Van Gogh, Picasso en anderen kennen wij soortgelijke scherpe wendingen en er was m.i. toen ter tijd geen reden den schilder van cameleontische onverantwoordelijkheid te betichten.
De bedoelde wending was er een naar het verfijnde en verijlde, een tasten naar aanvankelijk bleeke droomgezichten, zeer subjectief, op het voorstellingslooze soms af, en lyrisch ethisch.
De naakten uit dezen tijd schenen te rusten in 'n wolk van kleurdampen, schenen zelf haast verdampt tot een geur van herinneringen, een muziek van verlangens. Koel, teer, iriseerend was het spel van behoedzaam uitgespreide, in elkander overvloeiende tinten van rose en blauw, licht geel en beige, en het zorgzaam streelende van de weleens gladde penseelvoering sloot zich hierbij aan.
Verwante of dezelfde elementen kon men vinden in de schemerig idyllische landschappen, de dralende of dolende ruiters bij maneschijn, de broze onstoffelijke bloemstukken, de speelsch precieuze circussen en de hoofsche, terughoudende portretten. Onmiskenbaar gevoelige evocaties van een aparte en dichterlijke, naar eenigszins over-bewuste, over-gecultiveerde phantasie.
De gevaren van het werk waren duidelijk. Alle belangrijke hoedanigheden ten spijt was de mogelijkheid niet uitgesloten, dat het vervlakken zou tot een misschien wel opmerkelijk en geraffineerd, maar toch te zwevend behaagzuchtig, veraesthetiseerd of beperkt maniërisme.
Kelder heeft geleidelijk deze gevaren overwonnen. Hij heeft vooral in de laatste jaren veel, heel veel, gewonnen aan ernst, diepte en volheid, in zoowel geestelijken als technischen zin en het heeft hem allengs teruggevoerd tot een meer zware, kloeke, concrete en pakkende schilderwijze, ditmaal evenwel in gerijpte vormen en zonder invloeden van buiten af.
Een uitgesproken persoonlijk en aanstonds te herkennen schilderstijl, gul, breed en verfijnd. Aldus vindt men thans in deze kunst niet louter het realistische en niet louter het verdroomde, zij houdt daartusschen een gelukkig midden, of juister, omvat beide levensaspecten.
Er zijn geen sporen meer van het ijle en geparfumeerde, maar wel bleef het romantisch heimwee behouden, de behoefte aan het welige gebaar, het vieren van het licht en donker en de haat tegen alle huisbakkenheid.
Een schilder, die van verf en kleur weet te smullen, nochtans deze niet misbruikt voor louter sensualistische doeleinden, maar steeds op zoek is naar een evenwicht tusschen de zintuigelijke ervaring en de vrije verbeelding, tusschen het picturale en het monumentale, tusschen den schoonen schijn en het innerlijk wezen.
De sterkste werken lijken mij ditmaal het portret van de vrouw van den schilder, het staande en het liggende naakt, het stilleven met kaas en dat met appelen en 'n tros donkere, violetblauwe druiven.
Misschien is het laatste doek wel het fascineerendst van al in de kleur (het vreemde lokkende groen van een tweetal appels, oplichtend uit het donker, het rijke blauwviolet van de druiven, en daar tegenaan gezet een gesmoord gloeiend, diep terracotta accent van 'n mandarijn).
Coloristisch mogen we vooral ook het kleine Combat de Cavalerie (nr. 11) niet over 't hoofd zien, dat in dit opzicht bijzonder suggestief is. Het staande naakt werd vloeiend en onmiddellijker geschilderd dan gewoonlijk bij Kelder, het liggende is meer zwaar, langzaam verdroomd, een weidsch, doorwrocht stuk.
De verfbehandeling in zulke uitingen toont die voortdurende afwisseling, die rijke levendigheid en vibratie, die bovenal het kenteeken mag heeten van den geïnspireerden, rasechten schilder.
Er zit niets machinaals in het handwerk van dezen bewogen, maar tegelijk steeds doelgerichten en beheerschten kunstenaar, die zijn vak kent als weinigen tegenwoordig. In het voornaam portret van mevrouw Kelder zijn kleur en penseelvoering meer terug gehouden dan in de naakten, ten deele gevolg ongetwijfeld van den eisch der objectiviteit; maar het verfoppervlak is niet minder bewonderenswaardig en het modelé heeft een prachtige fijne soliditeit. Een accent van grandezza in deze steile beeltenis doet het verwant zijn aan den Don Quichot, een van de weinige werken, die reeds eerder bij Van Wisselingh te zien waren.
Releveeren we tot slot nieuwe portretten van Stotijn en van Koeberg, en van de diverse bloemstukken speciaal de heldere, klankrijke anemonen en de tropisch geheimzinnige, forsch en warm voorgedragen orchideeën. Een verheugende tentoonstelling, die tot 20 Mei duurt
Jos. de Gruyter.
het Vaderland 29-04-1939
|