BREITNER EN DE RESIDENTIEBODE
Het blad tot betaling van schadevergoeding veroordeeld.
Eenigen tijd geleden hebben we medegedeeld, dat de rechtbank hier ter stede de Residentiebode had veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan den kunsthandelaar Sala, wegens haar artikel over de uitstalling van een Naakt van Breitner, dat ze in haar nummer van 4 Mei 1931 had, welke naaktstudie van zulk een kunstwaarde is, dat ze in 1929 op een Breitner tentoonstelling in het Gemeente-Museum voor Moderne Kunst heeft gehangen.
Het blad had eerst een "protest" geschreven tegen dit schilderij "dat ergernis verwekt", welk artikel, om de onwaarheid ervan aan te toonen, de kunsthandelaar naast het schilderij hing, wat het blad beantwoordde met een artikeltje, waarin het schreef:
Katholieken zullen zich herinneren de waarschuwing: Koopt niet in winkels waar zedenkwetsende artikelen worden uitgestald. Winkeliers die het publiek ergeren, moeten dan maar in hun zaken ondervinden, dat het publiek niet op zulk een brutale wijze met zich laat spotten.
De kunsthandelaar eischte veroordeeling van den hoofdredacteur Bruysten tot betaling van f 2500 of zooveel minder als de rechtbank mocht billijk oordeelen, omdat het artikel hem in zijn goeden naam als kunsthandelaar had gekwetst en er schade voor hem uit voortvloeide.
We hebben nu het vonnis gezien en dit overweegt, dat, daar gedaagde in het eerste stelde:
Wij weten wel, dat "men" zich in zulk een geval op de "kunst" beroept, blijkt, dat hij zelf meende te kunnen verwachten de mogelijkheid, dat de eischer zijn oordeel niet als juist zou onderschrijven, en dat hij dan ook volkomen miskende de van ouds bekende waarheid, dat wie kaatst den bal moet verwachten, toen hij zich ergerde aan de vrijmoedigheid van den eischer om met gedaagdes oordeel den spot te drijven en het stukje, uitgeknipt, naast het tentoongestelde schilderij op te hangen.
En het vervolgt:
overwegende, dat het tweede stuk van den gedaagde was, volgens hem zelven, de reactie op, den hoon, den schrijver van het vorige artikeltje door die laatste handeling aangedaan; dat nu even goed als de gedaagde het recht heeft om zijn oordeel als het eenig juiste aan te merken, den eischer het recht toekomt het met den gedaagde niet eens te zijn, maar den gedaagde zeker niet het recht toekomt om den eischer zijn oordeel als het juiste op te dringen en in geval deze zich niet daarnaar wenscht te gedragen, zich tegenover dezen uit te laten als geschied is in het tweede artikel; dat toch daarin onder inroeping van de autoriteit van een katholiek priester de zaak van den eischer wordt aangeduid als te hebben een etalage, welke de gerechte ergernis van velen (katholieken en anderen) wekt en eischers winkel als een, waarin zedekwetsende artikelen worden uitgestald, wordt gequalificeerd, terwijl dan de katholieken worden aangespoord in dien winkel niet te koopen, opdat de winkelier in zijn zaken zou ondervinden, dat het publiek niet op brutale wijze met zich Iaat spotten.
Dergelijke uitlatingen, ingegeven door de reactie op den hoon, den schrijver van het eerste artikeltje aangedaan, brengen, zegt het vonnis, duidelijk naar voren de bedoeling om den eischer in zijn zaken, in zijn debiet te doen gevoelen de gevolgen van het feit, dat hij zich niet aan het subjectieve oordeel van de Residentiebode heeft willen onderwerpen en leveren, als zijnde in strijd met de zorgvuldigheid, welke men in het verkeer ook ten opzichte van andermans zaken moet in acht nemen, op een onrechtmatige daad, welke den eischer schade moet hebben toegebracht, zeker waar zij werden geuit door een blad, dat vooral onder de katholieken, gezag heeft als de Residentiebode, en waar dit blad zijn meening nog als juist ondersteunt met een beroep op een dienaar der katholieke kerk.
Uit den aard der zaak kan de schade, den eischer in zijn debiet berokkend, nooit met zekerheid worden bepaald, maar er waren voldoende gegevens om het bedrag naar billijkheid te kunnen beoordeelen en daarom is het bedrag bepaald op f 600.
Vandaar dat het vonnis den hoofdredacteur van het katholieke blad heeft veroordeeld om den heer Sala te betalen f 600 met de rente over dit bedrag, berekend tegen 5 pct. per jaar van den dag der dagvaarding af tot dien der voldoening en hem tevens heeft veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van den heer Sala ten bedrage van f 165.
Het Vaderland 03-09-1932
|