BINNLANDSCHE BERIGTEN. LEYDEN, 11 Julij.
Onze stad ziet langs straten en grachten op nieuw de vlaggen wapperen. Daar zij op het gebied der nijverheid eene hoogst belangrijke plaats heeft ingenomen, zag zij vroeger met ingenomenheid zich aangewezen als de plaats voor het houden van de algemeene vergadering der Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van nijverheid, en met vreugde begroet zij thans de mannen die uit alle oorden des lands hier zijn te zamen gekomen, om door gedachtenwisseling of mededeelingen uit den rijken schat hunner ervaring de belangen der nijverheid bevorderlijk te zijn.
Gelijk men weet besloot de Maatschappij in het jaar 1863 eene tentoonstelling te houden van wis- en natuurkundige werktuigen, ten einde daardoor zoowel de instrumentmakers aan te moedigen, als den gebruikers meer bekendheid te geven met hetgeen hier te lande even goed als of beter dan buiten 's lands kan worden gemaakt.
Die tentoonstelling werd gisteren middag in de stads-gehoor-zaal geopend. Ten 12 ure vereenigden zich de voor deze plegtigheid genoodigden, waaronder de leden van het gemeentebestuur, met de inzenders en vele afgevaardigden der departementen enz. in de kleine zaal, alwaar zij door den voorzitter der maatschappij, den hoogleeraar van der Boon Mesch op eene gepaste wijze werden toegesproken.
Hij merkte daarbij op dat deze tentoonstelling de eerste van dien aard is, die in ons vaderland werd gehouden; aanleiding daartoe had gegeven de uiterst spaarzame wijze, waarop bij de in 1861 te Haarlem gehouden algemeene tentoonstelling de wis- en natuurkundige werktuigen waren vertegenwoordigd geweest.
Voorts bragt hij achtereenvolgens zijnen dank toe aan de leden van het gemeentebestuur voor de begunstiging van hunne zijde aan de zaak verleend en voor den welwillenden afstand der zaal, waardoor het houden der tentoonstelling alhier mogelijk was geworden; aan de leden der plaatselijke commissie, voor de diensten bij de regeling der tentoonstelling bewezen; aan de leden der jury van beoordeeling, die zich mede voor de zaak zooveel moeite hadden getroost*); en inzonderheid aan de werktuigkundigen en instrumentmakers, die voorwerpen hadden ingezonden.
Mogt hunne taak soms moeijelijk en ondankbaar zijn, hij hoopte dat deze tentoonstelling er toe mogt leiden dat hunne verdiensten door het vaderland meer en meer gewaardeerd werden.
Door den burgemeester werd de toespraak des voorzitters beantwoord. Hij zeide zeker de tolk van allen te zijn, wanneer hij betuigde dat Leyden zich gelukkig rekende in haar midden te ontvangen de vertegenwoordigers eener maatschappij die reeds zoo vele bewijzen had gegeven, dat zij de belangen der nijverheid en daardoor ook die des vaderlands behartigde.
Hij bragt voorts zijnen dank aan het hoofdbestuur, dat het deze stad als plaats voor de tentoonstelling had gekozen. Mogt Leyden na herhaalde feestviering thans tot rust zijn gekomen en vele mannen der wetenschap haar verlaten hebben, hij hoopte dat hetgeen zij thans nog kon aanbieden, voor de afgevaardigden eene aangename verpoozing mogt opleveren.
De voorzitter noodigde hierop de aanwezigen uit met hem de tentoonstelling in oogenschouw te nemen.
De stads-gehoorzaal is op eene smaakvolle wijze voor de tentoonstelling ingerigt. Met de nationale en oranje-kleuren versierd voldoet zij goed aan het oog. Aan het einde der zaal prijkt de buste van Z.M. den koning, beschermheer der maatschappij, terwijl ter zijde, in de nissen, de busten zich vertoonen van koning Willem I en koning Willem II.
In het rond ziet men op schilden de namen vermeld van de afdeelingen der maatschappij en aan den ingang der zaal de woorden "chemia, mechanica," daartegenover de woorden "physica, mathematica," terwijl eenige in de zaal geplaatste spiegels gunstig medewerken om het effect van het geheel te verhoogen.
Aan de tentoonstelling hebben deelgenomen 27 inzenders, waaronder er zijn die aanzienlijke collectiën hebben ingezonden. Die inzenders zijn de volgende: H.J. Harting Bank, te Breda; W. Boosman en Co., te Amsterdam; Gebr. Caminada, te Rotterdam; H. de Clercq, te Haarlem; J.F. van Deene, te Amsterdam; H. Deutgen, te Groningen; A. van Emden , te Amsterdam; H. Figee, te Haarlem; Funckler en Richards, te Haarlem; W. Geissler, te Amsterdam; P.J. Kipp en Zoon, te Delft; H. van der Kraan, te IJsselmonde; F.L. Laporte, te 's Hage; Rienk Jans van der Ley, te Hallum; A.H. Mooten , te Leyden; J. van Pelt en Zonen, te Breda; D. A. Sala, te Leyden; Julius Scharwächter. te Nijmegen; J.A.J. Schokking, te Amsterdam; A.J. Schokking jr., te Amsterdam; J.A. Schoonbeek, te Haarlem; P. Schröder, te Nieuwe Diep; H.J. de Swart, te Vlissingen; wed. Wellinghuysen en Zoon, te Amsterdam; Gebr. van Wetteren, te Haarlem; J.J. Zaalberg van Zeist, te Amsterdam; en een lid van het dep. Leyden der maatschappij.
Vooral de collectie, door de hh. Kipp en Zoon, te Delft, ingezonden, is van eene zeer groote uitgebreidheid. Het kleine aantal der inzenders is, blijkens de voorrede van den catalogus, slechts schijnbaar teleurstellend. De oorzaken waaraan men deze geringe deelneming moet toeschrijven zijn niet zoo ontmoedigend, als men oppervlakkig zou veronderstellen.
De ondervinding toch heeft geleerd dat het aantal instrumentmakers hier te lande zeer beperkt is en de werkzaamheden der voornaamsten dikwijls zoo opeengehoopt zijn, dat voor de medewerking aan eene tentoonstelling naauwelijks tijd genoeg overblijft.
Directeuren ontvingen van geachte firma's verontschuldigingen wegens gebrek aan tijd en te groote werkzaamheden, en dit is zeker voor de industrie een verblijdend verschijnsel.
Vele der op de tentoonstelling aanwezige voorwerpen zijn dan ook reeds verkocht en door de welwillendheid der eigenaars lijdelijk afgestaan. *)
De plaatselijke commissie alhier bestaat uit de hh. G.G. Snellen, N.J. Sanders, mr. C.W. Hubrecht, J.B. de Moen, mr H.P.J. Tollens en J. Scheltema;
de jury van beoordeeling uit de hh. dr. C.H.D. Buys Ballot, te Utrecht, prof. J.W. Ermerius, te Groningen, J.P.A. Francois, te Rotterdam , prof. F. Kaiser, te Leyden, jhr. A.W.G. van Riemsdijk, te Utrecht, dr. D.J. Steyn Parvé, te 's Hage, en prof, G.J. Verdam, te Leyden.
Leydse Courant 12-07-1865
|