1960 – 14 februari : Eerste Algemene Vergadering Parochiale Vrouwengilde.
Er waren 135 leden komen opdagen voor volgend programma : -de godsdienstige spreekbeurt van de pastoor : “De waarachtige ontmoeting met Christus”. -voordracht door dhr Vrielinck over “Water, vriend en vijand”. -koffie en koeken. -trekking twee Lourdesafgevaardigden, laureaten waren Rosalie Simons-Hellemans uit de Mechelbaan en Victorina Lamberts-Verlinden uit de Rennekouter. Zij zullen alle leden vertegenwoordigen bij de grote Lourdesbedevaart van 10 tot 17 mei. (“DB”, nr.2 van 1960)
1960 – 15 februari : Vergadering Boerengilde.
“De Boerengilde hield een samenkomst bij Apers aan de brug waaronder een voordracht gehouden werd door de heer Fr. Van Assche over “Slateelt”. Dat deze voordracht van belang was bewees de belangstelling ; achterblijvers hebben wat gemist. Een volgende maal zeker nog meer interesse.” (DB, nr.2 van 1960)
1960 – 15 februari : Bijeenkomst ijveraars mannenbond H. Hart in de pastorij.
1960 – 16 februari – G.v.A. : Diefstal van fietstaksplaat.
Van de fiets van Yvonne Van de Sande, die geparkeerd stond aan een winkel in de Juniorslaan, werd de nieuwe taksplaat gestolen.
1960 – Donderdag 18 februari : Bestrijding der rundertuberculose.
De jaarlijkse algemene vergadering vond plaats op donderdag 18 februari om 18 uur bij de gebroeders Apers aan de Zennebrug. De algemeen secretaris Ingenieur N. Verhaegen, hield een spreekbeurt geïllustreerd met filmbeelden. (G.v.A., 17/2)
1960 – 19 februari : Familie Louis De Croes – Emmerance Van den Heuvel zwaar beproefd.
“Deze dag werden de echtelingen De Croes-Van den Heuvel zwaar beproefd. In een tijdspanne van vijf uur overleed enerzijds de vader en anderzijds de schoonmoeder uit dit huisgezin.” (DB) Op deze 19de februari 1960 overleden zowel Jaak De Croes, de vader van Louis als Octavia Rozalia De Win, de moeder van Emmerance Van den Heuvel, de uitbaters van café De Zwaan op het dorp. Dubbele rouw in de familie.
Jaak DE CROES
Jaak De Croes was te Mechelen geboren op 10 juni 1885. Hij was oudstrijder van 1914-1918 (Vuurkruiser) en gehuwd met Maria Van der Auwera (°Mechelen 23/3/1890, +Mechelen 4/1/1946). “Hij was een rechtschapen man, goedhartig en eerlijk in zijn levenswandel. Eenvoudig en oprecht van omgang, werd hij geacht door al wie hem kende en zijn aandenken zal bij ieder in ere blijven…” Uit zijn doodsprentje.
Octavia – Rozalia DE WIN
Octavie was te Leest geboren op 17 november 1880 en gehuwd met Jan-Baptist Van Den Heuvel. Na hun huwelijk betrok het echtpaar een huisje in de Molenstraat om kort nadien naar de Warande te verhuizen. In 1920 verhuisde het gezin naar een boerderijtje in de Winkelstraat en in 1934 vonden we de familie terug in de Elleboogstraat en was vader Van den Heuvel werkzaam in het Arsenaal. Het gezin bestond toen uit drie jongens en evenveel meisjes. “Ons hart, overstelpt van droefheid, is gebroken en onze ogen wenen want moeder is overleden, een eenvoudige, goede, werkzame moeder en grootmoeder; troost, steun en voorbeeld van hare talrijke kinderen en kleinkinderen. Eenvoudig, stil en vol goedheid heeft zij geleefd en onvermoeid gezorgd voor haar huisgezin. Een voorbeeld was zij van nederige plichtsbetrachting, van toewijding en onbegrensde offervaardigheid, onbewust van de grootheid van haar schone sterke ziel.” Mooie woorden uit haar gedachtenisprentje.
Jan-Baptist Van den Heuvel was geboren te Leest op 17 november 1876 en er overleden op 12 februari 1950. Octavie overleed tien jaar later eveneens te Leest op 19 februari 1960.
1960 – 21 februari : Dansavond St Cecilia.
1960 – Van 22 tot 25 februari : Parochiale Vrouwengilde - Retraite te Antwerpen.
Predikant : E.P. Verfaille. (DB)
1960 – 23 februari : Spreekbeurt Pater De Laet.
Op initiatief van de KWB hield pater De Laet, missionaris van de Witte Paters, een spreekbeurt over zijn belevenissen in Kongo, voor de studiekring van de KWB. (DB)
1960 – 23 februari : Kookdemonstratie.
“Een kookdemonstratie werd gehouden door de elektriciteitsmaatschappij. Het ging over het klaarmaken van o.m. taarten bij middel van de elektrische cuisiniëre. Deze demonstratie ging door in “Ons Parochiehuis”. (DB)
Foto’s : -Jaak De Croes overleed op dezelfde dag als de schoonmoeder van zijn zoon. -De “Vuurkaart” van oudstrijder-vuurkruiser Jaak De Croes. -Octavie De Win. -Rouwbrief van Octavie.
1960 – Zaterdag 6 februari : Huwelijk Alfons Polspoel-Lisette Fierens.
“De Heer en Mevrouw Jan Fierens-Christiaens en de Heer en Mevrouw Frans Polspoel-Maes, hebben de eer u het huwelijk aan te kondigen van hun dochter Lisette...en hun zoon Alfons... De huwelijksinzegening gevolgd van de plechtige Heilige Mis, zal plaats hebben op zaterdag 6 februari 1960 te 10 uur, in de parochiekerk van de H. Niklaas te Leest. Adres ouders bruid : Winkelstraat 17 Leest. Adres ouders bruidegom : Vinkstraat 3 Leest. Gelegenheidsadres: Winkelstraat 16 Leest."
In de zomer van 2019 kreeg ik een telefoontje van een pientere dame op leeftijd uit de Winkelstraat te Leest met het verzoek om eens langs te komen. Ze stelde zich voor als Lisette Fierens, nazaat van het eeuwenoude Scheurcapruin aldaar. Ik kende Lisette nog van meer dan tien jaar geleden toen ik onderzoek deed naar de geschiedenis van dat hof en zij had me toen meer dan geholpen. Tijdens onze volgende ontmoeting, die uiterst aangenaam verliep, gaf zij me een eigenhandig uitgetypt manuscript mee waarin ze haar jeugdherinneringen had opgetekend, vooral haar ervaringen met Leest. Herinneringen die ze met iedereen wou delen. Alhoewel geboortig van Vilvoorde waar ze nog een tijdlang in de “Far West” gewoond heeft en later ook nog in Hombeek en Mechelen is haar hart altijd voor Leest blijven kloppen.
De eerste rechtstreekse voorvader van Lisette die zich in het dorp vestigde was Petrus Fierens, in het jaar 1669, na zijn huwelijk met Maria Huysmans. Hij was afkomstig van Puurs, zij was een authentieke Leestse. De volgende generaties Fierens zouden tot de tegenwoordige tijd het dorp blijven bewonen.
In dit werkje neemt ze geen blad voor haar mond en vertelt vrijuit over haar familie en haar jeugd. Haar ervaringen in de meisjesschool als leerlinge bij juffrouw De Boeck en de minder populaire juffrouw Maria, de spelletjes die ze speelden, de invloed van de katholieke kerk, over haar buren, over de dorpsdokter, de herbergen in het dorp, de bijnamen, haar ontmoeting met haar latere echtgenoot, over haar liefde voor Leest en haar afkeer voor de fusie met Mechelen. Met haar goedkeuring en om uiting te geven aan mijn respect voor Lisette heb ik haar fraai proza opgesmukt met foto’s uit mijn archief en ook van haarzelf en die voorzien van commentaar.
Lisette en haar man Fons Polspoel hebben op hun beurt gezorgd voor een mooi nageslacht : drie dochters, één zoon, tien kleinkinderen en nog een aantal achterkleinkinderen zetten hun bloedlijn onafgebroken voort. Daar mag ze terecht fier over zijn. Marcel Van Hoof
1960 – 9 februari : Overlijden van Albert VAN STEEN.
Op 11 februari verscheen in G.v.A. het overlijdensbericht van Albert Van Steen :
"Hij was te Leest geboren op 16 mei 1900 en hij overleed godsvruchtig te Mechelen op 9 februari 1960. Hij was gehuwd met Emma Van Eycken. De plechtige lijkdienst, gevolgd van de begrafenis op het stedelijk kerkhof van Mechelen vond plaats op vrijdag 12 februari te 11 uur in de kerk van het H. Hart. Vereniging aan het sterfhuis Auwegemstraat 5 om 10u15. De begrafenis werd georganiseerd door de firma Van den Brande van de Koningin Astridlaan 232."
Albert Van Steen was een zoon van Frans Van Steen (°Steenhuffel) en van Regina Daes (°Rumst) en een broer van de populaire Leestse kleermaker Amandus “Mandus” Van Steen.
Foto’s :
-Huwelijksfoto van Alfons Polspoel en Lisette Fierens.
-Lisette met het manuscript van haar verhaal in augustus 2019.
-Lisette is een nazaat van het eeuwenoude Scheurcapruin in de Winkelstraat.
-Mooie foto van Lisette tussen haar nazaten.
-Het huwelijk van Alice Van Steen met Frans Keulemans bracht alle kinderen Van Steen nog eens samen. Bovenaan uiterst rechts vinden we Albert terug naast zijn vrouw Emma Van Eycken.
1960 – 6 februari : Begrafenis Willem-Frans HUYBRECHTS.
“Willem Huybrechts, lokaalhouder van Sint Cecilia werd ten grave gedragen. Honderden hadden er aan gehouden deze sympathieke figuur naar zijn laatste rustplaats te vergezellen. Dit gebeurde onder de treurtonen van de Koninklijke Fanfare Sint Cecilia waarvan hij een groot weldoener was.” (DB maart 1960)
Willem-Frans Huybrechts, “Sooike”, ook “Soeike” genoemd, was te Leest geboren op 29 december 1906. Hij was gehuwd met Joanna Mathilde “Jeanne” De Bruyn (°Bornem 20/9/1906, +Bonheiden 23/4/1976). Zij waren de ouders van Leopold “Pol” Huybrechts. Bij de begrafenis van “Sooike” hield August Lauwers volgende afscheidstoespraak : "Duurbare vriend, achtbare familieleden en vrienden van de overledene. Het zal velen onder ons tijd en moeite kosten om zich terdege te realiseren dat onze vriend, Frans Huybrechts, niet meer is. Het is moeilijk te wennen aan de gedachte dat deze altijd tot dienst bereide mens ons voorgoed ontvallen is. In naam van de Koninklijke Fanfare Sint-Cecilia is het mijn pijnlijke taak een laatste hulde en afscheidsgroet te brengen aan ons zo diepbetreurd lid-lokaalhouder. In u Frans, verliest onze Koninklijke Fanfare Sint-Cecilia een toegewijd en ijverig lid en verliezen wij een goede vriend. Op ieder ogenblik, in gelijk welke omstandigheid, mocht onze koninklijke fanfare zeker zijn van uw dienstwilligheid en daadwerkelijke hulp. Gij volbracht uw taak Frans, in volkomen eenvoud. Gij verlangde hiervoor geen dankwoorden of zocht geen lof. Ja, Frans, uw heengaan is voor ons een groot verlies en gij laat een onvervangbare leemte in onze rangen na. Maar wat is onze droefheid in vergelijking met het ontzaglijke leed dat uw familie treft. Voor hen is uw heengaan een onherstelbaar verlies. Zij hoopten nog vele jaren uw liefde en genegenheid te mogen ondervinden. De Heer van leven en dood besliste er echter anders over. Wij buigen he hoofd voor zijn Goddelijke wil. Zwaarbeproefde familie, uw geliefde echtgenoot en vader is niet meer op aarde, doch als christenen weten wij, dat hij nu eerst begonnen is aan het eigenlijke leven, het eeuwig leven, waartoe wij allen voorbestemd zijn. Duurbare familie, wij delen in uw zware rouw om dit grote verlies. Namens de koninklijke fanfare Sint-Cecilia drukken wij ons aller christelijke deelneming uit. Wij houden zijn aandenken in hoge ere.”
Willem-Frans overleed te Mechelen op 1 februari 1960 : “Hij minachtte niemand, deed niemand nadeel, heeft geen laster gekend en uit liefde tot God bewees hij gaarne dienst aan elkeen, iets zeer zeldzaams in deze moderne tijden. Daarom zal hij ’n blijvende herinnering zijn bij allen die hem gekend hebben.” (Uit zijn gedachtenisprentje)
“Frans Huybrechts was een lokaalhouder die door de Cecilianen op handen werd gedragen omdat hij uit volle overtuiging op zijn manier meewerkte aan de uitbouw van de fanfare. Alle concerten en een groot deel van de repetities vonden plaats in het fanfarelokaal. Maar ook op de werkdagen was er volk in de zaak. Landbouwers die van de markt kwamen en arbeiders die van hun werk naar huis gingen, kwamen langs om nog wat met elkaar te babbelen of om het laatste nieuws van de fanfare te vernemen. Op zondagvoormiddag na de mis was de zaak vol. Er werd aan zo goed als alle tafels met de kaart gespeeld. Het fanfarelokaal was in die tijd het echte centrum van het verenigingsleven. Aan de muren van het café hingen alle diploma’s van de muziekwedstrijden die de fanfare had weten te winnen. De bekers stonden op de schouw boven de “Leuvense stoof”. Het verhaal deed de ronde dat wanneer Frans Huybrechts vond dat er te weinig volk in het café was hij naar de andere cafés in het dorp trok en daar een rondje betaalde. Wanneer hij dan terug thuis in de eigen zaak kwam, was die meestal met klanten gevuld. Na het overlijden van Sooike zette zijn echtgenote de zaak verder met medewerking van haar zoon Pol Huybrechts en zijn echtgenote Maria Buggenhout. In die tijd waren er nog geregeld bals van de Leestse verenigingen, vooral van de fanfare : het groot bal, het carnavalbal en natuurlijk de bals ter gelegenheid van het ledenfeest. De kermisbals organiseerde Jeanne zelf voor eigen rekening. Vooral het bal op tweede paasdag was telkens een reuzengroot succes…” (“Leest in Feest”, Stan Gobien)
1960 – Zaterdag 6 februari : Ongeval met Leestenaar.
Op de Antwerpsesteenweg te Mechelen botste de Jan Loockx uit Mechelen met zijn scooter op de fietsende Jan De Boeck uit Leest. Eerstgenoemde liep een armbreuk op en werd naar het ziekenhuis overgebracht. De Leestenaar liep lichte kneuzingen op. (G.v.A., 6/2)
Foto’s :
-Rouwstoet ter gelegenheid van de begrafenis van Willem-Frans Huybrechts. Vooraan een afvaardiging van het bestuur en de vaandeldrager : Frans Robijns, Vic Verschueren, Karel Lauwens en August Lauwers.
-Willem-Frans “Soeike” en zijn echtgenote Jeanne De Bruyn.
-“Soeike” was tijdens de Tweede Wereldoorlog lid van het Geheim Leger.
-Hij organiseerde na de oorlog verschillende reizen naar diverse bestemmingen. Op de foto staat hij uiterst rechts voor de futuristische bus.
-Hetzelfde reisgezelschap op dezelfde bestemming Lourdes anno 1953.
1960 – Maandag 18 januari : Algemene vergadering Bond der kroostrijke gezinnen.
De afdeling Leest van deze Bond hield zijn algemene vergadering om 19u30 in ‘Ons Parochiehuis’. Als spreker trad dhr Verbeeck op, een lid van de propagandadienst van het centraal secretariaat. Vooraf werd een kleurfilm vertoont, waarin een humoristische causerie volgde met als titel : “Hou je van mij ?” Tot slot volgde nog een tombola. Iedereen, ook niet-leden waren welkom, uitgenomen personen onder de 18 jaar.
1960 – Woensdag 20 en donderdag 21 januari : Bedeling taksplaten.
Van 9 tot 12 uur kon men in het gemeentehuis van Leest taksplaten bekomen. Rijwielen : 100 fr., bromfietsen : 135 frank, stootkarren en triporteurs : 105 frank, handelskarren : 420 frank, honden : 200 frank.
1960 – 21 januari – G.v.A. : Aanrijding met vluchtmisdrijf.
“De fietser C. Fr. uit Leest veroorzaakte te Mechelen een aanrijding met een bromfietser die hierbij ten gronde stuikte. Genoemde wielrijder vervolgde ongestoord zijn weg zonder zich om de gevolgen te bekommeren. Een automobilist was echter getuige van de aanrijding en achtervolgde de vluchter die hij dan ook kon vereenzelvigen. Voor de rechtbank verschijnend werd de fietser die door de politierechter eens goed onder handen werd genomen verwezen tot een geldboete van 2.000 frank en tot 2 maand ontzetting.”
1960 – 27 januari – G.v.A. : Klacht van Jan Verlinden.
“Klacht werd op het politiebureel ontvangen van Verlinden Jan, wonende te Leest, wegens het feit dat hij op 16 januari 1960 met zijn auto aangereden werd op de Zandpoortvest, door een ander voertuig waarvan de bestuurder zijn weg vervolgde. Stoffelijke schade.”
1960 – 31 januari : Onze Grote Chiro-avond.
“Voor een goedgevulde zaal en aangekondigd door trommelgeroffel begon de feestavond om 18u40, precies 10 minuten over tijd. De aangekondigde grote Chiro-avond beloofde iets te zullen worden, daar getuigde de eenvoudige inzet ten volle van. De ontroerende “OPERA” van de Zenne zowel als de “ONVOLTOOIDE OPERETTE” van de Visser, bracht nadien de gewenste stemming in de zaal…de beoogde atmosfeer was er. Och ja, het opvoeren van het “ZEGELIED”en de “TROMMELJONGEN” zijn van wat minder kwaliteit geweest maar wat wilt ge ? Jongens kunnen toch niet altijd het aux sérieux nemen als de meisjes ? De film van de 60.000 ! moeten we daar niet op terug komen ; geweldig ! “GROOTS !” “MACHTIG !” En die kleuren. Weet ge wat ? Er zijn mensen die zeggen dat de pauze zeer fijn was ! De hoofdschotel “HET LICHT DER BERGEN” was ook een hoofdschotel. Wat deze film ons te zien liet was een brok uit het echte, het ongekunstelde, het reële leven. We zijn er van overtuigd dat men van deze film genoten heeft. (waartoe anders de tranen bij VELE mensen ?) Wat we zagen weet iedereen en er blijft ons juist te zeggen : “IN EEN WOORD” ’t was “FIJN”. Wat we nu verder gaan doen is het volgende. De vastenwerking staat voor de deur, daar gaan onze afdelingen zich thans op toeleggen om er een schone vastenwerking van te maken ; maar ook de kerels zullen zich verbeten vasthouden aan hun opgelegde taak… In ieder geval, vele groeten aan al de Chirojongens, aan alle soldaten, ouders en lezers van De Band maar vooral aan leider Jos Verlinden. Leider van dienst.” (DB, januari 1960)
1960 – 2 februari : Vrouwengilde - Technische les met bespreking.
De heer Hellemans uit Duffel behandelde het onderwerp “Veeverbetering op nieuwe banen”. Uitzonderlijk was deze activiteit gemengd, ook de mannen mochten meeluisteren. Intussen bedroeg het ledenaantal 227. (DB, nr. 2 van 1960)
1960 – Woensdag 3 februari : Dodelijk verkeersongeval te Herent.
Die dag had op de baan Leuven-Mechelen, op grondgebied Herent, een botsing plaats die het leven kostte aan twee motorrijders. Een motorrijder met duozitter, kwam vanop de baan van Tildonk en negeerde de stop-plaat en het knipperlicht, met volle vaart de grote baan opgereden. Daar kwam hij in aanrijding met een vrachtwagen van de Mechelse firma De Rooster. Door de slag schoot de motor in brand. De chauffeur van de vrachtwagen, Victor Verschueren uit Leest, slaagde erin, geholpen door enkele omstaanders, de brand te blussen. De motor was echter door de brand totaal vernield. Een ziekenwagen, die toevallig kwam aangereden, vervoerde de motorrijder naar Leuven terwijl een andere ziekenwagen de duozitter meenam. De motorvoerder A. Peeters uit Wilsele was echter op slag dood en de duozitter O. Van Hulle, eveneens uit Wilsele had zulke brandwonden opgelopen dat hij onderweg overleed. Aan de vrachtwagen werd zware schade toegebracht. Het onderzoek ter plaatse werd geleid door politiecommissaris Van den Brande. (G.v.A., 4/2)
N.v.d.r. : In de krant was waarschijnlijk een fout gebeurd in verband met de naam van de vrachtwagenbestuurder. De identiteit van Vic Verschuren (Verschuren zonder de letter E) (°Leest 5/5/1930 +Mechelen 24/1/2003) , gehuwd met Ida Mertens beantwoordde meer aan de gegevens van het krantenartikel.
Foto’s :
-Een fietstaksplaat van de provincie Antwerpen, hier van het jaar 1956.
-De filmaffiche van “Het licht der bergen”,een Belgische film uit 1955 van Gust Geens en Hugo Van den Hoegaerde naar het gelijknamige boek van Franz Weiser.
-De Chiro van Leest tijdens een processie in 1960. Vooraan : Marc Lamberts, Guido Hellemans en Jos Verlinden.
-Victor Verschuren, in de tekst staat de naam mogelijk foutief met een E genoteerd, was vermoedelijk de chauffeur van de vrachtwagen.
1960 – Vrijdag 8 januari : Dodelijk verkeersongeval te Leest.
G.v.A., 9 januari : “Op de Juniorslaan te Leest had vrijdagmorgen omstreeks 8 uur een aanrijding plaats waarbij een inwoner van genoemde gemeente de dood vond. Langsheen de Juniorslaan stond een autocamion met aanhangwagen van de internationale transportfirma Koeneman en Zonen, geparkeerd deels op de rijbaan en deels op de grasberm. Een personenwagen bestuurd door de hovenier Robeyns Frans, wonende Kleine Heide, is met volle geweld tegen de achterzijde van de camion gebotst. Hierbij werd genoemde bestuurder Frans Robeyns vrijwel op slag gedood terwijl zijn 40-jarige dochter mevr. Raymond Teughels – Rosa Robeyns die naast hem was gezeten minder erge verwondingen opliep en ter verpleging naar de St-Romboutskliniek werd overgebracht. Het stoffelijk overschot van het slachtoffer werd naar het gemeentelijk dodenhuis overgebracht. Het Parket, samengesteld uit onderzoeksrechter Lowagie, subsituut De Mesmaeker en griffier Audiëns, stapte ter plaatse af, terwijl de Rijkswacht van Blaasveld de nodige vaststellingen deed.” (Onderaan een foto van het ongeval)
Frans Robeyns was te Tisselt geboren op 20 januari 1893 en gehuwd met Elisabeth Hieckeleers. “Mannelijke rechtschapenheid en innemende goedheid kenmerkten de dierbare overledene. In alle eenvoud volbracht hij de hem opgedragen taak, edelmoedig diende hij zijn evenmens, daarom ook zal zijn aandenken duurbaar zijn aan al degenen die hem gekend hebben..” Mooie woorden uit zijn bidprentje.
1960 – 17 januari : Afscheidsfeest van zuster Liberta (Paulina Robijns).
“Laten we maar beginnen met het ronduit te zeggen dat deze avond als afscheid van E. Zuster Liberta een waardige en welgeslaagde avond is geweest. Ondanks het gure weder was de opkomst zeer bevredigend en mochten we andermaal meer dan twee uren nader kennis maken met het missieleven. De feestavond werd ingezet door de “Koninklijke Fanfare Arbeid Adelt” onder leiding van de heer Van der Taelen, om plaats te maken voor de “Koninklijke Fanfare Ste Cecilia” onder leiding van de heer Rik De Bruyn. De muziek had het voorbereidend werk gedaan om dan de hoofdschotel ten beste te krijgen. Terwijl plaats geruimd werd om de filmvertoning te geven werd door Mejuffer Rheinhard enkele woordjes gezegd en dan nog wel terloops voor “haar Linneke” en deed vooral een beroep op de vrijgevigheid der aanwezigen om in de mate van het mogelijke geldelijke steun te verlenen. De filmvertoning zelf was een parel ! Met omlijsting van zeer gepaste muziek hebben de aanwezigen mogen kennis maken met een der schoonste missiewerken n.l. “bij de Melaatsen”. Zou iemand, zonder die werkelijke toestanden te hebben gezien zich wel een gedacht kunnen vormen hebben van het apostolaat dat deze Missiezusters en leken volbrengen ten bate van onze zwarte broeders en zusters ? Heeft men zich ooit kunnen indenken dat er zoveel leed heerst en wat zou er geworden van hen indien geen hulp zou verleend worden om die ongelukkigen te troosten, te verzorgen en…te genezen. Zou men die bewondering kunnen ontzeggen aan die zusters en priesters-missionarissen die jarenlang vertoeven bij hen die bij hun afwezigheid, verstotelingen zouden zijn en blijven ? Laten wij naar hen met fierheid opzien ! Buigen wij eerbiedig het hoofd voor die eenvoudigen en grote helden, die de WAARHEID met woord en daad toepassen tot heil der ongelukkigen. Wat we te zien kregen was eenvoudig, enig en schoon, en allen die de gelegenheid hadden gegrepen om tegenwoordig te zijn zullen die dag nog lang geheugen. Met een dankwoord van zuster E. Zuster Liberta besloot deze avond in de beste stemming en elkeen toog ten zeerste voldaan naar huis. Wij wensen onze dorpsgenote een voorspoedige reis toe, het behoud van een goede gezondheid en een verder mooi apostolaat door Gods zegen ! Spectator.” (De Band, nr.1-1960)
G.v.A. van 14 januari : Afscheidsfeest.
“Na een welverdiende rust van enkele maanden vertrekt binnen enkele weken voor de derde maal naar Kongo, Zuster Liberta, van de Zusters van het H. Hart. Te dezer gelegenheid had zondag in “Ons Parochiehuis” een intieme feestvergadering plaats, waarop heel Leest wilde tegenwoordig zijn om hulde te brengen en dank te betuigen aan een van haar verdienstelijkste dorpsgenoten, in de wereld juffrouw Pauline Robijns. De zaal liep weldra bomvol. Vooraan zaten de ouders en familieleden van de Eerw. Zuster, Z.E. Pastoor en Onderpastoor alsmede E.P. De Laet, eveneens een missionaris in verlofperiode uit Kongo. Z.E.H. Pastoor leidde de vergadering in met een korte toespraak, waarin hij wees op het karakter van deze feest- en afscheidsvergadering en bracht een warme hulde aan de Zuster voor haar prachtig en heerlijk missiewerk. Daarna kwam juffrouw Rheinhard nog eens de “feestelinge” bedanken in naam van haar vroegere oude B.J.B.-zusters. Vervolgens kregen de aanwezigen enkele muzikale uitvoeringen ten gehore door de beide plaatselijke Kon. Fanfares. Nu volgde een prachtige kleurfilm over het “Dorp der Melaatsen in Kongo” afgerold door de E.P. van het H. Hart. Deze mooie film was meer een goede documentair over deze vreselijke ziekte, die thans geneesbaar schijnt, mits op tijd een goede verzorging. Tussenin deed de Eerw. Zuster een omhaling ten voordele van haar missie. Op het einde dankte zij al de aanwezigen om hun milde gift en vroeg nogmaals de steun van al haar dorpsgenoten vooral een vurig gebed voor haar en haar zo duurbare zwarten in Kongo.”
Joanna Paulina Robijns werd in de Blaasveldstraat te Leest geboren op 9 oktober 1911 en ze overleed te Borgerhout op 3 februari 1993. Daar werd haar uitvaart gevierd waarna ze begraven werd te Rumst. Meer over zuster M. Liberta in deze Kronieken : 3/2/1993.
Foto’s :
-De personenwagen waarin Frans Robeyns aan zijn einde kwam. (Foto : G.v.A)
-De laatste rustplaats van Frans en zijn echtgenote op het kerkhof van Leest.
-Tweemaal Pauline Robijns, zuster Liberta.
-Maria Rheinhard, “Jufra Marja”, nam ook deel aan het afscheidsfeest van “haar Linneke”.
1960 – Zondag 3 januari : De Landelijke Jeugd in nieuw lokaal.
De meisjes van de Landelijke Jeugd kregen van de pastoor een nieuw lokaal toegewezen in “ons Parochiehuis”.
Kom toch eens kijken
“Zoals elke beweging heeft ook de Landelijke Jeugd van Leest, met veel moed 1960 aangepakt. We moeten op de eerste zondag van ’t jaar voor de eerste keer in ons “eigen” lokaal. Een grote gebeurtenis moet u weten ! We namen in ’t begin soms nog wel eens een verkeerde deur, maar er zijn nog mensen die zich hiermee vergissen. Er kwam o.a. een Mijnheer aan onze deur kloppen : “zijn de Chirojongens hier niet ?”vroeg hij heel verwonderd, “welnee Mijnheer, ’t is hier Landelijke Jeugd”, de Chiro zit ginderachter… Dus voor degenen die ons adres nog niet zouden kennen : Leidersjeugd, Ons Parochiehuis, eerste deur rechts. Ge loopt er bijna vlak binnen als ge door ’t poortje zijt. Misschien zou dit wel van nut kunnen zijn voor de meisjes die nog niet bij onze groep behoren. We nodigen allen vriendelijk uit en hopen dat er velen zullen zijn die eens komen kijken…och ja, nu denk ik weer aan iets. Men heeft me gevraagd het liedje van de landelijke jeugd in De Band te laten zetten. En…belofte …mannen zijt ge klaar.
Dan beginnen we :
-komt toch eens kijken, -hoe ’t gaat in de Landelijke Jeugd. -’t Zal dadelijk blijken, -daar is steeds zon en vreugd.
-Eenieder zorgt voor een blije lach, -een fris humeur en een “goeie dag” -en komt er dan een nieuwe bij, -dan zingen we samen vrij : komt toch eens….
-We kregen nu ook een goed lokaal, -de verf die komt er nog wel aan -en tafels, stoelen zijn besteld, -Mijnheer Pastoor heeft nog geld. Komt toch eens…
-’t Is trektocht, speurtocht in de wei, -of binnenspel bij regentij. -De avond is daar veel te snel -Goenacht en slape wel…Komt toch eens …
Natuurlijk, Mijnheer Pastoor heeft er hopen geld aan uitgegeven, maar we zijn hem dan ook heel dankbaar. Het is een prachtig lokaaltje geworden, ’t was eerste klas om er op 17 januari lekkere koeken te smullen. Wat er verder nog allemaal op het programma staat gaan we nog niet vertellen, daar hoort ge later nog wel van. Aan u, meisjes van de Landelijke Jeugd zeggen we nog dit : vergeet uw wachtwoord niet en breng vele nieuwe leden mee, dan kunnen we samen werken en zingen : KOM TOCH EENS KIJKEN… Hilde Silverans.” (DB, januari 1960)
1960 – 5 januari : Sergeant milicien Walter VAN DE POEL.
-Antwerpen, 5/1/1960 : “Hier kom ik dan met mijn nogal late nieuwjaarswensen aandraven. Ik heb uw kerstkaartje hier wat laattijdig ontvangen, maar het is nooit te laat om iemand geluk en voorspoed te wensen. Aan allen die ik met kerstmis niet ontmoet heb, een zalig kerstfeest en aan allen een gelukkig Nieuwjaar. Van harte wil ik u danken voor de geschenken en wensen. Het spijt me beste vrienden, dat ik u niet vaker kunnen schrijven heb, maar de laatste maanden, en vooral de laatste dagen, heb ik daar ongelukkiglijk de tijd nog niet voor gekregen, want ons sergeantenleven wordt druk bezet, vooral in troebele tijden zoals we er nu beleven. Elke dag zit hier vol emotionele spanningen. Elk ogenblik kunnen we bevel krijgen met een bende camions te vertrekken voor onbepaalde tijd. Het is hier alles behalve plezierig. Doch we hopen op een spoedig afzwaaien. Onze lintmeter is al met een paar cijfers verkort. Nog 143 dagen jongens. Maar met al die blijde vooruitzichten blijft het hier toch maar door en door triestig, beter kan ik het niet uitdrukken. De toestand is hier werkelijk onbeschrijfbaar. En als ge dan ’s avonds maar eens buiten mocht, maar daar is geen denken aan. Beste vrienden, laten we hopen dat alles rap voorbij is en dat ik gauw weer mijn burgerkostuum aan mag trekken. Tot binnenkort jongens, ’t sergeantje van de Bist.”
Foto’s :
-Twee kiekjes van de Landelijke Jeugd uit die periode.
-Leidster en verslaggeefster Hilde Silverans.
-Twee foto’s met Walter Van de Poel, onderaan als derde van links.
“In ons blad van november 1959 hebben wij een ingezonden bericht opgenomen nopens het aanstaande zestigjarig bestaan van de K.Fanfare Ste Cecilia van Leest. Ten einde onze gemeentebewoners meer vertrouwd te maken met alles wat er gepresteerd werd en wordt, zijn wij ons licht gaan opsteken om te weten te komen hoe deze muziekmaatschappij tot stand kwam en verder evolueerde : in één woord de geschiedenis ervan te kennen. In onze plattelandsgemeente Leest met haar plus minus 1862 inwoners, met de gekende hoeven o.m. “de Rendelbeekhoeve”, deze van “Kobe Lates”, “Ter Moortere” e.a. en waar sedert 1552 de goede mensen ter kerke worden opgeroepen, heeft het nederige kerkklokje de gevoelens zo aangegrepen dat de tonen een wekroep waren om de Leestenaren er toe te bewegen de taal der muziek te leren beoefenen, m.a.w. een gesprek aan te knopen, met de open natuur om zodoende het educatieve ervan te doen doordringen, te leren waarderen en lief te hebben. Peter Benoit heeft zijn volk leren zingen en de onweerstaanbare drang doen ontstaan de muziek te beoefenen. Onder die impuls waren er enkele eenvoudigen onzer medeburgers die het waagden van wal te steken en de tocht op de zwalpende baren werd begonnen, de stuurlui aan boord en de stevige hand aan het rad. Het was in maart 1899 dat het vertreksein werd gegeven om na een tocht van 5 maand op een klip te worden geslagen. Het was het einde van een proeftocht maar het begin van een nieuwe inzet, want iedereen wist dat het doel moest bereikt worden. De statuten van de muziekmaatschappij Sint Cecilia werden vastgelegd in de bestuursvergadering van 26 augustus 1899. Van dat moment zou de muziek haar tonen kunnen laten weergalmen over die kleine vlek aan de Zenne, het gemoedelijke Leest. Het was op Sinter Klaas, de tweede kermisdag van 1899 dat een twaalftal muzikanten aan het kruispunt vertrokken bij de allereerste muzikant en caféhouder Van Hoof Constant en opstapten naar het dorp met als stapmars “Hulde aan Mr Mathys” getoondicht door de toenmalige chef, Louis Verbeeck van Tisselt, met als terminuspunt “De Vlaamse Leeuw” gehouden door lokaalhouder Van den Heuvel Theodoor tot in het jaar 1906. In dat jaar kwam er een nieuwe lokaalhouder, n.l. Wannes Van Crombruggen om opgevolgd te worden door Verschueren Emiel, en vanaf 1931 door Huybrechts Frans, met terug als uithangbord “Ste Cecilia”. Terloops moet aangestipt dat in 1900 een inzinking werd vastgesteld waarvan de oorzaken spoedig een publiek geheim waren geworden en dan ook zeer snel van de baan waren. Alles begon meer en meer naar wens te gaan, en na een paar jaren, dus 1902, ontvingen de muzikanten een pet, aankoopprijs 2,50 frs en daarna een bordje met de benaming “Fanfare Ste Cecilia 1899”. Wie zou ooit durven denken hebben dat zo een “sosjeteitje” zo snel een poging zou gedaan hebben om “medaljes” te veroveren ? Er staat ergens geschreven : “de Vlamingen hebben een ijzeren koppen koppigheid”, ook hier waren de Leestenaren van aan de welriekende Zenne, stijfhoofdige mensen geworden en begonnen onder de leiding van de respectievelijke muziekchefs, de heren Louis en Ferdinand Verbeeck mede te dingen. De geleverde prestaties tussen de jaren 1900 en 1934 zijn wel de moeite waard om te vernemen ; medailles werden behaald als volgt : Mechelen (1900), Battel (1902), Oostende (1902), O.L.Vr.Waver (1902), Antwerpen (1903), Hombeek-Heike (1903), Tisselt (1904), Heffen (1904), Leest (1905), Hombeek-Plein (1906), Leest (1906), Terhagen (1906), Antwerpen (1907), Ruisbroek (1909), Tisselt (1909), Blaasveld (1911), Kap./o.d./Bos(1913), Oostende (1925), Humbeek (1934) en Mechelen (1934). De hogervernoemde muziekchefs hadden prachtig werk geleverd en na hun afsterven werd de zware taak toevertrouwd aan de heer Rik DE BRUYN, dat was in 1938. Op welke manier de muziekmaatschappij onder deze leiding verder evolueerde zullen we een volgende maal vertellen.”
Het vervolg verscheen in De Band nr. 2 van 1960 : “De periode van 1899 tot 1938 waren jaren van zwaar labeur geweest, van opoffering en uithoudingsvermogen om al het braakliggende land te herschapen in weelderige velden en bloeiende wijngaarden. Het zaad met volle handen op de akkers uitgeworpen bracht een rijke oogst. Van nà de tweede wereldoorlog tot op heden werd deelgenomen aan 16 muziekwedstrijden : (Oud-Turnhout-Hemiksem-Berlaar-Londerzeel-Londerzeel St Jozef-Eikevliet-Hingene-Willebroek-Antwerpen-Itegem-Tisselt-Wolvertem Westrode-Westmeerbeek(2)-Londerzeel-Pulle-Oostduinkerke.) DE UITSLAGEN :16 eerste prijzen met lof van de jury – één erediploma – één ere-wimpel. Begonnen in een marswedstrijd lagere en een korpswedstrijd in 3de afdeling te Oud-Turnhout was de overgang naar 2de afdeling in ’t zelfde jaar 1948 een feit en dit te Hemiksem om in 1954 naar 1ste afdeling over te gaan. De viering van het zilveren jubileum had plaats in 1924 en de benoeming tot Koninklijke Fanfare in 1954. Voor Chef en muzikanten moet het wel de schoonste beloning geweest zijn voor de dikwijls afmattende herhalingen en verplaatsingen. Het mag gezegd dat men trots mag zijn op het verleden en door volharding de toekomst vol vertrouwen mag tegemoed gegaan worden. De muziek spreekt tot het hart en hoe dikwijls heeft LEEST niet gezinderd onder haar opwekkende tonen ? De muziek is vreugde die zovelen gelukkig maakt, want wij stervelingen zijn zo onvolmaakt dat we soms geen vreugde vinden maar ons gegeven wordt door de muziek. ’t Is werk dat gelukkig maakt. Wij zijn geschapen om te veroveren ; het grootste werk van de mens is te bouwen aan de volledige ontplooiing van zijn persoonlijkheid om een volwaardig mens te worden. Een aanhoudende activiteit ontwikkelen is bijdragen tot het welzijn van de gemeenschap. Moge de “Koninklijke Fanfare Ste Cecilia” onder de leiding van de heer RIK DE BRUYN, groots door zijn eenvoud, op de handen gedragen door iedereen, gekend door zijn leuze “voor kerk, kunst en cultuur” verder bloeien ! Dat de klanken hunner instrumenten mogen voortwiegen over weiden en velden en de echo moge opgenomen worden door de bomen waar de vogels ze zullen beluisteren ; dat zij mogen doordringen tot bij onze landbouwers als CREDO om nog lang te mogen genieten van de goddelijke muziek ! AD MULTOS ANNOS ! L.V.L.”
Viering zestigjarig bestaan met een muziekwedstrijd
In mei 1960 werd het 60-jarig bestaan van de vereniging toch nog met succes gevierd. De feestelijkheden werden geopend op woensdag 25 mei met een concert tegeven door de Kon. Fanfare “Arbeid Adelt” Leest, de Kon. Fanfare St. Cecilia Heffen en het Trompetkorps van de Kon. Wielerclub Hombeek. De tweede “Grote Internationale Muziekwedstrijd voor harmonieën en fanfares” van St Cecilia Leest had plaats op 26, 28 en 30 mei. Aan deze wedstrijd namen 43 muziekverenigingen deel. De wedstrijd werd georganiseerd op een terrein aan de Juniorslaan in de buurt van de Aa-beek. Op de Juniorslaan werd de marsenwedstrijd gehouden en de concertwedstrijd had plaats op een kiosk op het feestterrein. Aan de wedstrijd namen naast Vlaamse ook Waalse en Nederlandse verenigingen deel.
Foto’s :
-De allereerste muzikant van Sint-Cecilia garde Constant Van Hoof.
-Rik De Bruyn.
-De Kon. Fanfare Sint-Cecilia in 1953.
-De voorpagina van de brochure van de wedstrijd van 1960.
Zuster Melanie (Christine De Laet) tastte in haar herinneringen : “Gebrilde geleerden hebben, van onder het stof der eeuwen, de geschiedenis van Leest opgedolven en voor onze verbaasde blikken de gloriedagen van voorheen doen herleven. Maar laten we ook een stukje domein betreden “waar nooit mensenhand de voet heeft gezet”, nl. dat van de kruistochten, want ’t is toch vanzelfsprekend dat Leest, hetwelk zo menig held voor de boerenkrijg en zoveel geld voor alle ander krijg gegeven heeft, ook zijn kruisvaarders moet gehad hebben. Een bewijs ? Is er bij ons niet een straat die nu nog “de Kruisweg” heet ? Zijn er bij ons niet de “kruistochters” ? Wat zeg ik ? Leest is er vol van. En Godfried van Bouillon’s leuze : “God wil het !” is ook nog de onze. ’t Is dus duidelijk dat wij kruisvaardersbloed in onze aderen hebben. Er is echter nog meer ; wij zijn van oude adel. Leest klimt op tot de meest eerbiedwaardige oudheid. Heeft het de overblijfselen niet van een antieke Romeinse villa ? Treft men er nog niet namen aan als Juul, Cesar, August, Constant enz ? Waar besloegen Julius Caesar, Augustus, Constantijn de Grote, alle keizers en koningen hun paarden tenzij bij ons, vermits men toch bij ons hoefijzertjes uit die tijd terugvond. Wie zal het tegenspreken, dat Leest, hetwelk Romeinse heirbanen had, dat Leest-Centraal van oudsher een kruispunt der wegen was van Noord naar Zuid, van Oost naar West ? Ligt het niet tussen Mechelen dat de Pausen kiest en het beroemd Breendonk, bakermat van heldenmoed ? Ligt het niet tussen Battel en Heffen, tussen Hombeek en Blaasveld, ja zelfs met een hoekje tussen Tisselt en Triest ? En vandaar, over slechts enige landen heen, ’t is maar een boogscheut verder, bereikt ge Triest Zuid, of op zijn Frans-Italiaans : “Triëst”, de wereldhaven, kruispunt van Europa, Azië en Afrika, ja Amerika enz. Daar staat Leest allemaal mee in betrekking. Oudste en jongste geschiedenis omhelzen elkaar te Leest. Is het dan te verwonderen dat Leest zo een aantrekkingskracht heeft ? Dat niet alleen grote doorluchtigheden, maar ook marskramers en andere klanten en kornuiten, Leest kruisen op hun doortochten ? Wat kwam er, toen we nog in de kinderschoenen of –blokken liepen, allemaal niet langs de straat, om met veel larie en tamtam, zijn chronische aanwezigheid te trompetteren ! Dinsdag kan geen dinsdag zijn zonder zijn springvloed van “z-a-a-n-d !”waar we al dadelijk op aanrukten, gewapend met een emmer en zes centen, zodat de huisvloer dan weer in ’t wit stond en voor een week bestand was tegen de onbesuisde aanvallen van allerlei voeten of kattenpoten. Ja, dat zand moet u weten was destijds een macht te Leest. Als Dumont eens drastisch wilde optreden tegen een telaatkomer als V.D.G. bv., dan luidde zijn decreet : “V.D.G., volgens de wet, naar Blaasveld om zand !” Maar zand had nog meer dan een gewone, het had een mysterieuze macht : het maakte de mensen, vooral de mannen, tureluut. Zouden er soms geen bewijzen zijn ? Een lange slungel van sliereslarie, met zijn eigen broek en jas aan, liep met een emmer naar…maar ’t was Seppe de zandman niet : ’t was Van Schoor, die vroeg zonder hartkloppingen : “Posselaan en van allester, ma maske ?” –Denk toch maar : “ma maske !” met een moustache ! En ook : een moustache die, met een emmer, porselein en plus nog “van allester” loopt kopen, voor zes centen ! Maar nu van Van Schoor gesproken : die kwam nog al eens overgewaaid en men mocht hem wel graag, al kon hij soms wel eens iemand een onlekkere kool stoven. In ruil tegen alle rommel, schonk Van Schoor speelgoed, snuisterijen en vooral “van allester”. Verrukt door al die schittering, liep ik eens stiekem, vaders nieuwe schoenen halen en “verkocht” ze aan Van Schoor voor wat goudpareltjes, welke broze kostbaarheid ik zo stevig in mijn knuist drukte, dat ik ze dra tot pulver kapot kneep natuurlijk. De grote kat kwam echter pas voorgoed op de koord dansen met die verdwenen schoenen onzaliger gedachtenis : o jéékes toch ! ’s Vrijdags morgens spoot als een fusee, een scherp gerekt : “Goeie verse vi-i-is” de lucht in, dat het u door ziel en zenus scheurde. Donderdags namiddags kwam de “petrolkar” met keldersprongen aanrammelen. Haar holle gebarsten bel klepte en jengelde daarbovenuit een alarm als : “ ’t Land is in nood !” Pol, één blinkende blauwe vettigheid, wipte van zijn bok, tapte tapte, scharrelde naar zijn beurs, telde, lachte al zijn scheve tanden en zijn sjiek bloot en “merci”, hoepsa ! ’s Maandags kwam Jaakske aansjorren met zijn klutske patatten, zijn lege klak, zijn Vader onzen en soms een geërfd “Ideaal” erbij. Nu of er in een klutske patatten en een lege klak veel inzit weet ik niet, maar met gebed en ideaal kan men wel een kerel worden, ja een hele kanjer van een kerel, dat is zeker. ’s Zondags in de zomer meldde een hoog blij getuut-tuut, de komst van Wiske. Daar draafden alle dorstigen ijlings naartoe. Een ronde broekpagadder uit de buurt kwam dan rood puffend binnenvallen : “Adele : ga, twee centenhalf : crème de glacé is daar !” Een uur of zo later, raakte ook soms de lucht vol schor geroep en dra ook vol afvliegende koppen en poten van “gernôôôt !” De rest ging volgens iedere devotie, hap-snap-snorum, busken of buksken in. Er was ook nog de dubbelganger Guske, bij wie het was lijk bij den Bolle zijn bierglas : vol-leeg-leeg-vol. Zijn vol karreke kraaide : “Mosselééé !”, zijn leeg kakelde : “Voddééé, vodden en bieéééné”. En zijn eigen benen mochten een vierde van hun leven luieren, tot ze in de Zenne schoten, helaas. Nu dat was hun schuld niet, noch die van de Zenne, en de onze ook niet. Alle jaren verscheen op het Leestse werelddeel de figuur van “Pikken en Zeisen” om ons zijn voorraad ijzergerammel, sproethanden en Vlaams met dik Duits haar op ten toon te spreiden. Eens kwam er ook een kwidam om ons te beschermen tegen ketters en ander goddeloos gebroed en krees, honderd uit, langs de straat : “Almanakken van Snoeck, Kerkboeken zonder énen vloek !” Doch daar er bij ons geen kerkboeken zijn met vloeken of vloekskens, kwam hij niet meer terug. En nu nog een heuglijk gesprek, getuige van wat men te Leest aantreft als Vlaamse zin voor realisme, mystiek en bondige zeggingskracht. Het gebeurde met een “Pijt” uit de buurt : en wat zijn Pijten ! Met een hardhorige Pijt, een Pijt vooral met een vanaf haar Doopsel, hartgrondige afschuw voor de duivel en zijn pomperijen.- Welnu, Pijt was alleen thuis. Buiten regende het pijpenstelen, lange en dikke ! Komt daar een geheimzinnige Witte Berg naderbij schuiven en daaronder twee lodderbenen, die spoedig het eigendom blijken te zijn van een kromme leurder. De berg klopt op de deur, bonkt, tremt en tamboert : niets. Kijkt…door ’t sleutelgat. –Pijt vermoedt vaag, sluipt nog krommer dan krom, nabij, loert…ook door ’t sleutelgat : vier ogen in een zachtzinnig sleutelgat…dat plots davert van een vervaarlijk : “Zwette Ros, koopte geen honderd ellen lijnwaad ?” –Kon dat nu de Engel Gabriël zijn ? Peins nu toch eens : tegen zo’n brave Pijt en “Zwette Ros” nog wel ! Pijts stem rettelt op een siebot dan ook scherp schetterend terug :”Loopt zwetten duuvel !” Dat was historisch, het eerste interview. Kunst, wetenschap, politiek, ’t is tegenwoordig over heel de wereld, al interview dat de klok slaat. Maar Leest heeft er het brevet van : bij ons is dat ding geboren toen met Pijt, in dat sleutelgat. Hoe echt, hoe juist, hoe schoon, of kan het soms raker ”inter-view” ? Dat sleutelgat moest men bewaren, in een museum, ergens goed in ’t zicht, met eropgespoten : “Leest 1908, of daaromtrent toch.” Maar die historie van Pijt had nog een staartje : bij het horen van Pijts bewering is de Witte Berg snel met benen en al, zuidwaarts afgezakt. Pijt grijpt nog gauw echter een koterhaak, en door haar tandeloze mond en de pijpenstelen heen, sist ze hem nog een schoon schietgebed achterna. ’t Was een beetje te laat, maar anders, met haar ogen en met die koterhaak, had ze Turken kunnen verslaan in de kruistochten ! En nu, dierbare oude beelden, die me een poos hebben verblijd, moeten we afscheid nemen. God plaatste ons hier aan een schone, grote taak, die ons volledig opeist, maar aan dewelke we ons gaarne geven voor Hem, met volle inzet. Wie van de Leestse jongeren komt hier mede de schouder aan het wiel zetten en ons nu wat vertellen over Leest en zijn “Nieuwe Beelden” ?” (DB, januari 1960)
1960 – Januarinummer “De Band” : Nieuws van de K.W.B.
“Met genoegen hebben wij de roep van het nieuwe bestuur van Milac beantwoord om verder mee te werken aan haar werking ; wij wensen hun verder een zeer vruchtbare werking en zij mogen verder op onze algehele medewerking en sympathie rekenen. Zeer gemeend danken wij ook onze vriend JAN DE DECKER voor al wat hij gepresteerd heeft in dienst van Milac ; onze arbeiders hebben dat zeker gewaardeerd, want het is ten slotte toch onze vriend Jan die de stevige basis van de soldaten-actie heeft gelegd en in stand gehouden op onze parochie ; Jan nogmaals de dank van onze arbeiders voor dat alles. WAT NU MET DE KWB ? Na de verwezenlijkingen van de laatste maanden die wij hier niet meer moeten herhalen, hebben wij nog enkele bijzondere zaken voor ogen. In de eerste plaats een zekere hervorming van onze werking, namelijk het verdelen van de bestuurs-verantwoordelijkheid vereist onze studiekringen, voor welke Jan Casteels de organisatie op zich heeft genomen. Dat brengt met zich dat de studiekringen zeer veel aan interesse zullen winnen omdat er een meer diepgaande studie over de noden en problemen van onze arbeiders gemaakt wordt ; zodanig dat op dit punt zeker heel wat kan en zal verbeteren. Wat het kaarten betreft, heeft Gust Mollemans de zaken in handen genomen, en vermits Gust zelf een kwade klant voor het kaarten is mogen wij op dat punt gerust verklaren dat hij de rechte man op de rechte plaats is ; dus mogen wij van die kant enkele verbeteringen verwachten. Nog een bijzonder punt op ons programma is ons lokaal. Ons huidig lokaal gelijkt noch min noch meer een varkensstal ; om hierin verbetering te brengen zal het bestuur, mijnheer Pastoor om de toelating verzoeken verbouwingswerken uit te voeren en er nieuwe meubelen in te hebben, zodat onze arbeiders tenminste in een lokaal, hun waardig, zouden kunnen vergaderen, zodat wij in oktober waarschijnlijk de inhuldiging van een nieuw lokaal zullen krijgen. Dit alles zal natuurlijk een bom centen kosten, maar dat hebben wij er gaarne voor over. Wat onze verdere werking betreft geven wij volgende maand wat meer nieuws. dd. Verslaggever Polfliet Emiel.”
Foto’s :
-Christine De Laet (Zuster Melanie) naar een tekening van G. Herregods. -De klas van Christine in 1912. Zij staat op de onderste rij als zevende van links. (Foto : L.G., blz. 137) -Christine in zwart ornaat. -Jan Casteels, anno 2018, werkte mee aan de hervorming van de Leestse KWB. -Verslaggever Emiel Polfliet op oudere leeftijd.
1959 – Maandag 28 september : Edward Van Steenwinkel en Rosalia Andries 50 jaar getrouwd.
Na de herdenkingsmis werden Edward en Rosalie ontvangen op het gemeentehuis en ’s avonds om 19 uur werd er door de Kon. Fanfare Arbeid Adelt, waarvan hij reeds vele jaren erebestuurslid was, een serenade gebracht. Edward Van Steenwinkel werd te Hombeek geboren op 9 april 1886. Hij was reeds 15 jaar de dynamische voorzitter van de Kerkfabriek, waarvan hij 39 jaar deel uitmaakte en ook erelid van de Bond van het H. Hart. Hij overleed te Leest op 9 januari 1967. (DB, april 1959, G.v.M., 25/9)
“Hij was nederig van harte, minzaam in de omgang met zijn evenmens en altijd bereid een helpende hand toe te steken daar waar het nodig was. Zo had hij ieders genegenheid verworven.” (Mooie woorden uit zijn doodsprentje)
Iets meer dan een maand later, op 13 mei 1967 overleed zijn echtgenote Maria Rosalia Andries eveneens te Leest. Ook zij was in Hombeek geboren op 24 januari 1891.
1960 – Militielichting 1960.
De klasse 1960 telde 13 ingeschrevenen + 9 die ertoe hoorden wegens uitstel. Van die 22 militianen vroegen er 14 uitstel, zodat het contingent 1960 slechts uit 8 dienstplichtigen bestond. De 14 vragen om uitstel omvatten : 1 wegens kostwinnerschap, 7 wegens studieredenen, 4 wegens hoger onderwijs en 2 omwille van broederdiensten. Het ging hier om : Willy Slachmuylders, Firmin Van den Brande, Jan Verbruggen, Robert Verbruggen, Jorome Verbruggen, Walter Stuyck, Frans Fierens, Herman Bradt, Willy Bradt, Wilfried Hellemans, Guido Hellemans, Paul Polspoel, Julien Polspoel en Frans De Maeyer. (DB, januari 1959)
1960 – Burgerlijke stand 1960.
Geboorten
Beullens Eddy, De Prins Willy, Selleslagh Jozef, De Laet Stefaan, Muyldermans Beatrix, De Prins Frans, Bas Dirk, Van Praet Petrus, Van Dijck Viviane, Mertens Vera, Van Roy Lucia, Goossens Ludo, Moons Ermelinda, Piessens Paul, De Prins Frederika, Solie Rudi, Jacobs Marina, De Decker Hedwig, Robeyns Lucas, Spannael Madeleine, De Smet Nadine, De Prins Rudolf, Vloeberghen Maria, De Hondt Patrick, De Bleser Daniella, De Reydt Donald, Gobien Wilhelmus, De Meester Mark, Brugghemans Herman, De Wit Erna, Jules Emmanuel.
Overlijdens
Vloebergh Louis, Robeyns Frans, Cnops Veronica, Huybrechts Frans, De Croes Jaak, De Wit Octavie, Van den Bempt Victor, Leemans Eduard, De Prins Petrus, Boey Joannes, Gobien Willem, Van den Broeck Frans, Van den Eede Petrus, De Muyer Virginia, Somers Jan, Van Ingelghom Helena, Van Praet Jan, Van den Brande Louisa, Beullens Arnold, Gobien Victor. (DB, nr.1,1961)
1960 – Overlijden kind van Hugo Verlinden. (enkel jaartal bekend)
“We vernamen dat het eerste geboren kindje van onze sympathiek gebleven Hugo Verlinden, wonende te Bonheiden, kort na de geboorte overleden is. Wie zou Hugo niet kennen, hij die zoveel presteerde in de Parochiale werken onzer gemeente. Wij voelen het zeer goed aan dat dit pijnlijk treffen hem en zijn echtgenote zwaar moet wegen. Wij kunnen niet anders dan hen beiden ons medevoelen betuigen, zulks moge een kleine troost zijn.” (DB)
1960 – Januari : Samenstelling van het Milac-Comité.
Jan De Decker had zijn ontslag aangeboden als verantwoordelijke Voorzitter van De Band en van Milac. Het Milac-comité zag er toen als volgt uit : -Proost : Pater Clementiaan.
-Voorzitter en Verantwoordelijke uitgever : Leopold Bas.
-Secretaris-schatbewaarder : Cyriel Verbruggen.
-Leden : Lucien Beterams, Louis Ceulemans, Alfons De Smet, Frans Selleslagh, Louis Solie, Richard Van Praet, Frans Verbruggen, Jozef Vloeberghen en Louis Vloeberghen. (DB, januari 1960)
Foto’s :
-Edward Van Steenwinkel.
-Het graf van de echtelingen Van Steenwinkel-Andries op het kerkhof van Leest.
1959 – 18 september – G.v.M. : De St.-Jozefskapel te Leest.
J. Uytterhoeven : ”Tussen Leest en Tisselt, aan de zoom der oude Romeinse buurtbaan die aldaar, en nu nog in de dorpskom van Tisselt, Hoogstraat heet, en die niets anders is dan het vervolg der Oude Leestse Baan die, over de Warande van Mechelen komt, staan er twee oude en schilderachtige kapellen : de Sint-Jozefskapel is eigenlijk nog gelegen in het dorp Leest zelf, links van de steenweg naar Tisselt, op nauwelijks 200 meter van de kerk. Deze kapel is in baksteen gebouwd, maar alles is beplakt en wit geverfd. Boven de ingang komt een arduinsteen voor waarop tweemaal geschilderd werd “Maria, help ons in allen nood”, heden schier niet meer zichtbaar. In de rechterzijmuur komt een steen voor met een jaartal dat echter niet meer te ontcijferen is, doch waarschijnlijk het jaar aangaf waarin de kapel na de Franse revolutie, gerestaureerd werd. Voor de ingang staat een oude linde. Van binnen is de kapel geheel gewitkalkt, van weerskanten en tamelijk hoog, een getralied venster met negen ruitjes die echter heden bijna tot de laatste door het keuteljacht met steenworpen kapot zijn gekegeld. Binnenwaarts is de kapel 3,50 bij 4,50 meter. De oude deur voorzien van een getraliede opening en van een offerblok is, aan de binnenkant beslagen met een metalen plaat en sluit met een zeer oud slot. Wanneer men even door de getraliede deur kijkt staat men enigszins verwonderd over wat er daar binnen te aanschouwen is. Men ziet daar een houten Renaissance-altaartje dat zonder twijfel speciaal voor deze kapel vervaardigd is geweest. Het retabel vormt een troontje waarop drie oude gepolychromeerde beeldjes staan de H. Familie voorstellend en het staat vast dat deze beeldjes vroeger in de processie gedragen werden. (Noot : in 1974 werden ze uit deze kapel gestolen) Op de altaartafel staan aan weerskanten twee houten verzilverde kandelaars.Op de antipendiumplank staat het monogram van O.L. Vrouw geschilderd. Maar op de altaartrap staan twee reusachtige en voorzeker oude houten beelden, geheel wit geschilderd, links St.-Jozef, rechts St.-Niklaas en dit is zo maar geen toeval want St.-Niklaas is de eerste patroon der parochie en St.-Jozef de tweede. Deze beelden zijn alvast geen knoeiwerk, ze hebben een zekere allure en doen aan werk van een Fayd’Herbe denken. Beide beelden komen vermoedelijk uit de kerk, want voor de kapel zijn ze veel te groot. Dit vermoeden wordt alvast versterkt door het feit dat er in een kerkrekening van Leest, zo maar uit het jaar 1597, de volgende post voorkomt : “Item betaelt voor het repareren van een Sint Nicolaes, te maken een hant metten staf ende het cuypken met de drij kinderkens II guld. VIII St..” Beide beelden zijn veel te mooi om ze daar langer aan de vernielzucht van het keuteljacht prijs te geven, want de kapel schijnt niet meer onderhouden te worden. Al wat we weten is dat de kapel er reeds stond in 1702, als blijkt uit een toelating, op 23 augustus van dit jaar, door aartsbisschop Humberto a Precipiano verleend, om in de St. Jozefskapel te Leest wekelijks een mis te lezen. Er is ook spraak van in een vragenlijst in 1716 voor het kerkvisiet voorgeschreven door aartsbisschop Thomas Philipp d’ Alsace de Bossu. Uit nagelaten nota’s van pastoor J. Van Heyenbeke in 1744 en door pastoor De Heuck in 1774 blijkt dat de kapel is begiftigd geweest door baron de Spangen en vrouwe wwe. de Saint Roman Koninxsteen om er ’s zondags en op de feestdagen mis te lezen. We geven aan een Leestse oudheidkundige, gesteld dat die bestaat, de raad de omgeving te doorzoeken, want het is nog altijd niet geweten waar de Romeinen woonden die op de Berg der Warande te Leest, zijn begraven geworden."
Meer over de Sint-Jozefskapel in deze Kronieken na jaartal 1701.
1959 – 23 september : Naar het Klein Kasteeltje.
Die dag werd Leo Vebruggen, Tiendeschuurstraat 9, in het Klein Kasteeltje verwacht voor zijn “drie dagen”. (DB, september ’59)
1959 – 26 september – G.v.M. : Correctionele Rechtbank Mechelen. Het verkeersongeval met dodelijke afloop te Leest.
“Beschuldigde autobestuurder streng gestraft. Op de baan Leest-Tisselt deed er zich op een late avond van 28 januari van dit jaar een aanrijding voor waarbij een 25-jarige wielrijder jammerlijk de dood vond. De wielrijder Albert Van Crombruggen, wonende Hoge Weg te Mechelen, in gezelschap van zijn verloofde Agnes Verhoeven uit Tisselt, langs genoemde baan rijdend werd op een gegeven ogenblik gevat door een autovoertuig dat uit tegenovergestelde richting kwam gereden en bestuurd werd door Geudens Frans. De fietser kwam door de slag der aanrijding bezijden de baan in een gracht terecht. Het slachtoffer dat verdoofd werd door de slag kwam met het hoofd in het water van de gracht en verdronk jammerlijk. Achteraf bleek dat Albert Van Crombruggen slechts een beenbreuk had opgelopen en mits onmiddellijke hulp beslist gered ware geweest. De aanrijdende auto reed echter door en kwam slechts enkele minuten terug ter plaatse. De verloofde van het slachtoffer was inmiddels om hulp gelopen maar er verstreken intussen enkele kostbare minuten. Toen dan de autovoerder en de verloofde met de ter hulp geroepen personen, op de plaats van het ongeval kwamen, was het te laat en was Albert Van Crombruggen overleden. De bestuurder van de aanrijdende auto werd in betichting gesteld en verscheen gisteren vrijdag voor de Correctionele Rechtbank te Mechelen. Na verhoor der getuigen en van de verloofde van de verongelukte werden de pleidooien gehouden. De ouders van het slachtoffer stelden zich Burgerlijke Partij en eisten een aanzienlijk schadevergoeding waarna het O.M. een streng rekwisitorium uitsprak aan het adres van de betichte. De verdediging op haar beurt poogde een gedeelte van de verantwoordelijkheid van de aanrijding op het slachtoffer te leggen en weerlegde de betichting van dronkenschap. Na beraadslaging door de Rechtbank, hoorde de betichte zich verwijzen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van (onleesbaar) maand en 2.000 frank boete, plus 2 maand ontzetting uit het recht een voertuig te besturen.”
1959 – 26 september : Landloper meldde zich aan.
Een zekere E.H. Scherlaeken, ongehuwde knecht (°Zemst 18/6/1903) met adres in Wolvertem kwam zich op het Leestse gemeentehuis aanmelden : “Ik wens in een bedelaarsgesticht te worden opgenomen. Tot verleden woensdag was ik werkzaam als landbouwknecht bij een landbouwer in Wolvertem, Westrodestraat 49, doch daar ik de laatste tijd herhaaldelijk ziek ben, kan ik het zware landbouwwerk niet langer meer verrichten. Daarom heb ik die landbouwer verlaten en meende ergens anders werk te zullen vinden, doch ik vind nergens anders werk. De nacht van woensdag op donderdag heb ik doorgebracht te Heffen,waar ik op een hooizolder heb geslapen, donderdag heb ik bij een landbouwer te Wolvertem geslapen eneneens op een hooizolder en de afgelopen nacht heb ik doorgebracht in een wagenloods hier te Leest. Daar ik geen geld bezit en geen middelen van bestaan heb tracht ik ernaar om in een gesticht te worden opgenomen.” (VVH)
Foto’s :
-De Dorpstraat jaren geleden met achter de kapel de woning van de familie Denijn.
-De gestolen beeldjes van de H. Familie.
-De beelden van Sint-Jozef en Sint-Niklaas.
-De Sint-Jozefskapel.
-Leo Verbruggen, op de foto op oudere leeftijd, moest zijn “drie dagen” gaan doen.
1959 – Dinsdag 1 september : Tractor tegen elektriciteitspaal te Leest.
Omstreeks 6 uur in de ochtend hoorden de bewoners van de Molenstraat een zware slag. Een tractor met aanhangwagen was bij een uitwijkmaneuver voor een tegenligger in de bocht van de straat tegen een elektriciteitspaal aangereden. Een gedeelte van de dubbele paal brak hierbij af. De aanrijdende camion vervolgde echter zijn weg, zodat de ter plaatse geroepen veldwachter niets restte dan proces-verbaal op te maken tegen onbekenden.
1959 – 2 september : Gouden Bruiloft Alfons Huysmans en Jozefine Solie.
Op 2 september vierden de echtelingen Fons Huysmans – Fien Solie de 50-ste verjaardag van hun huwelijk. Alfons Willem “Fons” werd geboren op 18 november 1881 en Christina Josephina “Fien” op 26 februari 1883. Te 10 uur werd een plechtige dankmis opgedragen en hierna werden de gevierden op het gemeentehuis ontvangen door burgemeester, schepenen en raadslieden. Aan de jubilarissen werden twee zetels aangeboden. De Winkelstraat was prachtig versierd met dennenboompjes, guirlandes, vlaggetjes en bloemen en door de buren werden een koolemmer en bloemen aangeboden. Fons overleed te Mechelen op 9 maart 1974. Zijn echtgenote overleed te Leest op 20 juli 1980. Voordien was zij al weduwe geworden van Marcelijn Huysmans, een neef van haar tweede man. (DB)
Meester Constant Huysmans bezat van dit evenement nog een slechte krantenfoto. (Zie onderaan, onder de foto plaatste hij een namenlijst).
G.v.M. publiceerde op 4 september volgend verslag : “De Winkelstraat was in feeststemming dit ter gelegenheid van de gouden bruiloft van de echtelingen Alfons Huysmans-Josephina Solie, wonende Winkelstraat 13 te Leest. Alfons, op rust gestelde staatswerkman van het Arsenaal te Mechelen werd geboren op 18 november 1881 en zijn echtgenote Fienke zoals ze te Leest best bekend is op 26 februari 1883 eveneens te Leest. In de St.-Niklaaskerk gaven ze elkaar het jawoord op 2 september 1909. Hun huwelijk werd gezegend met vijf kinderen, waarvan er nog vier in leven. Woensdag van heel vroeg waren de geburen uit de veren om de woning en de Winkelstraat prachtig te versieren met frisse dennenboompjes, vlagjes en bloemen. Boven de deur van de gevierden was een spreuk met volgende tekst aangebracht : “Alle geburen zijn verheugd en blij bij de vijftigjarige bruiloft van Huysmans-Solie, hartelijk proficiat !” Onder een stralende zon reden de jubilarissen samen met familie naar de parochiekerk waarbij hun aankomst vreugdeschoten werden gelost. Te 10 uur werd dan een dankmis opgedragen door Z.E.H. Coosemans, pastoor, bijgestaan door E.H. Schaw onderpastoor te Battel en E.P. Clementiaan onderpastoor te Leest. Na de H. Mis togen de gevierden, die nog flink te been zijn, in stoet te voet naar het gemeentehuis waar ze werden ontvangen door burgemeester Emiel Verschueren in aanwezigheid van schepenen Ferdinand en Frans De Prins, raadsleden Van den Heuvel, De Bruyn, Van der Hasselt en Beullens. De burgemeester heette de gevierden hartelijk welkom, de erewijn en een goede sigaar werden aangeboden en als geschenk mochten ze twee prachtige clubzetels in ontvangst nemen. Na dit kort, maar goed onthaal, dankte Eduard Huysmans in naam der familie het gemeentebestuur voor de eer zijn ouders aangedaan. Vervolgens reden ze terug naar hun woning waar ze nog een prachtige koolemmer en bloemen van de geburenkring mochten ontvangen, eveneens werd van de T.V.-club een prachtige regenscherm aangeboden.”
1959 – 8 september – ’t Vrije Volksblad : Koers voor onafhankelijken te Denderleeuw.
De Leestenaar Frans Croon eindigde tweede achter Torbeyns in de “Grote Prijs Warenhuis Prima” voor wielrenners onafhankelijken te Denderleeuw.
Foto’s :
-Herinnering aan de gouden bruiloft van Alfons Huysmans en Jozefine Solie. Boven : Geerts Alfons, Geerts Jozef, Van Asch Petrus, Geerts Maria, Huysmans Eduard, Huysmans Egied, Geerts Theofiel, Geerts Jan en De Wit Jan. Midden : Huysmans Maria, Huysmans Wis, Huysmans Alfons, Keuleers Alice, Solie Josephine, Verbruggen Pelagie, Vleeschouwers Pelagie, Geerts Josefine. Benedenrij : Huysmans Alfons, Huysmans Frans, Huysmans Theo en Huysmans Leo.
-Jozefine Solie met kleinzoon Alfons Huysmans.
-Bidprentje van Alfons Huysmans.
-Doodsbrief van Jozefine.
-Frans “Swa” Croon uit de Blaasveldstraat eindigde als tweede in een koers voor onafhankelijken te Denderleeuw.
“In de Adegemstraat te Mechelen kwam het tot een botsing tussen een personenwagen bestuurd door Jozef Van Kerkhoven, uit Leest, en een bestelwagen gevoerd door Emiel De Sloover uit Willebroek. Enkel stoffelijke schade.”
1959 – Vrijdag 21 augustus : Boetstraffelijke rechtbank Mechelen.
G.v.M. van 22 augustus : NIET BETALING VAN ONDERHOUDSGELD
"P. Frans uit Leest, die reeds vroeger veroordeeld was wegens niet-uitbetaling van onderhoudsgeld, stond gisteren terecht voor dezelfde feiten. Als enige verdediging bracht beschuldigde het zogenaamde wangedrag van zijn echtgenote aan. De rechtbank hield echter geen rekening met deze uitleg en veroordeelde de betichte, die een bijzit onderhoudt, tot een boete van 2.000 fr. of 1 maand gevangenis en de kosten. Bovendien kreeg de echtgenote die zich als burgerlijke partij had aangesteld 1 fr. schadevergoeding toegewezen. De betichte kreeg eveneens de kosten van de B.P. ten zijne laste.”
1959 – Zondag 23 augustus : Tienjarig bestaan KWB Leest.
’s Namiddags hadden op de parochiale terreinen kampspelen plaats. Het zangkoor “St.-Cecilia”, de twee Leestse fanfares, de “Boerenkapel van Leest” alsmede de clown Luppe en de goochelaar Renduro verleenden hun medewerking. (DB)
1959 – 25 augustus : Wederoproeping voor Alfons De Smet.
Alfons De Smet, Bist 5, werd wederopgeroepen voor 25 dagen, beginnen op 25 augustus, te Oudenaarde. (DB, september ’59)
1959 – 25 augustus – G.v.M. : Gouden jubileum.
Op de Heindonksesteenweg nummer 77 te Heffen vierden de jubilarissen Remy Piron en Mathilde Fierens hun gouden huwelijksjubileum. Remy was 79 jaar en te Heffen geboren terwijl zijn echtgenote afkomstig was uit Leest en 77 was. Van het gemeentebestuur ontvingen ze een clubzetel als geschenk en ook van de fanfare De Vreugdegalm kregen ze een mooi geschenk. Mathilde was op 8 oktober 1881 te Leest geboren en overleed te Mechelen op 13 november 1968. (Haar gedachtenisprentje onderaan)
1959 – 26 augustus : Publicatie Belgisch Staatsblad.
In het Staatsblad van 26 augustus 1959 verscheen een Koninklijk Besluit van 16 juli 1959 waarbij onze dorpsgenoot Jan De Decker wordt benoemd tot lid van de Nationale Paritaire Kommissie voor de Makelarij en de Verzekeringsagentschappen. (DB, september ’59)
1959 -30 augustus : Zomerfeest B.J.B.-meisjes.
De BJB-meisjes van het gewest Mechelen hielden hun jaarlijks zomerfeest te Onze Lieve Vrouw Waver. De uitslag : 1. Hombeek, 2. O.L.Vrouw Waver, 3. Blaasveld, 4. Leest, 5. St.kat.Waver, 6. Putte-Grasheide, 7. Peulis, Rijmenam en Tisselt. (DB)
1959 – Septembernumer “De Band” : De Gemeentelijke Meisjesschool wordt Vrije Meisjesschool.
“De meisjesschool van Leest houdt op tot het “gemeentelijk onderwijs” te behoren en komt onder het regime van het “vrij onderwijs”, dit ingevolge het Schoolpact.” (DB)
1959 – Septembernummer “De Band” : De jongensschool geschilderd.
“De Gemeentelijke Jongensschool werd tijdens de vakantie geschilderd. In de klassen werden tevens kleine borden aangebracht voor de leerlingen. Er werden nieuwe kleerhaken geplaatst. De sanitaire installaties kregen een flinke beurt : nieuwe “brillen” werden aangebracht.” (DB, september ’59)
1959 – 1 september : Begin militaire dienst voor Albert Verschuren.
Albert Verschuren uit de Juniorslaan (nr.21) begon zijn militaire dienst bij de Genie te Amay.
-Albert Verschuren uit Amay, 16/9/59 : “Ik dank de Milac voor het boek “Voorwaarts”. Ik zit hier in Amay in de tweede grootste kazerne van België. Op 28 oktober word ik verplaatst naar Hoogboom. Aan alle muzikanten van de K. Fanfare “Ste-Cecilia” een goede dag, aan de chef en kameraden. Ook aan mijn moeder en vader, boers en zusters.”
-Albert Henri Verschuren vanuit Amay, 26/10/59 : “Met het eten is het hier goed en we zijn in een schone streek. Op 28 oktober verstrek ik naar Hoogboom. Een goede dag aan Rik De Bruyn, Chef van de K.F. “Sint-Cecilia”.”
-Albert Verschuren uit Hoogboom-Kapellen, 3/11/59 : “Woensdag 28 oktober ben ik hier in Hoogboom aangekomen. Het zijn hier allemaal verdiepingen boveneen en alledagen trap op en trap af. Beste groeten aan ouders, zusters, broers, gans de familie en ook aan de Chef van de K.F.S.C. en de firma JUPI.” (Foto van die kazerne onderaan)
-Albert Verschuren uit Hoomboom, 10/1/1960 : “Wat zou een soldaat doen zonder nieuws uit eigen gemeente ? Want hoe schoon is het iets te vernemen ! Daarom wens ik de mensen van Milac een hartelijk proficiat voor het maandelijks blad “De Band”. Alle Leestenaren wens ik het beste, ook moeder, vader, broeders en zusters, de soldaten van Leest en in ’t bijzonder Absillis Alf. die binnen een drietal maand zal afzwaaien. De Chef van de K.F.St.C. wil ik niet vergeten en feliciteren voor het prachtige concert gegeven tijdens het afscheidsfeest van de Missiezuster die terug naar haar melaatsen gaat.”
-Albert Verschuren uit Hoogboom, 30/3/1960 : “Met dit schrijven laat ik weten dat het hier te Hoogboom nog opperbest gaat, ook met mijn job als klaroen. Ik wens het beste aan mijn ouders, broers, zusters en gans de familie, Leestenaars en kennissen, aan de firma Jupi. Ik wens de Chef Rik De Bruyn goed heil en voorspoed voor de grote Zang- en Muziekavond. Nog 149 dagen.”
-Albert Verschuren, 20/4/1960 : “Met dit briefje wens ik alle leden van Milac een vrolijk paasfeest, aan ouders, broers en zusters, firma Jupi, ook de Chef van de K.F. St. Cecilia. Alles gaat nog opperbest ; begin stillekens af te tellen, nog 127 dagen en terug burger.”
-Albert Verschuren vanuit Hoogboom, 17/5/60 : “Met dit schrijven moet ik eerst en vooral de Milac van het kleine Leest bedanken voor dat geschenk en die gift die ze aan mijn moeder schonken voor mij. Bedanken kan ik niet genoeg doen. Ook het beste aan ouders, broers, zusters en gans de familie, ook alle Leestenaren, firma Jupi en de Chef van de K.F. St. Cecilia Rik De Bruyn. Ik voel me stillekens aan een “ancien” worden, nog 99 dagen, ook het beste aan mijn vriend De Kock Frans, die een maand voor mij zal afzwaaien.”
-Albert Verschuren, Hoogboom 7/8/60 : “Hier ben ik dan weer met wat nieuws voor het kleine Leest. Wel, dat zal dan het laatste briefje zijn dat ge van mij zult ontvangen langs de Band als militair. Vooreerst moet ik de Band bedanken voor wat zij voor mij gedaan hebben, ik zal het nooit vergeten, voorts is hier niet veel nieuws, geen is goed nieuws. Nog de beste groeten aan gans de familie en alle Leestenaren, het spreekwoord zegt en ik moet het geloven : “Oost West, Thuis Best”. Nog 16 dagen en weer het langverwachte burgerleven.”
Albert Rik Verschuren was te Leest geboren op 6 januari 1940 als zoon van Hendrik “Rik” Verschueren en Maria “Mieke” Van Den Heuvel. Hij overleed te Leuven in de St-Rafaëlkliniek op 15 juni 1982. “Immer opgewekt en vol levensmoed, betekende hij menig keer een straaltje zon in het leven van medemensen. In alle eenvoud waart gij een voorbeeld van milde toewijding en onvermoeibare werkkracht. Het is veel te vroeg dat deze man van ons heengaat, maar wij kunnen niet geloven dat alles was hij voor ons gedaan heeft vergeefs is geweest…”Mooie woorden uit zijn doodsprentje.
1959 – 1 september : Pater Selleslagh vanuit Chibitoke.
DB, mei 1960 : “Beste vriend, daareven kwam mij hier een overschrijving toe vanwege een naamloze lezer van De Band en ook langs De Band. Het is de eerste gift die me toekomt na een vraag om hulp, voor de missie van Chibitoke, die nog helemaal moet gebouwd worden. Mijn besten dank aan die naamloze gever en weldoener en laten we hopen dat hij navolgers mag hebben. De beste groeten aan allen en tot later. Pater Selleslagh.”
Foto’s :
-Doodsprentje van Mathilde Fierens.
-Albert Verschuren.
-Kazerne Hoogboom waar Albert het grootste deel van zijn term uitdeed.
In de maand augustus telde de gemeente Leest 9 volledig werklozen en 4 tijdelijke werklozen. Twee vrouwen waren volledig, zes tijdelijk werkloos. (DB, september ’59)
1959 – 3 augustus : Aanvang militaire dienst.
Begonnen die dag hun militaire dienst : Frans De Kock (Elleboogstraat 3) in het OC/Pantsertroepen te Leopoldsburg en Jozef Verlinden (Kouter 9) in het OC/Ordnance te Doornik. (DB, juli ’59) Ook Aloïs Hendrickx, de vast benoemde onderwijzer van de jongensschool, begon die dag aan zijn dienstplicht. (DB, september ’59)
1959 – 8 augustus : Brieven van S.M. Frans DE KOCK :
Leopoldsburg 8/8 :“Nu ik hier mijn eerste dagen heb doorgebracht, voel ik mij op mijn beste! Het eten is hier ver van slecht. Ik heb m’n beste vriend Absillis hier niet ontmoet : hij vertrekt op 5 augustus naar Duitsland. Beste groeten aan de soldaten, Milac en de Leestenaren.”
Op 3 september : “We zitten hier volop in de drill en dat is niet van de poes ! ’s Avonds hebben we goed ons werk met alles te kuisen ; op het geweer zijn ze zeer streng. Beste groeten aan de soldaten van Leest ; aan de klas september : goed heil !”
Een laatste van Leopoldsburg op 13 september : “De 28ste vertrek ik naar Kassel. De opleiding hier is zwaar. We mogen op tijd op onze buik gaan liggen om te kruipen door ’t zand en schrameulen zodanig dat er stukken van de armen zijn. Thuis is het best zelle. Beste groeten aan alle Leestenaren. Nog 323 dagen !”
Kassel, 1 oktober ’59 : “De reis Leopoldsburg-Kassel duurde 17 uur. Het is hier NOG strenger dan te Leopoldsburg. We liggen met 8 man op onze kamer. Het eten is niet van het beste maar we kunnen frieten en alle bazaar kopen. Beste groeten aan allen !”
Kassel, 31/10/59 : “De 29ste oktober kregen we bezoek van Koning Boudewijn. Het weder was zeer slecht. Alle voertuigen moesten van onder tot boven gekuist worden, want alles moest blinken. EN HET BLONK. Te 17 uur was alles opgesteld. Alles van de kamer en alle munitie moest buiten. Te 19 uur kwam de Koning aan ; om half negen moesten we alles opbergen; we waren kloddernat. Beste groeten aan alle soldaten van Leest en de Leestenaren.”
Kassel, 22/12/59 : “Eindelijk heb ik tijd gevonden om nog eens van mij te laten horen. Met mij gaat hier alles goed. Ik ben op het ogenblik verkenner, schone karwei. We hebben van de week oefeningen moeten doen voor een opname voor de TELEVISIE, uitzending op 30 december. Ja…wij zijn de mannen van de 2de Jagers te paard, de mannen van Brandpikket en wacht. Zeker, op 12 dagen 3 wachten kloppen is niet van de poes, en zeker niet in Kassel. Oefeningen altijd maar oefeningen door sneeuw, regen en wind en ’s morgens moet alles blinken als ge op de parade komt en dat voor 10 fr. (Noot : 0,25 euro) per dag. Met Kerstmis mag ik hier mijn vierde wacht kloppen, dat is de troep. Nu ga ik sluiten en wens Milac, de soldaten en allen het beste.”
Kassel, 1 januari 1960 : “Eerst en vooral wens ik alle soldaten en Leestenaren een zalig en gelukkig Nieuwjaar toe. Voorts gaat het hier goed en ik denk binnen een 10-tal dagen Leest te mogen weerzien. We hebben hier gisteren een feestje gekregen van de kapitein en deze heeft schone maar triestige woorden gesproken. Straffen regent het hier ook genoeg, en ’t is niet plezant als men 600 km van huis is daardoor getroffen te worden. Ik ben er totnogtoe tussen de slagen doorheen gekomen. Ik ben aan mijn zesde maand en kan mijn stroozak omdraaien. Ik ga mijn briefje sluiten met Milac en soldaten en Leestenaren het beste te wensen. Aan Rik Verschuren, veel plezier in Kassel, komt maar eens af hier is altijd plaats op de kamer. Frans jongen nog 200.”
Kassel, 27/3/60 : “Vooreerst bedank ik u van harte voor het maandelijkse opsturen van De Band, het doet een soldaat veel plezier als ze wat nieuws van zijn gemeente mag ontvangen. Eindelijk ben ik van de wacht afgelost, ik heb hier een speciale dienst gekregen, al de bloemperken onderhouden van de onderofficieren in het Belgisch dorp. ’s Morgens geen parade en van de lastige oefeningen af. Voor mij nog 120 dagen.”
Kassel, 28/4/60 : “Ik kan er niet langer mee wachten om de Milac te bedanken om het mooie geschenk dat ik gekregen heb toen ik in verlof was en nu zag ik hier weer juist een deel op mijn bed liggen; het is plezierig als men zo gehuldigd wordt. Met mij gaat alles op zijn best en nu tel ik daar dat het voor mij nog 91 dagen zijn, ik wou dat ik al van de klas was. Burger speelt de hoofdrol. Maar geen Nato of B.V. Ik ga sluiten en wens Milac nog verder vooruit, ook de beste groeten aan alle soldaten van Leest en de Leestenaren.”
Leest, 1/8/60 : “Van harte dank ik Milac voor vele aangename lectuur die mij tijdens m’n legerdienst werd verzonden. De tijd vliegt snel, zegt een Vlaams spreekwoord. Helaas ! Is dit niet het geval onder onze legerdienst; Twaalf maanden zijn wij de tankmaten geweest die elk ogenblik van de dag klaar moeten staan om aan de grillen onze militaire bazen te voldoen. Ik sluit met Milac nogmaals te bedanken, ook aan alle Leestenaren en alle soldaten wens ik het beste. Aan Henri VERSCHUREN het beste, nog 24 dagen voor mijn vriend. Vaarwel Kassel, maar terug in ons geliefkoosde dorpje Leest.”
1959 – 8 augustus : Soldaat Jos VERLINDEN, uit Doornik.
“Hier gaat alles goed. Ze spelen wel eens ferm met ons voeten maar we krijgen er toch goed eten voor in de plaats !...Donderdag 6 dezer gingen we voor de eerste maal op oefening : de eerste tactiekoefeningen aangaande camouflage. We “mochten” ook voor de eerste maal schieten : bij velen was de roos veel te klein. Aan alle Leestse soldaten nog ’n dikke pol, maar in ’t bijzonder aan de leiders en de jongens van de Chiro.”
-Jos Verlinden vanuit Doornik, 10/9/59 : “Het is echt gezellig dat een soldaat regelmatig wat nieuws mag vernemen uit eigen dorp. Van de 21 jongens op onze kamer, gaan er 20 naar Duitsland. Na mijn eerste opleiding word ik overgeplaatst naar de 6de Cie voor specialisatie in tanks. Op het einde van november vertrek ik naar het Eerste Bataljon Tanks te Ludenscheid. Van 14 tot en met 18 september gaan we op bivak te Blaton. Hartelijke groeten aan de soldaten van Leest, ook aan de jongens van de Chiro.”
-Jos Verlinden uit Doornik, 27/10/59 : “Het grootste deel van onze tijd brengen we door in de garage : onderricht over rupswagens en tanks. Elke week hebben we een nachtoefening. Op de 27ste komt aalmoezenier Willems hier spreken over “Liefde, Huwelijk, Geluk”. Ik wens Jan Vloebergh, die einde oktober burger wordt, veel geluk in het burgerleven ! Hartelijke groeten aan alle soldaten van Leest en aan de leiders en jongens van de Chiro.”
-Jos Verlinden uit Soest, 20/3/1960 : “Hier dan nog enkele woordjes van een milicien uit Soest. De dagen gaan nog altijd goed voorbij. Sinds ik hier in Soest gekazerneerd ben heb ik nog geen enkele oefening moeten meedoen. Ik werk hier altijd in de garage en ben dus van al de rest vrij. Van 14 tot 17 maart ben ik in Duren op retraite geweest, het was een echte moderne soldatenretraite. Vooraleer te sluiten, wil ik nog al de leden van de Milac bedanken voor het werk dat ze doen om een echte band te smeden tussen de soldaten en de parochie. Nog de hartelijke groeten aan alle soldaten van Leest en ook aan de leiders en jongens van de Chiro.”
-Jos Verlinden uit Soest, 11/5/1960 : “Hier dan nog enkele woordjes van een verdediger van het vaderland, gekazerneerd in dat mooie Duitse stadje Soest, waar de soldaten nu ook stilaan beginnen wakker te worden met dat mooie weder. Met mij gaat het hier nog steeds opperbest, de dagen gaan nog steeds goed voorbij, en dat is zoal de grootste bekommernis van een soldaat hé. Op zaterdag 7 en zondag 8 mei zijn het bataljonfeesten geweest voor het 1 Bn Tk te Ludenscheid. De 16de mei gaan we voor 3 weken op oefeningen naar Sennelager. Vooraleer te sluiten wens ik nog langs “De Band” veel geluk in het burgerleven aan de afzwaaiers van einde april. Nog een goeden dag aan alle soldaten van Leest, en ook aan alle jongens en leiders van de Chiro.”
-Jos Verlinden uit Soest, 27/7/1960 : “Hier dan nog enkele woordjes uit Soest. Nu mijn term ten einde loopt kan ik toch niet nalaten Milac van harte te danken. Regelmatig heb ik DE BAND en HET PAROCHIEBLAD ontvangen, en dit is veel voor een soldaat. Nieuws van thuis is altijd en overal welkom. Ook wil ik Milac danken voor het dagblad dat ik gedurende de Ronde van Frankrijk iedere dag heb ontvangen. Thans heb ik dus bijna gedaan met soldaatje spelen, en ik wens aan alle soldaten van Leest ook nog een spoedig afzwaaien. Nogmaals de beste dank aan de medewerkers van Milac.”
Foto’s :
-Jos Verlinden in zijn Chiroperiode.
-Twee afbeeldingen van de infanteriekazerne van Doornik waar Jos Verlinden zijn opleiding kreeg.
“Met genoegen vernemen we dat de Z.E.P. René De Laet van de Missionarissen der Witte Paters van Afrika, op dinsdag 14 juli, uit de missie van Belgisch Kongo voor een rustperiode van 6 maanden te Leest is aangekomen. Verleden zaterdag 11 juli is de Eerw. Zuster Liberta (Paulina Robijns) eveneens uit haar missie van Belgisch Kongo te Leest weergekeerd. Aan beide missionarissen wensen we een beste verlof.
VERTREK – Van de andere kant vertrekt E. Zuster Dominica (Melanie De Wit) terug naar haar missie in Belgisch Kongo, na hier enige maanden in verlof te hebben doorgebracht. Haar vertrek is vastgesteld op 16 juli e.k. Voor enkele zondagen heeft ze een omhaling gedaan ten einde haar reis te helpen bekostigen. Aan alle milde gevers hartelijk dank voor hun blijken van sympathie en vrijgevigheid.”
1959 – Zondag 26 juli : Gewestelijk zomerfeest van de B.J.B.-jongens van het Gewest Mechelen te Zemst-Laar.
Het gewestelijk zomerfeest van de B.J.B. van Mechelen-Zuid en Noord vond te Zemst-Laar plaats onder een mooie zomerzon. Reeds van in de voormiddag werden de schiftingen in het vendelzwaaien afgenomen en ’s namiddags werd het feest verder gezet met een plechtig lof opgedragen door Z.E.H. Van Campenhout in de parochiekerk van Zemst-Laar. Hierna trokken een 150-tal BJB-ers uit de afdelingen Hombeek, Leest, Rijmenam, Peulis, O.L. Vrouw Waver, St. Kat Waver, Elzestraat, Bonheiden, Tisselt en Zemst-Laar in hun mooie witte uniformen met vooraan de vendeliers en de verschillende vlaggen in stoet naar het feestterrein van Prosper Jacobs op de Humbeeksebaan. Het feest werd geopend met het BJB-gebed voorgebeden door gewestleider Alfons De Smet. Voor een talrijk publiek waaronder Z.E.H. Heylen, directeur van de Tuinbouwschool van Mechelen, de pastoor van Zemst-Laar Van Campenhout, pastoor Lauwers van de Heilige Hart parochie uit Vilvoorde, gewestproost Van Beek van Mechelen-Noord, oud-gewestproost van Mechelen-Zuid Van Itterbeeck, burgemeester Arthur Baeck, schepen Emiel Van Steenwinckel en de raadsleden Alfons Doms, Frederik Beullens, e.a. kregen we dan de afwerking van de schillende nummers zoals atletiek-proeven, volksspelen, vendelzwaaien en reidansen van de BJB-meisjes uit Hombeek.
“Bij de laatste zitting van de Commissie van Openbare Onderstand legden volgende heren de wettelijke eed af in de handen van de heer Verschueren, burgemeester, nl. : De Decker Frans, Piessens Leopold, Polspoel Frans, Van den Brande Albert en Verwerft Frans. Dhr. Polspoel werd met algemene stemmen tot voorzitter gekozen.”
1959 – 29 juli : Heidebrand te Leest.
G.v.A. : “Bewoners van de Leestse steenweg hadden gisteren, dinsdag, een partij houtkrullen in brand gestoken. Begunstigd door de wind zette het vuur zich evenwel voort langsheen het droge heidegras en struikgewas. De Mechelse brandweer moest worden ter hulp geroepen om het snel voortschrijdende vuur te overmeesteren.”
Foto’s :
-René De Laet in het gezelschap van zijn broer Frans met echtgenote en kinderen Fony en Gerda. (Foto : Gerda De Laet)
-Zuster Liberta (Paulina Robijns) ruilde ook Afrika in voor een verdiend verlof in België.
-De afdeling Leest behaalde op het gewestelijk BJB-Zomerfeest te Zemst-Laar de overwinning. Hier de Leestse afdeling met links E.H. Van Beek, gewestproost van Mechelen-Noord. (Foto : G.v.M.)
-Frans De Decker en Leopold “Pol” Piessens legden de eed af voor hun lidmaatschap van de C.O.O.
1959 – 16 juli – G.v.M. : Louis Alewaters uit Leest van metser tot kunstenaar.
“Te Leest op de Heide juist tegen de overweg van de spoorweglijn Mechelen-Willebroek woont Louis Alewaters, 60 jaar, metser bij de NMBS te Antwerpen-Zuid. Deze ijverige man had een paar jaar terug de idee opgevat een windmolen in beton te maken, hetgeen de bewondering van iedere Leestenaar afdwong. Louis oordeelde dat er bij de windmolen ook een Molenhuis hoorde, en bracht de zaak in orde. Een achttal maanden terug was Louis begonnen aan de kerk van Leest, 1 meter hoog en 1,20 meter diep. In zijn schuur in alle stilte werkte hij na zijn zware dagtaak altijd maar aan deze kerk gans in beton, een echt spinnenweb van draadjes. Hoeveel uren hij daaraan gewerkt heeft kan hij moeilijk zeggen, gezien het al een hele tijd in beslag nam om het plan en de verdeling te maken. Komt daarbij dat dit prachtig kunststuk van binnen gans hol is zodat Louis eerst de koffering in hout heeft moeten maken. De muren, het dak en de toren zijn twee centimeter en half dik en het ganse kunststuk weegt 90 kilo. Louis doet na zijn dagtaak nog wat anders. Muziek is zijn geliefkoosde bezigheid. Hij is sedert 45 jaar muzikant van de Kon. Fanfare Ste.-Cecilia van Leest. Een 15-tal jaren al speelt Louis bombardon si b : en wie doet hem dat na ? Zijn vrouw Maria is fier op hem en met reden, want Louis is een voorbeeld voor de gemeente als huisvader, als vakman en als muzikant…”
Op 22 april 1972 vierden Louis en Maria hun gouden huwelijksjubileum en dit evenement liet “De Band” van mei 1972 niet onopgemerkt voorbijgaan : “Op 29 april 1922 traden Louis Alewaters en Maria Apsillis, respectievelijk geboren te Leest op 3 januari 1899 en te Hombeek op 5 augustus 1901, in het huwelijk, en vierden thans hun gouden jubileum. Aan de woning, die we die zaterdag voorbijreden, waren de inwoners druk bezig met het aanbrengen van een praalboog, en de vlaggen wapperden aan vele huizen. Vroeger stipten we reeds aan dat Louis een verwoed muziekliefhebber was en steeds als “bombardon” een kwarteeuw het zware instrument op de schouders en rond de hals droeg, maar ook de kunst beoefende. Wij mochten destijds de door hem vervaardigde kunststukken bewonderen, waaronder een watertoren, een kapelletje, e.a. Het was te verwachten dat hij door de muziekmaatschappij degelijk in de bloempjes zou worden gezet, en hij werd dan ook bedacht met een “luchter” als geschenk. In naam van de gemeente werd hem door de Burgemeester en schepenen insgelijks een mooi geschenk aangeboden. Alhoewel de viering in familiekring zou plaats hebben, kon het moeilijk anders, of dat de jubilarissen zouden afgehaald en begeleid worden naar de zaal Verschuren, en dit ondanks de regen, maar dat hinderde noch de feestelingen noch de feestvierders. Hier werd een serenade gegeven ter ere van het paar en besloten met het houden van een feestrede. Voor Louis en Maria was het vast en zeker een heugelijke dag en een nieuwe aanloop naar de diamanten bruiloft.”
En ook de krant bracht daarvan een verslag : “Vorige zaterdag was de Juniorslaan te Leest feestelijk versierd. Terwijl aan de woning nr. 104 een praalboog was opgetimmerd hing aan talrijke woningen de Belgische driekleur te wapperen. De bevolking had dit allemaal gedaan voor Louis Alewaters en Maria Apsillis, die er hun gouden huwelijkstrouw vierden. Daarbij is Louis nog zestig jaar muzikant bij de Kon. Fanfare St.-Cecilia, een verdienste waarvoor hij afzonderlijk door de muziekmaatschappij in de bloempjes werd gezet en met een prachtige luchter bedacht. Van gemeentelijke zijde bood burgemeester August Lauwers in aanwezigheid van schepenen Van den Heuvel en Polspoel een geschenk aan. Alhoewel deze viering in familieverband doorging, werden de gevierden tussen de regenvlagen door met muziek afgehaald aan hun woning en naar de feestzaal bij Verschuren geleid. Daar zorgden de “St.-Cecilia” voor een stijlvolle serenade en hield de fanfaresecretaris meester Gobien een feestrede. Louis Alewaters is een geboren Leestenaar (3 januari 1899). Zijn wederhelft komt van het naburige Hombeek (5 augustus 1901). Uit hun huwelijk werd een zoon geboren die op zijn beurt zorgde voor drie kleinkinderen. Louis heeft een rijkgevuld leven. Kunstgevoel In zijn vrije tijd lag het muziekspelen hem het meest, hij heeft dan ook in zijn leven zowat alle instrumenten in zijn handen gehad. Het langst was wel de bombardon. Meer dan dertig jaar heeft Louis dit zwaar instrument op zijn schouders gedragen. Daarvoor werd hij vorig jaar nog onderscheiden met het Fedekamdiploma. Louis is daarbij ook een echte kunstenaar : in zijn tuin bezit hij verschillende sierstukken namelijk de kerk, pastorij, watertoren en het kapelletje van St.-Jan. Deze sierstukken werden in klein formaat met de hand gemetseld. Het is een werk dat jaren in beslag heeft genomen. Ook een watermolen werd door de jubilaris vervaardigd, het was een nabootsing van de molen welke destijds geplaatst stond bij de vader van de huidige burgemeester. Deze laatste heeft hem dan ook van Louis kunnen overkopen.”
Stan Gobien : ‘Markante figuren in de geschiedenis van St.-Cecilia Leest’ – ‘Leest in Feest’ :
LOUIS ALEWATERS (‘Louis van Pier-Jan’ of ‘de Wieter’)
“Louis Alewaters woonde op de Leest-Heide in de buurt van het vroegere station. Hij was geboren in 1899, het oprichtingsjaar van de fanfare St.-Cecilia en overleed in 1976. Louis was voor 1940 bestuurslid van deze fanfare geweest. Muzikanten die na de tweede wereldoorlog in de fanfare kwamen, vonden hem heel streng. Wie tijdens een uitstap zijn instrument niet op een veilige manier neerzette of het zelfs maar een ogenblik onbeheerd achterliet, kreeg een flinke uitbrander. Wie op de repetitie volgens zijn normen te veel babbelde, kreeg een openbare vermaning. Wie zijn instrument niet voldoende had opgeblonken, werd de huid vol gescholden. Over dat alles ging hij dan zijn beklag maken bij de dirigent en hij maakte zich dan ook openlijk zorgen over de toekomst van de jeugd en van de fanfare, want ‘…in onze tijd was het anders ! Wij hadden meer respect voor de eigendom van de fanfare ! Nu kunnen ze nog geen bugeltje opblinken ! Ik zal ze mijn bombardon eens meegeven, dan zullen ze wel weten wat het is !’ In al zijn vermeende strengheid was hij echter een vriendelijk man. Louis Alewaters bespeelde het grootste fanfare-instrument, de bombardon en later de sousafoon. Voordien had hij trompet en bugel gespeeld. Hij was een bijzonder goede muzikant die erg veel oefende. Hij vond dat het zijn plicht was om zijn partituur zo perfect mogelijk uit te voeren. Hij zou het een oneer voor de fanfare gevonden hebben indien de vereniging door zijn nalatigheid of door zijn onvoldoende inspanningen minder gunstige resultaten haalde. Het volgende verhaal illustreert dit… Vanaf 1949 tot omstreeks 1975 deed de fanfare dikwijls mee aan stapwedstrijden. De concurrenten waren de verenigingen uit Tisselt, Kapelle-op-den-Bos, Humbeek, maar vooral uit Londerzeel. Nadat op zo’n wedstrijd St.-Cecilia Londerzeel en St.-Cecilia Leest hun optreden hadden afgewerkt, kwam het tussen de muzikanten van de beide verenigingen tot speculaties over wie nu de beste vertolking had gegeven van ‘Spontin’, de verplichte mars. Na veel wikken en wegen kwamen de deskundigen tot de conclusie dat het zou afhangen van de bombardonspelers. Er werd in een café een bijkomende wedstrijd georganiseerd : Louis Alewaters zou spelen voor St.-Cecilia Leest. De concurrent was een even fameus bombardonspeler van St.-Cecilia Londerzeel. Er werd een jury samengesteld met evenveel muzikanten van de twee verenigingen. De beide spelers trokken naar de keuken in het café en speelden daar ieder om beurten de mars ‘Spontin’. De jury wist niet wie eerst zou spelen. Na de twee vertolkingen werden punten gegeven. Toen de totalen werden gemaakt, bleek dat Louis Alewaters de bijkomende muziekwedstrijd had gewonnen. Dit voorval blijft in het fanfaregeheugen van St.-Cecilia Leest gegrift terwijl het resultaat van de marswedstrijd zelf vergeten werd… Louis was ook haringbrader op de repetities, vooral in de ‘zaal bij Rik van den Do’. Hij kon het niet verdragen dat een andere muzikant hem die taak afnam. Hij bakte grote haringen die speciaal werden gehaald in Zeeland. Vanaf elf uur, een halfuur voor de repetitie eindigde, begonnen Rik of Mieke de kachel terug met hout te stoken. Om halftwaalf ging het deksel van de stoof en werd het vervangen door een braadrooster met een zestal haringen. Op een halfuur tijd had iedereen zeker al een haring gegeten en dan kon de tweede ronde beginnen. Er was altijd haring genoeg en sommige muzikanten konden er wel vijf naar binnen werken… Louis Alewaters kreeg de titel van eremuzikant in 1969.”
“DB” : “Op 1 januari 1976 overleed in de vroege morgen Louis Alewaters echtgenoot van Maria Apsillis, Juniorslaan 104. Hij was geboren te Leest op 3 januari 1899. Jarenlang was hij muzikant bij de Koninklijke Fanfare Sint Cecilia. Hij speelde bombardon. Louis was metser van stiel en daarin kon hij zich speels uitleven in betonnen maquettes van de kerktoren, windmolen, enz… Hij had een goed karakter, was vlot in de omgang en had geen vijanden…”
Foto’s :
-Louis, officieel Lodewijk Karel Alewaters, zoals zijn generatiegenoten hem gekend hebben.
-Louis Alewaters tussen zijn creaties.
-Uiterst rechts Louis Alewaters met zijn bombardon tijdens de serenade voor de jonggehuwden Rik Lauwens en Josephine Polfliet in juli 1957. In het jaar 2023 stonden de kunststukken van Louis gestockeerd in de tuin van Rik en Josephine.
-In de zaal Sint-Cecilia kregen de feestelingen een serenade voor hun gouden jubilé.
-Louis en Maria ontvingen een geschenk van burgemeester Gust Lauwers.
1959 – Van 16 tot 26 juli : Chirobivak te Lichtaart (Heideheem).
In “De Band” van september verscheen volgend verslag van leider Guido Hellemans : “De door het aanstaande bivak veroorzaakte spanning bij al degenen die rechtstreeks in betrekking stonden met de Chiro, nam omgekeerd evenredig toe met de tijd die er ons nog van scheidde. En wanneer wij dan eindelijk de laatste (?) maal in Leest geslapen hadden alvorens te vertrekken op bivak, was Leest omkranst door een aureool van gouden zonnestralen. 16 juli ! We zetten de dag te 7 uur in met een groepsmis voor al degenen die meegingen op bivak. Onmiddellijk na de H. Mis stond Fons De Smet klaar met zijn camion en wachtte enkel nog op een paar helpers om al de benodigdheden op te laden. Intussen aten de Kerels. Na ’n korte openingsformatie stonden zij startklaar. Sommigen die dit lezen, als ik die het schrijf, waren er getuige van hoe die Kerels daar samen met hun leiders manhaftig op hun fiets zaten gelijk middeleeuwse ridders op hun strijdros, en die enkel wachtten op het vertreksignaal om zo dadelijk hun sporen in hun paard’s flanken te drukken en er als een pijl uit een boog van door te schieten, om zonder dralen de wereld te gaan veroveren. Te 13u30 dienden Burchtknapen en Knapen samen te komen. De doeningen van de jongens en familieleden zijn niet beter te beschrijven dan met een variante op het gedicht van Ernest Groenevelt….Intussen hadden de Kerels (te Lichtaart reeds aangekomen) de slaapzakken gevuld en alles zo goed mogelijk in gereedheid gebracht. Nadat per afdeling elke jongen z’n slaapplaats was aangeduid, trok ieder z’n spelkledij aan om met hun leider te vertrekken voor een eerste terreinverkenning. En we merkten dat de nabije omgeving méér dan bevredigend was. Voor en achter “ons” gebouw was er een terrein zo groot als driemaal de dorpsplaats van Leest ; daar achter bossen zo ver men zien kon. Het gebouw zelf was meer dan voldoende groot, proper en hygiënisch zeker verantwoord (we hadden zelfs stortbaden). Dit was dus de plaats waar we 10 dagen zouden verbroederen en “ons Chiro-ideaal uitbouwen naast het jubelend beleven van onze vreugde en onze blijdschap omdat wij als Chirojongens mogen baden in de weelde en de pracht van God’s schone en goede natuur” (E.H.Bestuurder). Ongeveer te 17 uur aten wij onze meegebrachte boterhammen op, en voor ’s avonds hadden de bivakmoeders pap gemaakt. Hierna de toewijding van het bivak aan onze Burchtgravinne. Allen hadden voldoende tijd gehad om zich min of meer in te burgeren. Ik schrijf : “min of meer”, want allen bleven deze eerste avond lang wakker en waren ’s anderendaags reeds vroeg uit hun slaap (misschien lag het bij die harde strozakken; bij mij hadden die loeders van kerels er een kleine balk ingestoken…). Te 6 uur stonden de leiders op en de activiteiten volgden elkaar op met een vaste regelmaat : 6 uur : opstaan leiders, 6.16 u : opstaan kerels, 6.30 u. : opstaan jongens, morgenopdracht, 3 weesgegroeten, morgenturnen, wassen, 7.15 u. : openingsformatie, 7.30 u. : Heilige Mis, 8.20 u. : ontbijt, 9 uur : slaapzaal in orde brengen en inspectie. 9.30 u. : naar speelterrein ; diensten voor Kerels, 10.15 u. : vertrek Kerels terrein, 12.30 u. : middagmaal, 13 uur : rust, 13.30 u. : lectuur, 14 uur : naar speelterrein : zwemmen, 19.30 u. : avondmaal, 20 uur : wandeling, 21 uur : slotformatie, volledige stilte.
Tijdens het morgenturnen bezochten de Burchtknapen het paleis der uitvindingen ; vlogen per helikopter naar Chicago ; gingen jagen en hebben zelfs ’n fabriek helpen blussen (hm..) In de openingsformatie legde E.H. Bestuurder het wachtwoord uit en gaf steeds een aangepast actiepunt. En dra was het goed te zien dat het bivak reeds een paar dagen in gang was ; alles verliep stipt volgens de orders en dit tot op de minuut nauwkeurig. De KLEINSTEN deden zeker zo goed hun best als de grootsten. Het was precies een groep soldaten die daar gekazerneerd lagen. En marsjeren dat die mannen daar deden, echt prachtig. We hebben zelfs met de kleine Burchtknapen eens een 500 meter gestapt zonder dat er één van de maat was. U ziet wat strenge tucht gekoppeld aan begrijpend meeleven, kunnen verkrijgen. Zo had elke dag zijn eigenaardig- en aantrekkelijkheden. Een woordje toch over de voornaamste gebeurtenissen.
De Bezoekdag
De Burchtknapen waren in de late voormiddag ergens in een bos dicht tegen de grote baan, tot plots één van de klein mannen riep : “Harry, ginder es ale moe !” ’s Middags waren er reeds meerdere mensen op de kampplaats toegekomen en een proppensvolle autocar bracht vele familieleden en sympathisanten aan. Een burchtknapenleider was met vier jongens wiens ouders niet gekomen waren, “de lever in ’t sop gaan zetten”. Nog maar aan ons eerste glas, kwam bezoek voor twee van de vier jongens aangebold. De bezoekers lieten schuimend gerstenat aanrukken waarvan de parelende frisheid ons VEEL deugd deed. Te 4 uur kwam er een laatste bezoeker per scooter. Deze zocht zijn heil in frisco en deed een ganse doos halen. Een groepsfoto van al de bezoekers werd genomen. Op de avond daalde het aantal bezoekers stilaan tot nul ; kort daarna gingen wij te bed maar reden in gedachten mee naar Leest. (Noot : op woensdag 19 juli werd door de Chiro een bus ingelegd)
Groepsspel
Wij hadden vier groepsspelen. De verschillende leeftijden vormden hiervoor geen bezwaar : het spel werd opgemaakt door iemand die veel ervaring heeft en technisch goed onderlegd is, iemand die een “speltechnicus” kan genoemd worden. Al de ingewijden weten dat hier LEIDER EDDY bedoeld wordt. Deze spel- en stijlspecialist heeft een groepsspel ineengestoken dat allen nog lang zullen gedenken ; ongelijke krachten kwamen niet in botsing. Het spel was gebaseerd op “historische” gegevens. De Fransen o.l.v. Napoleon Bonaparte (Guido Hellemans) zouden de Russen o.l.v. Generaal Rudanov (Jan Van de Vondel) aan de Byrinzastroom bevechten. Nauwelijks was het spel door leider Eddy met veel gloed uitgelegd of allen voelden zich onderworpen aan een gedachteverandering. De beide aanvoerders hadden zich zelfs verkleed : Napoleon : generaalskledij (gevechtsuniform, korte geribde vloeren soldatenbroek, veldbattledress met onderscheidingstekens, maarschalkstaf tussen lederen prachtige buikriem, sterke prachtige mantel van legeraanvoerder, breed gerande keizershoed). Hij bezat de arendsblik waarmee hij zijn troepen overschouwde. Een verbeten trek om de mond en de fiere houding gaven hem het aanzien van de geniale strateeg die men in hem altijd huldigt. De bonkige en kloekgebouwde Generaal Rudanov had zijn veldkledij en berenmus alsmede een praalstaf bij zich tussen de gordelriem. Iets manhaftig straalde van hem uit. De lange tocht over Frankrijk, Duitsland, Polen tot Rusland had de Fransen zeer vermoeid. De Russen gebruikten de tactiek van verdediging, terwijl de Fransen het offensief regelmatig inzetten. Na de slag werd alles muisstil. Onder het blazen van het “Te Velde” trokken beide legerhoofdmannen elk langs de kant van de 10 meter hoge zandheuvel die het terrein in twee deelde, naar de top en plaatsten zich elk op een vooruitstekend gedeelte. Zij drukten elkaar de hand. Rudanov verbrak de stilzwijgendheid door zijn krijgslieden te loven en zijn tegenstrevers te laken. Daarna was het de beurt aan Napoleon die een vlammende redevoering hield. Zijn zware stem trilde van retorische beeldspraak; de omliggende bossen weerkaatsten zijn woorden zodat zij lang bleven nazinderen boven de hoofden van de eerbiedig luisterende krijgers. Hij wendde zich eerst tot Rudanov die hij hekelde om zijn onsportiviteit en lankmoedigheid. Vervolgens prees hij zijn eigen mannen om hun moed en uithoudingsvermogen, maar vooral wegens hun aanhankelijkheid aan hun hoofdman. Het groepsspel eindigde met klaroengeschal.
Zwemmen
Met de Burchtknapen zwommen we bijna elke dag. Een lange kerelsleider hield stijloefeningen in ’t water. Een kerel nam al duikelend een foto. Het verbaasde mij dat de Burchtknapen echte waterratten zijn. Daarbij vergeleken zijn wij leiders maar stijve knollen in ’t water. De klein mannen zwommen onder ons door zonder dat wij het voelden. Op een keer was ook ik aan ’t klawieteren in ’t water en ik stootte met mijn benen ergens tegen. Ik riep : “Jongens, pas op, hier liggen balkjes in ’t water !” Waarop een Burchtknaap neven mij recht sprong : het was de bewuste “balk”… Er waren zelfs Burchtknapen die ons, leiders, zwemles gaven : tot onze meerdere eer en glorie mag ik zeggen dat we vorderingen maakten !
Wandelen
We maakten jacht op mastentoppen, droegen gedichten voor en zongen liederen. Een Burchtknaap kon knap dansen ; een macht-mens rukte bomen uit..
Kampvuur
Een echt kampvuur hadden we niet dit jaar : het was verboden vuur aan te leggen. We hadden wel een plezante avond, in samenwerking met een Kajottersgroep uit Londerzeel.
Het moet inderdaad dwaas en absurd lijken voor een materialist, te horen zeggen wat die BIVAKMOEDERS voor ons doen. Die MOEDERS HUN LIEFDE REIKT VERDER DAN HUN EIGEN FAMILIE, VERDER DAN HUN KENNISSEN MAAR GAAT TOT AANVANKELIJK VREEMDE JONGENS VAN DE CHIRO, MAAR DIE DOOR DE JAREN HEEN MET HEN VERGROEID ZIJN. En als dank voor al HET SCHONE, al HET GOEDE en al het OFFERVAARDIGE dat gij voor ons gedaan hebt MARIE, MARIA, en STANS, hebben wij voor u een klein geschenk gegeven, WAARIN AL ONZE GENEGENHEID, EERBIED en SYMPATHIE VOOR U GEBORGEN ZIJN. Wij zijn er zeker van dat uw werk Hierboven in ’t gulden boek opgetekend staat en dat we u volgend jaar weer “in onze rangen” zullen mogen begroeten; Eveneens danken wij al de LANDBOUWERS, WINKELIERS, HOVENIERS en PARTICULIEREN die ons iets gegeven hebben ; ook hen die VOOR ONS GEBEDEN HEBBEN. Eveneens hen die ons een hart onder de riem hebben gestoken door het betuigen van hun sympathie voor de Chiro.U ALLEN HEBT HET ONS MOGELIJK GEMAAKT om 10 dagen op bivak te gaan. Alzo hebt gij elke deelnemer naar de ziel of naar de geest iets rijker gemaakt. Onbewust misschien zijt u allen de aanleiding tot die trouw en echte VRIENDSCHAPSBANDEN TUSSEN JONGENS EN LEIDERS ONDERLING. Ik sluit met de uitroep : “Indien gij mij behagen wil, schenk mij dan bivakken -waar kleine Burchtknapen dartelen en jubelen als een waaiend zomerwoud vol vogels ; -waar kranige Knapen lopen en kampen als jonge veulens ; -waar trouwe Kerels stappen als scharen mannen met brede ruggen, zich rijend schouder aan schouder, steeds elkaar opvolgend, berg op, berg af, met het gestamp hunner stappen en de zware cadans van hun schreden. SCHENKT ONS BIVAKKEN, GEEFT ONS DE MIDDELEN OM TE BIVAKKEREN ! MIJN MAAT IS EEN KEREL : TROUW KAMERAAD ! Ldr GUIDO HELLEMANS
Volgende firma’s steunden het bivak van 1959 in Lichtaart : Cichorei De Beuckelaer Antwerpen, Chocolaterie Jacques Eupen, Fromagerie Jacky Groot-Bijgaarden, Fromagerie Krafft Grivegnée, Ets Materne Jambes, Deegwaren Remy Wijgmaal, Deegwaren Soubry Roeselare, Uitgeverij Heideland Hasselt en Chocolade Côte d’Or Brussel. Op 19 juli werd door de Chiro een autocar ingelegd voor allen die hun jongens te Lichtaart wilden bezoeken.
De Chiro van Leest in 1959.
-Proost : E.P. Heldmar (pater Hendrik Jozef Hubert Jehaes). -Hoofdleider : Louis Vloebergh. -Leiders : Eddy Beterams, Jos Verlinden, Guido Hellemans, Jan Vloebergh, Rik Van de Vondel, Rik Muysoms en Jan Van de Vondel. Dat jaar telde de Chiro naast de 8 leiders, 35 burchtknapen, 16 knapen, 15 kerels en 2 aspiranten. De muziekkapel bestond uit 9 trompetten, 4 trommen en 3 landsknechten. (Met dank aan Hugo Lauwens)
Foto’s :
-Verslaggever en leider Guido Hellemans.
-Fikfakken onder het toeziend oog van leider Louis Vloebergh en burchtknaap Marcel Van Hoof.
Op de Battelsesteenweg te Mechelen gebeurde een ongeval tussen de personenwagen bestuurd door Christiaan Van Beuren uit Gent en de fietsende Leestenaar Lodewijk De Prins. Deze laatste werd licht gekwetst.
1959 – 16 juli : Melanie De Wit (Zuster Dominika) opnieuw naar de missies vertrokken.
De omhaling die zij deed in de kerk bedroeg 5.241 fr. Melanie De Wit werd geboren te Leest op 11 december 1910 als dochter van de asperge- en vlaskweker Dominicus (1870-1923) en van Emmerance Van Roosbroeck. Op 5-jarige leeftijd verloor ze haar moeder en op haar twaalfde was ze volledig wees. Ze stamde uit een gezin van zes kinderen. Te Leest volgde ze de lagere school en ging nadien naar de Zustersschool te Kapelle-op-den-Bos. Ze was lid van de Eucharistische Kruistochtgroep en van de B.J.B.-meisjes waar ze zich elk jaar liet opmerken op de toneelvoorstelling met tweede kerstdag. Reeds heel jong voelde ze zich aangetrokken tot het kloosterleven maar haar verantwoordelijkheid voor haar oude grootmoeder, het mensje werd 92, hield haar thuis. Pas toen ze twintig was kon ze intreden bij de Dochters van O.L. Vrouw van het H. Hart te Buggenhout. Ze deed er haar professie als zuster Maria Dominica. Ze werkte de eerste vijf jaren in België om op 12 februari 1937 te vertrekken als missiezuster naar Coquilhatstad, het toenmalige Belgisch Kongo. Dat was toen nog voor altijd, terugkomen zat er niet in. Daar kwam pas verandering in na de Tweede Wereldoorlog. Van dan af mochten de missionarissen elke zeven jaar terugkeren naar hun heimat en niet veel later om de vijf jaar. Zuster Dominika moest die eerste keer haast veertien jaar wachten. In 1950 was ze voor het eerst terug in Leest en opnieuw in 1959. Dan ondernam ze haar derde afreis via Rome waar ze een week in hun klooster verbleef samen met een nicht van paus Joannes XXIII, ook een kloosterlinge. Ook in maart 1976 bezocht ze haar geboortedorp. Ze stond toen in voor de algemene bevoorrading. In Iyonda waren acht straten met ongeveer zeventig zieken per straat. In 1981 kwam ze terug naar België en verbleef in de gemeenschap van Carnières (Henegouwen). De laatste weken van haar leven verbleef ze in het ziekenhuis.
Melanie De Wit overleed te Ukkel op 29 maart 1990. Tegen pater Clementiaan vertelde ze in 1959 waar ze zoal mee bezig was : “wij hebben scholen, wij bedienen staatshospitalen, leprozories (waar de melaatsen worden verzorgd) en staan dagelijks in de dispensaria om patiënten te verzorgen, medicijnen uit te delen en vooral de moeders met hun kindjes te helpen. Tot diep in de brousse zijn er kleine moederhuizen gebouwd waar de Congolese moederkens komen bevallen als ze te ver van de stad afwonen. Jaarlijks hebben wij honderden dopen toe te dienen. Van het geestelijk leven van onze kristenen mogen we zeer tevreden zijn. Ik herinner me dat, toen ik kosteres was te Bokete, er op één jaar over de 100.000 communies waren. In sommige posten gaan de inboorlingen elke dag naar de mis en elke avond om 5 uur wordt gezamenlijk het avondgebed gebeden, daarna is er biechtgelegenheid. Missionaris zijn is het schoonste wat een mens dromen kan…” Ze schreef vele brieven die in De Band gepubliceerd werden. In 1976 beschreef ze haar werk bij de melaatsen : “…ik verblijf nu al enkele jaren bij de melaatsen en ik ga er ook terug naartoe. Nu weet men dat de melaatsheid minder besmettelijk is dan men aanvankelijk dacht. Velen van u hebben al gehoord van de Damiaanactie. Zij zetten mensen in om de melaatsen te gaan opsporen. Zij zorgen dat we gratis specifieke geneesmiddelen krijgen. Zij bekostigen ook de stages die bij ons in Iyonda gegeven worden tot speciale opleiding van verpleegkundigen in de melaatsen behandeling. Maar bij velen blijft de vrees dat de ziekte te wijten is aan de boze geest. Daarom verbergen die mensen hun ziekte zo lang mogelijk. Men zegt dat de melaatsheid geneesbaar is. Dat is voor een groot deel zeer juist. Zodra men zich bij de eerste verschijnselen laat verzorgen en regelmatig de nodige geneesmiddelen neemt kan men er ook van genezen. Maar…niet iedereen geneest…omdat juist de ongeneeslijken die naar ons melaatsendorp komen er ook blijven. Zo zijn er momenteel nog meer dan 500 melaatsen in Iyonda. Gezien hun grote wonden, hun verminktheid, hun weerzinwekkende toestand…of schrik voor de boze geest, worden die mensen in hun dorp niet meer aanvaard. Bij ons hebben ze een eigen wereldje geschapen, en leven, gezien hun toestand, vredig en gelukkig, omdat ze door ons als gewone mensen behandeld worden. Ze verlangen dan ook niets anders dan een beetje geborgenheid, een onderdak, kleding, voedsel, en…een beetje begrip. Zolang ze kunnen staan ze in voor eigen onderhoud. Sommigen worden in de leprozerie zelf aan het werk gezet, anderen gaan op visvangst, nog anderen leven van de opbrengst van hun velden, die ze onder elkaar aan de man brengen. Die mensen wonen elk in hun eigen huisje. De zieken met grote wonden of gans verminkt door de ziekte, worden in het hospitaal opgenomen. Die sukkelaars komen gans ten laste van de zuster. Wel ontvangen we gratis de nodige geneesmiddelen, maar…die mensen leven niet van enkele pillekens per week. Er moet ook voor voedsel en kleding gezorgd worden. Er is tot nog toe geen enkele liefdadige instelling die daar voor in staat, of ook maar blijvende steun geeft. Die mensen hebben dus niemand naar wie ze kunnen gaan tenzij de zuster. Wij staan door ons werk zeer dicht bij hen. Het is de zuster die wonden verzorgt, de verminkten en ouderlingen helpt en de stervenden bijstaat. Ze vinden het normaal dat de zuster naar hen luistert, dat ze begrip heeft voor hen, dat ze haar alles mogen vragen, dat ze altijd bereid is alles te geven…ook zichzelf. En toch staan we zeer dikwijls met beperkte krachten en een tekort aan mogelijkheden. Weten jullie mensen in België nog wat armoede is ? Kunnen jullie in volle werkelijkheid nog realiseren wat het zeggen wil te bidden : ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’… Brood dat we hier in overvloed bezitten. Toen ik in maart afreisde uit Iyonda kwamen de mensen naar me toe om me de hand te drukken en me goede reis te wensen. En hun grootste bekommernis was : ‘zuster , ge komt toch zeker terug, en ge zult ons toch niet achterlaten ?’ Die vraag was voor mij als de vraag van Christus zelf. Ik ga dan ook terug naar de evenaarsstreek waar ik al bijna veertig jaar werkzaam ben. Ik ga terug naar de melaatsen van Iyonda, niet om grote dingen te doen, maar alleen omdat Gods liefde me dwingt terug te gaan naar de armsten der armen. Ik ga terug om naar hen te luisteren en hen te helpen zoveel als kan…door uw vrijgevigheid ga ik ook terug in uw naam. Ons werk in de missie is niet af en zal misschien nooit af zijn. Een missionaris is ook een mens met beperkte krachten. Daarom doe ik een beroep op de jeugd die zich nog wil inzetten voor een ideaal. Bid dus voor nieuwe roepingen hoe onmodern dit ook moge klinken. Beste vrienden, bid ook voor uw missionarissen. Vraag voor hen de nodige steun en sterkte en gedenk hen met een mild hart waarvoor ik u in naam van al onze melaatsen, en vooral ook in mijn eigen naam, oprecht dank.”
Foto’s : -Melanie De Wit nog zonder habijt. -Haar zelfgeschreven gedenkeniskaartje waarop ze genoteerd had wanneer ze in het klooster gegaan is te Buggenhout. -Zuster Dominica in vol ornaat. -Een tekening van de zuster op oudere leeftijd.
In het Belgisch Staatsblad van 2 juli verschenen drie KB’s van 16/5/59 waarbij de Leestenaar Jan De Decker als vertegenwoordiger van de werknemers werd benoemd in de volgende Nationale Paritaire Kommissies van het Ministerie van Arbeid : “Zelfstandige Kleinhandel”, “Maatschappijen voor Hypothekaire Leningen, Sparen en Kapitalisatie “ en “Onafhankelijke Cokesfabrieken en Ondernemingen voor Synthetische Producten”. De stichter van “De Band” was reeds benoemd in het Nationaal Paritair Comité voor de Wisselagenten.
1959 – Zondag 5 juli : De parochiale Vrouwengilde vierde 35-jarig bestaan.
Gazet van Mechelen van 3 maart publiceerde daarvan volgend bericht : “De parochiale Vrouwengilde die niet minder dan 230 leden telt, is zondag aanstaande in feest naar aanleiding van de viering van haar 35-jarig bestaan. Het feestprogramma ziet er als volgt uit : ’s morgens te 6 u 30 plechtige dankmis met alg. communie voor de leden. Te 2 u. plechtig Lof met vernieuwing van de toewijding aan O.L.Vrouw. Te 3 u. feestzitting in ‘Ons Parochiehuis’, in aanwezigheid van Z.E.H. Kan. Ansay, Z.E.H. Van Broeckhoven en juffr. Irma Staels, leden van het hoofdbestuur te Leuven, van onze parochiegeestelijkheid, de burgemeester, het onderwijzend personeel en afgevaardigden van de plaatselijke werken voor de volwassenen en de jeugd.”
Volgens “DB” van september werd er een voordracht gehouden met als onderwerp “Menselijke verhoudingen in de dorpsgemeenschap” en werd het 200ste lid gevierd. In de editie van 7 juli wijdde dezelfde krant volgend artikel over deze viering : “Zondag jl. was de Katholieke Vrouwenbond in feeststemming, niet alleen om de viering van het 35-jarig bestaan, maar ook om hun 200ste lid. De Vrouwenbond werd te Leest in 1924 gesticht. Om 6.30 werd de jubeldag ingezet met een dankmis opgedragen door E.P. De Wilde van de Minderbroeders te Mechelen. ’s Namiddags trokken ze allen door de bevlagde dorpskom terug naar de parochiekerk waar door Z.E.H Coosemans, pastoor en proost der beweging, een plechtig lof gezongen werd. In de parochiezaal werd de feestzitting gehouden. Vooraan bemerkten we burgemeester E. Verschueren en tal van afgevaardigden van de onderscheidene katholieke actiegroeperingen; Z.E.H. Kan. Ansay, algemeen proost van de Boerinnenbond, Mej. Staels, Provinciale Opzienster van de Boerinnenbond. Voorzitster Maria Rheinhard opende de feestzitting met een welkomwoord en kort gebed. Hierna schetste ze de geschiedenis van de beweging. Vervolgens kregen we de feestrede door Z.E.H Kan. Ansay, algemene proost van de Boerinnenbond. Dan werden de vele schotels, door de B.J.B.-meisjes rijkelijk versierd, aangesproken. Vervolgens de trekking van het 200ste lid, waarbij Mevr. Celine D’Hollander-Solie geluk had. Zij werd door Mej. Staels, Provinciale Opzienster van de Boerinnenbond, in de bloemen gezet en met een mooi geschenk bedacht. Als slot van deze geslaagde jubelviering kwam Z.E.H. Coosemans nog aan het woord die de beweging zowel op stoffelijk als op geestelijk gebied veel heil toewenste.”
1959 – Zondag 12 juli : Gewestelijk Ruitertornooi van de B.J.B. te Leest.
Dit vond plaats in de Bist op de weide van F. Muysoms vanaf 14 uur. Een tiental rijverenigingen uit Leest, Hombeek, O.L. Vrouw Waver, Reet, Rijmenam, Peulis, St.Kat. Waver, Lier-noord, Lier-Lisp (Berlaar-Lier), Oelegem, Merchtem, Malderen en Broechem namen deel. Leestenaar Frans Verbruggen klasseerde zich vierde in het stoelrijden. (DB, september ’59)
In Gazet van Mechelen verscheen een verslag van ‘Het Gewestelijk B.J.B.-ruitertornooi te Leest’ : “Zondag j.l. had in de feestweide van dhr Frans Muysons Bieststraat te Leest het gewestelijk B.J.B.-ruitertornooi plaats. Van in de voormiddag waren een 100-tal ruiters opgekomen om zich met elkaar te meten in de schiftingen. De juryleden waren dhrn Jozef en Theo Nagels, Hugo Raeymaekers, Jozef Corsu, Kamiel De Wit, Maurice Van der Seypen, Guillom Bruyninckx, Roger Commers en Wim Van der Wegen. In de namiddag te 14 uur had de officiële opening plaats waarna het BJB-gebed werd voorgebeden door de gewestleider Alfons De Smet. Op de eretribune herkenden wij : Dhr. E. Verschueren, burgemeester van Leest, Baron de Meester de Ravenstein, burgemeester te Hombeek, dhrn De Smedt, toezichter van de B.B. en zijn dame Meester Huysmans, kassier van de B.B. te Leest, Mej. Rheinhart, voorzitster van de Boerinnenbond te Leest, Frans Muysoms, eigenaar der feestweide en zijn dame, Z.E.H. Coosemans, pastoor van Leest, E.P. De Wilde, onderpastoor te Leest, E.H. Van Hees, onderpastoor van Tisselt en E.Z. Dominika De Wit, missiezuster. De prijzen voor de overwinnaars werden geschonken door de heer Senator Buts, Boerengilde en Boerinnengilde Leest, Arrondissementsverbond van de Boerenbond, dhr Wuyts, bestendig afgevaardigde van de Prov. Antwerpen, Baron de Meester de Ravestein, Scheuremans Jos van de Belgische Boerenbond, Melkerij St. Jozef Blaasveld, veearts De Vos, Dokter van der Heyden en burgemeester Verschueren van Leest.”
Foto’s en afbeeldingen :
-Tekening van Jan De Decker die alweer een benoeming ontving als vertegenwoordiger van de werknemers.
-Het voltallig bestuur van de Katholieke Vrouwenbond Leest vierde haar 35-jarig bestaan. (Foto : GvM)
-Celine Solie, op de foto op oudere leeftijd, werd in de bloemen gezet als 200ste lid van de Parochiale Vrouwengilde.
-Het Gewestelijk Ruitertornooi werd geopend met een ruiterparade. (Foto : G.v.M.)
-Herinnering aan het Ruitertornooi van de BJB te Leest.
1959 – Julinummer “De Band” : Pater Jozef Selleslagh vanuit de missie van Chibitoke te Usumbura (Urundi) :
In een van uw nummers die mij altijd zeer welkom zijn en die mij regelmatig toekomen, hebt u gevraagd of mijn adres nog juist was. Op dat ogenblik was dat juist veranderd. Het is zo bijna of ik reizende missionaris ben, niet in de zin dat ik véél reis, maar dat ik veel verander van post. Ik zit nu in CHIBITOKE : 65 km van Usumbura en van Bukavu. Het is hier de vlakte van de Ruzizi-rivier, op een hoogte van een 900 meter en daardoor is het hier nogal warm. Chibitoke is een nieuwe missie, enkele jaren geleden gesticht. We zijn echter nog heel in ons begin. Een huis hebben we nog niet, een kerk ook niet. We wonen in drie klaslokalen en de “kerk” bestaat uit vier klaslokalen. We hebben absoluut geen geld om ons huis en kerk te kunnen bouwen. Het volk van onze missie is ook heel speciaal : een samenraapsel van mensen uit het binnenland, waar een te grote bevolking was, en die ze hier in de vlakte hebben gebracht waar er bijna niemand woonde. Het was hier vroeger een echte wildernis en heel ongezond. Nu is het wel wat veranderd. De Staat heeft hier wegen doorgetrokken en het land in stukken van 4 hectaren verdeeld. Wie hier komt wonen, krijgt voor niks de 4 hectaren en wordt dan nog gedurende 6 maanden gevoed. In ’t algemeen is het hier goede grond. De bijzonderste teelten zijn : katoen, maniok, en maïs. De twee derden van de bevolking zijn heidenen. Een bevolking van een goeie 30.000 zielen. Het is hier niet al te rooskleurig op christelijk gebied, want dikwijls zijn het de niet al te vurige kristenen die van de bergen naar de vlakte komen om hier hun geluk te zoeken, ver van hun familie en van hun kennissen ; ze missen er de steun van die gemeenschap… Nochtans denk ik wel dat er stilaan een andere gemeenschap of samenhoren zal gevormd worden in die nieuwe missie waar wij nu vreemd zijn, tussen vreemde mensen.”
1959 – Julinummer “De Band” : Huldebetoon.
“Tot 15 augustus 1959 blijft op het gemeentehuis van 9 tot 11 uur een inschrijvingsregister als huldebetoon aan Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins van Luik. Tot hetzelfde doel zal het onderwijzend personeel zich in de gemeente ten huize aanbieden. Een bijdrage wordt gevraagd voor het huwelijksgeschenk dat aan Prins Albert zal aangeboden worden.” (DB, juli ’59)
(Noot : dit register was n.a.v. het huwelijk van Albert, de prins van Luik en de latere koning met de Italiaanse donna Paola Ruffo di Calabria dat plaatsvond op 2 juli 1959)
1959 – 1 juli : Start legerdienst van Edward GEERTS.
Die dag ging begon Edward Geerts uit de Scheerstraat (thans Ten Moortele) zijn legerdienst te Doornik. (DB, juni ’59)
Op bezoek bij Giele Slachmuylders, de oudste inwoner van Leest
Giele Slachmuylders werd te Hombeek geboren de 18e januari 1865 in de Bankstraat. Nu woont die goeie, brave man op de Steinemolenhoeve, (Noot : de geschiedenis van deze hoeve is terug te vinden in deze Kronieken jaar 1347) daar aan het viaduct van de Kapellebaan. In de omgeving kent men hem best als ‘Giele van d’hoef’ ; zo spreekt men ook van Jan en Frans van d’hoef, zijn twee zonen die daar bij hem inwonen. Toen ik er binnen kwam, was Giele bezig met bidden aan zijn Paternoster. Zijn schoondochter –een vriendelijk vrouwtje- zei me dat Giele er veel paternosterkens ‘doorhaalt’ op ’n dag. Ik riskeerde het toch maar, Giele in z’n gebed te storen. Hewel Giele, zei ik, ik ben eindelijk eens afgekomen op verzoek van de ‘grote baas’ om u eens te horen vertellen over de goeie oude tijd. Om het u gemakkelijk te maken zal ik vraagskens stellen. -Ge zijt in Hombeek geboren, hoelang hebt gij er gewoond ? -Tot ik 27 jaar was, dus (ik tel voor hem) tot 1892. -Waart ge toen al getrouwd ? -Ik trouwde op mijn 35 jaar, dus in 1900. Juust. -Hoe zag er de streek uit Giele, in uw jonge tijd ? -Huizen waren er nog niet zoveel. En degene die er stonden waren opgetrokken in stro en leem. Er waren enkele grote boeren en vele kleine boerkens. Op het land won men sloren (koolzaad), vlas, patatten Krüger, industrie, de Deinze-patatten, rode, blauwe en bleekblauwe patatten. De opbrengst was niet zo groot en ze waren niet zo vroeg, dat schol wat. In ’t volle seizoen, als er vele waren, kostten de patatten 5 fr de 100 kg ; de vroege gingen tot 13 à 14 frank. Ik heb eens geweten dat men te Mechelen aan de statie 23 frank betaalde voor 100 kg. -Giele, waren de mensen content in uwen tijd ?Hij richt zijn hoofd op en met een kordaat ‘J A !’ wil hij zeggen : ‘veel contenter dan nu’. De mensen waren meer bevriend met elkaar, voegt hij er aan toe, ze konden elkaar beter betrouwen. -Kreegt ge altijd roggebrood ? -In de week wel, maar ’s zondags kregen we elk één witte boterham. -In welk jaar hebt ge de eerste velo zien bollen en hoe zag die er uit ? -In 1870, ik was toen 5 jaar oud. Het waren andere velo’s dan nu : een klein wiel van achter, een groot wiel van voor ; freins waren er niet aan. -Hoe moest gij dan remmen als ge de berg afreedt ? -Ge moest dan maar wrikkelen met uw voorste wiel, van links naar rechts tot ge stil stond. Ge stond op een zijstuk aan ’t achterste wiel met uw ene voet, ge duwde uwe velo vooruit en intussen sprong ge op uw zadel …
Er waren ook houten velo’s, zegt Giele lachend, zonder banden : men maakte zich banden van koorden en van versleten zelen van windmolens, zelen dus waarmee men de zakken op en af had getrokken. Weinig mensen konden zich de luxe permitteren van een velo. We gingen dan maar te voet, naar Londerzeel, naar Willebroek, naar Mechelen, naar O.L. Vrouw Waver, vooral als ’t kermis was…Voorts bleven we thuis de zondag en wij kegelden, schoten doel met 20 man (die de roos schoot, kreeg de hele pot : 20 centen) of we gingen vissen. Als we van huis gingen, dan moesten die van 14 à 16 jaar voor de donkerte terug thuis zijn. Die van 16-20 jaar mochten al wat langer weg blijven, maar er werd toch achter hun ‘veren’ gezeten. In de zomer mochten we langer wegblijven (volgens de klaarte), in de winter iedereen binnen te 7 uur ’s avonds.
-En het ‘verkeren’ Giele ? -Wel dat ging niet zo straf als nu. Eens per week, de zondag, mochten we eens naar elkaar toe. Het gebeurde wel eens, als men weinig werk had, dat men er ook in de week al eens op af trok. De koppels mochten bij mekaar blijven tot de ouders gingen slapen. -Werd er vroeger veel gedanst ? -In alle staminees zat er toen een harmonicaspeler om polka, wals, kwadrille, scottisch te begeleiden. Als de jongens alleen waren, dansten ze met elkaar, de meisjes deden in dat geval hetzelfde. Voor elke dans moest men 3 centen betalen, wat gelijk stond met een streep (glas) bier. Soms mochten de meisjes daar ook eens van drinken. -In een juninummer van verleden jaar, heeft Victor Van den Bempt iets verteld over het ‘loten’. Weet gij nog iets over die tijd, Giele ? -Ik ben geen soldaat moeten worden, omdat ik me er uit had getrokken : twee van m’n broers hebben een remplacant kunnen vinden, mits te betalen natuurlijk. De ouders van een soldaat trokken per maand 10 frank, terwijl de soldaat zelf een ‘solde’ had van 15 centen ; daarvan moesten ze o.a. de blink kopen om het paardengetuig te poetsen. Enkel de ouders die niet al te welstellend waren, trokken die 10 frank. Het gebeurde wel eens dat iemand aan zijn gebuur zijn hond verkocht (waarvoor hij anders 2 frank belasting moest betalen…) ; zo werd hij dan gerekend bij degenen die voor hun zoon-soldaat konden trekken, omdat hun financies niet hoog genoeg meer stonden. -Wel, Giele, gij zijt hartelijk bedankt omdat ge ons zo bereidwillig te woord hebt gestaan, en ook gij, Frans en Louis, die nu en dan een handje hebben toegestoken. Tot ’n volgende keer ! De Interviewer.” (Noot : Jan De Decker)
Willem Jan Dagobert ‘Giele’ Slachmuylders was te Hombeek geboren op 18 januari 1865 en hij overleed te Leest op 12 september 1962, hij was 97 geworden. Giele was gehuwd met Maria Rosalia Lauwens van Zemst-Laar. In 1894 had hij, als enige Leestenaar, een jachtbrief afgeleverd gekregen (GA).
“De goede vader is heengegaan. God heeft hem getrouw bevonden in het vervullen van zijn plicht. Als oudste inwoner van het gewest was zijn leven één offer, één gebed, vooral tijdens de laatste maanden, wanneer hij zijn einde nabij wist. Gelaten, tot het einde is hij de weg gegaan zoals Gij, o Heer, hem had bevolen. Hij was eenvoudig, hartelijk en oprecht, een voorbeeld voor zijn kinderen. Voor iedereen die hem kende was hij een ware vriend.”