Iedereen zal zeker weten dat Lombardsijde tijdens de eerste wereldoorlog het toneel was van zware, onmenselijke gevechten, van Belgische zijde in hoofdzaak geleverd door de infanterie van het 9de Linieregiment. Het dorp werd tevens zeer vaak beschoten door de artillerie zowel van de vijandelijke zijde als vanaf bevriende schepen van een Engels eskader die vanop zee de bezettende Duitsers in het dorp een halt wilden toeroepen. Dat constant onder vuur liggen had dan ook noodlottige gevolgen. Er werd geen steen meer op de andere gelaten. We moeten hier niet spreken van algehele vernieling maar van 'Rasierung' (= met de grond gelijk maken)
Nauwelijks kon men nog zien aan een steenhoop waar een gebouw gestaan had. Van de kerk stond er nog een enkel zuiltje van een paar meters hoog, te midden van stukgeschoten grafkruisjes. Onder de oorlog waren zelfs de wegen en banen opgebroken, kapotgeschoten. Waar of hoe liep deze of gene straat, waar stond deze of gene hoeve, dit of dat gebouw? Deze vragen drongen zich op wanneer men kort na de wapenstilstand hier terugkeerde.
Hoe zag Lombardsijde - dorp eruit in 1914? Het dorp, een uitgesproken landelijke gemeente, telde 1.152 inwoners in 1910, vooral hoveniers en vissers. Er stonden enkele particuliere villa's en drie hotels namelijk 'A La Belle Vue' (voor het betere publiek), ˜Hotel du Littoral' en 'Hotel de l'Avenue', later 'Hotel De L'Yser', alle in de Lombardsijdelaan. In de Dorpplaats had je heel wat cafés: 'In de Handboog', 'In de Leeuw van Vlaanderen', 'De Zwaan', ...
Er was geen gemeentehuis. De vergaderingen van de gemeenteraad werden afwisselend in verschillende café's gehouden. Verder vond men er een school, een kerk en een klooster.
Benjamin Crombez, grootgrondbezitter en stichter van Nieuwpoort-Bad, nam eind 19de eeuw het initiatief tot de ontwikkeling van een badplaats te Lombardsijde met onder meer de aanleg van de Zeelaan tussen het dorp en het zogenoemde "Lombartzyde-Bains" en de inplanting van een houten vakantievilla voor de Brusselse jeugd. Men vond er tevens 25 villa's en een bescheiden stranduitbating.
Crombez had ook het plan opgevat Nieuwpoort-bad en Lombardsijde - bad met elkaar te verbinden via een brug om er aldus één grote badplaats van te maken.
Het gemeentebestuur trok zich niet veel aan van de ontwikkeling van de badplaats omdat Crombez eigenaar was van alle terreinen.
Benjamin Crombez voelde ook de noodzaak aan van een golfterrein. Hij liet er in 1908 één aanleggen door Engelse specialisten maar het duurde nog enkele jaren vooraleer het terrein speelklaar was.
De Eerste Wereldoorlog, betekende echter het einde van deze en andere toeristische dromen.
11 november 1918: Wapenstilstand Op 11 november 1918 werd de Duitse capitulatie getekend in een treinwagon in het Bos van Compiègne (F). De Duitsers hadden Lombardsijde reeds ontruimd op 17 oktober 1918.
Twee essentiële problemen vroegen een snelle oplossing: ten eerste, de huisvesting van terugkerende vluchtelingen en ten tweede, de financiering van het onmiddellijk herstel van de basisinfrastructuur en van de vergoedingen voor de geleden oorlogsschade. Daarvoor moesten het Koning Albertfonds en de Dienst der Verwoeste Gewesten zorgen.
Al tijdens de oorlog maakte de Belgische regering plannen om het probleem van de woningnood aan te pakken. In september 1916 werd het Koning Albertfonds (KAF) opgericht dat de getroffen bevolking in de eerste fase van de wederopbouw moest voorzien van noodwoningen. Nog tijdens de oorlog werden barakken aangekocht.
De uitgeweken Lombardsijdenaars, vooral de vele die naar Oostende getrokken waren, werden uiteraard bij hun terugkeer geconfronteerd met woningnood. Ze ruimden al vlug een geschikt plaatsje op om er hun huis te bouwen. Daarna was het wachten op de beloofde voorschotten teneinde met de bouw te kunnen beginnen. Maar ze kregen geen bouwvergunning omdat hun plan en de lijnrichting niet goedgekeurd werden. Bij de terugkeer werd er gewoond zo goed en zo kwaad als het gaat: men bouwde een voorlopig onderkomen met brokstukken uit het puin of men woonde in een verlaten militaire schuilplaats (bunkers). Zo herinner ik mij een bewoonde bunker in de Idyllelaan (naar de ex-Cristal Palace).
Het Koning Albert Fonds verschafte barakken van eigen makelij (K.A.F.-barakken) en Nissen Huts. Dat zijn barakken van het Britse leger met een stenen onderbouw en een gebogen dak van gegolfd plaatijzer. Het lukte het Fonds echter niet om in alle noden te voorzien. Veel bewoners moesten zich behelpen met zelfbouw-barakken, waarvoor ze dan de nodige bouwmaterialen kregen.
Hoewel de Belgische regering een hele reeks institutionele maatregelen nam, kwam de eigenlijke wederopbouw maar niet van de grond. Door de veelheid aan systemen kon de geteisterde op den duur niet meer klaar zien.
Een centrale rol in de wederopbouw speelde de Dienst der Verwoeste Gewesten.
Op 8 april 1919 werd een wet gestemd op de aanneming van de gemeenten. Die wet nam de organisatie van de wederopbouw op gemeentelijk niveau grotendeels uit handen van het gemeentebestuur en vertrouwde haar toe aan Hoog Koninklijke Commissarissen en Toegevoegde Hoog Koninklijke Commissarissen als vertegenwoordigers van de Dienst der Verwoeste Gewesten. Deze commissarissen verdeelden de budgetten en keurden de inrichtings- en rooilijnplannen goed.
De Dienst had een groot aandeel in de organisatie van drie systemen die door de overheid werden gelanceerd om de wederopbouw aan te moedigen, namelijk het systeem van de 'Voorlopige Woningen' (ook het systeem Renkin genoemd, naar Minister van Binnenlandse Zaken Jules Renkin), het systeem van 'Heropbouw door de Staat' en het systeem van het 'Herstel van Landerijen'.
De voorlopige woningen, ook halfbestendige woningen genoemd, moesten het tekort aan barakken van het Koning Albertsfonds opvangen.
De Dienst der Verwoeste Gewesten bouwde een netwerk uit van gemeentelijke en gewestelijke magazijnen waar materiaal werd opgeslagen voor de wederopbouw. Op aanvraag en na het indienen van een plan bij de gemeente leverde deze een bon van 3.000 frank af en daarop zorgde de overheid voor een eerste voorraad (hout, bakstenen, dakpannen, ...). De gemeenten mochten daarop een kleine winstmarge maken die hen in staat stelde om volgende stocks zelf aan te kopen. Door het aankopen van grote voorraden kon men de prijzen drukken.
De Bouwdienst van de 'Verwoeste Gewesten' werd opgericht in december 1919 om de bouwprogramma's van de overheid te realiseren, waaronder meerdere tuinwijken. Die dienst speelde een stimulerende rol door standaardmodellen van bouwonderdelen (zoals venster- en deurtypes) te verspreiden via de gemeentemagazijnen. Hij trachtte ook de monopoliepositie van bepaalde architecten tegen te gaan door barema's op te stellen voor erelonen en hij bemiddelde bij aanbestedingen. Toen de werking van de Dienst der Verwoeste Gewesten in 1926 werd stopgezet, waren lang niet alle dossiers van heropbouw afgesloten.
Alfred Ronse en Theo Raison Alfred Ronse (1876-1962) was bestendig afgevaardigde en vanaf 1919 toegevoegd Hoog Koninklijk Commissaris voor de streek Diksmuide-Gistel. Hij was werkzaam binnen de West-Vlaamse afdeling van de Commissie ter Verfraaiing van het Landelijk Leven.
Architect Theo Raison was zijn rechterhand. Naast enkele andere werken in verband met de wederopbouw, publiceerden ze samen, in twee delen, 'Fermes-types et constructions rurales en West-Flandre (1918)'. Gemeenteraadslid Geert Verdonck leende mij de dikke boeken, waarvoor dank.
Daarin werd gepleit voor een vernieuwd functionalisme in de hoevebouw, op basis van bestaande regionale studies. Ik vond daarin een voorstel terug in verband met Westende maar vooral gegevens over de wederopbouw van Lombardsijde.
In het eerste deel (p201-218) ontwikkelen zij plannen voor de wederopbouw van de hoeve 'Kleine Bamburg' in Westende. Ik heb die hoeve uitvoerig beschreven in een blogartikel op 10 april 2017 "De hoeve 'De Kleine Bamburg' ". Ze werd heropgebouwd op basis van een tekening van Theo Raisin uit 1916. In deel 2, vanaf pagina 289, hebben zij het over 'Projets de Reconstruction de nos villages'. Ze wilden de dorpen doen herrijzen 'met hun vroeger regionaal uitzicht' of met andere woorden ze wilden dat ze bewaard bleven met hun vroegere architecturale trekken.
Op pagina 293 zien we hun voorstel voor een gemeentehuis, naast de voorgevel voor een winkel.
Eerst behandelen zij Slijpe en daarna vanaf pagina 294 tot 300 Lombardsijde. Zij stelden plannen op volgens deze van het kadaster en toen zij dat deden waren sommige woningen nog niet vernield. Enkele gevels die geen enkel interessant architecturaal kenmerk vertoonden en die nog dateerden uit de 19de eeuw, werden behouden of lichtjes opgesmukt. Op pagina 294 staat nog een gevel van een winkel, op pagina 295 een hotel-pension, op pagina 296 de school, op pagina 297 het huis en de werkplaats van de smid, op pagina 298 de pastorie, op pagina 299 het hotel Belle Vue en een paar huizen van particulieren en een paar winkels langs de baan Oostende-Nieuwpoort.
Ziehier het voorstel voor een school:
... en voor het huis en de werkplaats van de smid:
... en voor de pastorie:
... en voor het hotel 'Belle Vue'
... en voor huizen van particulieren
Op pagina 300 staat een mooie kleurtekening van het algemeen uitzicht van het dorp.
We zien dat de baan verbreedt ter hoogte van de kerk om daarna zijn normale breedte te hernemen.
De auteurs gingen ervan uit dat de huizen langs weerszijden van de steenweg wel wat luxueuzer mochten zijn in functie van de toekomstige ontwikkeling als badplaats. Zij hielden er ook rekening mee dat zij later misschien moesten dienen voor familiepensions, restaurants, villa's of winkels. Daarnaast waren er woningen nodig voor de vissers, landbouwers en groentetelers die toch in hoofdzaak de bevolking uitmaakten. Aangezien de straten voldoende breed waren, werd er ook voor elk huis een tuintje voorzien. Voor de kerk en de pastorie ernaast lieten ze zich inspireren door deze van Nieuwpoort: beperkte afmetingen en zonder pretentie. Vóór de oorlog wilde men de kerk afbreken omdat ze te klein werd om in de zomer ook de toeristen op te vangen. De auteurs waren helemaal niet opgezet met de idee van een moderne kerk. Ze vonden dat ze alleen moest uitgebreid worden en lichtjes aangepast volgens het plan van architect Viérin, die ook het stadhuis in Nieuwpoort ontwierp.
Het zou interessant zijn om na te gaan wat er juist van de plannen van Ronse en Raison terechtgekomen is.
Bronnen Marc Constandt: 'Lombardsijde-Bad in de Belle Epoque' René Coulier: 'Lombardsijde in de branding 1914-1920' Eddy Viaene: 'Lombardsijde : zeven eeuwen historiek'
|