Sinds 20 februari 2018 bestaat de Middelkerkse boerenmarkt vijfentwintig jaar.
Waarom? Wanneer en Waar? De Middelkerkse dorpskom moest nieuw leven ingeblazen worden en tot een ware heropleving gebracht worden. Een boerenmarkt in Middelkerke, zoals er ook al één was in West-Vlaanderen in Diksmuide, Koekelare, Damme, Poelkapelle en Tielt, moest daartoe bijdragen. Dat vonden de initiatiefnemers Louis Heytens en Eric Depypere (van Landbouwkrediet Koekelare), gesteund door Frans Serruys, Jan Stragier, Luk Van Hoof, Nathalie Deny, Norbert Ramoudt, Herman Verhaeghe.
De doelstellingen waren ‘Versheid, kwaliteit en een redelijke prijs.’ Land- en tuinbouwers uit Groot-Middelkerke kregen de voorrang om hun eigen gekweekte producten aan de man/vrouw te brengen, waarna andere producenten uit de regio ook een kans kregen.
De eerste markt had plaats op 20.2.1993 van 09u30 tot 12u30 en verder elke zaterdag, jaar in jaar uit. De initiatiefnemers wilden de markt organiseren op het Oudstrijdersplein achter de kerk … maar dat werd toen juist gerenoveerd en daarom werd uitgeweken naar de ingang van het gemeentelijk park in de Westendelaan.
Aanvraag bij het gemeentebestuur Burgemeester Frank Verlinde (Volksunie) was onmiddellijk te vinden voor het initiatief en legde het voorstel voor aan landbouwschepen Luc Dedecker en aan de Land- en Tuinbouwraad, die een gunstig advies gaf. Het schepencollege verleende daarop de toelating tot 1 juli 1993.
Petitie van lokale handelaars De allereerste boerenmarkt startte onder wat men een ‘slecht gesternte’ noemt. Niettegenstaande 247 zelfstandige land- en tuinbouwers aangeschreven werden, waren er slechts zeven standhouders waarbij slechts één Middelkerkenaar, Johan Pittery. De andere waren uit de buurgemeenten Zarren-Werken, Pittem, Leke en Koekelare.
Gerard Lambert, exploitant van ‘Het Fruitpaleis’, in de Smet de Naeyerstraat was daarvoor al naar de burgemeester getrokken met een petitie ondertekend door een dertigtal handelaars uit Middelkerke-centrum: “Wij aanvaarden die markt niet want wij moeten voldoen aan diverse wettelijke bepalingen en wij zijn onderhevig aan zware belastingen en zij niet.” Op de startdag haalde Lambert scherp uit naar de organisatoren en naar de standhouders. Hij had het vooral gemunt op deelnemers uit de andere gemeenten. De toeschouwers en kopers schenen nochtans tevreden en dus bleven de initiatiefnemers hoopvol voor de toekomst. ‘Elk begin is moeilijk’, vonden ze. Ook op de tweede marktdag was er herrie. De tegenstanders en het schepencollege hielden namelijk vast aan hun wil dat enkel standhouders uit de gemeente mochten deelnemen. Dat vonden de organisatoren niet haalbaar en om daaraan te ontsnappen, weken ze uit naar een privaat terrein op de hoek van de Molenstraat met de Watervlietstraat, nabij de gemeentelijke werven. Vroege bezoekers die zich nog aanboden aan het Normandpark, werden daar door middel van vlugschriften, doorgestuurd naar de nieuwe standplaats, goed voor natte voeten en slijkschoenen. Deze keer waren er al drie standhouders uit Middelkerke (Johan Pittery uit Wilskerke, Robrecht D’Hoore uit Slijpe en Peter Opstaele uit Leffinge) en zes andere, dezelfde van de eerste marktdag.
En wat vond de VLD daarvan? Als oppositiepartij vond de VLD een boerenmarkt absoluut geen goed idee.
‘Aangezien land- en tuinbouwers nu al hun eigen producten verkopen in eigen huis’, vond fractieleider Michel Landuyt dat aan die markt eigenlijk geen behoefte was. Hij vond ook dat de geest van de overeenkomst, door naar privaat terrein te verhuizen, met de voeten getreden werd. Zijn partijgenoot Germain Dierendonck, voorzitter van de ‘Tuinbouwveiling der Kust’ vond dat ook en zei dat het feit dat slechts drie kandidaten opdaagden, aantoonde dat er inderdaad geen behoefte aan is. Hij had er in principe niets tegen dat de eigen mensen met eigen producten de markt bevolkten.
Paul Dewulf, voorzitter van de ‘Verenigde Handelaars Westende-bad’ was formeel: “Een boerenmarkt, met wie dan ook, is uit den boze en mondt straks in het seizoen uit op uitspattingen zoals we dit al meemaakten met de zogezegde ‘antiekmarkten’. Men houdt zich nu al niet aan de afspraken. Wat zal het dan deze zomer zijn? Onze kleinhandelaars hebben trouwens evengoed verse groenten in huis als zij op de boerenmarkt. Onze kleinhandel heeft het al zwaar genoeg het te moeten opnemen tegen de grootwarenhuizen, laat staan dat ze nu nog tegenwind moeten krijgen van een boerenmarkt. Bovendien betalen de standhouders weinig of geen standgelden. Dit is oneerlijke concurrentie. Het besluit van het schepencollege de boerenmarkt alleen open te stellen voor Middelkerkse producenten en het feit dat ze vluchten naar privaat terrein bewijst nu al dat er misbruiken zijn.”
Viering van 20 jaar Boerenmarkt In 2013 bestond de markt 20 jaar en dat werd op zaterdag 30 maart en op 6 april 2013 bij mooi weer gevierd met een speciale boerenmarkt én een tombola. Iedere bezoeker die naar de boerenmarkt kwam maakte elk half uur kans op een waardevolle prijs (6 pakketten met een waarde van 40 – 50 euro samengesteld door de standhouders, in totaal 136 prijzen o.a. van de gemeente en van Middelkerkse handelaars (!!!!)). De hoofdprijs was ½ varken. De trekking van de winnaar daarvan werd op 6 april 2013 om 11u30 uitgevoerd door burgemeester Janna Rommel-Opstaele. De organisatoren mochten een massa volk begroeten: 1779 kopers
Bezoek aan de markt op zaterdag 17.2.2018 Op 17.2.2018, drie dagen voor de verjaardag, wilde ik toch wel eens weten hoe het tegenwoordig met de boerenmarkt gesteld is. Ik zag dat er acht standhouders waren, waarvan zeven er ook al bij waren bij de twintigste verjaardag in 2013:
Vleesproducten “ ’t Eendenhof’ “ uit Avekapelle - Veurne Groenten en fruit Godfried Lefevere – Mieke Serruys uit Slijpe Bloemcenter Danny en Ines Verschoore uit Poelkapelle Zuivelproducten Johan D’Hoore uit Slijpe, Zuivelproducten Daniël en Agnes Sys uit Diksmuide Aardappelen en Groenten Koen Verstraete uit Koekelare Fruit Pierre Maertens uit Werken Groenten Hans Denoo uit Sint-Pieterskapelle
Dat zijn er dus drie uit een deelgemeente van Middelkerke, enkele komen al 25 jaar naar de markt en Johan D’Hoore zet het werk verder van zijn vader Robrecht die er van bij de start bij was, toen samen met twee andere Middelkerkenaars Johan Pittery uit Middelkerke en Peter Opstaele uit Leffinge. Was het nog te vroeg om te vieren? Zaten de hoogwaardigheidsbekleders van de gemeente in de VIP – tent van de Noordzeecross? Ik weet het niet, maar ik had toch verwacht dat de gemeente die verjaardag wat luister zou bijzetten. Volgens één van de standhouders zou ‘men ermee bezig zijn’. En inderdaad: ik las op de website van de gemeente dat er een evenement plaats zou grijpen op zaterdag 7 april 2018. Opnieuw daarheen, dus! Veel volk, waarvan onderstaande foto’s getuigen.
Wanneer het ‘officieel’ gedeelte zou starten, dat wist ik niet, maar geen bezwaar, ik was daar niet om onze bestuurders nogmaals in al hun glorie bezig te zien, noch om een jeton te krijgen voor een gratis drankje, noch om te proeven van de hapjes., maar wel om mede te onderlijnen dat zo’n boerenmarkt een succes is. Dat moet de hevige tegenstander van bij de start, fractieleider van de oppositie destijds, nu plots ook denken, want hij was er nu wel bij … of was dat met het oog op oktober 2018?
Bronnen Artikels in ‘Het Laatste Nieuws’, door: Georges Keters op 9.2.1993: Eigen groenten op markt’ Georges Keters op 12.2.1993: ‘Dagverse boerenmarkt’ PBM op 12.2.1993: ‘Nu ook een boerenmarkt te Middelkerke’ Georges Keters op 22.2.1993: ‘Boerenmarkt stuit op verzet handelaars’ Georges Keters op 1 maart 1993: ‘Herrie op boerenmarkt’
Omdat Westende enkele merkwaardige hofsteden telt, wil ik die allemaal met een blogartikel de revue laten passeren: De Grote Bamburg, de Kleine Bamburg, de ‘Rode Poort’ langs de Schuddebeurze, de hoeve van de dis in Nieuwpoort, de hoeve Louis de Wavrans. De ‘Hofstede van de Augustijnen’ alias de ‘Rode Poort’ langs de Westendelaan kwam op 13 november 2010 als eerste aan de beurt (zie map ‘Landbouw’). Deze keer wil ik het hebben over ‘De Kleine Bamburg’.
Waar bevindt zich ‘De Kleine Bamburg’? De hoeve is gelegen in de Schuddebeurzeweg nr 19. Het lijkt wel een zijstraat van die weg maar ze draagt nog dezelfde naam. Ze is bereikbaar via een verharde oprit, die uitkomt op een rondbogige toegangspoort.
Het ontstaan van de hoeve De Kleine Bamburg gaat, net zoals de Grote Bamburg, terug op een uithof (waar de paters-ontginners verbleven) van de Sint-Pietersabdij van Oudenburg uit de tweede helft van de 12de eeuw, de Oude Bamburg geheten. Het was Philips van den Elzas, graaf van Vlaanderen 1168-1191+, die deze gronden aan de abdij schonk in 1173 en hiermee destijds een burenruzie ontketende. Op het einde van de 12de eeuw verzette Johannes van Westende zich namelijk hardnekkig tegen de rechten die de Sint-Pietersabdij van Oudenburg in 1173 had gekregen op alle nieuwe gronden ontstaan door rivierslib tussen de IJzer en de duinen van Westende. Na lang getouwtrek en financiële compensatie liet hij zijn verzet evenwel varen.
In 1243 brandde de Oude Bamburghoeve volledig af en werd ze iets verderop in de Bamburgpolder opnieuw gebouwd onder de naam Grote Bamburg. In de 16de eeuw werd deze hoeve opgesplitst in twee hoeves: de Grote en de Kleine Bamburg. Volgens de beschrijving van 1515 had deze laatste, met de bijbehorende landerijen, een oppervlakte van 60 gemeten 53 roeden (zonder het deel gelegen onder de parochie Slype, groot zijnde 11 gemeten, een lijn en 25 roeden.) De samentelling van de percelen in 1628 geeft: 59 gemeten en 20 roeden. De maat ‘gemet’ is waarschijnlijk gelijk aan de oppervlakte van het zaailand dat een koppel paarden kan omploegen tussen zonsopgang en zonsondergang. Dit is een gemiddelde, omdat het land dat bewerkt moest worden ook zwaarder of lichter kon zijn voor een paard. 1 Vlaams gemet is doorgaans 300 Vlaamse roeden of 3 lijnen of 4.479 m².
De Kleine Bamburg en zijn gronden paalden ten Noorden aan de huidige Lovieweg, ten Oosten aan de waterloop die Westende van Slype scheidt (met 11 gemeten 1 lijn 25 roeden over de waterloop in de parochie Slype), ten Zuiden en ten Zuidoosten aan de Lekevaart (over de vaart van Passchendaele) en ten Westen begrensd door een rechte lijn lopende van aan de Lovieweg, rechtover de hofstede tot aan de vaart.
In de zeventiende eeuw werd ten zuiden van deze polder een kanaal gegraven: de Plassendalevaart, waardoor de historische loop van het Ieperleed - een gegraven kanaaltje tussen Ieper en Brugge - in onbruik raakte en het gehucht de Lovie haar functie verloor. De hofstede zelf was reeds verdwenen in het begin van de 19de eeuw. Deze hofstede mag niet verward worden met het Hof dat op de militaire kaarten ook ‘de Kleine Bamburg’ genoemd wordt.
De opeenvolgende bewoners In 1515: Cornelis Clayssens 1628: Omaer Kaerle 1697: Jan Willye of Willem 1705: Cornelis Jonckheere x Westende 25.01.1705 met Maria Catharina PYLYSER 1751: Pieter Lauwagie
En dan is er een groot gat in mijn archiefgegevens …
De volgende mij bekende bewoner is Henri Vergote. Hij moest in WO 1 vluchten en kwam na de oorlog niet meer terug. Arthur Vermote, geboren in Schore in 1871 en op 23.11.1892 gehuwd te Westende met Marie-Louise Deschoenmaker werkte als dienstbode of als knecht bij Vergote. De familie Vermote is een welbekende familie in Westende. Dit zijn de kinderen van Arthur en Marie-Louise: ° = geboren, x = gehuwd, + overleden 1. Emmerence (X Maurice Ballion) ° Westende 1895 + Oostende (Serruys) 1995 2. Sylvie, werd 107 jaar oud 3. Marie, opende een chocoladefabriek 4. Désiré (x Elisa Vandekerckhove 1925 in Roksem) ° Westende 1902 + Oostende (S.Jozef) 1986, baatte later zelf een hoeve uit in Westende 5. Henri was ijzerbinder (x Urbanie Provoost) ° Westende 1904 - + Oostende (S.Jozef) 1974 6. Isidoor
Toen de eerste wereldoorlog uitbrak, moest Arthur met zijn gezin vluchten naar de Conterdam in Oostende, waar ze vier jaar verbleven, zijnde tijdens de ganse duur van de oorlog. Na het beëindigen van de oorlog, keerde Arthur terug naar Westende en zocht hij de boerderij waar hij voorheen werkte. Hij vond er weinig of niets van terug en daarom woonden zij eerst twee jaar in een abri op de overblijfselen van de boerderij en daarna anderhalf jaar in een barak die als tijdelijke oplossing was gebouwd. Arthur kon de hoeve heropbouwen, niet exact op dezelfde plaats als voorheen, maar juist naast de straat. Arthur overleed in Brugge in 1943 aan longkanker. Marie-Louise stierf vier jaar later.
En daarna namen drie generaties Soete de hoeve in handen.
Hector Soete, kwam in 1899 op 3-jarige leeftijd (° Oudenburg, 16.10.1896) met zijn ouders August Joseph en Mathilde Tournoy uit Oudenburg naar Westende. Hij nam in 1925 de hoeve over, vermoedelijk van Arthur Vermote en huwde ca 1926 in Loppem met Maria Naessens (° 1904 + 1981). Hij overleed te Westende op 6 december 1968. De familie Soete bestond uit: Esther Soete gehuwd met Gerard Coppin Valere Soete °W 13.6.1931 gehuwd met Andrea Cobbaert Sylvere Joris Soete, °W 18.12.1936 gehuwd met Gisele Gryp Lucrese Soete gehuwd met Marcel Maurice Pylyser Rafael Soete °W, 15.10.1939, gehuwd met Agnes Balloey Clara Soete gehuwd met Hubert Depotter
Een buitenstaander (en leek, zoals ik) zou kunnen verwachten dat de oudste zoon de hoeve zou overnemen, maar neen, volgens Rafaël zou het gebruikelijk zijn dat de jongste daarvoor in aanmerking komt. Rafaël deed dit dan ook, vermoedelijk na zijn trouwdag in oktober 1965. De huidige bewoners zijn sinds 2001 Joris Soete, zoon van Rafaël, en van Agnes Balloey, en zijn echtgenote Nele Vancayzeele. Zij hebben vier kinderen. De toekomst zal moeten uitwijzen of één daarvan zich geroepen voelt om ooit de hoeve over te nemen. Ziehier de gelukkige familie:
Beschrijving van de gebouwen van de huidige hoeve De huidige Kleine Bamburg en de omgeving zijn beschermd als monument en als dorpsgezicht (08/09/1995). Het is architect Theo Raison uit Brugge die in 1916 het ontwerp tekende voor de heropbouw van deze traditionele hoeve.
Deze prent van Theo Raison wordt bewaard in de Faculteit Letteren van de KU Leuven. Ze komt uit een boek waarin voorstellen werden gedaan om West-Vlaamse boerderijen herop te bouwen na de Eerste Wereldoorlog. Deze prent stamt uit juni 1916. De heropbouw had plaats in 1920. De bouwtrant van de hoeve sluit aan bij de traditionele, regionale hoevebouw. De verzorgde, rondbogige toegangspoort is versneden met hoeksteunberen en loopt uit op piramidale topstukken.
De zuidwestelijke erfzijde is afgezoomd door een lage bakstenen muur. Daarachter zijn de hoevegebouwen in hoefijzervorm gerangschikt in een semi-gesloten opstelling rondom een rechthoekig, begrint erf. Lage, verankerde bakstenen hoevegebouwen onder zadeldaken (Vlaamse pannen) met typerende aandaken met muurvlechtingen en wisselende nokhoogten. Boerenhuis ten noordoosten; zes traveeën met aanpalende stalvleugel links. Schoudergevel van middelrisaliet (**) wordt herhaald in dakvenster links; rechthoekige vensters, verdiept in korfbogige omlijsting; vernieuwd houtwerk. Korfbogige deur met rechthoekig bovenlicht.
Stal- en wagenhuisvleugel ten westen met typerende steunberen (*) en dakvensters met tuitgeveltje.
In de stal- en wagenhuisvleugel bevindt zich links het wagenhuis. De stal had vroeger ook een afdeling voor de paarden, één voor de hennen en één voor de varkens. De koeien hadden een stal daar recht tegenover. Ten noordoosten bevindt zich de markante langschuur, geïnspireerd op de monumentale 13de-eeuwse tiendenschuren (***) zoals die in Lissewege (Ter Doest). Dat betekent dat de dorsvloer in de lengterichting van het gebouw lag. De zuidelijke puntgevel wordt gestut door steunberen met versnijdingen. De noordgevel wordt gevormd door een behouden rondbogige poort. Interieur: twee beuken van vijf traveeën; dubbel geschoorde makelaars. (= houten versieringen in de nok)
Typisch regionale kenmerken zijn de rode bakstenen en rode dakpannen. *steunbeer= ver uitstekende muurdam of verzwaring om horizontale krachten te verdelen in het metselwerk. **risaliet= een gedeelte van de gevel dat over de gehele hoogte vooruitspringt *** tiendenschuur = het gebouw waarin tijdens de middeleeuwen en het Ancien Regime de belasting van pachters en boeren aan een kasteelheer of een klooster werd opgeslagen. Vaak ging het daarbij om de pachtsom in natura. De pachtsom kon zijn een tevoren vastgesteld aantal schoven of een deel van de oogst. Daarnaast waren veel boeren verplicht tot het betalen van tienden. Ze moesten een tiende deel van de oogst afdragen, oorspronkelijk aan kerkelijke instellingen, later aan particulieren die kerkelijke rechten hadden gekocht.
Tiendenschuur ‘Ter Doest’ Vergelijk met schuur rechts van ‘De Kleine Bamburg’
Twee grote loodsen, één voor de koeien (links) en één voor het materiaal (rechts), werden in de loop van de voorbije jaren bijgebouwd. Jullie zien ze hier evenals twee luchtfoto's van het geheel van de hoeve.
De tweede wereldoorlog Tijdens WO 2 bezetten de Duitsers de hoeve. Zij namen bezit van het gedeelte keuken terwijl de familie het moest stellen met de living. De Duitsers gedroegen zich geenszins als nazi’s. Onder hen bevonden zich enkele boerenzonen en ze respecteerden volop de bewoners.
Het leven op de hoeve vandaag Het is merkwaardig dat de hoeve in natuurgebied blijkt te liggen. Dat is eveneens het geval voor de hoeves in de Bamburgstraat 122 (van Jules De Zaeyer) en 126 (van Wilfried Marvellie). Toen de bestemming van het gebied destijds (in 1997?) veranderde van ‘landschappelijk waardevol agrarisch’ naar ‘ecologisch’ (AEB), tekenden de drie vernoemde eigenaars daartegen bezwaar aan. Toch bleef de officiële bestemming ongewijzigd, maar de landbouwers kunnen hun beroep op normale manier blijven uitvoeren, mits zekere regels in acht te nemen. ‘De Kleine Bamburg’ is een melkveebedrijf met 75 koeien en hun jongvee. Ziehier hun stalling tot ze in mei naar de weiden gebracht worden.
Naast aardappelen en bieten, wordt op een groot gedeelte van de landerijen kolvenmaïs gekweekt voor de voeding van de eigen koeien. Het vee eet naast de kolf ook de stengel en de bladeren. Daarom snijdt de hakselaar de hele planten in kleine stukjes.
Door moderne machines en voorhanden zijnde meststoffen is de stiel misschien wel iets minder hard geworden, maar ik bewonder toch steeds weer het hard labeur, bij weer en wind, en juist erg afhankelijk van dat weer. De boeren moeten er immers voor zorgen dat wat ze in hun bedrijf stoppen, ook opbrengt. De melkveehouders klagen wel eens dat wat zij voor hun melk krijgen, veel te weinig is.
Survivalparcours, zonder vergunning, is verhuisd naar Wenduine
Op 10.8.2015 lanceerde ik op deze blog in de map ‘Gemeentebestuur’ het artikel ‘Middelkerke: recreatie in landbouwzone’. Na mijn bezoek aan de nieuwste ontspanningsmogelijkheid voor kinderen was ik vol lof over het doolhof doorheen een maïsveld, over het touwenparcours, over de aanvullende attracties waaronder twee springkastelen, een speeltuin, een zandbak, een speleobox en een voetbalveldje. Uiteraard was er ook een zelfbedieningsbar waar drankjes, wafels , hotdog, pizza…. aan niet overdreven hoge prijzen konden gekocht worden. Bijkomende troeven waren tevens de grote parking en de uitstekende toegankelijkheid via drie toegangswegen.
Het zag er dus allemaal veelbelovend uit, maar … ik spaarde ook mijn kritiek niet omdat een recreatiepark op landbouwgrond mij zonevreemd voorkwam. Bij nader nazicht kwam ik tot de vaststelling dat daar het gewestplan Oostende-Middenkust van kracht was en dat de gebruikte percelen volgens dat plan bleken te liggen in agrarisch gebied ‘met landschappelijke waarde’.
Hoe zat dat eigenlijk met die vergunning? In november 2014 kreeg de uitbater VOF Intense Activities van het schepencollege een principieel akkoord. In januari 2015 stond er al publiciteit in het Middelkerks toeristisch programmaboekje. In mei-juni werd de bouw gedoogd. De verantwoordelijke schepen Dewulf trad niet op. Op 26 juni 2015 (of 10 juli zelfs, al naargelang de bron) wordt een bouwaanvraag ingediend … als het parcours er al staat en uitgebaat wordt. Op 11 augustus keurt het schepencollege de bouw goed, niettegenstaande een ongunstig verslag van de gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar van 10 augustus. De gemeente reikt dan ook een vergunning uit, maar wel één ‘met voorwaarden’. Aangezien het park in landbouwzone lag, mocht de constructie slechts 3 maanden blijven staan. Ze moest dus elk jaar in september afgebroken worden en in juni weer opgebouwd worden. Dat kwam weliswaar overeen met de bloeitijd van maïs. De hoogte van het gewas moet namelijk voldoende zijn, anders verdwaalt er niemand in het doolhof. De maïs wordt normaal begin mei gezaaid. En eind september wordt ze geoogst.
Maar … het is uiteraard ondenkbaar dat de organisatoren elk jaar dat reusachtig werk van afbraak en heropbouw van het touwenparcours zouden uitvoeren. Dat zou de uitbating zeker onrendabel maken!
Jullie weten misschien ook nog dat het in de bedoeling ligt van optimisten dat er ooit nog een verbinding zou komen vanaf de snelweg naar het rondpunt aan de Westendelaan. Tussen haakjes, eigenlijk zou dat rondpunt dan pas zinvol worden. De uitgereikte vergunning was 4 (of 5?) jaar geldig. Indien die verbinding snelweg – rondpunt er vroeger zou komen, zou de vergunning opgeschort worden.
De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar ging in beroep tegen het uitreiken van de vergunning omdat het geen landbouwgebonden activiteit was. De aanvragers van die vergunning gingen ook zelf in beroep en dat om twee redenen: jaarlijks moeten afbreken en de duur van de vergunning. De deputatie vernietigde daarop de vergunning. Dit jaar dienden de eigenaars/uitbaters een nieuwe aanvraag in, maar die werd geweigerd door de gemeente. Op 18 september 2015 legde De Kegel X-treme klacht neer tegen het project bij de Bestendige Deputatie. Het rapport van de Provinciale Stedenbouwkundige ambtenaar van 20 november was vernietigend. De afbraak werd bevolen, maar niet zonder dat eerst nog gepoogd werd om het op een akkoordje te gooien met de OVLD Deputé van Ruimtelijke ordening.
Verhuizen dus maar… De firma Intense Activities heeft natuurlijk stevig geïnvesteerd in het Middelkerkse park. Dat ze ijverig op zoek ging naar een andere locatie, is haast vanzelfsprekend. Die heeft ze dus nu schijnbaar gevonden in Wenduine, op de site ‘Ter Zee’ in de Ringlaan.
Waarom dan niet op een andere locatie? Omdat hij voorstander was van dat hoogteparcours (waarom niet trouwens want dat zou zeker een aanwinst geweest zijn voor Middelkerke) stelde JM Dedecker voor het park te plaatsen aan de Calidris (sportstrand) of in het sportpark van de krokodille. Hij is van mening dat deze mooie attractie naar Wenduine verhuisd is ‘door de onkunde en de leugens van onze plaatselijke bewindvoerders‘. Hij beweert dat de uitbater bedrogen werd door de valse beloftes van de burgemeester en van schepen Liliane Dewulf.
Besluit Missen is menselijk, natuurlijk, maar om tot zo’n toestand te komen, moeten de blunders zich wel opstapelen. Aan dit project hangt een reukje. Waarom trad de gemeente niet vroeger en kordater op alhoewel ze volgens welingelichte bron op de hoogte moeten geweest zijn dat er gebouwd en geïnstalleerd werd zonder vergunning? Waarom werd de vergunningsaanvraag pas op 10 juli 2015 ingediend? Wist de gemeente dan niet wat de gemeentelijke en gewestelijke ambtenaar van stedenbouw wel wisten? Of wisten ze het weer beter? Of trokken ze er zich niets van aan? Waarom hebben de parcoursbouwers zich niet eerder en beter geïnformeerd? Of waren ze zo zeker dat ze die vergunning wel zouden krijgen?
Aanpassing op 9.8.2016 Aan het Progressief Kartel vroeg ik ook, maar wat laat, hun mening over het verdwijnen van het maïsdoolhof. Na zijn terugkeer uit verlof, antwoordde Geert Verdonck mij het volgende: “Dit is een spijtige zaak voor onze gemeente. het aanbod aan all-weather attracties in Middelkerke is immers al genen vetten. Bij mijn weten was er geen probleem ivm de vergunning voor het maïsdoolhof (bestaat al jaren), omdat het over een niet permanente activiteit ging die in de winter werd afgebroken. Wat de vergunning voor het hindernisparcours betreft, dat is/was een ander paar mouwen. Het betreft een recreatieve activiteit zonder link met de landbouw, in landbouwgebied. Zelfs als tijdelijke wegneembare constructie was een vergunning krijgen al twijfelachtig. De uitbaters waren hiervan ook op de hoogte, en hebben daarom contact opgenomen met het schepencollege en de burgemeester. Volgens hen heeft de burgemeester hen toen verzekerd dat alles in orde zou komen (lees ‘geregeld worden’), iets wat de burgemeester overigens ontkent. Blijkbaar is er ook een klacht gekomen van een uitbater van een andere all-weather attractie in de buurt, met het gekende gevolg: de uitbating van het hindernissenparcours werd verboden. Persoonlijk denk ik dat het college de aanvrager beter objectief had ingelicht over de risico’s (wat de stedenbouwkundige ambtenaar wél heeft gedaan) en men had hen beter een alternatieve locatie voorgesteld, in het sportpark bijvoorbeeld, dan gebeurt daar ook nog eens wat. Als ik vaststel dat de gemeente het Dinopark financieel steunt (via reclame op de tram en reclame op het rond punt bij de Brico), dan had men de mensen van het hindernissenparcours ook een duwtje in de rug kunnen geven door hen tijdelijk het sportpark te laten gebruiken als alternatieve locatie.”
Lombardsijde werd ooit ‘de moestuin van Oostende’ genoemd. De hoveniersbedrijven zijn (op één na) gelegen in de Hemmepolder (zie verder) en die behoort sinds de fusie van 1977 tot de stad Nieuwpoort. Ze hebben echter zo’n lange geschiedenis verbonden met Lombardsijde, dat ik daarvoor wel eens een uitzondering mag/kan maken en eens buiten de grenzen van onze gemeente kan/mag gaan. Ik kan me trouwens niet voorstellen dat de tuinbouwers die er gevestigd zijn, zich Nieuwpoortenaar zouden voelen. Toen ik hen de vraag stelde, gaven ze mij gelijk.
Ik wil hiermee geenszins de volledige geschiedenis van Lombardsijde hernemen. Zoals de bronnen onderaan aangeven, hebben enkelen/velen mij dat reeds voorgedaan. Ik wil enkel een paar facetten ervan enigszins uitdiepen.
De Hemmepolder De polder werd aangelegd in het begin van de 14de eeuw door het indijken van een actief systeem van kreken in het IJzer estuarium. Het is een gebied van 9 hectare groot tussen de kustweg, het militair kamp en de IJzermonding.
Daarin zijn, ook vandaag nog, enkele tuinbouwbedrijven gevestigd: Frank Dewulf (in de Schorrestraat 2) en J. Deconinck (in de Lage Duinenstraat 3 en 3a) en de landbouwer Joseph Veramme (in de Alexisstraat 1) . Over die hoveniers/tuinbouwers wil ik het in dit artikel hebben.
Wie waren de Crombez' ? De familie Crombez heeft altijd voor een stuk het leven in Lombardsijde beheerst. Benjamin Crombez, grootgrondbezitter en stichter van Nieuwpoort-Bad, nam eind 19de eeuw het initiatief tot de ontwikkeling van een badplaats in Lombardsijde met onder meer de aanleg van de Zeelaan tussen het dorp en het zogenoemde "Lombartzyde-Bains" De Crombez’ waren er eigenaar van alle terreinen. en dus huurden de tuinbouwers hun grond van die familie. Elf jaar geleden kregen zij echter de kans om die tegen een ‘schappelijke prijs’ aan te kopen, via deurwaarder Brys. Zelfs toen kregen ze nog steeds geen Crombez te zien.
Tuinbouw of natuur? De polder maakt reeds enkele jaren het onderwerp uit van commotie. Verscheidene natuurorganisaties en ook de sp-a ijveren ervoor om er een deel van het natuurreservaat ‘De IJzermonding’ van te maken. Volgens de burgemeester van Nieuwpoort, Roland Crabbe (CD&V), zouden de landbouwers (*) in het gebied actief moeten kunnen blijven. “In 1999 werd dit landbouwgebied via een gewestplanwijziging omgevormd tot een gebied met extra ecologische waarde. Voor de verdere bestemming ervan ontwikkelde de universiteit van Gent een studie waarin voorgesteld wordt de kreken te herstellen en het gebied te vernatten, al dan niet met verzilting. Een derde mogelijkheid die de studie opperde, was het gebied zo inrichten dat eb en vloed kunnen heersen. Maar wij staan achter geen enkele van die voorstellen omdat ze absoluut niet verenigbaar zijn met eventuele verdere landbouwactiviteiten in dit gebied. Wanneer zout water over deze zone zou stromen, is de grond voor de boeren onbruikbaar. Gelet op de stedenbouwkundige bestemming van de Hemmepolder - landbouwgebied met ecologische waarde - moet via een beheerscontract een consensus worden gezocht tussen de landbouwactiviteiten en het milieu". * Tuinbouw valt, samen met akkerbouw en veeteelt, onder het begrip landbouw.
Wat hij daarmee juist bedoeld heeft, is niet zo duidelijk. Zou het hem niet eerder te doen geweest zijn om de uitbreiding van de jachthaven? Zelfs een aanvraag om een serre bij te bouwen zou al op tegenstand van de burgemeester stuiten!
Lombardsijde, een ezeldorp, in de letterlijke betekenis van het woord, natuurlijk. … Vele tientallen jaren geleden was de ezel het trek- en lastdier van garnaalkruiers en van hoveniers. Deze laatste voerden met hun ezeltjes hun groenten naar de markten van Oostende, Nieuwpoort, Veurne en Diksmuide.
De groenten van Lombardsijde waren ‘verre en naar’ bekend, en de vroege duinaardappels zijn tegenwoordig nog geprezen. Zo ontstond de spreuk ‘Geen markten zonder ezels!’ Daaraan werden twee betekenissen gekoppeld. De eerste verbond daarmee de dommigheden die bij elke vergadering 'uitgemeten' en uitgekraamd werden. De tweede: op alle markten zijn er stijfhoofdigen, die ‘in een koopmanschap niets willen lossen en, in den tijd, op een half frankske per beest bleven steken.’ Taai en koppig als een ezel! Dat deze spreuk voornamelijk te Lombardsijde in gebruik was, maar ook wel elders in de Westhoek, moet niemand verwonderen. Lombardsijde was immers een zeventigtal jaren geleden een echt ...ezeldorp. En de driehoek tussen Lombartsijde-Nieupoort-Oostduinkerke was een echt kweekoord van ezels. De mensen aldaar wisten toen wat een ezel waard was en wat een ezel kon.
Vandaag wordt aan die ‘goeie oude ezeltijd’ herinnerd via de jaarlijkse ezelcavalcade, door de ‘orde van de Ezel’ en door roestige ‘Bebert’ in de Oude Nieuwpoortlaan.
Vóór de eerste wereldoorlog Tot in het laatste kwart van de 19de eeuw vormde Lombardsijde een bescheiden kustdorp met visserij en marginale landbouw. Het dorp stond vooral bekend als bedevaartsoord van Onze-Lieve-Vrouw van Lombardsijde, patrones van de IJslandvaarders.
In de zomer van 1914 voelde men de oorlog aankomen. De lokale groenteboeren, waarvan hieronder een paar huisjes afgebeeld zijn, die hun producten naar de markt in Oostende brachten, geraakten hun groenten niet meer kwijt.
Tijdens de eerste wereldoorlog Veel hoveniers vluchtten naar Frankrijk. Zij werden daar met hun gezin op een boerderij geplaatst. Aangezien ook de Franse boeren gemobiliseerd waren, werden zij er onder de leiding van de boerin aan het werk gesteld. De meeste inwoners van Lombardsijdse bleven in het bezette land, in omliggende gemeenten bij collega’s, bij familie of bij kennissen. Er wordt gezegd dat 2/3 van hen een onderkomen vond in Oostende, waaronder verschillende hoveniers. De toenmalige burgemeester en groentekweker August Liebaert was één van hen. In het voorjaar van 1915 werd in de stad een hoveniersbond opgericht waarbij de Lombardsijdse hoveniers zich aansloten. Zij leverden door hun aangelegde tuinen niet enkel een belangrijke bijdrage aan de voeding van vluchtelingen en autochtone inwoners, maar ook aan de tewerkstelling, ook van de vrouwen. Dat laatste bracht ook mee dat de mannen daardoor vrijgesteld werden van opeising door de Duitsers.
Na de eerste wereldoorlog De teruggekeerde vluchtelingen vonden in Lombardsijde na hun terugkeer enkel een wildernis en … een met de grond gelijk gemaakt dorp. Door hun noeste arbeid en met de nodige hulp (premie, ….) slaagden de hoveniers erin uit die puinen te verrijzen.
De hedendaagse bedrijven Zoals hierboven reeds gezegd zijn er nog maar twee echte tuinbouwbedrijven in de Hemmepolder. Een derde bedrijf is een landbouwbedrijf met daarnaast als toemaatje een commercieel bedrijfje waar aardbeien en enkele groentesoorten kunnen gekocht worden.
De tuinbouwers kweken vooral prei, selder, gekleurde salade, rode kool, andijvie, … geen bloemkool. Daarvoor bestaan er gespecialiseerde bedrijven. Ze brengen hun producten naar de Coöperatieve Veiling in Roeselare. De zomer is voor hen natuurlijk de drukste periode.. De producenten van openluchtgroenten hebben de voorbije jaren geïnvesteerd in snel voortschrijdende mechanisatie van hun teelt. Dit laat onder andere toe dat de producten kwalitatief beter worden door de juiste plant- en teelttechnieken en dat de diverse openluchtteelten quasi permanent beschikbaar zijn, ook bij minder gunstige weersomstandigheden. In het voorjaar betrekken ze hun preiplantgoed ook uit Marokko.
Het tuinbouwbedrijf van Frank Dewulf (zoon van Georges en achterkleinzoon en Seraphinus, ex-burgemeester van Westende na WO1 en uitbater van de molen in de Essex Scottishlaan tot 1926) en Marianne Huyghe, heeft zich ontwikkeld tot het tuin- en vijvercentrum "Duinflora" . Elke generatie van de familie Dewulf (3 generaties) voegde er nieuwe elementen aan toe en breidde uit. Gepassioneerd door kwaliteit en groen leven, bloemen en planten, sierteelt,... en sinds enkele jaren ook door tuinornamenten en visvijvers. Daarbovenop kwam er ook een dierengamma bij. Ziehier een foto van het tuincentrum.
Het huis van Michel Deschacht, nu 92 jaar oud, staat er nog steeds maar zijn tuinbouwgrond werd verkocht aan andere tuinbouwers.
Het uitgebreid bedrijf van J. Deconinck heeft percelen langs weerszijden van de Lage Duinenstraat. Zij hebben ook een ‘goed draaiend’ groentestalletje geïnstalleerd langs de kustweg. Ziehier een foto daarvan:
Konijnenplaag In de kazerne en in de vroegere marinebasis, nu omgedoopt tot natuurgebied, wemelt het van de wilde konijnen, geen hazen. Die verhuizen dan wel soms, via de kazerne, naar de tuinbouwgronden waar ze alles kaal vreten en dus een ravage aanrichten. De tuinbouwers haten dus konijnen… tenzij ze er één in handen krijgen. Dat is tegenwoordig een echte plaag geworden, waartegen weinig aan te vangen is. Omdat er vroeger van vossen geen sprake was in de polder, denken de tuinbouwers dat ‘iemand’ vossen uitgezet heeft tegen de konijnen. Deze slaan dan ook op de vlucht. Waar naartoe? Naar het groenteparadijs van de tuinbouwers, natuurlijk!
Men zou ook klachten over meeuwen verwachten, maar neen, het zijn de wilde duiven die zich maar al te graag te goed doen aan de lekkere groenten.
Komen er dan geen jagers meer, zoals vroeger tijdens de weekends in de kazerne? (meestal 'hoge' heren!) Het agentschap Natuur en Bos afdeling West-Vlaanderen was zo vriendelijk mij volgend antwoord op die vraag te geven: “Van het jachtrecht wordt gebruik gemaakt door jachtrechthouders aangesloten bij de plaatselijke wildbeheereenheid Westhoek”. U vindt er alles over op de website http://www.natuurenbos.be/~/media/Files/Themas/Wildbeheer/Openingstijden/nieuw_20130628%20Jachtopeningstijden%202013-2018.pdf . Het natuurgebied ‘De IJzermonding’ bezit het statuut van Vlaams natuurreservaat en dus mag daar niet gejaagd worden. Ook in de kazerne van Lombardsijde is het verboden te jagen. Tussen de kazerne en het centrum van Lombardsijde is er wel jacht mogelijk."
Wie denkt dat ik met dit artikel de indruk wil geven alsof ik iets afweet van het land omploegen of bemesten, van zaaien of planten of van oogsten, die moet ik ontgoochelen. Dat betekent nu ook weer niet dat het werk van de boer mij niet interesseert. Integendeel. Door moderne machines en voorhanden zijnde meststoffen is de stiel misschien wel iets minder hard geworden, maar ik bewonder toch steeds weer het hard labeur, bij weer en wind, en juist erg afhankelijk van dat weer. Oktober is de maand waarin maïs geoogst wordt. Wist u dat dit het gewas is dat we in ons land het meeste verbouwen? Op elke vier hectaren akkerland wordt één hectare met maïs geteeld. Eigenlijk vielen de weidse maïsvelden me pas dit jaar op. Dat moet een reden hebben, dacht ik en daarom legde ik eens bij enkele kenners mijn oor te luisteren. Er schijnen meerdere oorzaken te zijn. Zelf kan ik uiteraard niet inschatten welke de belangrijkste is. Als de boer iets kweekt, dan weet hij dat daar behoefte aan is, dat hij zijn opbrengst kan afzetten en dat hij daarenboven een goede prijs voor zijn product kan krijgen. Maïs groeit snel en voedt mens en dier. Het is ook een basisproduct voor de industrie : men kan wel 100 verschillende producten maken op basis van maïs. In ons land groeien vier soorten maïs: snijmaïs (zetmeelrijk veevoer), kolvenmaïs (voer voor koeien en varkens), korrelmaïs (kippenvoer) en suikermaïs (eetbaar voor de mens, bijvoorbeeld in salades en in popcorn). Het vee eet naast de kolf ook de stengel en de bladeren. Daarom snijdt de hakselaar de hele planten in kleine stukjes. Na de beslissing op het einde van 2005 om de suikerfabriek in Veurne te sluiten wegens de afname van de suikerbehoefte, bleek maïs een deugdelijk alternatief te zijn. Bovendien waren heel wat nadelen verbonden aan de bietenteelt: in de kou , de 'slebber' van de rotte bladeren, het trekken aan die biet, stampen, duwen, uitschuiven in het slijk, banen opkuisen... Maïs heeft ook het groot voordeel dat het niet zo gevoelig is aan wisselteelt, wat betekent dat het gewas best drie opeenvolgende jaren op hetzelfde grondstuk mag geteeld worden, wat voor de meeste gewassen niet het geval is. Een ander voordeel van maïs is dat het grote hoeveelheden mengmest kan verwerken. Een combinatie van rundermengmest en varkensmengmest geeft een evenwichtige bemesting voor maïs, zodat nog meer op kunstmest kan worden bespaard. Het bemesten is vandaag een hele opgave geworden. Het mestdecreet legt scherpe maatstaven op en het combineren van verschillende meststoffen is haast een kunst geworden.
Maïs behoort ook tot de categorie ĀenergiegewassenĀ. Die worden gebruikt voor de productie van bio-energie. In België zijn we daar nog niet zo ver in gevorderd, maar dat zal zeker in de toekomst veranderen, vooral omdat de teelt gepaard gaat met belangrijke subsidies.
Op verschillende plaatsen heb ik naast een maïsveld ook een mosterdplant-veld gezien. De mosterdplant is een klein snelgroeiend plantje met gele bloemen, het wordt vaak verward met koolzaad waar het erg op lijkt en ook nauw verwant aan is. Mosterdzaadjes zijn ongeveer 0,5 tot 1 mm groot. Het mosterdzaad wordt omgeploegd en verteerd in de grond, de verteerde planten dienen als voeding voor het nieuw aangeplante gewas, het jaar daarop. Het is dus een milieuvriendelijke manier van bemesten en van onkruidbestrijding.
Maar, wat heeft dit eigenlijk met Westende en Middelkerke te zien? Niet meer en ook niet minder dan met een andere gemeente, maar ik vind dit interessantĀ