Wijzigingen en aanvullingen - Kronieken van Leest.
1954 - 16 april : Uitnodiging van N.S.B. Leest tot lidmaatschap van de garde.
Aan de Heer Veldwachter van en te Leest. Geachte Heer Veldwachter. Namens de Nationale Strijdersbond afdeling Leest nemen wij de eerbiedige vrijheid ons tot U te wenden met de volgende wensen. Daar U door zijne Ex. De Heer Gouverneur der Provincie Antwerpen benoemd werd als Veldwachter, voor de gemeente Leest, willen wij U van harte gelukwensen en U ook tevens een lange en een schone loopbaan toe sturen in Uw nieuwe functies. Wij durven het eveneens, aan U, eerbiedig te vragen het lidmaatschap in onze vereniging te willen aanvaarden, gezien dat de Nationale Strijdersbond buiten en boven alle politiek staat. Wij zijn inderdaad overtuigd dat door Uwe deelname onze vaderlandse vereniging aanzienlijk in waarde en standing zou stijgen. Wij zouden ons dan ook ten zeerste tegenover U verplicht gevoelen, in dien U op ons voorstel zoudt ingaan. Vertrouwend in het goed gevolg dat U zult gewaardigen aan dit verzoek voor te behouden, Geachte Heer Veldwachter, bieden wij U onze meeste gevoelens van eerbied en hoogachting. Hoogachtend, namens het Bestuur N.S.B. (Ondertekend door de voorzitters van 1914-18 en 1940-45)
1954 – juli : “St.-Cecilia” haalde een eerste prijs in Willebroek.
In juli 1954 nam de Kon.Fanfare “St.-Cecilia” Leest deel aan de muziekwedstrijd te Willebroek. In 1949 had de fanfare zich te Mechelen op het Antwerps provinciaal concerttornooi in tweede afdeling geklasseerd. In Willebroek trad de Leestse fanfare aan in de eerste afdeling en behaalde “Sint-Cecilia” 251,5 op 300 of bijna 84 %, een eerste prijs met onderscheiding. (“Leest in Feest”, Stan Gobien)
1954 – 10 juli : Overlijden van Broeder Ambrosius DE BOECK (°Leest 03/12/1876, +Leuven 10/07/1954).
Enkele uittreksels uit het ‘In Memoriam’ dat verscheen in ‘Dominikaans Leven’, tijdschrift van de paters Dominikanen gepubliceerd in ‘De Band’ nr.1 van 1955. “Op 10 juli 1954 overleed te Leuven, na een langdurige ziekte, gesterkt door de laatste H. Sacramenten en met de Apostolische Zegen ‘In Articulo Mortis’, Eerwaarde Br. Ambrosius De Boeck. Hij werd geboren te Leest op 3 december 1876 en in het klooster geprofest op 8 december 1900. De meeste Paters, Fraters en Broeders van de provincie hebben met hem kennis gemaakt in de sacristie te Leuven waar hij 50 jaar lang koster was. Eén van zijn principes was dat de jonge mannen moesten gedrild worden. En een ander dat alles stipt op wieltjes moest lopen. De vroomheid was bij hem vanzelfsprekend. De toewijding zonder grenzen. Tot het niet meer kon, was hij ’s morgens te 4.30 uur uit de veren. Wat hij zelf voor zijn kerk kon vervaardigen, liet hij door geen ander doen. Hij had een groot gedacht van de armoede en was er trouw aan tot in het kleine. Alleen zichzelf spaarde hij niet. Hij was betrouwbaar als rots, bescheiden en medelijdend. Hij hield niet van omslachtigheid en veel gepraat. Hij was rechtuit en kende geen omwegen. Hij kon kortaf en schertsend een antwoord geven, maar ook als hij iets hards te zeggen had, kon hij de goedheid van zijn hart niet verbergen : de mondplooi en de blik verraadden hem. Broeder Ambrosius werd door iedereen geacht en geëerd. Zowel buiten als binnen het klooster had hij vele vrienden. Voor de Moeder Gods heeft hij een bijzondere verering gehad. Daarvan getuigen niet alleen de reusachtige versieringen die hij voor Haar aanbracht tijdens mei- en okotobermaand, met de onvergetelijke verlichtingen, maar ook zijn trouw in het dagelijks voorbidden van het rozenhoedje. Zijn leven is een voorbeeld geweest van echte religieuze geest en toewijding.”
Franciscus ‘Frans’ De Boeck werd geboren te Leest als tweede zoon en vierde kind van Petrus Joannes (uit Londerzeel) en Maria Theresia Van den Brande (uit Leest). Hij trad in bij de dominicanen te Leuven waar hij als broeder Ambrosius geprofest werd op 8 december 1900. In de sacristie van het Leuvense klooster was hij een halve eeuw koster. Tot hij niet meer kon, was hij ’s morgens te 4.30 uit de veren. Zijn vroomheid was vanzelfsprekend en zijn toewijding zonder grenzen. Ook voor de Moeder Gods had hij een bijzondere verering. Zo bracht hij voor haar grote versieringen aan in de mei- en de oktobermaand en bad hij dagelijks het rozenhoedje voor. Ook armoede stond bij hem hoog in het vaandel. Hij was betrouwbaar, bescheiden en toonde medelijden met velen. Broeder Ambroos werd door iedereen geacht en geëerd en telde veel vrienden zowel buiten als binnen het klooster. Hij overleed te Leuven na een langdurige ziekte en gesterkt door de laatste H. Sacramenten en de Apostolische zegen op 10 juli 1954. (Wilfried Hellemans)
1954 – 1 augustus : Eerste prijs voor Jan De Prins.
Jan De Prins behaalde een eerste prijs in een dressuurwedstrijd te Waver. (“DB”, december 1954)
1954 – September : Oproep van pater René De Laet.
In “De Band” van september deed pater De Laet een oproep “om prentjes, heiligenbeeldekens van alle slag en soort te verkrijgen... U kunt zich niet indenken hoe schooljongens, zelfs grote, in verwondering staan als men een deel prentjes voor hen openlegt. En als ze dan moeten kiezen : de moeite waard om te zien.” Pater Rene De Laet was toen missionaris in Badiya, in het toenmalig Belgisch Congo. (DB, nr.9, 1954)
1954 – September : “Hier de KWB”.
Verslag van Richard Van Praet in “De Band” nr 9 van 1954 : “Aan alle tegenwoordige en toekomstige leden : heil ! Zo gaan we van de ene maand in de andere, deze weer beter dan de andere. Maar wat het weder aangaat, allen even slecht. Ge moogt uw kop niet buiten de deur steken of ge zijt al nat ! Maar kom, of het nu regent of de zon schijnt, we moeten verder ! We staan nu aan de drempel van een nieuw werkjaar in de K.W.B. Ik mag nu wel het één en ander verklappen in het vooruitzicht van een algemeen jaarverslag. Wat de ledenbeweging betreft, we hebben dit jaar een aanwinst geboekt van 14 nieuwe leden. Daartegenover hebben we vier ontslagnamen. Dus onze afdeling groeide aan met 10 man. Niet zo slecht, maar…er kunnen er nog veel bij ! Dus mannen, nemen we dit jaar ieder één lid op ons actief, dan zou dat maken 72+72 = een afdeling van 144 leden. En dat is mogelijk, ook in Leest. We spraken daar hoger van 72 leden. Spijtig genoeg waren die niet altijd aanwezig. De gemiddelde tegenwoordigheid op onze kaartavonden in de winter bedroeg 26 leden. Dat volstaat niet ! We zouden minstens maandelijks een 50 mannen daar moeten tegenwoordig zien. In het nationaal criterium behaalden we de 70ste plaats op over de 800 afdelingen, of de 5de plaats van het Verbond. Wat zijn de vooruitzichten voor het komend werkjaar ? Op 20 oktober de jaarvergadering. Op 27 oktober gezellig onderonsje voor de KWB-families. Er zal eens lekker gesmuld worden en we zullen een gezellige avond doorbrengen. Ook de vrouwen van onze KWB-ers mogen ditmaal hun man eens vergezellen. Ze moeten anders al zoveel alleen thuis blijven. De prijs voor dit feest is vastgesteld op 15 fr. In november beginnen we met onze eerste studiekring, die zal handelen over werkrechtersraden. Niemand van onze afdeling zou dit mogen missen. Die studiekringen zijn altijd zeer nuttig. Dus, beste vrienden, er komt werk op de winkel. Ik hoop dat ge allen vol iever het nieuwe werkjaar zult aanvatten. Richard Van Praet.”
Foto’s en bijvoegsels :
-De uitnodiging van de N.S.B.
-De K. Fanfare ”St.-Cecilia” Leest. Foto uit de Concertwedstrijd te Willebroek.
Aanvullingen en Wijzigingen – Kronieken van Leest.
Vervolg Victor Van Hoof,
de laatste garde van Leest.
Victor Van Hoof was een trouwe supporter van Racing Mechelen en een fervent kaarter en visser. Hij hield ook van reizen. Een auto bezitten in het begin van de vijftiger jaren was geen evidentie. Toen hij nog mecanicien was in de Hanswijk-garage van de familie Zwaan in Mechelen, kon hij een koopje doen en zo een Renault C4 uit 1946 op de kop tikken (het zogenaamde ‘Reneauke’). Een trip naar de Belgische kust of de Ardennen was toen nog een heus avontuur maar dat autootje bracht ons, soms met onverwachte averij, naar in die tijd exotische bestemmingen als Luxemburg, Duitsland, Zwitserland en de Spaanse grens, dit na een bezoek aan Lourdes. Nederland werd verschillende keren per jaar aangedaan. Niet alleen voor het toerisme, maar ook om te smokkelen : boter, kaas, koffie, jenever en sigaretten waren daar veel goedkoper en in Terneuzen gingen we krabben vangen. Een stok, een touw en een reep paardenvlees, meer hadden we niet nodig om die beestjes van tussen de golfbrekers te vissen.
Ook de Efteling in Kaatsheuvel werd verschillende keren bezocht. Op latere leeftijd prefereerden ze, naast Westende, vooral het Spaanse Benidorm.
Victor Van Hoof overleed in zijn slaap te Leest op 26 november 1998.
Hoofdcommissaris en Korpschef F. Buelens schreef in zijn rouwbetuiging :
“Bij de fusie van gemeenten in 1977 was hij blij dat hij in “zijn gemeente” en bij “zijn mensen” mocht blijven. Alzo behield hij als inspecteur een grote zelfstandigheid, ver weg van dat grote politiekorps. Tien jaar lang hebben wij met Victor samengewerkt en hem leren kennen en waarderen als een verdienstelijk en integer politieman, zowel naar zijn collega’s als naar de bevolking toe. Ook al is Victor Van Hoof nu gestorven, hij blijft steeds in onze gedachten.”
De familie ontving talrijke rouwbetuigingen o.a. van Ziekenzorg Leest, van I.P.A. (International Police Association), van Wandelclub De Slak, Voetbalclub S.K.R. Leest, Adjunct Politiecommissaris E. De Baeck, hoofdbrigadier J. Piessens, hoofdbrigadier L. De Buck, van de Dienst Opleiding van de Mechelse politie, hoofdinspecteur G. Herman, W. Magriet van Openbare Werken stad Mechelen, hoofdbrigadier F. Van Loo, Schepen L. Lodewijckx, dokter Matheusen, dokter H. Van Brabandt, de Vriendenkring 8ste Bn-FUS, pater-pastoor Van Aken, stadssecretaris G. Ardies, Burgemeester G.Bervoets en van zijn talrijke vrienden, familieleden en Leestenaars.
Op zijn bidprentje stonden deze representatieve lijnen : “...Bescheiden, minzaam en rechtvaardig, zo hebben we je altijd gekend. Steeds klaar met raad en daad en immer bezorgd voor je kinderen en kleinkinderen...”
Zijn echtgenote Maria “Leonore” Mees was te Blaasveld geboren op 31 maart 1925. Ze zou haar man bijna 12 jaar overleven. Ze overleed te Mechelen op 24 juli 2010.
Zowel Victor als Leonore wilden zo goedkoop mogelijk en zonder franjes begraven worden. De plaat en urn in het columbarium op het kerkhof van Leest van Victor werden reeds in 2014 door de diensten van de stad Mechelen verwijderd. Victor’s naam blijft echter aanwezig op het monument van de oudstrijders van 1940-1945.
Foto’s :
-Voor zijn “Reneauke”.
-Vic en Leonore tijdens een feestmaaltijd.
-Het monument van de oudstrijders van 1940-45.
-Vic, naar een tekening van Georges Herregods.
- Met de kleinkinderen : v.l.n.r. Olivier, Saskia en Jochen Honnay, Oma Leonore, Opa Victor met benjamin Nick Van Hoof, de zusjes Vanessa en Brenda Van Hoof en nichtje Kim Van Hoof.
Wijzigingen - aanvullingen. Vervolg Victor Van Hoof de laatste garde van Leest.
Vervolg Victor Van Hoof,
de laatste garde van Leest.
In 1974 had hij er twintig jaar als veldwachter opzitten en namens het gemeentebestuur ontving hij van burgemeester Frans August Lauwers gelukwensen en een geschenk (zie foto).
In 1985 ontving Victor, als blijk van erkentelijkheid voor bewezen diensten, de Zilveren Palm in de Kroonorde.
Na de fusie kreeg hij de graad van politie-inspecteur en in 1987 ging hij met pensioen na 35 jaar dienst. G.v.M. van 7 april 1987 schreef daarover toen het volgende :
Laatste veldwachter van Leest met pensioen.
"Victor Van Hoof, de laatste veldwachter van Leest, heeft er op 1 april 1987 het bijltje bij neergelegd. En Victor is daar helemaal niet kwaad om. Hij heeft er zowat 35 jaar dienst opzitten. Meteen blijft er nog slechts 1 veldwachter-inspecteur over te Mechelen, nl. in de deelgemeente Muizen.
Inspecteur
Op de vraag of de fusie der gemeenten voor- of nadelig was voor de Leestse deelgemeenschap antwoordt Vic filosofisch : “de fusie is slechts goed geweest voor enkele mensen. De gemeenteraadsleden die meer zitpenningen kregen, en voor mezelf omdat ik benoemd werd tot veldwachter-inspecteur en meteen een flinke salarisverhoging kreeg”.
Victor benadrukt dat Jos Vanroy en de politieoverheid de nieuwe veldwachters-inspecteur zeer goed hebben opgevangen en dat de aanpassing goed is verlopen.
Victor Van Hoof kan terugblikken op een loopbaan zonder veel hoogte- en laagtepunten. Sinds 2 jaar is hij aan het “uitbollen”. Verlof- en ziektedagen werden opgenomen en vorige week heeft hij ook zijn dienstwapen ingeleverd. De definitieve opruststelling zal door Victor niet te letterlijk genomen worden. Als een volleerde doe-het-zelver hebben elektriciteit, waterleiding, metselen en andere klusjes geen geheimen meer, en zijn kinderen zullen dit best kunnen beamen. Ook zijn chalet in Westende zal eens meer opgezocht worden en langs de zijlijnen van het voetbalveld van S.K. en V.V. Leest kan men Victor ook regelmatig tegen het lijf lopen. Muzikale ontspanning vindt Victor bij de Kon. Fanfare Sint-Cecilia waar hij erelid is. Zo te zien hoeft Victor Van Hoof zich geen zorgen te maken om zijn dagen rond te krijgen.”
Camping “Westende”.
Mijn vader heeft zich als ‘garde’ nooit moeten doodwerken maar gerust was hij nooit. Zelfs niet als hij een dagje verlof had genomen, er kon altijd iets gebeuren en hij was de enige politieman op het dorp. Om die reden bouwde hij zich, begin jaren ’60, een kleine chalet in Westende, op een gloednieuw aangelegde camping. Er stonden amper 16 huisjes op de grote wei van de familie Soetaert toen het zijne klaar was en dat werd chalet 17.
Zijn vriend en collega uit Heffen, Staaf Mampaey, kreeg niet toevallig chalet 18 toegewezen. Later opteerden de uitbaters van camping Westende voor de opstelling van stacaravans en zouden de meeste chalets afgebroken worden.
In het kielzog van de twee gardes volgden vele streekgenoten. Men sprak toen niet ten onrechte van Klein-Leest als men het over camping Westende had. Nadat hun “chalekke” afgebroken was betrokken Victor en Leonore een stacaravan in de onmiddellijke buurt van hun vroegere locatie, een ‘occasie’. Toen “Leonore” ze enkele jaren later wilde van de hand doen weigerde de uitbater er ook maar één euro voor te betalen. ‘Ze mocht van geluk spreken dat ze niet moest betalen voor het wegslepen’, aldus uitbater Vleminckx. Aan die caravan mankeerde nochtans niets en welke bestemming hij er uiteindelijk heeft aan gegeven is ons onbekend.
Foto’s :
-In 1974 ontving hij van burgemeester Lauwers Frans August Lauwers gelukwensen en een passend geschenk naar aanleiding van zijn 20 jaar dienst.
-In 1985 ontving Victor, als blijk van erkentelijkheid voor bewezen diensten, de Zilveren Palm in de Kroonorde.
-Camping Westende begin jaren ’60. Eén van de eerste ansichtkaarten van deze camping. Rechts voor zijn chalet staat de garde van Leest met enkele familieleden. Het chaletje links ervan hoorde toe aan zijn collega uit Heffen. De meeste vakantiehuisjes op de foto zijn thans verdwenen en vervangen door luxueuze stacaravans die elke vrije meter van het kampeerterrein hebben ingenomen.
-Vic en Leonore voor hun chaletje in Westende. Onder hun impuls zouden heel wat Leestenaars er hun tweede verblijf vinden, o.a. ook eeuweling Stanne Van den Broeck die daar nog gevierd werd als oudste kampeerder van België.
Wijzigingen - aanvullingen. Vervolg Victor Van Hoof, de laatste garde van Leest.
Aanvullingen en Wijzigingen – Kronieken van Leest.
Vervolg Victor Van Hoof,
de laatste garde van Leest.
Op 1 april 1954 trad Victor in dienst en over wat volgde lieten wij hem zelf aan het woord :
“De eerste dagen voelde ik mij werkelijk als uit een zak geschud en kon zeer moeilijk mijn draai vinden. Doch ik werd op het gemeentehuis door de toenmalige secretaris Bradt zeer goed opgevangen. Ook burgemeester De Prins viel geweldig mee en van deze mensen verkreeg ik alle mogelijke medewerking. Als veldwachter heb ik met drie burgemeesters in de beste verstandhouding samengewerkt. Eerst Pieter De Prins, dan Emiel Verschueren en als laatste August Lauwers. Zonder aan de twee anderen iets te kort te doen, heb ik aan August Lauwers de beste herinneringen. Die viel niet alleen op door zijn werkkracht maar ook door zijn totale inzet, in dienst van de ganse Leestse bevolking ongeacht politieke kleur. Blek of Sus, iedereen was welkom bij hem. Hij had de moed en de ambitie om van Leest een mooie gemeente te maken. Met een minimum aan mogelijkheden heeft hij er het maximum uitgehaald.
Dan volgde in 1977 de fusie met Mechelen. Met vijf veldwachters werden we bij het Mechels politiekorps ingelijfd. We werden er goed opgevangen.
Terugblikkend op mijn loopbaan mag ik stellen dat ik een goede tijd heb gehad. Steeds een goede samenwerking met de overheid en een, op enkele uitzonderingen na, een goede bevolking. Alhoewel men het als enig politieman op een gemeente, soms wel zeer moeilijk heeft. Automatisch wordt men dagelijks geconfronteerd met het wel en wee van de inwoners. Soms met de meest tragische, doch ik heb mij voorgenomen enkel de meest plezierige te onthouden. Zo kreeg ik op een bepaalde dag een vrouw bij mij die haar beklag kwam maken over het wangedrag van haar echtgenoot. Deze sloeg haar, gaf haar geen geld en zo meer. Ondanks alles vernam ik dat ze nog steeds op hem verliefd was. Na haar jeremiade te hebben aanhoord, kon ik haar laten plaats nemen op een stoel. Met de belofte een tas koffie voor haar te laten klaarmaken, kon ik mij even verwijderen en kon ongezien een buurman vragen om haar echtgenoot naar mij te laten komen. Terwijl ze haar koffie opdronk leek ze volledig gekalmeerd. Toen ging de bel, ik opende de deur en wat een toeval, daar stond haar echtgenoot. Ik bereidde hem op de nakende confrontatie voor, doch toen ze elkaar zagen brak de hel los. Ik kon, buiten mijn verwachting, de gemoederen bedaren, ze spraken met mekaar en enkele minuten later vielen ze in elkaars armen. Hij met de belofte nooit meer te drinken en zij zou steeds tijdig het eten klaarmaken. Het mooiste was hun vertrek, zij was te voet gekomen, hij per fiets. Hij nam zijn vrouwtje in zijn armen, plaatste haar vooraan op zijn fiets en zo zijn ze samen naar huis gereden. Ik heb haar nooit meer over de vloer gekregen met klachten over haar man... Zo kan ik nog tientallen herinneringen ophalen...”
Foto’s :
-Op tweede paasdag 1954 trad Vic in dienst als veldwachter onder burgemeester De Prins. Uit die tijd dateert deze foto uit een ons onbekende krant.
-Victor in 1957 met echtgenote Maria “Leonore” Mees en Duitse herder Mirra.
-Ook hier werd de hulp van de garde gevraagd : in een anonieme, niet gedateerde brief, van voor het burgemeesterschap van Gust Lauwers. Wij vonden hem terug in zijn nalatenschap zonder verdere informatie. Een bezorgde inwoner (inwoonster) wilde dat de garde een weduwe waarschuwde voor een dorpsgenoot waarvan de naam onleesbaar is gemaakt.
-De garde van Leest bij de uitoefening van een van zijn taken in 1980.
-Victor werd na de fusie met Mechelen politie-inspecteur.
Wijzigingen - aanvullingen. Vervolg Victor Van Hoof de laatste garde van Leest.
Aanvullingen en Wijzigingen – Kronieken van Leest.
Vervolg Victor Van Hoof,
de laatste garde van Leest.
Op 3 april 1948 huwde hij met Maria “Leonore” Mees uit Blaasveld die hem drie kinderen zou schenken. Zij was de dochter van een volle nicht van zijn moeder. Hun grootvaders waren twee broers. Het was een huwelijk van ‘moetes’ en omwille van hun verwantschap moest er toelating verkregen worden van het bisdom. Die kwam er ook en Leonore, vier maand zwanger mocht haar Victor in haar armen sluiten. Spijts hun verwantschap kon je geen grotere contrasterende persoonlijkheden vinden. Mijn vader rustig, introvert, rationeel en zuinig. Mijn moeder uitbundig, extravert, emotioneel en kwistig. Een ontvlambare cocktail…
Vijftig jaar later, in 1998, vierden ze in zaal “Sint-Cecilia” te Leest hun gouden huwelijksjubileum met een feestmaaltijd. Voor die gelegenheid schreef ik volgend feestgedicht :
Dit is een verhaal uit het leven, zonder pretentie neergeschreven.
In honderd lijnen en zonder te slijmen.
Een halve eeuw geleden en ze hadden een verdomd goeie reden.
Leonore had er haar buikje van vol en Vic’s vrijheid was de tol.
Alles begon een tikkeltje incestueus maar de liefde liet hen geen keus.
Hun moeders waren volle nichten maar tegen al dat hormonengeweld moesten ze zwichten.
Vic en Leonore werden een paar en dit nu al ruim vijftig jaar !
Zij, de pronte dochter van een bakker. Hij, de kleinzoon van de garde, pienter en wakker.
Alhoewel van verre verwant, karakterieel weinig band.
De Van Hoviaanse introvertie met dat vleugje ironie, soms naar cynisme neiging contra de uitbundigheid van de Meesjes zorgde soms voor een temperatuurstijging en andere turbulente wrijving.
Ying en yang verenigd creëert iets geks maar zorgt na elke verzoening voor een portie goeie seks.
Ze was al vier maanden zwanger en ‘t was niet van de Ertveldse zanger.
Leonore liet haar triporteur in de steek en trok naar een andere streek.
In Leest zou ze tieren en weldra met drie pagadders aan hare arm zwieren.
In die tijd waren de koeien nog normaal en ontbrak het woord Aids uit onze taal.
Meneer pastoor dirigeerde de wet en stuurde iedereen op tijd naar bed.
Wat had Bomma toch op hare ziel dat de pastoor van Leest buiten haar biechtgeheim viel.
Ze trok naar Mechelen bij die paters met hun blote voeten waarschijnlijk kreeg ze daar een kleinere boete.
Vic werkte in de garage van Meneer De Baere maar de job van veldwachter leek hem het ware.
Veertien jaren voordien had hij op de schoolbanken slechts d’oude spelling gezien.
Zijn jongste broer schoot hem ter hulp en Victor maalde de 12 andere kandidaten tot pulp.
Als prille garde voelde hij zich als uit een zak geschud maar burgemeester De Prins haalde hem dra uit de put.
Zo ook secretaris Egide Bradt vereffende voor hem het juiste pad.
Dat was niet altijd evident en simpel in een dorp met twee partijen met eigen vlag en wimpel.
Als kinderen vielen wij er altijd tussen, wij waren geen Blekken, wij waren geen Sussen.
Victor fietste het dorp af van noord naar zuid, hier was hij garde, daar speelde hij therapeut.
In 77 kwam de fusie en hoorde hij tot de Mechelse keur en hij werd er veldwachter-inspecteur.
In 87 ging hij met pensioen, na 35 jaar niet zo veel te doen.
En dan hebben we nog gezwegen en dat maakt hem verlegen.
Toen hij in den oorlog, heel integer, als Private Van Hoef motocyclist werd in het Engelse leger.
En voordien zijn tijd als vluchteling en smokkelaar, maar dat leid ons te ver van dit gouden paar.
Beethoven, Mozart noch List, geef den Bompa maar een spelletje whist.
Dat is zijn lang leven, dat is zijn streven.
Als kind kreeg Leonore vaak op haar billen, dan zette ze het op een afgrijselijk gillen.
Soms vluchtte ze holderdebolder naar de zolder en gooide ze zich met haar gat op de val gelukkig, dat maakte de doorgang voor vader Mees veel te smal.
Maar ten einde raad stuurde die brave man haar naar ‘t pensionaat.
Vechten, achter de jongens aanzitten en belleketrek, geen enkele kwajongensstreek was haar te gek.
In den oorlog was bakker Mees allesbehalve content, toen zijn dochter pateekes ging smullen bij concurrent Convent.
De duurste van de streek met echte boter gemaakt. Men moet niet vragen hoe haar dat heeft gesmaakt !
Tijdens de vlucht met paard en wagen, raakte haar koffer vol kogelinslagen.
Met haar broer Louis had ze een speciale band, zelfs bij de jongens was hij haar surveillant.
Goedlachs, ‘t hart op de tong en geef-graag en een immer hongerige maag.
Wie was het ook weer die zei : aan wie niet huilt gaat de moederborst voorbij.
Schetteren en tetteren, kwebbelen en keuvelen, zelfs Tony Corsari zou er bij sneuvelen.
Je kunt er geen speld tussenkrijgen, ze doet niets anders dan woorden aaneenrijgen, alléé ze kan gene minuut zwijgen !
In Blaasveld spreken ze nog van haar, als de krachtpatser met de grote broodkaar.
Ze trapte die enorme triporteur met souplesse en grandeur.
Zodra ze even kan zit ze met een ganse clan.
Sociaal is ze altijd al geweest. Westende noemen ze nu al Klein-Leest.
Het liefst van al zit ze met hare man in hare knusse caravan.
18.262 dagen en evenveel nachten, vooral dat laatste kost krachten en vergt veel van je knoken. Geen probleem, een andere heup is zo gestoken.
Het libido van den Bompa kreeg een nieuw elan en hij voelt zich terug 100 percent man.
Intussen is er al voorzien in ‘t nageslacht. Een elftal staat klaar voor ‘t overnemen van de wacht. Zeven klein-, één achterklein- en drie kinderen en dat zal naar de toekomst toe niet verminderen.
Vic en Leonore, pa en ma, bompa en bomma, zet achter deze periode geen komma.
Leef nog lang gelukkig en gezond, dit wensen u alle aanwezigen hier in ‘t rond.
Het Menu van dit Gouden Huwelijksjubileum van 4 april 1998 bestond uit : koninginnenhapje, tomatensoep, kalkoengebraad met fijne groentjes, kroketten en dessertbuffet.
Foto’s :
-Omdat hun moeders volle nichten waren moesten ze van het bisdom nog toestemming verkrijgen om te huwen.
-Het bruidspaar tijdens hun huwelijksfeest omringd door familieleden. Van l. naar r. : Jan Edward Van Hoof, Sophie De Schoenmaeker, bruidegom Victor, Jeanette Mees, bruid Leonore Mees, Jeanne Van Hoof, Florentien De Schoenmaeker, Albert Tourné, Jan-Baptist Mees en Louis Van Hoof.
-Het gezin Van Hoof-Mees met de kinderen Yvonne (°1950), Marcel (°1948) en Rudi °1954).
-Vic en Leonore 50 jaar getrouwd.
Vervolgt met : Victor trad in dienst op 1 april 1954.
Wijzigingen - aanvullingen. Victor Van Hoof, de laatste garde van Leest.
Aanvullingen en Wijzigingen – Kronieken van Leest.
Victor Van Hoof, de laatste garde van Leest.
1954 – 1 april : Victor Van Hoof verving J.T. Huybrechts als veldwachter te Leest.
Victor Van Hoof volgde Jan Theodoor Huybrechts op als veldwachter te Leest. Victor was op 1 januari 1926 te Leest geboren als zoon van Jan Edward (°Leest 1/8/1896, +Tisselt 6/10/1953) en Florentina “Tien” De Schoenmaeker (°Heffen 14/3/1898, +Mechelen 25/6/1991). Die geboortedatum bezorgde hem veel nadeel vertelde hij vaak : “Ik heb nooit ten volle kunnen genieten van een echte verjaardag, steeds waren er de naweeën van oudejaarsavond en het vieren van nieuwjaar zelf.” Gelukkig voor hem mocht hij op school de lessen volgen met de jongens van 1926, zodat hij eigenlijk wat vooruit was op zijn jaargenoten.
Na de Leestse gemeenteschool liep Vic school te Mechelen in de “Oefenschool onder den toren”, om er onderwijzer te worden. Zover kwam het niet. Op 14-jarige leeftijd hield hij het voor bekeken en ging werken in garage De Baere aan de Leuvensesteenweg te Mechelen (de latere Hanswijk –Renault garage). Het was inmiddels oorlog geworden en de dag dat Victor 18 werd stonden de Duitsers aan de deur. (Noot : zijn oorlogsherinneringen staan in deze Kronieken : einde 1940) Victor werd verplicht te gaan werken in de wapenfabrieken FN te Luik. Na 14 dagen muisde hij er vanonder en hield zich ondergedoken bij landbouwer en schepene Henri Van Den Heuvel in de Hertstraat te Leest, tot en met de bevrijding in september 1944. Hij zou Henri eeuwig dankbaar blijven voor het enorme risico, het gulle onthaal en het zachte strobed. In oktober 1944 bood hij zich aan als oorlogsvrijwilliger en diende tot juni 1946 onder Engels commando in het Duitse bezette gebied (8e Bataljon Fuseliers 3de Cie). Nadien keerde hij terug en hervatte zijn werk in de garage.
Op 3 april 1948 huwde hij met Maria “Leonore” Mees uit Blaasveld.
Toen in 1953 een examen uitgeschreven werd voor veldwachter waagde Victor zijn kans. Zijn grootvader, Isidoor Constant, beoefende de functie van 1900 tot 1924 en ook zijn vader ambieerde die, maar hij moest het afleggen tegen Jan Theodoor Huybrechts, omdat laatstgenoemde oudstrijder was. Begin november 1953 werd hij opgeroepen voor het examen dat werd afgenomen in de raadszaal van het gemeentehuis te Leest. Dit samen met een twaalftal andere kandidaten waaronder nog een drietal Leestenaars. Na enkele weken kreeg hij bericht dat hij geslaagd was, een éénparige gemeenteraad steunde zijn kandidatuur en in maart 1954 volgde zijn benoeming.
Foto’s :
-Het geboortehuis van de laatste garde van het autonome Leest in de Blaasveldstraat.
-Met zijn jeugdvriend Jan Baetens.
-Victor’s grootvader Isidoor Constant Van Hoof was ook garde te Leest van 1900 tot 1924.
-Op 3 april 1948 huwde hij te Blaasveld met Maria “Leonore” Mees. Hier op weg naar de kerk aan de arm van zijn moeder.
"De Band" nr. 9 van 1954 : “Op dit ogenblik zijn er 16 werklozen tewerk gesteld aan de wegeniswerken der gemeente. Ondertussen zijn er nog 10 anderen die bezig zijn de waterlopen aan te ruimen. De betonbaan in de Grote Heide is volledig gegoten, en is al druk in gebruik. En het is nog al een verschil tegen voor enkele maanden. Ook de betonbaan in de Scheerstraat zal rap in orde komen. De opbrekingswerken zijn volledig gedaan, en de betonnering zal spoedig voltooid worden. Daarmee is onze gemeente toch weer enkele betonbanen rijker geworden.”
1954 – 15 januari : Overlijden van Léon Alyda Lauwers.
Die dag overleed Leon Alyda Lauwers, het kindje van de latere en laatsteburgemeester van Leest, Frans August ‘Gust’ Lauwers en van Jeanne Geerts. Een gesprongen appendix werd hem fataal. Leonneke was geboren op 19 juni 1948 en stierf in de Sint-Jozefkliniek te Mechelen. Hij was nog geen 6 jaar oud.
1954 – 7 maart : E. Coeckelberg en J. Huyghe ontvingen de medaille van Weggevoerde. (“DB”, december 1954)
1954 - 15 maart : Karel Leemans verzocht om vernietiging van een voetweg.
Uit een brief van Karel Leemans, Blaasveldstraat 15 Leest naar het gemeentebestuur : “Ik ondergetekende Leemans Karel, Blaasveldstraat 15 Leest, verzoekt U beleefd volgende vraag te willen onderzoeken : of er mogelijkheid bestaat de voetweg nr. 61 te willen vernietigen, gezien deze niet meer in gebruik is, mits een vergoeding van 10 fr per m2. Het zou voor mij van ‘t allergrootste belang zijn daar ik zinnens ben hiervan een weide te maken met afspanning.”
Op 30 juli datzelfde jaar schreef Karel Leemans een nieuwe brief : “Ik ondergetekende Leemans Karel, verzoekt U beleefd uw instemming te willen verlenen tot het verleggen van de voetweg nr 61 langsheen de waterloop van de gemeente. U bij voorbaat mijn innigste dank betuigend en op een gunstig gevolg hopend, bied ik U, geachte Heer Burgemeester en Heren Gemeenteraadsleden, de verzekering mijner bijzondere hoogachting…”
Karel Leemans werd te Leest geboren op 9 september 1920 en hij overleed in het A.Z. Imelda te Bonheiden op 8 november 1996.
1954 – Van 28 tot 31 maart : Retraite voor toekomstige soldaten.
“De militairen van de klas ’55 : Antoon Lauwens, Louis Vloebergh, Frans Verbruggen en Louis Keulemans volgden van 28 tot 31 maart een retraite te Lier. Een goede voorbereiding voor hun legerdienst”. (“DB”, jan.’55)
Foto’s :
-De doodsbrief van Leonneke Lauwers.
-Zijn graf op het kerkhof van Leest.
-De landbouwer uit de Blaasveldstraat Karel Leemans.
-Antoon Lauwens volgde een retraite voor toekomstige soldaten in Lier.
-Zo ook Louis Vloebergh, hier op een foto van 1957 samen met zijn neef Jan.
Dat jaar wijdde ‘De Band’ een artikel aan dokter Stuyck. Het interview werd afgenomen door Jan De Decker :
“Onze ‘portrettengalerij’ zou een grote leemte vertonen, indien we het licht der schrijnwerpers niet lieten vallen op dokter M. Stuyck. Immers, als wij de bedoeling hebben in deze rubriek gekende figuren van Leest te belichten, dan moeten wij hier ook de personen die én door hun beroepsbekwaamheid én door hun persoonlijk voorbeeld de achting van onze burgers genieten, op het podium laten komen. En dit passen wij nu toe op dokter Stuyck. In hem vinden wij een ware katholiek en een man van de daad. Eenvoudig en oprecht, nederig en loyaal, gewetensvol geneesheer en oppasser van zijn zieken : zo is onze dokter. We zijn dan ook eens tot bij hem gegaan op interview. Spijts zijn drukke ambtsbezigheden stond hij ons toch graag te woord bij het vernemen dat het voor De Band was, want dokter Stuyck is één van onze eerste abonnenten en als dusdanig één van onze trouwste lezers. Ook als ontwikkeld man vond hij van het eerste uur interesse en waardering voor ons blad, interesse, waarvan wij tot op heden nog geen spoor hebben gevonden bij sommige andere ontwikkelden van onze gemeente.
Laten wij nu heel eventjes de sluier lichten over zijn leven en werk. Marcel Stuyck werd geboren te Antwerpen op 11 augustus 1900. Ze waren thuis met drieën (een zusje jong gestorven). Een broer is apotheker te Londerzeel en zijn jongste broer is pastoor van de H. Kruis-parochie te Lier. Vader overleed in 1935 en moeder in 1944. Hij studeerde aan het St. Jan Berchmanscollege te Antwerpen, waar hij in 1918 het einddiploma behaalde van Oudere Humaniora. In 1925 behaalde hij het Doctoraat in de Geneeskunde aan de Katholieke Universiteit te Leuven. Te Boechout oefende hij praktijk uit van 1926 tot februari 1932. In 1931 huwde hij mej. Maria Magdalena De Bot, geboren te Mortsel op 25/9/1909. Op 4 maart van dat jaar kwamen zij te Leest wonen. Uit hun echtverbintenis werden geboren : Elza, Hugo, Godelieve, Greta en Walter.
Op de vraag : ‘Is Leest, medisch gezien, goed gelegen ?’ antwoordde de dokter ons : ‘Op medicaal gebied is Leest, mijns inziens, goed gelegen omdat het niet ver verwijderd is van een stad en het knooppunt vormt tussen Heffen, Leest, Kapelle-op-den-Bos, Heike en Battel. Voor een twintigtal jaren was, vanuit dit standpunt gezien, Leest nog interessanter, daar met de jaren de dokterskabinetten zich sterk hebben vermenigvuldigd in andere gemeenten. Daartegenover staat dan dat de evolutie der geneeskunde en de mentaliteit van de zieken het aantal prestaties ook sterk hebben doen toenemen’. ‘Wat denkt u over de mentaliteit van de zieken, dokter ?’ ‘De mensen uit onze streek komen zeker vroeger naar de dokter dan voor twintig jaar terug : en dat is maar goed ook. Dat bespaart ons vele op voorhand-verknoeide gevallen. Wat ze echter nog niet goed begrijpen is het verschil tussen genezingen en half-genezingen. Er is bij een ziekte ook een periode van herstel welke ook dient verzorgd te worden. Wanneer er ergens een bom ingeslagen is, dient er opgeruimd en opgebouwd te worden. Een ander verschijnsel waar ik zou willen op wijzen is het teloorgaan van het begrip ‘huisdokter’ dat ook op onze buiten met meer familiale geest begint door te dringen. De huisdokter zou de raadgever moeten zijn van de familie in alles wat het domein van de gezondheid beslaat en hij zou eventueel de zieken volgens zijn oordeel naar de verschillende specialisten moeten kunnen verwijzen, zoals dat het geval is in Nederland bijvoorbeeld’. ‘Zijn er volgens u nog ongezonde woningen te Leest ?’ ‘Op de buitenwijken niet zozeer ; in het Dorp zijn er wel een paar die zouden mogen verdwijnen.’ ‘Welke zijn zoal uw beste herinneringen aan Leest ?’ ‘Eerlijk gezegd : ik heb er niet veel en zij worden nog bepaald door mijn vredige familiekring en door het genot van sommige genezingen.’ ‘Werd u reeds gedecoreerd dokter ?’ ‘Decoraties in België ontvangen is geen eer ! Ik heb er nooit om gevraagd en heb er ook nooit moeten weigeren, want ik ben van princiep dat, zolang de staat België ons Vlaams recht miskent, hij geen eremerken aan zijn Vlaamse onderdanen heeft toe te kennen.’ ‘Soldaat geweest, ja ?’ ‘Na het beëindigen van mijn studies in 1925, heb ik de school gevolgd voor reserveofficier van de Gezondheidsdienst te Leopoldsburg. Daarna deed ik ’n stage in het Krijgsgasthuis te Antwerpen. In ’39 maakte ik de achtiendaagse veldtocht mee en eindigde deze als bevelhebber van een hospitaaltrein. In juni ’40 vervoegde ik terug mijn haardstede.’ ‘Alhoewel u een auto hebt, dokter, zien wij toch dat u voor uw bezoeken de fiets verkiest. Mogen wij vragen waarom ?’ ‘Wel, de fiets dwingt ons nog wat aan sport te doen en houdt ons fit. De fiets is een ontspanning en kan dienen om er rustig op na te denken en om eens rond te kijken naar het natuurschoon. Daarbij komt nog dat de fiets dichter bij het volk staat en dat autorijden een aanhoudende spanning van de aandacht vraagt.’ ‘Mogen wij uw gedacht over De Band kennen ?’ ‘Het is waarlijk een zeer interessant boekje. Het is veel degelijker en dynamischer dan zijn zusterbladen uit andere gemeenten. De Band is voorzeker een documentaire film over onze gemeente en zal zeker het beoogde doel bereiken.’ Zo was dan ons interview afgelopen : wij hadden nog meer vragen willen stellen want een interview is niet zo vlug volledig dan men misschien wel denkt. Maar een telefoontje riep de dokter bij een zware zieke. En als het daarom gaat valt alles bij dokter Stuyck, zoals het overigens een gewetensvol geneesheer past. Op ’n gemoedelijke wijze heeft de dokter ons enkele feiten en gegevens uit zijn levensloop en werk verhaald : eenvoudig, zoals gans zijn houding en levenswijze eenvoudig blijft. Daarachter verheft zich, hoog als een toren, zijn voorbeeld als geneesheer, katholiek, burger en huisvader. Daarom is hij onze achting en waardering volkomen waardig. Jan De Decker.”
Meer over dokter Marcel Stuyck in deze Kronieken bij zijn tragisch overlijden op 24/12/1962.
Foto’s :
-Jan De Decker, de stuwende kracht achter De Band sprak met dokter Stuyck.
-Dokter Marcel Stuyck.
-Zijn woning in de Dorpstraat naast het Sint-Jozefkapelletje.
“Als bekroning van de Mariamissie in 1954 werden in de kerk heel wat huiskapellen gewijd (type “Belgium Mariae”) en nadien aan de huisgevels opgehangen. Een enkele hangt er nog.”(Wilfried Hellemans, 2003 – “Negen eeuwen Sint-Niklaasparochie”) Dat jaar veranderde het straatbeeld in Leest. Ontelbare huizen kregen een kapelletje aan hun gevel. Een van de laatsten vonden we terug in het dorp (zie foto).
1954 – Het K.W.B.-Bestuur.
Het bestuur van de KWB zag er toen als volgt uit : Voorzitter : Louis Solie, ondervoorzitter : Juul Geens, secretaris : Louis Verbruggen, verslaggever : Richard Van Praet en schatbewaarder : Edward Coeckelbergh.
1954 – De Boerenjeugdbond (B.J.B.) :
Voorzitter : Juul De Smet, Proost : E.H. De Decker, schrijver : Frans Van Linden. Ruitercommandant : Jan De Prins. Turnverantwoordelijke : Jozef Vloeberghen. Technisch leider : Clement De Rooster, verslaggever : Marcel Diddens. Overige bestuursleden : August Peeters en Joris Verbruggen. Deze vereniging werd gesticht in de jaren 1935 – 38. De ledenverdeling zag er als volgt uit : 12 leden waarvan de vader arbeider was, 5 leden arbeiders maar met een vader landbouwer, 32 leden landbouwers evenals hun vaders, 7 leden liepen landbouwschool.
1954 – Kort jaarverslag van de B.J.B.
“Zoals u weet zijn we nu aan het einde van ons werkjaar gekomen, bij zulke gelegenheid past het dan ook dat we eens een kort gewetensonderzoek doen. En rechtuit gezegd, we mogen met een rechtmatige fierheid terugblikken op een zeer degelijke werking. Er gingen ongeveer 15 B.J.B.-ers voor drie dagen op retraite. De recollecties werden tamelijk goed bijgewoond. Onze toneelavond kende zoals op andere jaren veel bijval en belangstelling. In het voorjaar hebben we allen te zamen met onze B.J.B.-zusters onze doopgeloften hernieuwd. Ook op technisch vlak bleven we niet ten achter. Er werd een cursus ingericht door het Gewest over “Veebeoordeling” en nog tal van lessen over land- en tuinbouw werden gegeven op onze maandelijkse vergaderingen. Ook een proefveld op mais werd aangelegd. Dat we op gebied van cultuur, voornaamheid en sociaal-zijn er op vooruitgegaan zijn, hebben we in de eerste plaats te danken aan onze stijlvolle algemene vergaderingen, waarop telkens lessen over die onderwerpen gegeven werden. Op de Culturele jeugddag te Hombeek stond Leest zeker aan de spits. Wij hadden zelfs een B.J.B.-muziekfanfare. Op het Gewestelijk Zomerfeest van Mechelen Noord en Zuid, behaalden we de vierde prijs. Een hoogtepunt in dit werkjaar was wel het Ruitersfeest. Het was echt jammer dat het slechte weder daar stokken in de wielen is komen steken. Daarmee kon dan ook heel het programma niet uitgevoerd worden, doch zij die er geweest zijn kunnen getuigen dat de ruitersport een schone sport is, één die volledig aangepast is aan onze buiten- en boerenjeugd. Onze Kommandant Jan De Prins heeft te O. L. Vrouw Waver een eerste schaal gereden in individuele dressuur. Dat zijn de bewijzen dat hij een zeer bekwaam kommandant is. Ik denk hier ook nog terug aan onze Lourdesactie die, zoals ge weet, zeer goed geslaagd is. Deze maand zullen de drie afgevaardigden samen met leden van de Boerengilde vertrekken naar Lourdes. Deze afgevaardigden zijn : Juul De Smet, Marcel Diddens en Jaak Van Nobelen. Wij zullen onze B.J.B. gaan vertegenwoordigen en bidden niet alleen voor de B.J.B., maar voor de ganse parochie. Ook zullen we eens speciaal bidden voor U, soldaten, opdat jullie mogen trouw blijven aan Uw sterk en fier en mannelijk Geloof, de enige houvast voor een soldaat. “Ik zeg U geen vaarwel, mijn broer, dra zien we elkander weer !” J. De Smet.” (“DB”, nr 9)
1954 - De Boerinnenjeugdbond (B.J.B.-Meisjes).
Voorzitster : Leonie De Smet, Proost : pastoor Coosemans. Ontspanningsleidster en schrijfster : Mariette Coekelberg. Hoofdmeisje van “Jong-BJB” : Leonie Muysoms. Lesgeefster : Mariette De Prins. Overige bestuursleden : Georgette Daelemans, Jozefine Diddens, Augusta Polfliet, Maria Verbruggen, Louisa Vloebergh. Stichting : 1928. Leden : 39. Ledenverdeling : 27 waarvan vader landbouwer was (4 liepen school, 4 gingen uit werken), 12 leden waarvan vader arbeider was (3 liepen school en 4 werkten). (DB,1954)
1954 - De Boerinnengilde (de latere KVLV).
Had in 1954 175 leden. Proost was pastoor Coosemans en voorzitster-schrijfster : Maria Rheinhard. Wijkmeesteressen : L. Selleslagh-Verbergt uit de Bist, C. Brugghemans Alemstraat, S. Vloeberghen-De Maeyer Kleine Heide, M. Absillis Blaasveldstr., J. Peeters-Lamberts Tisseltbaan, P. Huysmans-De Hondt Elleboogstraat, P. Verbruggen-Van Boxem Tiendeschuurstraat, M. Diddens-Vloeberghen Dorpsstraat, M. Piessens-Robijns Dorpsstraat, M. Van Beveren-Busschot Scheerstraat, A. Hellemans-Scheers Dorp, M. Keulemans-Rochtus Kouter en J. De Rooster-Somers Oude Leestse Battel. (DB,1954)
Foto’s :
-Eén van de laatste kapelletjes vonden we terug in het dorp.
-KWB-Voorzitter Louis Solie.
-BJB-Voorzitter Juul De Smet.
-Marcel Diddens en Jaak Van Nobelen mochten, als afgevaardigde van de B.J.B. mee naar Lourdes.
1952 – Zaterdag 24 mei : Gouden huwelijksjubileum Frans Lamberts- Ludovica Verbruggen.
Frans ‘Sooi’ Lamberts was te Tisselt geboren op 13 december 1870 en hij overleed te Leest op 13 februari 1953. Ludovica Verbruggen was te Leest geboren op 29 mei 1877 en overleed er op 25 mei 1957. Het echtpaar kreeg 15 kinderen waarvan er 5 heel jong overleden.
Uit het gedachtenisprentje van Sooi Lamberts :
“…Nog maar een goed jaar geleden heerste er feest en vreugde. Een krasse ouderling, tussen zijn schone familie, diep gelukkig en dankbaar voor die vijftig jaar huwelijk geluk. Nu, de ganse familie neergeknield rond zijn sterfbed. Geen feestvierend goud meer, maar somber zwart. Geen vreugde, maar droefheid om het heengaan van iemand die hun allen dierbaar is. En toch, hoe schoon is het heengaan van iemand die Christus’woorden aan het Kruis tot de zijne kan maken : ‘Alles is volbracht.’ Ja, hij heeft zijn taak volbracht, en gelukkig hij die bij het wisselen der seizoenen het oog onafgewend gericht houdt op de kim, en met vaste voet de weg aflegt die, langs Gods geboden, loopt naar het Beloofde Land. ‘In ’t dorp en op ’t gehucht waar hij is gebleven voor ieder een wijze en trouwe vriend, wordt door elkeen gezegd, een vrome ging naar God, - hij trok de voor van ’t leven als door zijn akker : recht !’ (Priester-dichter J. De Voght) Beminde echtgenote, samen hebben we lang en gelukkig geleefd, samen ons rozenhoedje gebeden, samen hard gewerkt. Laten we de Heer danken voor al het goede dat we ondervonden hebben. En gij, mijn kinderen, familieleden en vrienden, spreekt voor mij ten beste bij den Heer.”
Uit het doodsprentje van Ludovica Verbruggen :
“In de kalmte van een gerust geweten vond zij voldoening voor volbrachte plicht en sterkte om ook beproevingen verduldig te dragen. Om haar goed en mild karakter, om haar hartelijk en minzaam optreden, om haar dankbaar hart, won zij de genegenheid van allen die haar kenden. Voor haar was levenswet het woord van het heilig Schrift : ‘Alles geschiede in kristelijke liefde’. En zo was haar liefde er een die nooit zichzelve zocht, die zich niet liet verbitteren, die steeds bereid was om alle onrecht te vergeven en te vergeten. Tot hun laatste levensdagen zullen haar kinderen de schone voorbeelden aanhalen van haar, aan wie zij het levensgeluk en de begrippen van het kristelijk leven te danken hebben. Dierbare kinderen, kleinkinderen en familieleden, mijn taak hier op deze wereld is volbracht, ik ga naar vader en te samen met onze vijf engeltjes zullen wij voor U allen ten beste spreken. Bewaart in uwe harten de vrees voor de Heer en bidt dagelijks uw rozenhoedje zoals wij U steeds hebben voorgedaan…”
1952 – 12 juni : Meester De Leers schreef naar de Burgemeester.
“Mijnheer de Burgemeester, Ik heb de eer en het genoegen Ued. mede te delen dat er een schoolreis zal gedaan worden met de leerlingen van onze school op Maandag 16e juni 1952, en dat te dezer gelegenheid de school zal gesloten zijn.
Mag ik Ued. vragen wat er besloten is geworden voor de landbouwoptelling ? Het is meer dan tijd dat daarmede een aanvang genomen wordt.
De borden van de vierde klas zijn totaal versleten. De Heer Inspecteur heeft mij gelast om Ued. te vragen om zo haast mogelijk nieuwe borden voor die klas aan te schaffen.
Aanvaard, Mijnheer de Burgemeester, de verzekering mijner nederige en oprechte gevoelens.
J. De Leers, schoolhoofd Gementelijke Jongensschool, Scheerstraat, nr. 1 Leest.”
1952 – 5 oktober : Overlijden van Maria Theresia POTOMS, zuster Agnes.
Maria Potoms werd te Leest geboren op 19 april 1896 en ze deed haar intrede bij de Gasthuiszusters-Augustinessen te Mechelen op 21 oktober 1919 alwaar ze, samen met haar oudere zuster Clementine Potoms (zuster Alberta) aldaar op 8 augustus 1921 geprofest werd. Ze werd er zuster Agnes.
In ‘De Band’ van augustus 1957 schreef haar zuster Clementine Potoms (zuster Alberta) : “Mijn zuster en ik hebben op dezelfde dag onze geloften uitgesproken in het klooster der Gasthuiszusters-Augustinessen te Mechelen : zuster Agnes haar tijdelijke geloften voor drie jaar, zuster Alberta haar eeuwige geloften. Dit was een onvergetelijke dag en wij hebben ‘God zij dank’ gezegd voor de grote genade van onze kloosterroeping. Zuster Agnes is altijd werkzaam geweest in het Godshuis te O.L.V.-Waver alwaar zij in oktober 1952 overleden is. In de jaren 1921-22 werden in ’t Gasthuis lessen gegeven voor ziekenverpleegsters. Verschillende zusters hebben deze lessen gevolgd en dan heb ik ook mijn diploma behaald. Van toen af ben ik bij de ziekendienst gekomen in ’t Gasthuis, waar ik gedurende 25 jaar zieke mannen en vrouwen, ouderlingen en geopereerden heb verzorgd. In 1947 werd ik overgeplaatst naar de St-Romboutskliniek, waar ik nog steeds m’n ambt van Gasthuiszuster-ziekenverpleegster uitoefen. De laatste jaren is er ook veel vooruitgang gemaakt in de ziekendienst ; om dit schone beroep uit te oefenen is er steeds een diploma vereist. Daarom kan men tegenwoordig in de O.L.Vrouwschool, bestuurd door de Gasthuiszusters van Mechelen, lessen volgen van ziekenverpleegster of ziekenoppaster. Jonge juffrouwen die een schoon ideaal willen nastreven en roeping gevoelen voor Gasthuiszuster of zij die verlangen verpleegster of ziekenoppaster te worden, zijn ook altijd welkom in het Gasthuis. Juffrouw Jeanne Lauwens bezorgde mij regelmatig DE BAND en ‘k was telkens blij wat nieuws uit Leest te vernemen. Want mijn geboortedorp is mij nog altijd duurbaar ! Zr Alberta.-“
Maria Potoms, zuster Agnes, overleed op 5 oktober 1952 in het Gesticht der H. Familie te O.L.Vr. Waver : “Zij stond vast in ware ootmoed, zij leefde in eenvoudige gehoorzaamheid, zij wandelde in liefde en geduld ; en daarom ging zij dagelijks in het geestelijke vooruit, en verwierf zij hoge gunst bij God.” (Uit haar gedachtgenisprentje)
Foto’s :
-De familie Lamberts-Verbruggen in 1952 bij hun gouden huwelijksjubileum. Boven : Pelagie (‘Pelle’), Josephina (‘Fien’), Jef, Hendrika (‘Jet’), Jaak, Karel, Maria en Roza. Onder : Leontine, vader Sooi, moeder Ludovica Verbruggen en Emiel. (Foto : Mia Lamberts)
-De enveloppe die hoorde bij de brief van meester De Leers voor burgemeester De Prins.
1950 wordt definitief afgesloten met enkele foto’s waarvan we de exacte datum niet hebben kunnen achterhalen maar die we te mooi vinden om niet te publiceren en met dank aan Hugo en Bart Lauwens.
1950 – Dorpsfiguren van Leest.
(datum niet exact, situeren tussen 1950 en 1955) Van links naar rechts : Jozef “Jef” Scheers (°27/8/1931, +18/10/1972). Hij woonde in de Kleine Heide. Jan Frans Piessens (°3/12/1882, 17/10/1956) beter bekend als “den Blokmaker”, Frans Albert De Prins (“Biere van Pier Prins) °8/5/1932, +7/1/1991).
1950 – Klasfoto MEISJESSCHOOL.
Boven : Louisa Diddens, Jacqueline Van Nobelen, Suzanne Leemans, Godelieve Lamberts, Yvonne Jacobs, onbekend.
Midden : Roza Somers, Yvonne Gobien, Roza De Maeyer, Leontine Geens, Julia Van den Brande, Lea Peeters.
Onder : Jacqueline Van den Avont, Greta Vloebergh, Paula Van de Venne, Louisa De Bruyn, Maria Lamberts, Godelieve Bradt, Francine De Prins, Alice De Borger en Roza Verwerft.
1950 – Het interieur en klanten van café SINT – CECILIA Dorpstraat.
Paulinne (“Peit Linne”) De Smedt (°Leest 22/2/1882,+Leest 26/12/1959) vaste kokkin en moeder van Frans Huybrechts de uitbater van het café. Frans Van der Taelen senior (°Willebroek 22/8/1882, +Leest 5/4/1954), Frans Van der Taelen junior (°Leest 21/4/1908, +Mechelen 12/4/1983). Alfons Verrijken (°Muizen 21/2/1895, +Mechelen 12/4/1959). Leopold De Bruyn (°Bornem 30/1/1879,+Mechelen 29/1/1956) schoonvader van Frans Huybrechts en vader van Jeanne De Bruyn, uitbaatster van het café.
1950 – Feestende Leestenaars.
V.l.n.r. : Jan Piessens (°Leest 13/10/1919,+Mechelen 30/10/1994), Angéle Van den Bergh (echtgenote van Frans Piessens), Octavie Maes, (echtgenote van Jan Piessens), Angéle Van Praet (°Leest 22/7/1916, +Mechelen 15/10/2000), Frans Piessens (°Leest 10/9/1917, +Mechelen 4/1/1978), Pol Piessens (°Leest 28/3/1916, +Mechelen 14/7/1980).
1950 – Toneel van B.J.B. Leest.
Verdere gegevens ontbreken.
Foto’s :
-Dorpsfiguren van Leest.
-Klasfoto van de meisjesschool in 1950.
-Het interieur en klanten van café Sint Cecilia in de Dorpstraat.
10. Clinckart en zoon, Lage weg, Hoboken, schaliedekkers.
Bouwvergunningen :
11. Van der Auwera Frans, Blaasveldstraat, architect Bradt Egied, kouter 4 bis Leest, aannemer.
12. Van den Heuvel Constant, Rennecauter Leest, architect, aannemer Cuypers Pieter, Pikkerie Hombeek en schrijnwerker de eigenaar zelf.
13. Nuytkens Alfons, Tisseltbaan Leest, aannemer Vloebergh Gebroeders, Dorp te Leest, architect Van de Vondel Mechelsesteenweg te Blaasveld.
14. De Smedt Albert, Kouter te Leest, architect Bradt Eg. Kouter 4 bis Leest. Aannemers Vloebergh Gebroeders, Dorp Leest en Teughels Jan, Brusselse steenweg te Mechelen voor de schrijnwerkerij.
15. Van Cauter, Kapellebaan nr 1 te Leest, architect Van de Vondel, Mechelse steenweg te Blaasveld, aannemer.
16. Parochiale werken der Dekenij Mechelen Zuid architect : Van Steenbergen te Beerse, aannemers Vloebergh gebroeders, Dorp te Leest en Teughels Theofoor, Dorp te Leest voor de schrijnwerkerij.
Veranderingswerken :
17. De Belser Frans, Dorp te Leest, aannemers Vloebergh Gebr. Dorp te Leest.
18. Piessens Frans, Dorp te Leest, aannemers Vloebergh Gebr, Dorp te Leest en Teughels Th. Dorp te Leest, schrijnwerker.
1951 – 11 en 18 maart : “Rust Roest” bracht “Passiebloemen”.
“Verleden zondag voerde “Rust Roest” de gunstig gekende toneelkring, het passiespel op : “Passiebloemen” door E.P. Hilarion Thans. De Eerw. schrijver heeft er voor gezorgd dat het geen bloot lijden was, maar legde het verhaal van het lijden van O. H. in verschillende monden. Vandaar dat de aantrekkelijkheid van het stuk merkelijk verhoogd wordt. De spelers en speelsters hebben allen voortreffelijk hun moeilijke taak volbracht. Er was spanning tot het laatste ogenblik. Hoogtepunten waren zeker de kruisdraging van Jezus en de ontmoeting met zijn H. Moeder. Veronica die haar hoofddoek kwam tonen, en het machtig slottafereel, dat ons denken doet aan de machtige scenes uit het Mariaspel te Halle. De kostumes waren schitterend en het lichtspel droeg machtig veel bij om het geheel in een kleur te zetten die nodig was, om de verschillende taferelen de nodige atmosfeer te geven. De koren, door enkele juffrouwen buitengewoon goed gezongen, stelde de toeschouwers al dadelijk in de vereiste stemming, om het stuk met de nodige gesteltenis te volgen. Een vertoning op heel de lijn waarop “Rust Roest” terecht fier mag gaan. Allen waren uiterst voldaan over deze buitengewoon geslaagde opvoering. Zondag 18 Maart hebben de liefhebbers van goed toneel nog een gelegenheid dit prachtige drama aller tijden te komen zien in de zaal “De Rozelaar” bij Teughels, te 6.30 u.” (Mediasprokkels in “Rust Roest Leest Ontmaskerd” van Guido Hellemans)
1951 – 31 maart : Barre winter.
De winter 50-51 heeft een gemiddelde temperatuur van -14°C gekend. Zelfs scheepvaart op de Schelde heeft stilgelegen. (KH-GvM)
1951 – 21 april : Leestse fanfares vierden mee in Hombeek.
De benoeming Koninklijk van de fanfare De Vrolijke Vrienden uit Hombeek werd gevierd in de zaal Alhambra op 22 april. Deelnemers waren Willen is Kunnen uit Zemst-Laar, St.-Cecilia uit Leest, St.-Cecilia uit Hombeek-plein, Arbeid Adelt uit Leest en St.-Martinus uit Hombeek-dorp. (KH-GvM)
1951 - 9 juni : Attest Gewapende Weerstander voor Jaak Eduard Coeckelbergh.
“De hoedanigheid van Gewapende Weerstander is toegekend aan : Mijnheer COECKELBERGH Jaak Eduard. Geboren te Leest de 30 november 1912 Door de 14de Herzieningscommussie van Brussel in datum van 9 juni 1951 bij toepassing van artikel 1, van het wetsbesluit van 19 september 1945, houdende vaststelling van het Statuut van de Gewapende Weerstand. Belanghebbende is aangesloten bij de Groepering B.N.B. De bij de Weerstand doorgebrachte tijd is van 1-3-44 tot 17-11-44, zijnde 9 maand, afgerond tot de hogere maand. Te Brussel, den 1 april 1955, voor de Minister van Landsverdediging, (getekend) Kolonel De Ridder, Hoofd van de Dienst van de Weerstand.”
Foto’s en documenten :
-Afgeleverde “leurkaarten”…
-De leurderskaart van Maria “Nieke” Janssens.
-Op de achtergrond haar frituur, op de voorgrond Hilda en Magda Van Steen in 1932. (Foto : archief Gerda De Laet)
-Het attest van de hoedanigheid van Gewapende Weerstander van Jaak Eduard Coeckelbergh.
Wijzigingen - aanvullingen. - Stany De Decker onderpastoor
Vervolg Kronieken van Leest.
1950 – 25 oktober : Stany DE DECKER werd onderpastoor te Leest.
Hij verving onderpastoor Leo De Schutter. Constantinus “Stany” Maria Florentinus De Decker was te Duffel geboren op 18 oktober 1924 en op 23 juli 1950 te Mechelen tot priester gewijd. Leest was zijn eerste benoeming, hij werd er onderpastoor op 25 oktober 1950. Tot 1955 bleef hij onderpastoor te Leest waarna hij (op 31 december) dezelfde functie waarnam te Mechelen-Coloma tot 1967. Te Leest doopte hij 44 kinderen en zegende hij één huwelljk in.
Zijn vertrek te Leest werd als een serieus verlies ervaren, zowel door de parochianen als door de pastoor. Tot twee jaar na zijn vertrek werd er in het decanaal verslag nog over hem geschreven. In 1956 : “Nood aan een goede onderpastoor. Het vertrek van de vorige is een groot verlies voor de werken en de geest van de parochie”. En in 1957 : “Vertrek van E.H. De Decker heeft veel jeugdwerken geremd.” Wie hem tegenkwam, ontmoette een opgewekte, lachende persoonlijkheid. Na zijn werk in Coloma werd hij op 15 juli 1967 pastoor te Elewijt. Zijn laatste functie was die van secretaris van het aartsbisdom (28-2-1973). Zijn zilveren priesterjubileum vierde hij weer in Elewijt (1975).
In 1956 schreef hij naar “De Band” : “Herinneringen aan Leest zijn er bij de vleet ! Mijn beste herinnering in het algemeen is de volledige medewerking van al de Leestenaren voor het goede. Steeds bereidwillig, behulpzaam, joviaal en meewerkend, niet alleen op gebied van de organisaties maar op heel het parochiaal plan. Ik heb de B.J.B.-ruiters weten beginnen. – Stichting van De Band. – Herstichting van het Davidsfonds. – Stichting van Vrijheid en Democratie. – Definitieve oprichting van Chiro-muziekkapel. Bouw van de parochiezaal en vernieuwing der lokalen ; bouw van de kapel van O.L.V van Fatima ; schildering van de kerk ; Missie in 1953 en Mariamissie in 1955 ; jubileum van beide B.J.B.-afdelingen in 1952. Mijn huidige parochie : 5.300 inwoners. Als stadsparochie zeer goed met flinke organisaties en echte lekenapostelen. De jaren die ik in Leest doorgebracht heb zal ik nooit vergeten. St. De Decker.” Stany speelde viool en was vooral bij de Leestse Chiro zeer populair. Zijn populariteit was zo groot dat de Leestenaars hem in 1968 een gift van 16.145 frank overhandigden als bijdrage voor herstelling van zijn kerk te Elewijt, hij was toen reeds vele jaren uit Leest weg.
Hij overleed op 20 mei 1994 als titularis-kanunnik in het Sint-Norbertusziekenhuis van zijn geboortedorp. “Stany had een groot hart, zijn hele leven lang. Zijn hart sprak voor iedereen, zelfs in die mate dat zijn hart het sneller dan verwacht begeven heeft. ‘Jezelf geven voor de anderen’, dat was de rode draad in heel zijn leven, steeds het positieve zien in de wereld romdom hem, zijn eigen lief en leed was voor hem niet de hoofdzaak. Als jonge priester te Leest en Coloma heeft hij zich steeds volledig in de parochiale werking gestort. Zieken en jeugd genoten zijn speciale aandacht. Zieken konden steeds rekenen op zijn optimisme, zelfs dat korte praatje gaf hen een andere kijk op het leven. De jeugdbeweging had een speciale plaats in zijn hart, meedoen met de jeugd, dat was zijn kenspreuk. Als parochiepriester van Elewijt werd het pas echt duidelijk hoe groot zijn inzet was voor de parochie. Gestoeld op een diep kristelijke overtuiging gaf hij richting aan het parochiale leven, zijn werkzaamheid in het verenigingsleven, het opknapwerk in de kerk…weinig woorden waarachter vele daden schuil gaan. Iedereen herinnert zich nog het feestelijk gebeuren toen hij als pastoor afscheid nam van zijn geliefde parochie ; jaren later werd hij gevierd naar aanleiding van 25 jaar priester in Elewijt. Deze gebeurtenissen waren slechts het topje van de ijsberg voor de waardering die hij genoot. Zijn promotie naar een functie met zware verantwoordelijkheden in het bisdom, gevolgd door zijn benoeming tot kanunnik, geven aan dat de kerkelijke overheid overtuigd was dat zijn diep menselijke inzet een waarde had voor de gehele kristelijke gemeenschap van het Aartsbisdom Mechelen-Brussel. Bescheidenheid heeft hem hierin steeds gesierd…Inzet en verantwoordelijkheid nemen vond hij het belangrijkste. Als familie denken wij met plezier terug aan de vele familiale bijeenkomsten; hij was er altijd, hij zocht zijn familie op, hij was een grote steun voor zijn moeder, hij deed met alles mee, zijn humor werkte aanstekelijk, voor iedereen van groot tot klein. Zelfs als hij wat zieker werd was de interesse voor zijn kleine neefjes en nichtjes groter dan voor zijn eigen leed. Dankbaarheid is het enkele woord, de rode draad voor ons allen die je kenden; we kunnen niet teruggeven wat jij ons gaf. Dank je, Stany.” (Warme woorden uit zijn gedachtenisprentje) (“De Sint-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans en “DB”, nr.8, 1968) Zie ook in deze Kronieken: 20/5/1994.
1950 – 3 november : Opening van de nieuwe bewaarschool en huishoudschool. (DB-1956)
1950 – 17 december : Moeders gehuldigd door de “Bond der Kroostrijke Gezinnen”.
De “Bond der Kroostrijke Gezinnen” huldigde de moeders met tien en meer kinderen. De viering begon met een mis en ’s namiddags vond de feestzitting plaats in “de Rooselaer”. De moeders ontvingen een prachtige herinneringsmedaille van de Bond. Die werd hun overhandigd door de pastoor en de burgemeester. De feestrede werd gehouden door de heer Slaets, gewestelijk afgevaardigde. De meisjesschool droeg stukjes voor waarin de “moeder” centraal stond en Jan De Decker las een fragment voor van Ernest Claes : “Oorlogsnovellen : van een schamel moederke”. Na een kort woordje van de pastoor en secretaris Alfons Hellemans werden de aanwezige moeders en vaders op een koekenfeest vergast. (DB-1956)
1950 – 24 december : Vernieuwing van het dak van kerk en pastorij.
Bij openbare aanbesteding werden de werken toegewezen aan de heer Clinckart uit Hoboken voor de som van 243.539 fr maar gedurende de uitvoering werd deze som verhoogd tot ongeveer 250.000fr. (DB-1956)
1950 – 31 december : Bevolking.
Op 31 december 1950 telde Leest 1871 inwoners.
Foto’s : -Herinnering aan zijn handoplegging. -Stany als jonge onderpastoor. -Met pastoor Coosemans. -Op oudere leeftijd. -Tijdens zijn periode in Elewijt.
Monseigneur Van Eynde wijdt de drie nieuwe klokken in. De grote klok weegt 969 kg en geeft als toon FA. Zij draagt volgend opschrift : “Pace reduce campanis restitutis, Nicolai voce Deo gratulantur cives”.(Nu de vrede teruggekeerd is en de klokken teruggegeven, danken de burgers God door de stem van St Niklaas).Haar naam : Niklaas.
De kleine klok heeft als naam Jozef en weegt 325 kg, geeft als toon DO en draagt volgende opschriften : “Sanctus Joseph Patriae principalis Patronu ac secunderius paroeciae O.P.N.” “-Quotidiano pulsu ad Superna evoacre mihi est Josepho.-Leest 1950.” (Heilige Jozef, voornaamste patroon van het vaderland en tweede patroon van onze parochie, bid voor ons. Het is aan mij, Jozef, gegeven, de mensen tot het hogere op te roepen door mijn dagelijks gelui. Leest 1950) Peter : burgemeester Pieter De Prins, meter : Mevr. Julie De Laet-Meuldermans.
Deze twee klokken zijn ter vervanging van de twee weggenomen tijdens de Tweede Wereldoorlog en die hadden een gewicht van 928 en 234 kg. De middenklok was niet weggenomen maar gebarsten en stemde door haar toon niet meer overeen met de twee nieuwe. Die klok werd hergoten. Zij draagt de naam van Maria, weegt 560 kg en heeft als toon LA. Ze heeft dezelfde opschriften als de oude : “Gij, christenen, weest toch eendrachtig, Maria rein zal hierin uw bijstand zijn. Leest in eendracht nu zal maken Macht, in vele als goede zaken”. Peter : Edward Van Steenwinckel, voorzitter van de kerkfabriek. Meter : Mevr. Van den Brande-Piessens.
In mei 1953 werden deze klokken volledig afbetaald : 123.776 fr. (87.000 fr was afkomstig van het ministerie) (DB-1956) Op 1 juli 1950 werden de drie klokken elektrisch aangedreven, dit voor de som van 27.000 fr.
1950 – 13 juni - Gemeenteraad : Toelage voor de viering van de veldwachter.
De gemeenteraad stemde een toelage van 2.000 frank “voor het plaatselijk comiteit der jubelfeesten”. Reden : “gezien in de maand juli 1950 de veldwachter zal gevierd worden om zijn 25 jaar dienst als secretaris van de plaatselijke afdeling van de Nationale Strijdersbond en zijn 25 jaar dienst als veldwachter der gemeente.”
Jan Theodoor Huybrechts had op 19 maart 1925 Isidoor Constant Van Hoof vervangen en op 30 mei dat jaar zou hij benoemd worden met een jaarwedde van 4.500 frank. Voordien was hij boerenknecht bij de familie Spruyt in de Winkelstraat, hij was wees en woonde bij de familie in. Later zou hij de dochter van zijn baas en pleegvader Serafien huwen nadat zij hem zelf ten huwelijk had gevraagd. Theodoor had zelf een aangenomen dochter (Maria Nuytkens), evenals hijzelf een wees.
“Hij was te goed om iemand op te schrijven”, zouden de mensen later over hem zeggen. Jan Theodoor Huybrechts was te Leest geboren op 3 oktober 1888 en hij overleed er op 65-jarige leeftijd, op 3 oktober 1953. Hij werd opgevolgd door Victor Van Hoof, een kleinzoon van zijn voorganger.
1950 – 8 augustus – Gemeenteraad : Heffing taks identiteitskaarten.
De gemeenteraad stemde voor een heffing ivm afgifte van identiteitskaarten : 5 fr. voor het eerste paspoort, 5 fr voor een eerste duplicaat en 10 fr voor alle volgende duplicaten. Personen die onvermogend waren dienden niets te betalen.
1950 – 8 september : Constantia KEULEMANS trad in bij de zusters annonciaden.
Nathalia Constantia ‘Constance’ Keulemans werd in de Kouter te Leest geboren op 11 januari 1930. Ze trad in bij de zusters annonciaden te Huldenberg op 8 september 1950. Door haar professie (in 1953) werd ze zuster Wilhelmina en in april 2003 vierde ze haar gouden jubileum. Zuster ‘Mien’ werd regentes ‘linnennaad’ gediplomeerd te Antwerpen aan het St. Maria-Instituut in 1959 en gaf van dan af tot 1967 plastische opvoeding en naad in de Middelbare Landelijke Huishoudschool te Keyhof-Huldenberg waar ze tot 1968 ook woonde.
Ook in Mechelen gaf ze in 1967-68 plastische opvoeding en naad aan de Beroepsschool (Nieuwe Beggaardenstraat). Ondertussen had ze in Brugge leren kantklossen en woonde van 1968 tot 1980 in Oud-Turnhout, Zwaneven en van 1980 tot 1986 in Dessel. Ze onderwees naald en kant in de Beroepschool te Ravels (1968-1982) en kantwerken aan de Academie Schone Kunsten in Turnhout (1972-1988). Zelf vervaardigde ze prachtige stukken hedendaagse kant (Maria Boodschap, Uilen). In 1986 verhuisde ze naar Wijnegem. (‘De Sint-Niklaasparochie in Leest’, W. Hellemans)
Vervolgt met : Stany De Decker werd onderpastoor te Leest.
Foto’s :
-Een beeld van de klokkentoren anno 2019 met links de kleine klok Sint Jozef. (Foto : Hugo Lauwens)
-Veldwachter Huybrechts tijdens een van zijn taken.
-Links Simone Pateet, rechts Constance Keulemans. Op de achtergrond het pas gebouwde klooster in de Dorpstraat.
-Constance deelde Kolos-chocoladerepen uit aan Leestse vormelingen. (Foto : Wilfried Hellemans)
Meer dan een halve eeuw was hij missionaris in Afrika (Belgisch Congo, later : Zaïre en Demokratische Republiek Congo). Steeds in de Noord-Oost provincie met een ondergrond vol rijkdommen, mee de basis van de voortdurende spanningen en oorlogen. In 1950 vertrok René naar de missie in Bunia. Hij werd er benoemd op de “aumônerie” in Kilomines (waar ook de hoofdzetel van de goudmijnontginning van Kilo-Moto was). Hij leerde er Kiswahili, de taal van oostelijk Kongo en werd er “professeur en commerce” aan de middelbare school voor het administratief personeel. Later, tot juli 1970, woonde en werkte hij als onderpastoor, daarop als pastoor in Badiya, veertig km westwaarts van Bunia en leerde daartoe Kibira, de plaatselijke taal. Precies in die periode begonnen in Kongo, na de onafhankelijksheidsverklaring, de eerste politieke moeilijkheden (juli 1960). Maar ze waren een lachertje in vergelijking met de bezetting en de terreur door de rebellenbeweging “SIMBA” (van 1/9 tot 1/12/1964). (Zijn verhaal over deze donkere periode staat te lezen in deze Kronieken : augustus 1964)
René De Laet kreeg nieuwe posten : eerst onderpastoor aan de kathedraal van Bunia (augustus 1970 - augustus 1972) en dan acht jaar in Geti (september 1972 – eind 1980), zestig km bezuiden Bunia en bij de grens (toen) Zaïre en Oeganda.
In 1973 kreeg René op zijn missie bezoek van twee dorpsgenoten : zijn broer Georges en Karel Duysburgh. Deze laatste schreef daarover een gedetailleerd reisverslag dat in deze Kronieken te lezen is op datum van 4/7/1973.
Na een verlof in Leest (1978) realiseerde René in Geti het “Centre des Jeunes” met o.a. een bibliotheek. Zijn missiegebied was wel uitgestrekt : ongeveer 120 km van noord naar zuid en een 40 km van oost naar west met tezamen een honderdtal “schoolkapellen”. En opnieuw verhuizen : terug voor zes jaar (januari 1981 – augustus 1987) naar het vroegere Kilomines, nu: Bambu. Een paar keer (in 1981 en 1986) was hij op verlof in Leest. Maar intussen had pater René, na 34 jaar verblijf in Kongo, voor het eerst moeraskoorts of malaria gekregen (1984). En in Bambu werd zijn “parochie” overgenomen door drie inlandse priesters (augustus 1987). Zo verhuisde hij naar het hem bekende Badiya. Daar kreeg hij een tweede, zware malariacrisis in 1990…
Het jaar nadien was er feest : een 36 m lange “brug der vriendschap” een “Bailey-brug” over de Shari -een rivier op drie km van de missiepost- werd er ingehuldigd. Dankzij de hulp van heel veel mensen uit o.a. Heist a/zee (waar een confrater woonde), uit Leest en van elders kon het materiaal ervoor (in België) worden aangekocht en de brug aangelegd.
Omwille van een oogkwaal was hij (in 1993) in België. En al kreeg René drie jaar later een nieuwe benoeming in Geti, na amper drie maanden stond hij hier terug, nu omwille van de rebellenbeweging van Kabila, die ageerde tegen de dictatuur van Mobutu (1996). Met een Canadees en een Nigeriaan, confraters, ontsnapte hij te voet door het moerasgebied van de Semliki, een grensstroom tussen Kongo en Oeganda. Maar het volgende jaar (1997) was hij weer…in Geti. Tijdens zijn eerste verlof erna werd hij op Pinksteren (2000) in Leest gevierd voor zijn gouden priesterjubileum. En dan vertrok hij opnieuw, bestemming Geti. Bij een overval op de missie werd hij er (begin 2001) bijna doodgeschoten. Dronken, gedrogeerde gewapende mannen eisten de missieauto op. De pater hield er een oorletsel aan over : zijn gehoorvlies bleef gescheurd en werd in België geopereerd. Toch vertrok hij nog maar eens, in september 2001. En als zou zijn parochie in Geti, op 28 februari 2002, doorgegeven worden aan inlandse priesters, geen enkele plek was nog veilig en noodgedwongen moest René terugkomen naar ons land (mei 2002). Tijdelijk verbleef hij bij zijn zus in Battel. Tot hij (in januari 2003) opnieuw -dit keer voor het laatst- naar Zaïre ging. De onlusten in Bunia en ruime omgeving duurden echter voort en (in mei 2003) diende hij definitief terug te komen na meer dan een halve eeuw missiewerk. Hij vestigde zich te Antwerpen op de Prokuur der Missionarissen van Afrika.
Op haar honderdste verjaardag vergat Stefanie Van Steenwinkel (°Mechelen 24/10/1905, +Leest 9/12/2010) haar vroegere overbuur in de Tiendeschuurstraat niet. In plaats van geschenken en bloemen vroeg ze te storten op een rekeningnummer voor de missie van Badiya, waar René vijfentwintig jaar gewerkt had. Ze kon hem 1157,5 euro schenken.
Meer over pater René in deze Kronieken, o.a. : -23/2/1960 : Spreekbeurt over Kongo. -6/3/1960 : Afscheidsfeest en filmavond. -Augustus 1964 : “Het geval Kongo”, zijn ervaringen met de Simba’s. -4/10/1972 : Brief uit Geti. -4/7/1973 : “Reis door Rwanda en Oost-Zaïre” van Karel Duysburgh. -30/8/1989 : Een brug voor pater De Laet. -27/4/2003 : Brief uit Bunia.
Bronnen : “De Sint-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans, “LG”, “Vijf eeuwen familiegeschiedenis De Laet van Kontich tot Leest” van Lieve Huysmans en “De Band”.
Pater René De Laet overleed te Antwerpen op 8 december 2019. De verrijzenisliturgie en de uitvaart hadden plaats op zaterdag 14 december 2019 in de parochiekerk Sint-Niklaas te Leest om 10u30, gevolgd door de begrafenis op het kerkhof van zijn orde te 8490 Varsenare (de Manlaan 50). De rouwadressen : Missionarissen van Afrika, Keizerstraat 25 2000 Antwerpen en Familie De Laet, Spoorwegstraat 3, 1880 Kapelle-op-den-Bos.
Omdat de paters geen overlijdensberichten en doodsbrieven hadden verspreid was er niet zo veel volk op de begrafenisplechtigheid te Leest. Het was wel een zeer mooie uitvaart en op het einde hadden zijn medepaters zich in een kring rond de kist opgesteld, onderwijl ter zijner ere mooie Latijnse liederen zingend. Ontroerend. Nadien werd de kist overgebracht naar Varsenare om daar bijgezet te worden bij de andere overleden paters van zijn orde.
Foto’s : - Het gezin De Laet-Meuldermans na de eremis. (Foto : Lieve Huysmans) -Zijn vertrek naar Kongo. -Pater René De Laet in 2018. (Foto : Gerda De Laet) -Zijn medepaters zongen mooie Latijnse liederen rond zijn kist. (Foto : Familie De Laet) -Zijn gedachtenisprentje.
Plechtige Eremis van E.P. René De Laet, Witte Pater. René De Laet werd op 28 december 1924 in de Tiendeschuurstraat geboren als achtste kind van elf en als vijfde zoon van de latere burgemeester Victor en van Julia Meuldermans. Tot het vijfde leerjaar ging hij naar de Leestse jongensschool. Daarna volgde hij nog twee jaar aan het Mechelse college (de zogenaamde zevende en zesde klas). Zijn verdere humaniorajaren was hij intern aan het kleinseminarie te Hoogstraten (waar ook zijn vader school had gelopen). Dan trad hij in bij de Missionarissen van Afrika, de Witte Paters (1943). Dit betekende : twee jaar filosofie, een jaar noviciaat en nog vier jaar theologie respectievelijk te Boechout, Varsenare en Heverlee. Daar werd hij priester gewijd op paaszaterdag 8 april 1950. Zijn eremis te Leest deed hij op 16 april : Beloken Pasen 1950.
In diepe dankbaarheid en met christelijke fierheid melden we U dat onze Zoon René op Paasmaandag 8 april 1950, door Zijne Excellentie Monseigneur Martin, Apostolisch Vicaris van Ngozi (Urundi), tot priester zal gewijd worden in de kapel van het Scholastikaat der Witte Paters te Heverlee. Op 16 april, Beloken Pasen, zal de jonggewijde in de parochiekerk van St Niklaas te Leest om 10 uur zijn Plechtige H. Eremis opdragen. Eerwaarde Pater Koenraad M. Emmeregs, Dominikaan, houdt het gelegenheidssermoen. Aan de Nutting wordt de H. Communie uitgereikt. Het zou ons zeer verheugen mocht U ter dier gelegenheid, samen met ons, de Heer komen danken. Uw vroom en vurig gebed moge intussen de wijding bijstaan gedurende deze dagen van voorbereiding.
Frater René De Laet Mr & Mv. V. De Laet-Meuldermans Der Witte Paters van Afrika Tiendeschuurstraat 16 Celestijnenlaan Heverlee-Leuven Leest-Mechelen
Heel het dorp was op de been de dag van zijn Eremis en de Tiendeschuurstraat was helemaal versierd. Te voet ging het met zijn familie naar het dorp om naar de kerk begeleid te worden in een processie van jonge maagdekens met palmtakken. De plechtigheid werd gevolgd door een groot feestmaal met vele genodigden ten huize De Laet. Op de spijskaart : voorgerecht, ossenstaartsoep, vogelnestjes, tarbot met botersaus, gebraad met groentenkrans en kroketten, verfrissing, kiekens met appelmoes, ijsroom, pronkgebak en nagerecht- wijnen – café.
Korte tijd later vertrok pater René naar zijn missiepost in Congo en de familie vergezelde hem per autocar naar de luchthaven van Melsbroek om hem uit te wuiven. Pas negen jaar later zouden ze elkaar weerzien.
Vervolgt met missionaris in Afrika.
Foto’s (met dank aan Lieve Huysmans en Gerda De Laet): -Aandenken aan zijn priesterwijding op 8 april en zijn eremis op 16 april 1950. -Heel Leest was op de been op de dag van zijn eremis. -Jonge maagdekens met palmtakken in de processie. -René tussen zijn ouders Victor De Laet en Julie Meuldermans. -Na de ceremonie zegende hij zijn dorpsgenoten.
1949 – 10 mei : Huwelijk Maria Voet met Frans Van Neck.
Maria Josepha Adela “Mit” Voet was een dochter van Constant (°Leest 3/4/1873, +Leest 20/6/1926) en van Adèle Cools (°Waarloos 6/4/1882, +Leest 11/10/1953). Maria “Mit” Voet was landbouwster van beroep en te Leest geboren op 10 februari 1923. Franciscus Joannes Ludovicus “Frans” Van Neck was te Mechelen geboren op 27 december 1919. Hij was bediende. Maria overleed op 59-jarige leeftijd op 10 maart 1982. Frans overleed te Duffel op 16 augustus 1970, op 50-jarige leeftijd.
1949 – 16 mei : Parochie Leest kocht de schoolgebouwen in de Kouter.
De parochie kocht de schoolgebouwen aan in de Kouter. Een aankoop van 40 aren 55 ca grond met schoolgebouwen Kouter, gekadastreerd wijk B nr. 448/e en deel van nr. 448/f. Koopprijs : 161.650 fr. Onkosten van de akt : 23.840 fr. Deze school was in 1879 (schoolstrijd) gebouwd. In november 1950 verlieten de meisjes voor goed deze school. Toen besloot men aan de lokalen een zaal te bouwen. De eerste omhalingen brachten 134.210 fr op. Hierna werden nog verschillende omhalingen gedaan. Al deze werken kosten meer dan 500.000 fr. (DB-1956)
1949 – 24 juli : Leestenaar Victor MERTENS tot priester gewijd.
Victor Nathalia Mertens was geboren te Leest op 13 oktober 1924. Hij was afkomstig uit de Bist (nu Kleine Heidestraat) en studeee aan het kleinseminarie te Hoogstraten en aan het grootseminarie te Mechelen. Hij werd priester gewijd te Mechelen op 24 juli 1949 en een week later, op 30 juli, was hij onderpastoor in de St. Antoniusparochie te Boortmeerbeek. In 1953 werd hij onderpastoor van de St.-Laurentiusparochie te Hove en in 1963 nam hij dezelfde functie waar in de Christus-Koningparochie te Antwerpen. In 1970 werd hij pastoor in de H. Kruisparochie van Mortsel waar hij zijn zilveren pastoors- en zijn gouden priesterjubileum zou vieren. In 1999 ging hij op rust na bijna 30 jaar pastoorschap in Mortsel. Korte tijd na een val bij hem thuis overleed hij in ‘Campus Gallifort’ te Deurne op 15 januari 2002 en werd later bijgezet in de familiekelder op het Leestse kerkhof. (Gegevens uit zijn gedachtenisprentje en ‘De Sint-Niklaasparochie in Leest’ van W. Hellemans)
1949 – 23 oktober – Parochieblad Blaasveld : Landbouwschool Leest.
“Op maandag 24 oktober herbegint te Leest in de gemeentelijke jongensschool de lagere landbouwavondschool. Alle maandagen, dinsdagen en vrijdagen telkens van 6 tot 8 uur zullen de lessen plaats hebben. Al de landbouwers – en tuinderszonen, die aan de lagere schoolplicht voldaan hebben van Leest en omliggende gemeenten zijn welkom.”
1949 – 10 december : Zuster Marie Anne CLAUDON mocht in Leest begraven worden.
Die dag gaf de Burgerlijke Stand van de stad Mechelen schriftelijk toestemming om kloosterzuster Marie Anne Claudon te Leest te begraven. “…Ik heb de eer U te laten weten dat ingevolge uw vraag welke mij gedaan werd, ik heden een toelating heb afgeleverd om op het kerkhof uwer gemeente ter aarde te bestellen het lijk van Maria Anne Claudon, kloosterlinge, geboren te Senones (Frankrijjk), de 17 november 1877, verblijvende te Mechelen, Bleekstraat 8. Overleden de 9de dezer maand te 10 uur, Bleekstraat 8.” De brief was ondertekend door de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand.
1949 – Bevolking.
Einde ‘49 telde Leest 1861 inwoners.
Bijgevoegd :
-Maria ‘Mit’ Voet
-Verwelkoming feestmaal huwelijk Maria Voet – Frans Van Neck.
De Calvarieberg tegen het koor der kerk werd hersteld door de zorgen van de familie Peeters uit Mechelen, als nagedachtenis aan haar overleden familieleden rustende op het kerkhof van Leest. (DB-1956) In 1989 werd de Calvarieberg opnieuw aangepakt. Het houten middenpaneel werd vervangen door een stenen achtergrond waarop een keramieken calvariekruis van Georges Herregods werd geplaatst. Onderaan nam men ook het gekalkte stenen “calvariebergje” weg en metste op de vier hoeken zandstenen blokken. Op de twee laagste, de voorste, kwam een bidplank.
1949 – 15, 22 en 29 mei : 50-jarig bestaan fanfare “St-Cecilia” : Grote Nationale Muziekwedstrijd.
De fanfare “St.- Cecilia” Leest organiseerde ter gelegenheid van het vijftig jarig bestaan van de maatschappij een GROTE NATIONALE MUZIEKWEDSTRIJD voor Harmonies en Fanfares waaraan 39 maatschappijen deelnamen. Het werd de voorloper van de latere Ceciliafeesten. De viering werd groots opgezet met de organisatie van een vrije muziekwedstrijd voor de 39 muziekverenigingen. De wedstrijd ging door op de zondagen 15, 22 en 29 mei en op donderdag 26 mei (O.H.Hemelvaartdag) op de weiden van burgemeester-voorzitter Pieter De Prins en “Sint-Cecilia” kreeg nadien langs alle kanten lof voor de bijzonder goede organisatie.
Op zondag 15 mei traden er volgende maatschappijen op : ‘Sint-Cecilia’ Stokkem, ‘Sint Stefanus’ Nederokkkerzeel, ‘De Eendracht’ Willebroek, ‘Willen is Kunnen’ Tisselt, ‘Sint-Lambertus’ Kwaad-Mechelen, ‘De Verenigde Broeders’ Meise, ‘De Gouden Lier’ Beerzel en ‘Euterpa’ uit Verrebroek. De jury was samengesteld uit Pieter Leemans, Marcel Poot en Fr. Wangermee.
De stapwedstrijden van donderdag 26 mei (O. H. Hemelvaartdag) werden verschoven naar zondag 29 mei door de slechte weersomstandigheden.
4de Afdeling : Fanf. Ons Genoegen Battel (Mechelen) 337 Kon. Fanf. De Vreugdegalm Heffen 335
Tijdens de viering werden ook de twee overblijvende pioniers, muzikanten -strijders van het eerste uur- die ook voor het allereerste fanfare-optreden hadden gezorgd in 1899, Gaston Busschot en Frans Robijns, gehuldigd. Gaston Busschot werd te Leest geboren op 21 november 1881 en hij overleed te Tisselt op 31 juli 1961 als weduwnaar van Maria J. Virginia De Ruysscher. Gaston ook “Ston” of “Stonneke” genoemd was Erelid van de fanfare. Frans Robijns woonde aan de Blaasveldstraat. Hij werd geboren te Tisselt op 5 mei 1885 en was op veertienjarige leeftijd bij de eerste twaalf fanfaremuzikanten. Hij werd in 1924 bestuurslid en hield dat vol tot 1959. Hij was een bijzonder taai muzikant en in 1949 waren hij en Gaston nog de enige muzikanten van de beginperiode die in de fanfare meespeelden. Frans speelde in die tijd bombardon en hield dat nog vol tot ongeveer 1962. “Net als vele andere muzikanten van de eerste periode, was hij op de repetities bijzonder streng voor de medemuzikanten en kon hij het niet verdragen dat er een woordje gewisseld werd met de buurman. In het gewone leven daarentegen was hij wel een aangenaam en vriendelijk mens…” (Stan Gobien in “Leest in Feest”)
Frans Robijns was gehuwd met Octavia Publie. Hij overleed te Rumst in het bejaardentehuis St. Jozef op 15 november 1970. Ook hij was Erelid van de fanfare.
Na afloop van elke wedstrijddag op de muziekwedstrijd was er een “prachtig volksbal” in de feesttent op het feestterrein.
Foto’s : -De Calvarieberg voor 1989. -Na 1989. -De affiche met de aankondiging van de muziekwedstrijd. -Het reglement van de wedstrijd. -Pionier Frans Robijns.
1949 – Herinneringen aan de legertijd van Frans “Susse” Teughels.
In “De Band” van september 1984 publiceerde hij het vervolg :
’t Rekruutje.
“Nadat wij van patatten patatjes gemaakt hadden, gingen we op zoek naar de k.k.ka. kantien zoals mijn maat het zei. Daar mochten we niet in. Op dat ogenblik begon de klaroen te schallen. Verzamelen en onmiddellijk. Deze keer werden we in een grote zaal gedreven. We waren nog maar juist gezeten als één van de voorlopers van de majoretten-korpsen als stokje zwaaiend naar voortrad. Daar ontpopte hij zich tot een echte majorette. Hij sprong van rechts naar links en van links naar rechts. Plots bleef hij stokstijf staan. Stilte ! Galmde het door de grote ruimte. We hielden allen de adem in. Toen werd hij wat kalmer, knikte haastig, schraapte een paar keer de keel en begon te spreken. Over alle mogelijke straffen die ge bij het leger oplopen kunt had hij het. We werden er koud van. Hoe rap en hoe dikwijls achter elkaar een soldaat de dood met de kogel krijgen kan legde hij ook uit. Daar hadden we vroeger geen benul van. Geen muisken kon men nog horen lopen, zo stil. Op het laatst zagen we er zelfs geen gat meer in hoe we aan al die mogelijke executies zouden kunnen ontsnappen. Na een uur was het voorbij en het was een ware opluchting. In groepjes mochten we dan naar een ander lokaal. Testzaal, stond op het bordje dat boven de deur hing. Binnenin stonden allerlei spelletjes op verscheidene tafels. Het eerste spel was “koordje trek”. Door twee gaatjes gluren om twee punten op gelijke hoogte te trekken. Het tweede spel was puzzelen. Nog maar juist had die vent het bakje voor mij uitgekapt of het zat reeds voor mekaar. “Kan niet” zei hij en kapte weer het kastje om. “Opnieuw beginnen” was de boodschap. Deze keer ronselde hij die dingen helemaal door elkaar. Voor hij weer achter zijn schrijftafel gezeten was stak het weer ineen. Eventjes lachte hij, tekende een groot kruis op een blad papier en reikte het mij over. D.d.d.da…gaat niet, hoorde ik aan de tafel voor mij zeggen. Die stem kende ik. Wat later stond ik zelf voor dat “machien” : met een soort stift moest men een lijn trachten te volgen. Telkens de stift naast het streepken liep rinkelde een belletje. Nu begreep ik waar het alarm van even tevoren vandaan gekomen was. Eens die kermisfoor voorbij werden we naar een lokaal gebracht dat ons sterk deed denken aan onze vroegere klassen toen we nog op de schoolbanken zaten. Op iedere tafel lag een hoop voorafgedrukte papieren. Van alles stond erop, van één + één is gelijk aan, tot op het laatste de formule waarmee men de stand van de zon kon berekenen op het ogenblik dat Kristus geboren werd. In het begin was het gemakkelijk. Nadien werd het moeilijker. Aan de vierkantige wortel alleen al heb ik ferm moeten knabbelen. Laat staan die van de kubus, die ging helemaal niet meer. Wijl ik daaraan bezig was, samen met aan het uiteinde van mijn potlood keek ik even naar de tafel naast mij. Daar zat de rosse. Aan zijn druk bezig gezicht kon men zien dat ook hij nadenkend aan het rekenen was. Ten slotte begon hij op de vingeren te tellen of het wel kon kloppen dat drie maal vier elf was.
Eindelijk ging de bel. Vlug werden de zwart bekladde vellen afgegeven en mochten we buiten voor de eerste oefeningen van DRILL. Die drill was helemaal niet moeilijk, ge moet er maar voor tot drie tellen. Dan begon het weer van voor af aan. Een, twee, drie, een…een twee drie, een…dan kwam het bevel. “Geeee, heeeef, acht !” klonk het plots. Hoe dikwijls wij het ook al gedaan hadden nog nooit was het gelijk geweest. De achterblijver was altijd dezelfde, de hakkelaar natuurlijk. Verscheidene andere groepen waren reeds in de refter als wij daar nog stonden te tellen. Dat werd ik beu. Tussen de tanden door fluisterde ik naar de rooie dat het gedaan moest zijn of ik hem anders de sjokedijzen zou stampen. Op dat ogenblik kwam weer het bevel… ”s.se..smeerlap” siste hij beledigd. Op die lap hakte hij de hiel in de grond alsof er mijn kop onder stak. Maar het spel klopte. We mochten ons gaan klaar maken om te eten. Ik kon me niet inhouden van lachen. Die vent met die twee streepkes had het gezien en dacht dat het met hem was dat ik spotte. Onmiddellijk bevorderde hij mij tot het peloton van de stoempkensrapers. Direct na het eten had hij erbij gezegd. Die hele avond heb ik dan op de koer sigarettenpeukjes zitten rapen. Af en toe kwam hij zelf een kijkje nemen.
De volgende dag had die vent mijn hoofd nog niet gezien of ik verhoogde weer in rang. “Papier en peukjes rapen” luidde het verdict. Eensklaps scheen hij zich te bedenken alsof die opdracht wel te moeilijk voor mij zou geweest zijn. Kom liever vanavond mijn schoenen kuisen beval hij, “bij mij op de kamer”. In de namiddag was het weer drill. We waren er nog maar juist mee bezig als ik werd opgeroepen. Op de vooraf ingestuurde formulieren had ik voor chauffeur gevraagd. Nu moest ik die test afleggen. De man met de twee streepkens zei dat ik maar moest gaan. Aan de andere kant van de koer stond een Engelse drietonner die de oorlog nog had meegemaakt op mij te wachten. Er tegenaan geleund stond een mens met vijf galetten op de mouw rustig aan zijn sigaret te roken. Toen hij mij zag deed hij nog een vlugge trok en vroeg mij of het niet wat rapper kon. De rook liet hij diep door de longen draaien, daarna blies hij hem kronkelend weer uit samen met een slijmerig vocht dat rakelings naast mij op de grond open spatte. “Allee, kruip er maar in”, zei hij, maar ik kon het niet want hijzelf stond in de weg. Nadenkend keek hij mij aan. Weer ene die nog nooit een auto gezien heeft hoorde ik hem denken. Na een poos vroeg hij wat ik eigenlijk van plan was, ik stond er beteuterd bij, helemaal van streek. Ik kon die vent toch niet uit de weg duwen. “Hedde gij dan nog nooit van uw leven een auto gezien” herhaalde hij. Dan viel ook mijne frank, bij die Engelse bakken stond het stuurwiel aan de verkeerde kant. “In het leger is er niets verkeerd” sprak hij dan al lachend met zijn eigen geestigheid. Dan ben ik maar naar de andere kant gelopen. Eens gezeten, draaide hij vlug het raamken open, spuugde er door en beval te vertrekken. Langzaam kwam die wagen in beweging. De hm, hm, welke van die kant kwam gaf mij weer wat moed en gaf hem de gelegenheid het ruitje nog eens omlaag te doen. Met de mouw van zijn vest schuurde hij over de ronde rand. Nu begreep ik waar hij die meten vandaan haalde. Telkens er een gat in de mouw geschuurd was, kreeg hij een graad bij om het hol te stoppen. Verscheidene platen van de wegcode hadden we gevolgd telkens met een goedkeurend gebrom aan mijn linkerzijde. “Veranderen van vitesse” hoorde ik hem zeggen wanneer we op het stukje rechte weg waren. Twee boeffers welke toevallig op die strook liepen lieten alles vallen en sprongen over het pas aangelegde bloemenperk bij het gekraak van de raderen in de toegetakelde versnellingsbak. Dubbel ambrijeren zei de man naast mij wijl hij weer de ruit sloot. Tamelijk vlug had ik ook dat onder de knie en kon ik rustig het parcours afmaken. Ter hoogte van de grote inkompoort gekomen ging het venstertje weer open. Op dat ogenblik drukte ik beide voeten met volle kracht op de pedaals. De wagen stopte bruusk zodat het hoofd van de begeleider een paar keer de ronding van de glasopening beschreef. Over miljarden goden had hij het wanneer hij met beide handen krachtig de gezwolle nekspieren masseerde. De rode bollekenskop kreeg meer een ivoorkleurige kleur wijl de hals er eerder paars uitzag. Tot schelden is het niet gekomen. “God, och God” was zijn antwoord wanneer hij dan ook het rode licht zag en de nieuw aangekomen rekruutjes gepakt en geladen in kadans van een schapenkudde voor die trietonner passeerde. “Doemme, doemme, een geluk dat gij het gezien had, het had een soep kunnen zijn” kreunde hij. Ondertussen stond het licht weer op groen. Hij verzocht mij verder te rijden recht naar de plaats waarvan we vertrokken waren. Daar tekende hij weer een groot kruis op mijn papieren en ik mocht opstappen.
Ik vond de groep niet meer, de drill was voorbij. Wat verder in een hoekske van de koer zag ik ze staan. In een lange rij stonden ze aan te schuiven. “Om de maat te nemen voor het uniform” zei de dubbel gestreepte garnaal wijl hij mij gemoedelijk op de schouder klopte. Die gemoedelijkheid kwam waarschijnlijk omdat hij toen nog dacht de volgende dag met proper schoenen te lopen zonder zelf te moeten frotten. Die maten nemen ging nogal van de hand want de rij smolt weg als boter. Inderdaad, daar binnen stond een militair op jaren, met een lintmeter om de hals. Acht en veertig riep hij naar achter toen hij mij even bekeken had. Een paar seconden later gooide een jongere soldaat mijn tenuke kant en klaar voor mij op de toonbank. In de gezamelijke pasruimte was het een plezier van belang toen ze elkaar bekeken. Mijn batlledress paste als gegoten. In het broekske geraakte ik echter niet. In mijn calsonneke ben ik weer naar voor getrokken. “Broek maat vijftig” brulde de man achter de toog. Onmiddellijk lag er een andere. In mijn haast, want de anderen waren reeds buiten, stond ik met mijn twee benen tegelijk in één van die pijpen. Eer ik dat ding dan fatsoenlijk op zijn plaats had, kwam de korporaal kijken waar ik wel bleef zitten. Volgens hem paste de broek. Er was geen tijd meer, daarbij het was gemakkelijk in de oefeningen, een broek die niet te vast spande en…dat er een beetje zolder aan was kon ook geen kwaad. Kost wat kost, ik moest mee buiten, de dienst was om. Aan de ingang van de refter hing een groot bord. Die avond zou een film vertoond worden met BING CROSBY in de hoofdrol. De kameraden waren entoesiast, ik niet. Voor mij zou het blink en borstel worden. Als ik de boterhammetjes met confituur binnen had, trok ik er snel op uit om mijn plicht te kwijten. Voor mij liep de rosse. Ook hij wou rechtdoor gaan, maar het lukte niet, de mannen die reeds aan ’t patattejassen waren hielden hem tegen. “Kg, kg, kgen ekkik veu officier zelle” zei hij met een air en ze lieten hem gaan. Mij lieten ze ook zo maar door, wenstten me zelfs lachend veel succes. Wat later, op weg om mijn dienst van schoenvegertje te doen ging ik de koer over. Ter hoogte van de kantien komt de chef chauffeur mij tegen. Kom, doet hij teken, we gaan er eentje pakken. Mijn weigering aanvaardde hij niet. Ik moest ! Met angst in het hart ging ik dan maar mee, dronk vlug mijn pint uit en wou weer opstappen. “Niet zo haastig” zei die vent en gaf een seintje naar de tapkast. Pas had ik het glas in de hand toen de deur openvloog. De korporaal kwam binnen, recht naar mij toe. “Of ik het vergeten was dat ik er niet mocht komen en dat hij op mij had zitten wachten”. De chef vroeg mij wat het te betekenen had ? In een paar woorden had hij het beet en trok in een paar passen op de andere toe. “Of het geen mode meer in het leger was van te groeten” brulde hij. Bliksemsnel vloog er een hand van de korporaal onder de muts, klakten de hielen van zijn bottinnen tegen elkaar, zo erg, dat ik mij afvroeg of ik die blutsen met één doosken blink wel zou dicht gekregen hebben. “Daar worden hier geen schoenen gekuist vandaag” ging hij verder “en anders moet ge het zelf maar doen” knipoogde hij naar mij. Weer die klakken van de schoenen, de vliegensvlugge arm en de korporaal vloog als het ware de deur uit. Mij troostend bestelde hij nog een glas. In al mijn kopsmarten en miserie dacht ik de volgende morgen eraan hoe mijn nieuwe vriend zou thuis geraakt zijn. Voor mij zat er niet veel in. We moesten nog juist onze dertig frank soldij gaan trekken voor we in gelid naar het station zouden worden gebracht. De rosse echter was er niet bij, die was ’s morgens in de vroege naar het militair hospitaal gevoerd. Nooit tevoren had ik de binnenkant van “de Sleutel, de Zwaan, de Bareel en de kegelbaan zo schoon gevonden.”
De vervolgen “Soldaatjes van de koning” van oktober 1984, “Treinreis poespas” van november 84, “Ons leger waakt” van december 84, “Moeder waarom leven wij”, van januari 85 en “de Kolonel”, van februari 1985 moeten nog verwerkt worden.
1949 – Promotie voor de fanfare Sint-Cecilia.
Dat jaar bekwam de fanfare St.-Cecilia, in het provinciaal toernooi te Mechelen, de promovering naar 2de afdeling. (GvM,12/10/1979) Om een realistisch beeld te hebben van de muzikale kwaliteiten van de fanfares werden de verenigingen in die tijd van hoog naar laag gerangschikt in afdelingen : 1ste, 2de, 3de en 4de afdeling. Leest werd toen in de middenmoot ondergebracht.
1949 – 16 januari : Stichting van de VROUWENBOND VAN HET HEILIG HART.
412 leden werden ingeschreven. In 1954 was E.H. De Decker proost, Maria Rheinhard schrijfster en telde de Bond 16 ijveraarsters en 327 leden.
1949 – 5 februari : Goedkeuring ontwerp bouw koolkelder en WC aan gemeentehuis .
De gemeenteraad keurde het ontwerp goed, opgemaakt door de Provinciale technische dienst, tot het bouwen van een koolkelder en WC aan het gemeentehuis.
1949 – 8 april – Gemeenteraad : Goedkeuring wedde grafmaker.
Grafmaker en kerkhofverzorger Guillaume Symons werd een jaarlijkse vergoeding van 3000 fr toegekend alsmede 50 fr per put.
1949 – 8 april – Gemeenteraad : Honorarium dokter Stuyck.
Dokter Stuyck bekwam vanaf het schooljaar 1948-49 15 fr per leerling voor het geneeskundig schooltoezicht. (voordien 10 fr)
1949 – 8 april – Gemeenteraad : Vaste benoeming gemeentearbeider.
Hendrik Fierens, gemeentewerkman werd benoemd in vast verband.
1949 – 8 april – Gemeenteraad : Alfons Hellemans gemeente-ontvanger in vast verband.
De Commissie van Openbare Onderstand benoemde tijdelijk ontvanger Alfons Hellemans in vast verband. De Raad bracht gunstig advies uit.
Vervolgt met : 1949 – 14 april : Herstelling Calvarieberg.
Afbeeldingen en foto’s :
-De achterblijver was altijd dezelfde…
-Met dertig frank soldij het eerste verlof in. (Tekeningen : Susse Teughels)
-Een klas uit de meisjesschool van Leest uit 1949. Onderaan van l. naar r. : Emerence Van den Heuvel, Aline Van der Taelen, Louisette Van Baelen, Augusta Jacobs, Agnes Piessens, Lutgard Hellemans, Maria Diddens. Midden : Maria Selleslagh, Angéle Fierens, Rosa Verlinden,, Jeanne Polspoel, Josephine Absillis, Eliana Mertens. Bovenaan : Lisette Fierens, Hilda Van Steen, José De Wit, Suzanne Leemans en Emilia Verbruggen.
-Maria Rheinhard werd schrijfster van de Vrouwenbond van het Heilig Hart.
-Hendrik Fierens werd vast benoemd als gemeentewerkman.
Vervolg herinneringen aan soldatentijd Fans Teughels.
Aanvullingen – Wijzigingen Kronieken van Leest.
1949 – Herinneringen aan de legertijd van Frans “Susse” Teughels.
Soldatensoep
“Toen ik thuis binnenkwam, stond de champetter daar weer aan de tapkast en stak de zoveelste pint in de hoogte. “Franske,” zei hij, “deze keer is het voor serieus man, de papieren heeft uw moeder al.” In de keuken gekomen zag moeder mij, ging recht naar de schouw toe en haalde er een groot vel papier, bedrukt met kleine zwarte lettertjes, van achter de pendule. Ze reikte het mij over. Op een van de hoeken ervan was een klein hard kartonnen plaatje gespeld, het kaartje voor de trein. Voor mij betekende dat kaartje de vrijgeleide naar de vrijheid, weg uit de dagelijkse sleur van altijd hetzelfde te moeten doen. Vrij zou ik zijn, vrij als een vogel in de lucht. Die vrijheid heeft dan geduurd tot in het station van Sint-Pieter te Gent. Die vriend van mij, waarmee ik op de trein reeds kennis had aangeknoopt omdat hij toevallig ook dezelfde richting uit moest, verwittigde mij : “Da..da..daaa…daar moeten we zijn.” Met de vinger wees hij door het raamken van de stoppende trein. Eens van de trein volgde ik hem gedwee toen hij naar een soldaat toeging. Deze stond daar met een stok in de hand waaraan bovenaan een plaatje bevestigd was dat hoog boven de hoofden van de voorbijgaande passagiers uitstak. Ook daar nog proefden wij de vrijheid tot de volgende trein binnenkwam en de daarafkomende rekruutjes zich als lammetjes bij onze kudde aansloten.
“In gelederen van drie,” brulde plots een dreunende zware stem. “In gelederen van drie”, brulde hij nogmaals zo hard dat de ruiten in de ijzeren koepel hoog boven ons ervan daverden, toen hij zag dat aan die oproep niet onmiddellijk gevolg gegeven werd. Meermaals heeft die vent met die platte kaki klak dat uitgeschreeuwd, maar niets hielp. Telkens hakte hij met de zwaar met hoefijzers beslagen hielen van zijn schoenen zo hard op de betonnen vloer, dat we meenden dat hij het deed om er puttekens in te krijgen. Tenslotte begon hij op wat mildere toon. “Allemaal in rangen van drie, dat kan zo niet blijven doorgaan, ik zal jullie dat eens leren !” Eén voor één duwde hij ons dan op onze plaats, zodat we tenslotte drie rijen vormden. Op de kadans van één twee, één twee, gingen we dan op stap.
Was dat nu de vrijheid waarvan ik zo lang had gedroomd ? Het was om er weemoedig van te worden. Langzaam aan begon ik aan thuis te denken en aan ons moeder, “Franske braaf zijn,” had ze gezegd en dat was alles. Het leek erop dat ze nog meer had willen zeggen, maar het er niet kon uitkrijgen. Rammelend viel achter ons de zware kazernepoort met een klap dicht. De gevangeniszetting was definitief, het laatste greintje hoop vervlogen. “D…daa…daa….daar hedde’t al,” zuchtte mijn maat, wiens nabijheid ik haast vergeten was. “T…tet….’t begint al,” ging hij verder toen de man met de pet weer brulde dat we rij na rij de lange gang in moesten en al de kleren aan een kapstok dienden te hangen. Ook deze keer gaf niemand aan het bevel gehoor. Weer brulde hij zo hard dat de klank weergalmde in de nauwe schacht en op het einde ervan weerkaatste. “Ama…amaai…mijn oren !” kwam er van de andere kant. Ondertussen liep de man met het kabaal op en af. “Alles uitdoen,” waagde ik hem stil te vragen toen hij even langs kwam. “Alles ?” Alles !!” kwam het kort en bondig, “en aanschuiven”, vervolgde hij. Zelfs aan het trillen van zijn lippen kon men zien dat hij er nog plezier aan beleefde op de koop toe. Zoals we zelf waren en God ons geschapen had, zo moesten we onze beurt afwachten om door de volgende deur te mogen. Uit het gat van de belendende kamer, waar we door moesten, kwam het geluid van een koeienstal waar alle dieren tegelijk de staart opheffen. Daarbinnen zelf rook het naar insecticide, in die tijd werd nogal veel over D.D.T. gesproken. Hoe het er binnen uitzag heb ik niet gezien, ik durfde niet eens te kijken, want zelf zou ik ook niet graag gehad hebben dat ze mij bekeken. Met de handen gevouwen lijk in de tijd van onze eerste communie, maar dan ietsjes lager, zijn we weer de gang ingegaan om de klederen aan te trekken. Lang hebben we er niet van genoten want in het volgend lokaal kregen we elk een andere broek en hemd, allemaal van dezelfde kleur. Zelfs een door het vele wassen tot op de draad versleten “batteldres” kregen we aangepast. In het volgende station kregen we elk een bracelet. De slordig ingeperste nummers zouden voortaan onze naam vervangen. Zo zeiden de mannen tenminste die ze uitreikten. Het had ook het voordeel dat ze ons gemakkelijker zouden terug vinden ingeval dat we zouden sneuvelen. Ten lange laatste die voormiddag mochten we naar onze kamer gaan. Met 30 man tegelijk trokken we daarbinnen. Op een rijtje stonden de kale ijzeren beddekens met bovenaan ons pas gekregen nummer er opgespeld. We kregen juist de tijd om onze burgerkleren proper weg te bergen en ons klaar te maken voor het middagmaal. Terwijl ik lusteloos de klederen opvouwde en mijmerend aan thuis dacht hoe ze het ze zonder mij zouden stellen, hoorde ik door de stilte heen, want niemand had reeds een woord gesproken, achter mij : “de’d…d’edj…doeme toch,” zuchten. Even keek ik om en zag hem op het bed zitten met de handen in het haar krabbend. Voor de eerste maal zag ik dat mijn vriend een rosse was en nu zijn rechtopstaande kuif trachtte plat te strijken. Het was wel een toeval dat die kerel zijn bed juist naast het mijne stond. Enkel mistroostigheid stond in die vochtige ogen te lezen, zo moeten de mijne er op dat ogenblik ook uitgezien hebben. Verdere tijd tot mediteren kregen we echter niet want onderaan de trap stond die vent al te kelen dat we verzamelen moesten. Zo rap we konden wilden we dan ieder voor zichzelf gaan zoeken waar de refter was, dat ging echter niet. In gelederen van drie moesten we er naartoe en dat liep niet zo van een leien dakje. Wel twintig keer hebben we het moeten overdoen. Eens daar aangekomen was het aanschuiven om aan wat eetgerei te geraken. Onwillekeurig dachten we aan de afwas thuis toen we die borden daar zo op een hoopje zagen staan. Om een proper bord te kiezen kregen we geen kans. Onmiddellijk kwam het bevel : “doorgaan !” Weer was het in gelid staan om een pollepel soep te laten inkappen. De volgende statie was voor een schep patatten en een lepel van ik weet niet wat het eigenlijk was, maar het leek wel op vlees als ge het zo zag zwemmen. Helder proper lauw water kon er niet zuiverder uitzien dan die soep. Hier en daar dreef er wel een soort vetringetje op. “Kamfer”, fluisterde mijn buurman. Boosaardiger ogen, zoals die van de patatten had ik in mijn hele leven nog niet gezien. Van grote honger heb ik er dan hier en daar een stukje van tussen gepeuterd, in de saus van dat nieuw soort vlees gedopt en naar binnen gewrongen. Eens genoeg daarvan, dachten we de borden te laten staan en er van door te trekken. Zo ging dat echter niet bij de troep. Elkeen moest zijn eigen bord afwassen en aanschuiven om aan die grote ketel te geraken. Hele aardappelen en stukken vlees dreven daar in ’t rond, om vies van te worden. Snel heb ik mijn hand teruggetrokken en in de mate van het mogelijke dat door het spoelen vettig geworden spul met een handdoekachtig uitziende opneemvod trachten af te drogen. Dan mochten we eindelijk naar buiten. “Z…z…zebben de soep als a…a…aaa…aafwaswater genomen,” klonk het achter mij als we naar de deur gingen. In dat gat stond alweer een andere vent met een muts op. “Eerst patatten schillen,” zei die en duwde meteen een spoort plastiekzakje in mijn hand. Wat verder stond er weer iemand, met een schupken laadde die dat zakje vol, met een toren omhoog, zodat er geen enkel rond bolletje nog bovenop kon liggen. Na daar zowat een kwartier aan die dingen gedraaid en gekeerd te hebben, begreep ik de zin van die kwaadaardig starende ogen. Het zou wel een duizendste toeval zijn, moest ik de volgende dag een van mijn eigen kunstwerken op het bord krijgen. Dan ben ik beginnen te jassen, veel rapper dan de anderen. De man, onder wiens ogen ik de vrucht van mijn arbeid uitkappen moest, was verwonderd dat er niet meer overschoot.
Eindelijk buiten trokken we op zoek naar een cafeetje. “K..k..kantien,” zei mijn schaduw. Zo rap we daar binnen waren, zo vlug vlogen we er weer buiten. Het etablissement was alleen voor soldaten. Even later klonken de scherpe tonen van een trompet. Weer kreeg ik onder mijn voeten, omdat ik daar zomaar bleef staan om te luisteren. Actie moest er zijn…Verzamelen, onmiddellijk !!” (“De Band”, juli 1984)
Bijgevoegd :
-Frans “Susse” Teughels beschreef zijn herinneringen aan de eerste dagen van zijn legertijd.
-“In gelederen van drie !” brulde plots een dreunende zware stem.